Zomervakantie 2016
Route via Google-maps
Proloog: we rijden op vrijdagavond alvast naar Ruisbroek, om morgen samen met Marc en Mieke ons Kroatische avontuur te beginnen, maandag in de loop van de namiddag hopen we aan te komen bij andere vrienden die al een week eerder zijn vertrokken en ons opwachten in Medveja aan een baaitje langs de kust van Istrië. We hebben er lang naar uitgekeken, de vertrouwde péage snelwegen en France Passion wegeltjes een keertje te verlaten voor een ons volslagen onbekende regio.
Alleen zouden we er misschien nooit aan beginnen, vijf landsgrenzen over te steken om een land te bezoeken waar we nog de geplogenheden, noch de taal van kennen. Een uitgelezen kans dus, om mee te surfen op de eerdere reiservaringen van onze vrienden die er jaren geleden al eens op verkenning zijn geweest en ons deze zomer graag op sleeptouw willen nemen. Straks bij het krieken van de dag starten we motoren voor de eerste etappe, maar eerst duiken we nog de kroeg in voor een copieus avondmaal en een berg afwas bij de bevriende herbergier.
Zaterdag 9 juli
Traject: Ruisbroek – Schlüsselfeld (D), 569 km
De navigatie hebben we voor het slapen gaan al ingesteld met de coördinaten van de ateliers bij Concorde Reisemobile, ergens diep verscholen in het landelijke Bayern, waar we op de netjes aangelegde parking mogen overnachten. Een week eerder zijn Albert en Brigitte er ook al gepasseerd en ’s ochtends hingen er verse broodjes aan de achteruitkijkspiegel. Een geste van de immer gastvrije Beier die meteen een positieve lezing geeft van de tegenwoordig zwaar op proef gestelde Willkommenskultur van de bevoogdende bondsrepubliek.
Met ontstoken reislust en dimlicht rijden we rond een uur of zes na een radiocheck de straat uit, ontiegelijk vroeg met de dauw nog in het hoofd naar de A12 richting Antwerpen, de E313 tot Lummen, de E314 richting Aken en vandaar verder over de A4 voorbij Köln en via de A3 tot een goed stuk voorbij Frankfurt naar onze tussenbestemming. Een feilloos plan, ware het niet dat onze Duitse vrienden het nodig vinden om jaar in jaar uit grote wegenwerken te plannen op alle belangrijke verkeersassen naar het zuiden. We schuiven aan voor een rondje nagelbijten tussen structurele Stau en vertraagd verkeer voor de duur en lengte van de elkaar opvolgende Baustellen, het ganse traject lijkt wel één langgerekte werf. En dan te weten dat de A3 en A9 richting Oostenrijk de betere routes horen te zijn, want met de drukte op de A8 rond Stuttgart is het volgens de verkeersinfo zo mogelijk nog erger gesteld…
Een eind in de namiddag komen we eindelijk ter bestemming aan, het hagelwitte dolomiet van de camperparking zindert onder de loden zon. Moe van het geconcentreerde turen naar plots aanflitsende stoplichten en het in de spiegels spieden naar inhalende achterliggers die zich niet aan versmalde rijstroken en snelheidsbeperkingen lijken te storen, stram in de nek van het gespannen sturen en verzuurd in de kuiten door het intensieve pedalenwerk. Gelukkig rest er ons nog een mooie namiddag om de spanning van het filerijden eraf te stappen, we strekken de benen tot in het ingedommelde Beierse dorp. Schlüsselfeld blijkt maar een voorschoot groot en allen, van de net geen 6.000 zielen die hier nog niet in het ouderlingentehuis om de hoek verblijven, houden zich op in het hoger op gelegen Freibad of spelen een tornooitje kegelen tijdens de jaarlijkse feestelijkheden ten voordele van de zwarte kas bij de plaatselijke brandweer.
De zomers zwoelte wordt weg gewassen met goed gekoelde Hefeweizen op het terras van café Sport aan het pleintje bij de kerk waar het angelusklokje al luidt, dus kramen we maar op en wandelen terug naar onze bivakplaats. Na de vaat verschijnen de GPS toestellen terug op tafel, de volgende bestemming wordt een kleine maar gezellige camping op de oevers van de Millstätter See. We kruipen er vandaag opnieuw vroeg in vermits we ook morgenochtend de verkeersdrukte voor willen blijven en vlot naar Karinthië doorsteken om daar weer een namiddag te verpozen bij het verkoelende water van het bergmeer.
Zondag 10 juli
Traject: Schlüsselfeld (D) – Dellach (A), 516 km
Het spreekwoord leert iets over goud en ochtendstond, dus op de broodjes wachten we niet. De walkie talkies uitgetest en dan gaat het terug richting Autobahn en ergens niet al te ver ook nog een Tankstelle, want ik wil nog gas bijvullen voor we de beschaving verlaten en zowel de Fiat als de Ford zijn door de helft van hun brandstoftank heen. Het is zondag en verplichte rustdag voor het vrachtverkeer in Duitsland, een meevaller want de files langsheen de volgende resem wegenwerken schieten beduidend vlotter op. Een eind voorbij München oogt de einder steeds grilliger in het felle ochtendlicht, de snelweg klimt over viaducten en langs glooiingen in het landschap omhoog.
We naderen Oostenrijk dus dient er nog een vignet gekocht en op de voorruit gekleefd, we houden halt op de voorlaatste Raststätte voor de grens. Dubbel geparkeerd waar de parking terug in de oprit naar de snelweg overgaat, blijf ik ijsberen bij de camper. Cris en Marc banen zich een weg door de wriemelende massa toeristen en gestrande truckers, weinige minuten later triomfantelijk terugkerend met elk drie klevers in de hand: twee 10-dagenvignetten voor Oostenrijk en ééntje met een maand geldigheid in Slovenië, dat bleek beterkoop dan twee keer een week. Hollanders met caravans achter hun SUV wringen zich langs me door, zenuwachtig worden de prijzige stickers volgens de instructies tegen het veiligheidsglas gekleefd. Eindelijk zetten we dan zelf ook onze reis weer verder, weg van de drukke snelwegparking op naar Camping Neubauer.
De recente gebeurtenissen hebben Schengen in de diepvries gestoken en de in zeven haasten terug ingevoerde grenscontroles zorgen zelfs in het weekend voor ellenlange wachtrijen richting Muttie Merkel. Dat belooft voor onze terugreis over enkele weken, om over de rist wegenwerken nog maar te zwijgen, die gedachte drukt voorlopig het vakantiegevoel nog aardig. Salzburg prevel ik half wegdromende onderwijl Proximus mij via het mobieltje nog maar eens een prettig verblijf in het buitenland wenst, het schelle geluid van de ontvangen smsjes brengt me terug naar het zinderende asfalt. Als er op de terugweg kans is hier halt te houden, wil ik de geboortestad van Mozart wel eens gaan bezoeken. Daags voor ons vertrek deed ik onze vage plannen nog even uit de doeken voor mijn moeder en oma, hen inprentend wanneer we terug thuis komen, waar we ongeveer heen zouden trekken en vooral met wie we precies onderweg zullen zijn. Mijn ouders, geïnspireerd door de überromantische Sound of Music, kwamen hier ooit op huwelijksreis en ter stond kreeg ik een stilaan vergelend album onder de neus gestopt. Afscheid nemend van de beide mama’s onthield ik de Getreidegasse en het Mozarthuis, naast de beelden van kinderen in gordijnenstoffen kleren uit film die Salzburg wereldfaam verschafte.
Bij een Raststätte op de Tauernautobahn prijzen rondborstige deernes in Dirndls hun Mozartkugeln aan, wij houden het op een belegde boterham. Na dit laatste oponthoud om de innerlijke mens te versterken, gaat het in één trek door tot bij de camping. We verlaten de snelweg en volgen Marc langs kronkelende wegen naar Millstatt am See, met zijn gezellig ogende toeristenwinkeltjes en terrasjes, onze bestemming ligt een vijftal kilometers verderop in het gehucht Dellach. Eén trek is een rekbaar begrip, onze reisleider snort gezwind voorbij de handwijzer van de camping. Wat zorgelijk trap ik op de rem en draai halvelings af terwijl mijn echtgenoot doorseint dat wij halt hebben gehouden. Ter stond gesommeerd om het kruispunt verder te evacueren, tuur ik in het ongewisse naar een straatje dat in het diepe verdwijnt.
Mezelf een weg banend tussen nonchalant sjokkende kampeerders, laveer ik voorbij het bureau van de campingfraulein onze Autoroller tegen de kant en wacht zenuwachtig tot achter ons de immer vrolijke Sovereign opdaagt. De airco onder de motorkap raast uit volle kracht terwijl Marc en Cris om een vrije plaats gaan informeren. Ik keuvel wat met Mieke, neem poolshoogte bij onze mannen die door het kokette Neubauerinnetje langs een smalle en steile doorgang naar onze eventuele kampeerplaats op prospectie worden gestuurd. We zijn met weinig tevreden, voor één nacht, en de Sovereign verdwijnt met een wijdse boog in de diepte. Net wanneer wij zelf ook de afdaling inzetten, komt een Duitser langs het baantje naar omhoog gestoven. Verschrikt gooi ik de Transit in zijn achteruit en dwing onze zwaargewicht terug naar omhoog, hopend dat het fietsende wicht nog net achter ons uit beeld verdwenen niet onder de overbouw van onze camper steekt.
Nog steeds foeterend op onbehouwen Duitsers met hun oversizede SUV’s en domme Oostenrijkers die denken dat wij allemaal berggeiten zijn, neem ik de resterende plaats in onderaan het veld. Vooruit, achteruit, indraaien, uitdraaien, overnieuw. Het vergt meer manoevreerwerk dan normaal omdat een uiteraard weer een Duitser zijn moto nogal ruim bemeten naast zijn Wohnwagen heeft gestald. Links, ja, nog, alles afdraaien, STOP! Nog altijd schots en scheef, wisselen we van chauffeur om die extra halve meter op te schuiven in de hoop toch wat ordentelijk te staan. Soll ich den Motorrad versetzen? Nee bedankt, nu hoeft het ook niet meer. Ik grommel wat tussen mijn tanden door, terwijl mijn monkelende vent op de keggen rijdt. Stress. Ik laat de wereld de komende uren gewoon aan mij voorbij gaan en dommel weg in de schaduw naast de camper.
Het warmste van de namiddag tikt traag voort en mijn afwezigheid wordt verstoord door een pertinente vraag. Of ik mee ga zwemmen? Nee, nu even niet. Een hele poos later haalt een brandende zon me uit een ondiepe slaap, de stoom komt me haast uit de oren. Iets gaan drinken in de campingbar? Ja, dat wel en graag. Almdudler, bitte. En stappen, en foto’s maken, ik moet iets actiefs doen na deze uitputtende dag. En ook nog het koude bergmeer in vóór het eten, en alles wat ik deze namiddag door mijn hazenslaapje heb gemist.
Maandag 11 juli
Traject: Dellach (A) – Medveja (HR), 242 km
Vandaag worden we op camping Medveja verwacht en we moeten Slovenië nog door, maar dat zijn heel wat minder kilometers dan de vorige twee dagen. Om acht uur wordt er verzamelen geblazen en uit veiligheidsoverwegingen haast onze Duitse gebuur zich om plaats te maken. Zijn bestelbusje naast de caravan staat half op de weg geparkeerd en hij is zo voorzienig het te verplaatsen om ons doorgang te verschaffen. Het zou er nog aan mankeren en we klimmen niet langs dat kleine baantje van gisteren terug omhoog, aan de andere kant van de camping oogt de weg iets comfortabeler. Marc rijdt op kop en staat al terug bij de hoofdweg wanneer een Oostenrijker ons halverwege tot stilstand dwingt. De staartlastige Transit sleurt zijn voortrein terug naar achteren wanneer ik vanuit neutraal in een korte bocht weer naar omhoog moet klimmen. Paniek.
Behoedzaam rollen we een paar meter achteruit tot waar de stijgingsgraad een fractie afgenomen is. Er mag aankomen wat wil, zelfs voor de keizer van China stop ik niet meer! Opgaand verkeer heeft voorrang, placht mijn opa te zeggen en ik geef volgas tot boven op de grote weg. Oef. We volgen de hoofdbaan langs het spiegelende bergmeer terug naar het toeristischere centrum van Millstatt. Vooraleer we terug de snelweg kiezen, moet er nog getankt worden en inkopen gedaan. Dan gaat het verder richting Villach en de A11 via de Karawankentunnel onder de Alpen door waar het Sloveense asfalt ons rimpelloos tot Ljubljana, Laibach volgens de ietwat revisionistische navigatie-app, voert. Rechtsaf gaat de snelweg richting Zagreb en linksom naar Triëste, beide uit de richting voor de afspraak met onze vrienden uit Beveren. Hobbelige wegen langs onuitspreekbare dorpen brengen ons naar de grens met Kroatië waar we eindelijk terug een autostrade vinden in de richting van Rijeka, een van de grotere steden op de bergachtige kusten van Istrië.
Tientallen wisselkantoortjes dingen naar onze gunst, gewiekste Slovenen, alsof wij straks niet gewoon kuna’s uit de muur kunnen halen met onze maestro-kaart. De Kroatische grenswachters spieden bij de barrières op de E61 aandachtig naar toeristen en buitenlandse deviezen die vanuit de Eurozone worden afgeleid naar Hrvatska – uit te spreken als “xř̩ʋaːtskaː”, rare foneten die Kroaten. Weest welgekomen, wenkt de nors uitziende agent ons dichterbij wanneer wij stapvoets zijn controlepost naderen. Het schept ter stond een soort festivalgevoel bij mijn vent: van zodra hij de ingang en de security is gepasseerd, wil hij altijd zo snel mogelijk bonnetjes gaan kopen. Kuna’s in dit geval, hopelijk vinden we straks een biljettenautomaat of kunnen we de camping in euro’s betalen. Bij Opatija laten we het brede tarmac achter en volgen een kustweg die langs riante villa’s en vanuit de baai omhoogklimmende rotsformaties leidt. Het verrast mij niet weinig dat de Opatijska Rivijera zo bergachtig is, met een route die nu eens hoog en met schitterende vergezichten dan weer beneden langs het water en pittoreske belle-epoque-huizen voort naar onze bestemming slingert.
Het weerzien doet deugd, Albert en Brigitte hebben net als wijzelf naar onze aankomst uitgekeken en het kwik stijgt hier ver boven de 30°. De krekels sjirpen en de schaduwrijke plaatsen in de buurt van onze vrienden worden haastig ingenomen terwijl onze zorgzame campermoeder de tafel dekt om haar kroost te vergasten op een met liefde en krulpasta bereide lunch. De camping en omgeving worden uitgebreid becommentarieerd, onze vrienden bivakkeren hier al van voor het weekend en straks plannen we de verdere etappes voor de komende dagen. Nu eerst ontspannen en platte rust, de drukkende middagzon glijdt loom voorbij.
Kampeertoeristen zoeken verkoeling in het water en onder de luxueuze parasols op het keienstrand aan de Kvarner, wij bestellen alvast een halve liter gerstenat. Behalve een stuk of wat meer dan behoorlijke wijnen uit Istrië – de Malvasia valt als variëteit aan te bevelen volgens onze proefondervindelijke vrienden – brouwen de Kroaten met Ožujsko en Karlovačko ook frisse en bittere pilsners. De pivo van die laatste brouwerij werd eerlang toegevoegd aan het imperium van Heinenken, dus ga ik maar meteen voor een kruidige Tomislav van hoge gisting. Het zwartbier uit de Zagrebačka pivovara wordt naar de beste Slavische tradities gebrouwen, niet te vergelijken met de laag alcholische doch immer apetijtelijke stout uit Ierland dus.
Fietsen is hier duidelijk uit den boze en liever dan de rustdag morgen te spenderen aan een busrit naar Rijeka laten we ons door een goedlachse zeeman, blonde Jommekescoupe en matrozenstreepjes incluis, overtuigen een dagcruise naar Krk en Cres te boeken. De naburige havenstad is volgens de leerlingpiraat op zijn zachtst gezegd, nuja een typische industriestad en er is een oude kerk en zo voor wie die wil bezoeken. Zijn boottrip zal daarentegen wèl gezellig zijn, helemaal niet duur en een unieke ervaring: voor een slordige 40 euro, kuna’s hebben we niet nodig om de zeebonk zijn diensten te vergoeden, serveren zijn koksmaatjes ons een stevige neut Kruškovac of šljivovica op de nuchtere maag, een rijkelijk bedeeld assortiment canapés en ’s middags een fish picnic aan boord, Kroatische wijn à volonté en zelfs de mogelijkheid om te gaan zwemmen tijdens de excursies naar de eilanden hier een eind uit de kust.
Dinsdag 12 juli
Inschepen om negen uur, vooraf aanmelden en betalen bij onze lichtmatroos, zo was ons gisteren gezegd. Lang uitslapen is er vandaag dus ook niet bij, alsof dat met die warme nachten überhaupt mogelijk is. Ons uitgelaten gezelschap gaat een kwartiertje vóór vertrek op zoek naar Jommeke, die ons weerom breed glimlachend en allerhartelijkst opwacht bij de pancarte voor de boottocht van onze dromen. De uit België meegesmokkelde euro’s worden door gretige vingers geteld en een kwitantie vluchtig geschreven. You walk ahead, have a coffee and I will join you in five minutes, on the moped. De guitige zeerover gebaart ons alvast naar het einde van de pier, waar al een Germaanse moeder met een stel drukke tieners wacht. Het zeerovershol blijkt nog gesloten, na een wellicht onstuimige nacht, géén wachtkoffie dus en ongeduldig houden we de horizon in de gaten. Met de kwijting en de prospectus van Paragvaj Tours in de hand, speurend naar het juiste vaartuig op het water links en de gezellige boatsman op zijn brommer rechts, grapt iemand: als die niet opdaagt, is hij er toch met 240 euro vandoor.
Een scooter stopt, een groezelige propper zoekt zijn passagiers. Fish Picnic? How many? Euh… verrast door de bitse vraag van de onbekende tonen we ons betaalbewijs. Niet langer geïnteresseerd keert de concurrerende kornuit zich van ons weg, die is duidelijk niet op zoek naar onze groep. Hij brengt de ongeduldig telefonerende Germaanse en haar troepje wiebelende koters naar de aanmerende Contessa. Gelukkig is dat niet onze vluchtelingenboot, als haringen in een ton. De grote wijzer schuift over de negen en de eivolle barones lost de trossen al wanneer Jommeke eindelijk op zijn moped komt aangesnord. Met een feestelijk deuntje meert nu ook onze charter aan. Hij is er toch niet met onze 240 euro vandoor, denk ik bij mezelf. Bovendeks op de Jadera blaakt een troep Russische toeristen van te veel plots verdiende roebels en de zon. Wij schuiven dus maar aan tafel vooronder bij de kombuis.
De airco draait benedendeks op volle toeren en de grijze stuurman heet door de intercom zijn nieuwe gasten in alle wereldtalen welkom, zelfs een mondje Nederlands weerklinkt over het monotone scheepsgedreun. Het roer wordt omgegooid, onder onze zitbank in het ruim versnelt het bonken van de zware dieselmotor en maakt koers naar volle zee terwijl gebronzeerde scheepsjongens achter de gladgelakte mahoniehouten toog drankjes en rijkelijk gevulde schotels fingerfood serveren. De betonnen aanlegsteiger is nog maar net uit het zicht, of daar wordt het eerste dienblad schnaps al rondgedragen – in beperkte mate en met maten te gebruiken, werkt dit allicht beter dan een portie Touristil. Deze dag kan niet meer stuk! Het instant gevoel van contentement brandt naar beneden en onderwijl de kapitein zijn boot door de deining leidt, werken koksmaat en kombuisknaap zich in het zweet om hun kostbare vracht te plezieren. Liters goedkope witte en rode wijn kolken in glazen karaffen – en vrac gekocht bij Konzum, maar best drinkbaar. Helder distillaat van blauwe pruimen en fel oranje likeur van zoete peren verdwijnen in een oogwenk van de bar.
Na een uurtje ofzo varen ontschepen we luidruchtig in het haventje van Njivice, onze loveboat captain slaat het schouwspel gade en ziet dat het goed is: dag schoonheid, roept hij vanaf de brug smalend naar Brigitte. Veni vidi amicitia, kluchtige Russen en jonge Duitsers storten zich enthousiast op de strandbars en de terrassen langs de waterkant. Wij volgen gedwee. Straks voor de lunch worden we terug aan boord verwacht, tot dan hebben we nog dik een uurtje. Dorst, want door de borrels aan boord is het hier wel heel erg warm op het Gouden Eiland. Een Italiaans dametje dat de ganse tocht tussen barman en bovendek wankelde, zoekt wijselijk verkoeling in zee. Geen extra rantsoen voor haar, na een was en een plas flaneren wij langs het druk bevolkte strand en de winkeltjes met waterschoentjes en zonnehoeden. Postkaartjes voor thuis! Op een blauwe maandag beloofde ik een jongeman eens een ansicht te sturen, wanneer wij hier in de zon zouden zitten terwijl hij aan zijn kersverse job mocht beginnen. Wij houden woord, en passant droppen we er ook nog enkele voor het thuisfront in de bus. Sinds één of ander uitje onlangs hebben we de geneugten van het kaartjesschrijven herontdekt. Jeugdherinneringen…
Op het afgesproken uur monsteren we aan voor het middagmaal, vers gegrilde vis of vlees al naargelang, met nog meer wijn. Onze tafel binnen is dit keer besproken, de Russen wilden er gaan zitten. Wij gepikeerd naar boven op het dek, pal voor de stuurhut hoog boven de boeg heeft de kapitein zijn beste tafel voor ons opgedekt. Geen andere keuze dan ons te laten charmeren door de grijze man en zijn smakelijke verhalen in zalvend Nederduits, een taal die hij in een vorig leven als jonge kok in een resorthotel vol Hollanders heeft opgepikt. Het is vakantie, dus geen stress. Bij het afvaren klimt de koksmaat met dampende schotels en volle karaffen naar omhoog, Jommeke heeft niet overdreven: deze boottrip is écht het einde, en we zijn nog maar halverwege!
Na de koffie leggen we aan bij de pier van Beli, een hoog gelegen dorpje op Cres – niet “kres” zoals wij het lezen, maar met een aangeblazen ts en een vette e-klank: [t͡srɛ̂ːs]. Al van een mijl in zee kan je het gegons op het eiland horen, duizenden, miljoenen cicaden sjirpen erop los. De kapitein vertrouwt ons nog toe dat er boven de oude Romeinse stad een kolonie vale gieren huist, enig in zijn soort en beschermd in Europa. Een steil paadje leidt naar boven, maar voor vijf euro extra kan je ook met een tractortje naar omhoog. Het behagen van toeristen levert de 35 inboorlingen op deze onherbergzame rotspunt meer op dan het land hen schenkt. Broeierig heet is het hier, wij gaan liever zwemmen want zonder thermiek vliegen die gevederde beesten zelfs niet.
Met Brigitte in de armen spot ik een bende waaghalzende tieners die zich vanaf het havenhoofd in het ondiepe water storten. Dat wil ik ook! Met de moed der šljivovica peddel ik naar het keienstrand en hijs me langs een roestig laddertje omhoog tot op de betonnen pier. Hierboven ziet het water er pas écht ondiep uit, het azuur is zo helder dat de rotsblokken daarbeneden maar net onder het spiegelende oppervlak lijken te liggen. Ik schat een meter of vier vrije val en dan plons, of toch maar niet? Twijfel is altijd een slechte raadgever. Mijn medezwemster roept! Vooruit, daar gaan we dan. Eén tel ademloos en dan proestend terug boven water komen. Adrenaline, zalig.
De loveboat captain wenkt zijn passagiers opnieuw aan boord, tijd voor de terugvaart. De zon gaat al bijna onder wanneer de olijke ronselaar bij Medveja zijn klanten uitgelaten over stijger ziet dartelen. We love you, Jommeke! Geen Kroaat die ’t begrijpt.
Woensdag 13 juli
Traject: Medveja – Plitvička Jezera, 187 km
De reis voert ons weg van de kust, naar de Plitvice meren die we morgen willen bezoeken. Onze ervaren gids weet dat je best een ganse dag uittrekt om het Nationaal Park te bezoeken, dus plannen we een paar dagen op de bijhorende camping Korana te verblijven. Reserveren is niet nodig, want met 35 ha kampeerterreinen zal er beslist wel een plekje vrij zijn voor drie paar zwervers. We volgen de leider terug naar Opatija en proberen de snelweg naar Zagreb te bereiken, maar dat is buiten een koppige TomTom gerekend die ons per sé over een berg wil leiden in plaats van eromheen. Marc heeft zeker de optie Romantische Straße. Enkele kilometers verderop kunnen Tom, die de kop van het peloton trekt, en onze Garmin het opnieuw allerbest met mekaar vinden. Snelweg.
Een beetje navigator zou, met een gevaarte van 4 ton, logischerwijze de E65 richting Zagreb aanhouden tot pakweg Karlovac – je weet wel, de stad van het gelijknamige bier – om dan langs een vlot rijdende hoofdweg terug te keren in de richting van Plitvicka Jezera. Helaas, het verzamelde vakbondsfront der gpssen heeft anders beslist en buigt onze lijvige kolonne af over de E71 tot bij Ogulin. Daar worden we aangespoord het brede asfalt te verlaten om tientallen kilometers zuidwaarts door het bos, over berg en dal, een rist kronkelende knobbelbanen aan te houden langs nauwe passages waar we zelfs een Franse Clio niet kunnen kruisen. Niet meteen een pretje.
De afdruk van mijn verkrampte handen staat al in het stuur en mijn bijrijder wordt ter nauwernood kwalijk wanneer ik onze Autoroller millimeter voor millimeter achter de Sovereign na manoeuvreer op letterlijk het randje van de afgrond om die achterlijke fransoos plaats te geven. De spanning zit mij al lang pijnlijk tussen de schouderbladen wanneer twee nog grotere campers zich een boogscheut verderop aan de kant houden om ons vrije doorgang te verlenen. Enkele zuchten van verlichting weerklinken wanneer we bij Drežnik Grad eindelijk uit de bossen afdalen om de D1 te bereiken – die hoofdweg van Karlovac tot Split, waar onze GPS een hekel aan heeft. Alsof de route hierheen op zich nog geen sensatie genoeg was, moet er nu ook nog een geschikt perceel worden gezocht. De camperparking zindert onder de loden zon en wordt dus niet de beste optie en ons konvooi schippert voorlopig doelloos over het immense terrein.
Met vreemdsoortige putten bezaaid, bomkraters haast, blijft het wat uitkijken naar een plekje voor de drie rijdende villa’s. De Korana-rivier en de erosie van het zachte kalkgesteente zullen wel aan de oorsprong van dit maanlandschap liggen, eerder dan inslagen van springtuigen in een nog niet eens zo ver oorlogsverleden. Dat hoop ik toch, want alle reisgidsen raden ons in deze regio aan de platgetreden paden niet al te ver te verlaten omwille van nog niet helemaal opgeruimde mijnenvelden. In mijn levendige verbeelding worden we zo met camper en al de lucht in geblazen. Pats!
Na wat over en weer gediscussieer, want ik heb het zoetjes aan gehad achter het stuur, parkeren we met z’n tweeën op een doodlopende strook asfalt. De Autostar van Albert staat op hydraulische poten, perfect horizontaal op het knoestige plekje gras ernaast. Ik kruip op mijn rieten matje weg in de schaduw van een berkenbosje. De spannende belevenissen en de lange ritten van de voorbije dagen eisen hun tol. Dood ben ik, helemaal op. Mijn rustigere reisgezellen zitten aan de lunch, keuvelen de middag weg en gaan op zoek naar wat de bivakplaats hier verder nog aan vermakelijkheden te bieden heeft. Een patrouille Antwerpse scouts is net geland en installeert zich met gepol en laweit in de put rechtover. De zon staat al laag wanneer mijn bezorgde gezellinnen met één teen voorzichtig in mijn zij komen porren: Komt ge niet bij ons zitten? Ge ligt hier nu al heel lang in die zon… Midden van een dromerige scene, padvinders begeleidend over smalle paden en tussen verraderlijke mijnen, schiet ik wakker, badend in het zweet! Euh… Wat? Dat je al rood ziet jongen…
Donderdag 14 juli
Gisteren al vroeg met spanningshoofdpijn, een beginnende zonneslag en een dubbele dosis paracetamol in bed, om vandaag helemaal uitgerust de Plitvice meren te kunnen bezoeken. Helaas buiten een stevig onweer gerekend dat vannacht heeft huis gehouden en pas tegen de morgen over de bergen is geraakt. De scouts uit Deurne sloegen angstig op de vlucht, wie zet er bij kans op onweer eigenlijk zijn tenten in het midden van een put? Onze luifel sloeg vervaarlijk in de wind en moest dringend worden ingedraaid, het was me dus het nachtje wel. Semi-uitgeslapen pakken we een rugzak met regenjas en noodrantsoen, stevig schoeisel in plaats van espadrilles aan de voet en dan haasten we ons achter de leider aan naar de parking voor de ingang, wachtend op de gratis shuttlebus. Een troep verveelde bengels stapt er op hun gehuurde autocar, wanneer onze bus naar binnen rijdt. Mijn alwetende wederhelft snoeft: zie je wel, die shuttle voor de meren vertrok dus toch bij de receptie en niet bij de inkom!
Haastig snijden we de weg af en binnendoor komen we bij het vertrekpunt, waar ondertussen een paar honderd toeristen staan te wachten om naar het Unesco-werelderfgoed te worden gebracht. De bussen van het Nationaal Park schuiven één voor één aan om hun passagiers op te pikken. Geen paniek er zijn er genoeg, bussen en gewillige toeristen. Zonder veel uitleg worden we gedropt bij de kassa’s van de beschermde meren, waar vanmorgen al een duizendtal bezoekers vóór ons is aangekomen. Geduldig aanschuiven in een ellenlange rij en dan plots een waterval, van hoog ginderboven naar beneden duikend en woest verstuivend in een blauwig groen bassin. Selfies nemen op het plateau, sfeerbeeldjes schieten op het wandelpaadje dat kris kras langs de wand van de kloof naar beneden leidt, poseren op het vlonderpaadje over het water. Ach help, niets voor mij. Schier de gedachte tussen al dat volk vast te zitten en één blik in de diepte laten mijn onuitgeslapen hoofd al duizelen. De vermoeidheid maakt me onzeker en onvast te been. Cris stelt voor dan maar met mij mee terug te keren. Ga jij maar, ik wacht wel bij de ingang! En maak foto’s, véél foto’s…
Hoe haal ik het in mijn hoofd, wachten bij de ingang tot mijn liefhebbende en onze dappere vrienden die 8 kilometer wandelpaden hebben afgelegd tussen die schuifelende menigte. Een poos nog overschouw ik de alsmaar langer wordende file bij de kassa: uitgelaten tieners met stapschoenen aan, dartele deernes op teenslippers gehuld in frivole naveltruitjes – ongeïnteresseerd met oortjes in wachtend terwijl de rest van het enthousiaste gezin aanschuift in de rij. Gepensioneerden met krukken, moeders met kinderwagens, iedereen wil zo snel mogelijk naar binnen. Niet ik, ik wil hier weg.
Een telefoontje van mijn moeder, oma komt aan de lijn. Hoe het daar is? Deze nacht onweer gehad. Ja alles droog gebleven. Veel natuur, mooi landschap, als ge voor de bergen zijt. Oponthoud gehad onderweg, wat uitleg bij de korte smsjes van de voorbije dagen. Het kaartje zal nog lang niet zijn aangekomen. Albert en Brigitte gevonden, ze had gekookt. Goed weer gehad ja. Cris en de rest zijn nu naar die watervallen gaan kijken, nee ik niet. Mijn stem breekt en aan de andere kant voelt de bijna 88-jarige dat ik op dit eigenste moment eigenlijk gewoon naar huis wil. Heimwee. Moe van de reis. Nee, in Sint-Truiden gaat alles goed. Ze vertelt over Oostenrijk, Salzburg en Elbigenalp, moeke met de gidsen op kamp. Over vroeger toen de files nog zo lang niet waren en de mensen nog content.
Het loopt tegen de middag en het uitspansel kleurt grijs. Ik verwacht een nieuwe plensbui en hou het voor bekeken. Ik wandel in mijn ééntje wel terug. Naast de D1 hebben andere voeten een spoor uitgesleten in het gras van de berm, een stukje alternatieve route brengt met langs het niet toeristische deel van de canyons en watervallen, blijkbaar niet feeëriek genoeg om er inkom voor te vragen. Het stel nieuwe sandalen dat ik vanmorgen aantrok, om de dagmars langs de meren niet op espadrilles af te legen, snijdt mij na enkele kilometers links in de hiel en rechts in de kleine teen. Die mormels kunnen straks op het stort, binnensmonds vloekend bij het viaduct over de Korana op een muurtje gezeten verpleeg ik mijn zere voeten. Onmisbaar die pleisters van Compeed en als een paard dat zijn stal geroken heeft, hol ik over de smalle brug. De zon brandt weer ongenadig wanneer ik eindelijk terug bij de auto kom.
Benieuwd naar wat mijn reisgenoten nu verrichten, rol ik de luifel uit – na de nachtelijke stortbui kan die weer drogen, net als het handwasje. De scouts lopen af en aan, jongens en meisjesgidsen ondereen: mekkerende grieten in bikini of zwempak en haantjes de voorsten barrevoets en om ter eerst. Ze zijn pootje wezen baden in de rivier, hun tenten blijkbaar nog niet doorweekt genoeg daar in het gat. Met een Radler in de hand droom ik alweer weg, terwijl in de verte bekende stemmen weerklinken. Het was fantastisch en ik heb toch wel wat gemist! Mooi niet, ik was toe aan vakantie…
Moe van de excursie, gaan we vanavond uit eten bij het campingrestaurant. Bijna geen geld en het menu uitnodigend, op de achtergrond een charmezanger met klagende liederen en een stem vol melancholie. Zijn repertoire wordt pas opgewekt, wanneer hij aan een stel nauwelijks herkenbare covers van Engelstalige zomerhits en evergreens begint. Lika soup en een forel om U tegen te zeggen, geen idee waarvoor Lika staat maar het smaakt, misschien iets met een zweem van oude geit. De tafel tegenover vormt het schouwtoneel voor een nieuwe patrouille Vlaamse scouts, een wriemelende mierennest tieners met een bijsluiter en ze drinken grote glazen bier. Proost! Er wordt regen voorspeld en het klank en lichtspel van deze nacht indachtig, rijden we morgen gelijk door naar Split liever dan hier een extra dag te blijven staan en niet buiten te kunnen komen.
Vrijdag 15 juli
Traject: Plitvička Jezera – Srima (Vodice), 213 km
De buien ruisen ’s nachts in striemende vlagen over het camperdak, de weer-app had weer eens gelijk. GPS-tracks worden in detail afgestemd, mijn compagnons beseffen na het gekrakeel van eergisteren dat zo een bosweg voor mij écht niet meer hoeft. De hoofdbaan naar links voorbij de meren verder over de D1 en dan ergens rechtsaf naar de snelweg tot in Split, een andere route volg ik niet. De drie computertjes zijn het voor één keertje met me eens en met ongeveer 265 km voor de boeg moeten we ook nog eens ergens tanken. Onderweg vinden we niet onmiddellijk een benzinestation, wel bevreemdende indrukken van gehavende dorpen met nooit herstelde huizen, kogelinslagen in het pleisterwerk en obussen door het dak. Jaren geleden waren we eens in Oradour-sur-Glane dat als memoriaal gekoesterd wordt, maar net daardoor ook iets van een kunstmatige filmset heeft gekregen. Dit is écht, hier wonen nog mensen en zijn er anderen nooit meer naar hun huizen teruggekeerd, verjaagd of vermoord in de burgeroorlog die hier een generatie eerder heeft gewoed. Plots begrijpen we het melancholische klagen van die volkszanger gisterenavond op het terras.
Mijmerend komen we eindelijk terug op de E71, met wolken dreigend aan de einder schuiven we aan voor de Tunnel van Sveti Rok. De radio gewaagt op de achtergrond van 150.000 bezoekers voor het Ultra Europe festival in Split, dat belooft. In de file kroop een mafkees door het open dak van zijn monovolume, met filmsterallures poseert de overjaarse koorknaap selfiegewijs terwijl de wagen al weer zachtjes verder rijdt. Erofest 2016 – Prague leest mijn echtgenoot van achter zijn stuur, het staat in zwierige letters op de donkere Vito, juist ja, de scene laat weinig aan de verbeelding over. Die zijn vast onderweg naar dat techno- en dance-feestje…
Met het contact af staan tientallen minuten stil op 3 km voor de tunnel en volgen de berichten op Radio 2 Hrvatska, die geeft behalve Engelstalige hits ook elk half uur nieuwsbulletins in perfect Oxford Engels en Hoch Duits. De verkeersinformatie beloofde ons op vrijdagmorgen alleen wat vertraging aan de wegenwerken en in de structurele files rond de grote steden, nu zwelt de stortvloed onrustwekkende waarschuwingen in razend tempo aan: due to heavy winds motorways are closed in the Lika region, brigdes on the DC are closed to all traffic between Mala Kapela and Sveti Rok, traffic is slow on the Adriatic Highway, bridges to Krk and Pag are closed for campervans and double deck busses, ferry lines are cancelled. De Bora is op komst en alle verkeer wordt afgeleid, de tunnel blijft dicht. Willoos troont de verkeersstroom dolende toeristen ons mee, nergens is rechtsaf nog een optie, links aanhouden, de verkeerspolitie is onverbiddelijk.
In de buurt van Gračac glippen we uit het stilstaande verkeer voor een tankstation waar anderen op hetzelfde idee kwamen en zenuwachtig staan te dringen bij de pomp. Beraadslagen geblazen want we hebben er geen idee van waar we exact zijn of waar we heen gaan als we de omleiding volgen waarvan niet af te wijken valt. Aan dit tempo halen we Split zelfs tegen valavond niet meer, ik zie het niet meer goed komen. Mochten de wegen niet gesloten zijn, ik maakte rechtsomkeer naar Oostenrijk. Einde beschaving. Stress. Een paar stevige voeten in de aarde, wat zacht zalvende woorden, samen uit en samen thuis; pas een klein uur later zijn we eruit en onderweg naar een alternatieve locatie omdat ons aanvankelijke reisdoel nu ook voor de reisleider niet meer haalbaar lijkt.
Eén na één mikken we onze gevaartes tussen het stapvoets aankomende verkeer, om de eindeloze rij te volgen weg uit dit van god vergeten gat in het niemandsland tussen Bosnië en de Adriatiek. De volgende reeks verkeersagenten sturen iedereen die elders niets te zoeken heeft verder oostwaarts naar de D1, een alternatieve route richting Split. In het beste geval geraken we voor het donker nog ergens op een camping in de buurt van Šibenik. De Bora schudt als een baarlijke duivel aan onze achtersteven, gierend door spleten tussen de bergen aan de rechterkant en over de slalommende staatsbaan. Cris haalt onze vrienden niet meer bij, maar ze vertragen om het radiocontact met hun jongens niet te verliezen. 50 per uur lukt net, versnelt hij dan begint de Autoroller over het asfalt te zeilen in de laterale wind. Avontuur genoeg, maar niet meteen een pretje en ik concentreer me angstvallig op de route in de kaartenboek op mijn schoot om niet nog meer prikkels te vergaren. De Sovereign en de Autostar of alleszins hun bestuurders lijken er allemaal wat minder gevoelig voor te zijn.
Een zucht van verlichting ontsnapt ons wanneer we tegen een uur of vijf veilig binnen de muren van Autocamp Dom in Srima staan, een mini-camping op een steenworp van Vodice – een haast mondaine badstad aan de Dalmatische kust. Koken hoeft niet meer, vriendelijke landgenoten en zo goed als achterburen van onze Beverse reisgezellen verwijzen ons naar Restoran Villa Roza hier om de hoek. Pizza’s uit de houtoven en zeevruchten van de grill, iedereen laaft zich aan de Malvasia en een slootje bier om de nodeloze opwinding van de dag te temperen. Mieke weet dat de Bora op de derde dag pas luwt, ze hebben het vroeger ook al eens gehad. Zolang kunnen we nergens heen. Ik maal er niet om, een paar dagen zonder fileleed en akelige wegen: eindelijk vakantie!
Zaterdag 16 juli
De Bora wappert gans de nacht met een bache op het onafgewerkte flatgebouw naast onze minicamping, schijnbaar was het geld op of passen ze hier een Spaanse truuk toe. Albert vertelt me dat ze aan de costa’s wel eens vaker nalaten een dak op hun batiment te zetten, omdat er ginder geen vastgoedbelastingen worden geïnd zolang iets in aanbouw is en dat kan daar schijnbaar oneindig duren. We hebben er het raden naar, niet alleen de urbanistische geplogenheden wijken hier wel wat af van hetgeen wij in Vlaanderen gewoon zijn. Afgaand op de afdruipende roestsporen priemen die betonijzers al een hele poos in het ijle daarboven. Het klepperen heeft me vannacht tegen ieders verwachtingen geruststellend in slaap gewiegd en we ontwaken in het vale licht van betrokken ochtendluchten. De wind is precies ietwat geruimd, maar niet gaan liggen. Ik wrijf met nog het zandmannetje uit de ogen wanneer Marc al terugkeert van de bakker.
Terwijl de vroege vogels ontbijten, ontdek ik het campingsanitair. Het grauwe deken belemmert de werking van de zonneboiler op het dak: niets beters om helemaal wakker te worden dan een ijskoude douche! Een verontwaardigde blik komt mijn kant uit, omdat ik argeloos de wasruimte binnen val. De aanhoudende wind jaagt langs openstaande ramen en deuren, waardoor het douchegordijn helemaal open waait. Wie maalt erom, schouderophalend stap ik uit mijn kleren en in adamskostuum het andere hokje binnen. Het natte gordijn plakt nu tegen mijn billen omdat de haastig aangekleed man naar buiten vlucht.
Cris verbroedert ondertussen wat met de minzame Duitser achter ons, ze komen uit Bottrop en zijn hier al bijna een decennium voor de zomer te gast. Nu de campinguitbaatster hier al wat ouder wordt, nemen hij en zijn übervriendelijke echtgenote wel eens de honeurs waar als er onverwacht gasten bij het hekken staan. Nog nooit van gehoord, hun kreisfreie Großstadt, mijn lieverd weet dat Movie Park Deutschland ginder ligt en kan het ergens in het Ruhrgebiet situeren. Euh nee, zegt me nog altijd niets. Genau ja, Nordrhein, Oberhausen, versucht die Frau immer noch. Het begint mij stilaan ook te dagen: op camperfora lees je al eens wat over de CentrO – Europas größtes Einkaufs und Freizeitzentrum – met in het barre winterseizoen ook de grootste overdekte kerstmarkt van Duitsland en een grote camperplaats vol Hollanders aan de Gasometer, vandaar. Instemmend knikt het door het buitenleven getaande vrouwtje, nee zelf zijn Cris en ik er ook nog niet geweest. Het staat met stip genoteerd, ja jullie ook nog een fijne dag!
In afwachting dat ons gezelschap compleet is, fietst Marc al eens naar Vodice. Hij heeft geen ‘zittend gat’, zoals dat dan heet, maar wij vinden dat helemaal niet erg en vergezellen hem op prospectie. Dat wil zeggen: van zodra onze banden zijn opgepompt! Eén fietspomp valt ter stond uiteen, het rubber in een andere is verduurd. Hup, samen met de wandelsandalen in de container. Gelukkig heeft onze makker een grote pomp en in een wip trappen we voorbij het bakkertje en de superette. Hier komen we nog wel wat inkopen doen. Eerst haasten we ons naar de kustweg en het toeristische centrum voorbij de jachthaven. Leuke winkeltjes, bars en brasserietjes bij de vleet, genoeg bekijks om een namiddag te vullen. Die Kroatische facteurs hebben een aardig bijberoep, grap ik, onze kompaan aanstotend om naar de lichtreclame boven het postkantoor te kijken. We keren terug langs het water, het wordt drukker naarmate de morgen in middag overgaat en fietsen tussen de toeristen en wandelaars op de promenade lijkt Cris een veel te hachelijke onderneming. Gelijk heeft hij, tot Autocamp Dom met de fiets aan de hand is het trouwens maar net twee kilometer en dat is straks voor iedereen best te doen.
Een lichte lunch en dan lopen we met de rest van onze vrienden het eind terug om het stadje te bezoeken. De weg erheen met strandbarretjes en eethuizen is minstens even feeëriek als het plaatsje an sich. Oude kerken en nauwe straatjes, we geraken er doorgaans niet op uitgekeken, maar de grauwe lucht en miezerweer bederven nu de pret. De wind trekt aan en sleurt ons ter nauwernood de haven in, alleen omdat ik per sé dat ene zeilschip wil gaan fotograferen. Beschut op het strandterras bij de Tobogan vatten we het plan op om morgen per taxiboot naar Šibenik te gaan, inspiratie van het moment vermits fietspaden hier schaars zijn en alleen waaghalzen over de steenwegen rijden. Ze sturen mij op de ruige zeebonk af die door de Bora hierheen kwam gevaren en met een posh accent spreek ik hem aan: Good afternoon, we were wondering if you could take us to Šibenik? Enigzins twijfelend, yes, but it is expensive… Fourhundred, vijfhonderd Kuna kon ik er echt niet uit opmaken, dik 10 euro per persoon voor driekwartuur varen valt al bij al nog goed mee becijfer ik snel. Does your boat hold six people? vraag ik de afmetingen van zijn gerief monsterend. Yes. De aanblik van de nautische deux chevaux overtuigt me niet meteen, maar als hij het zegt dan zal het wel. I will call you tomorrow to pick us up at about 11 o’clock. Waarschijnlijk gelooft mijn ongeschoren piraat er geen snars van en met een droge yes vaart hij weer weg met zijn bootje.
Met het strooibriefje in de hand schuiven we even later ergens de voeten onder tafel voor Black Risotto, sepiaslingers, carpaccio van Dalmatiër en meer regionale specialiteiten op het overdekte terras van een visrestaurant. Morgen gaan we varen!
Zondag 17 juli
’s Ochtends contacteer ik de stoere bink van de taxiboot. Als het even kan willen we graag aan het steigertje hier vlakbij de camping opgehaald worden, liever dan eerst een kilometer te stappen tot bij de waterglijbaan. De telefoon gaat over: goedemorgen, we hebben elkaar gisteren gesproken. – Yes. De grafstem aan het andere eind lijkt het zich toch nog wel vaag te herinneren. Could you collect us from the peer in front of the restaurant Villa Roza in Srima? – Yes. Do you know Villa Roza? – Yes. So, we will meet you there at 11? – Yes… Benieuwd of die hier over een uurtje verschijnen zal, in mijn verbeelding ligt mijn weinig spraakzame zeeman nog met een stevige kater en een stel rondborstige zeeroversgrieten. Bij de campers staan onze vrienden inmiddels ook al te keuvelen, klaar om te vertrekken. En komt hij? Yes. Het telefoongesprek parodiërend met een diepere stem, doe ik het relaas. We hebben nog wat extra tijd want hij zou ons hier vooraan komen oppikken.
Met z’n allen staan we op het kleine steigertje, in het ondiepe water turend vraag ik me af of onze taxi hier überhaupt zal kunnen aanleggen want de pleziervaarders liggen een beetje verderop in de baai voor anker. Reikhalzend kijken we uit naar een wit bootje met blauwe luifel, daar is hij… Nee, dat was hij niet… Tot om één over elf en nauwlettend uitkijkend voor de rotsen onder het wateroppervlak onze vrolijke kornuit behoedzaam aangevaren komt. Is it safe? – Yes. We zoeken een zitje uit achter de stuurhut en dan gaat het voorzichtig terug naar open water, waar onze chauffeur de gashendel een klik verder naar beneden trekt. Geen idee hoeveel knopen hij met volgas uit zijn buitenboordmotor haalt, maar bij 30 tilt het met ons gewicht vermoedelijk overladen bootje de boeg hoog uit het water en bonkt als een speedboot door de schuimende golven. Het koude zeewater spat op het achterdek en een verschrikte gil haalt onze stuurman weg van zijn mobieltje waarop hij voortdurend gebeld wordt. Allo.
Met een brede glimlach kijkt hij achterom naar zijn natte en verwaaide cargo. Sorry, sorry. Slower, please! Cris heeft geen zeebenen in een koekendoos en maant de Kroaat aan om toch wat trager te varen. De rest van de trip houdt hij het op 20 knopen, daarmee toch nog een goede 30 km per uur halend op het onstuimige water. In de Baai van Šibenik mag er sowieso maar 10 knopen per uur gevaren worden, maar zelfs aan dat slakkengangetje blijft mijn schattebol de handgreep tegen de kajuit angstvallig omklemmen. Zijn kneukels zien er al wit van, even wit als zijn verkrampte snoet. De zee snijdt hier ongeveer 10 km het land in en het duurt dus nog dik 20 minuten vooraleer we de kade bereiken. Het kleine bootje schommelt tegen de zandstenen trap, maar de ervaren stuurman helpt ons één voor één aan wal. Hij zal er om 17u opnieuw zijn voor de terugvaart. – Yes.
Met vaste grond onder zijn voeten heeft mijn wederhelft nog altijd elastieken benen en twijfelt ernstig of hij zijn leven nog wel eens wil riskeren in die Tupperwaredoos, dan nog liever in zijn eentje met een taxi op vier wielen terug. Eerst bezoeken we de oude stad, na Split en Zadar de grootste aan de Dalmatische kust. Haar ontstaan voert terug tot het Imperium Romanum of toch de bloeiperiode van Byzantium en dat is te merken aan de smalle steegjes die langs trappen hoog tegen de heuvel opklimmend tussen haast Venetiaans ogende paleizen en ranke huizen uitkijkend op de Sint-Jacobuskathedraal. Na de lunch verkennen we de rest van de stad, met parken en winkelstraten, parkerende de toeristen en winkelende nonnetjes uit het slotklooster om de hoek. Nog tijd voor een ijsje en dan terug naar de kaaien, de ergste schrik is eruit en we kunnen met z’n zessen terug. Hoe trager hij vaart, hoe groter de fooi denkt Cris terwijl hij de Kroaat de levieten leest. Het tij staat nu te laag bij de steiger waar we deze morgen werden opgepikt, zegt de schipper, we leggen aan bij de Tobogan. Misschien heeft hij daar achter de toog een percentje, dus drinken we er uit solidariteit nog eentje.
De Bora is gaan liggen en de zon stond deze middag al weer hoog aan de hemel, de resten van het dichte wolkendek lossen op nu op in de laagstaande Kroatische zon die nog lange schaduwen werp over het keienstrand. De zomer is helemaal terug, dus rijden we morgen terug verder langs de grillige kustlijn. Bestemming Zadar, Split houden we te goed voor een volgende keer – ooit, misschien.
Maandag 18 juli
Traject: Srima – Zadar, 73 km
We nemen afscheid van het Duitse koppel, ze kennen camping Borik. Het echtpaar uit Beveren is er ook al geweest, we kunnen er een treintje nemen tot bij de historische binnenstad. Het worden de laatste dagen met z’n zessen, tegen het einde van de week lopen onze samenvallende vakanties weer uiteen. De poort van camping Dom rolt achter ons dicht en bij Vodice draaien we de Jadranska Magistrala op, de Adriatic Highway waarvan de Engelstalige benaming in de verkeersinformatie op Radio 2 Hrvatska meer liet vermoeden dan een tweevaksbaan die zich van dorp naar dorp sleept langs de kust. We komen in de buurt van Zadar, de tweede grootste stad aan de Dalmatische kust en beschrijven een wijde boog om de agglomeratie naar onze bestemming ten noorden van de stad.
De camping strekt zich uit tot aan de zee en plaats is er alvast genoeg, we kiezen een plekje uit waar we samen kunnen staan – de campers beschut onder de bomen, ertussen een streepje zon om gezellig in te soezen. Veel meer dan vandaag onze tenten opslaan, doen we niet meer. Misschien nog een plons van de pier hier op het strand voor de camping en dan is het al tijd voor de apéro, het bezoek aan de stad kan wachten tot morgen want haast hebben we niet vermits we hier de resterende dagen samen doorbrengen. In een reisgids staat er iets over een zee-orgel, geen idee wat we ons daarbij moeten voorstellen maar het intrigeert ons wel. De cigales zingen terwijl de kampeerplaats stilletjes vol loopt.
De komende dagen willen we samen nog naar Nin, een gezellig stadje maar niet al te groot, hoe we er geraken is nog de vraag. Met de fiets, als er een befietsbare route is, met één van de campers wegrijden, of een taxi. Mij om het eender, zegt Cris, maar alleszins geen taxiboot! En we moeten nog een verjaardagsfeestje plannen, het wordt nog druk deze week…
Dinsdag 19 juli
’s Avonds zagen we in de verte het toeristentreintje af- en aanrijden, maar waar stopt dat ding hier eigenlijk. De jongeman aan de balie van de camping weet het ook niet, of hij heeft het te druk met in- en uitcheckende kampeerders. De lijnbussen rijden hier naar het centrum vertelt de Nederlandse dame uit de caravan naast onze campers, terugkomend van het bakkerskraam aan de overkant van de drukke baan. Je kan er ook mee naar Nin, misschien is dat een idee voor morgen? Alleszins nu willen we naar Zadar-stad en als we Borik-resort-online willen geloven dan zijn we slechts goed 3 km van de oude stadspoorten verwijderd. Een eufemistische veronderstelling, dat het makkelijk te wandelen is, als je de weg niet kent.
We wagen het erop want het treintje lijkt niet te komen en wie weet eigenlijk hoe die lijnbus werkt? De lucht trilt boven de parking van de Konzum, de discounter bij uitstek in Kroatië, en stappen er dapper voorbij tot we bij Marina Borik de zee bereiken. Waarnaartoe? Een snelle blik op de kaarten-app, dankzij slimme telefoons en betaalbaar breedband is verloren lopen in het buitenland schier onmogelijk geworden, wijst ons de weg. Links aanhouden tot bij een brug over het water, want de oude stad ligt op een soortement schiereiland ginder ver. Letterlijk te nemen, want naar het historische centrum van Zadar, via het water, is het ruim 6 km lopen. We marcheren voorbij betonnen pieren, stoffige havendokken en zinderende keienstranden waar slimmere toeristen liggen te bakken of in de onwezenlijk blauwe zee verkoeling zoeken.
We zijn omzeggens steendood onder die loden zon, wanneer we bij een potige gondelier aankomen – de “barkajoli” zetten hier al sinds de veertiende eeuw in hun kleine sloepjes mensen over naar weerskanten van de stadshaven. De doorgang is amper 71 meter breed, maar de overtocht met de staande roeier zint me niet wanneer ik zijn schoendoos bij het in- en uitstappen zie schommelen op het deinend groene wateroppervlak. Ik loop wel om, roep ik onze vrienden na die al op de houten bankjes van de barge zijn gaan zitten. Dat eindje om, over de voetgangersbrug hier een honderdtal meter verder, blijkt even eufemistisch als de tijding op webstek van de camping. Mijn taxibotenvrezende en nu steeds meer mopperende man beklaagt zich schielijk dat hij mij weer eens is gevolgd, de rugklachten beginnen doorgaans net voor kilometer vijf en dat was ongeveer een half uur stappen geleden. En dan moeten we nog aan het stadsbezoek beginnen, bedenkt hij zich pijnlijk tastend naar een pilletje voor onderweg.
We lopen om wat onopgemerkte dokken heen en daar staat dan plots het vervloekte treintje uitdagend, haast spottend te blinken in de zon, geparkeerd bij de brug zoals de mensen uit Beveren ons vertelden. Waar zijn onze vrienden ondertussen gebleven? We zitten op een terras aan de kerk, klinkt er aan het andere eind. Fijn, maar welke kerk? We dreigen mekaar hier in de stad aardig te mislopen tussen de kerktorens en duizenden toeristen. Ach dan lopen we gewoon onder ons beidjes gezellig wat rond, we drinken iets en gaan wat eten, wat winkeltjes en de avond nemen we dat treintje terug. Ik opper voorzichtig verzoenend een alternatief bij mijn stilaan ziedende vent. Kerk links, basiliek rechts, kerk daar, spiedend over de caféterrassen, zoekt hij geërgerd verder. Meer per toeval dan met padvinderstalent vinden we Marc bij het oude forum terug – een ruïne met afgeknotte zuilen, Byzantijnse bouwwerken samen met de bolwerken van de haven verwoest door geallieerde bommentapijten in de jaren ’40 van de vorige eeuw. Het mag al een klein wonder heten, dat hier vandaag nog een oude sité en een postmodern zee-orgel te bezoeken valt.
Woensdag 20 juli
Geen al te grote inspanningen vandaag, het bleef vannacht warm, een te warm om echt uitgeslapen te zijn en de krekels zijn al vroeg weer aan het sjirpen gegaan. De camping gonsde vanmorgen al bij het ochtendgloren van het leven, in pakkende jeugdgroepen, vertrekkende campers en uitgelaten kampeerders. Na de koffie en het late ontbijt, zeg gerust brunch, gaan we nog een keertje zwemmen in zee. Ondertussen bespreekt mijn bijna-jarige echtgenoot voor vanavond een taxi naar Nin, waar hij naar jaarlijkse gewoonte op een feestelijk etentje hoopt. Ondanks andere adviezen in de Groene Michelin en aantrekkelijkere beoordelingen op Tripadvisor eindigen we straks onder het gebladerte van de druivelaars op het omsloten terras van Konoba Branimir – waarschijnlijk de betere keuze met voor elk wat wils en een absolute aanrader, exquise bistronomie aan een spotprijs!
Het is opnieuw broeierig heet vanmiddag, dus duiken we snel het koele water in. Rond vijf uur pikt de taxi ons al op, dus moeten we fris gewassen en enigszins feestelijk gefatsoeneerd bij de ingang van camping Borik te wachten staan. Terwijl de chauffeur zijn geklimatiseerde minibusje door het drukke avondverkeer rond Zadar jaagt, breekt het klamme zweet ons uit. Terwijl wij deze ochtend nog wakker moesten worden, fietste Marc al eens op verkenning en wist al gauw dat de 16 km naar het pittoreske Nin nauwelijks befietsbaar waren. De Mercedes Vito scheurt over de D306, zenuwachtig mikkend om fietser op de rijbaan voorbij te kunnen steken, we prijzen ons gelukkig zelf niet voor de deze vakantie grotendeels werkloze rijwielen te hebben gekozen.
De vriendelijke taximan rekent af voor de rit en geeft Cris nog een visitekaartje mee. Hoe we afspreken voor de terugreis? Nee, voor acht uur vanavond keren we vast niet terug. Hij heeft nog wat luchthavenvervoer in zijn agenda staan, maar als we deze avond laat ergens aan de pousse café zitten, dan mogen we hem opbellen. Een half uurtje later is hij dan hier bij de voetgangersbrug terug. Bij de stadspoort vinden we zowaar een avondmarktje met gezellige snuisterijen. Een kruisbeeld voor ons moeder mompelt Brigitte, terwijl ze aan het andere eind al een kraam met liquoreuze souvenirs heeft gespot – een grijze man prijst er zijn regionale specialiteiten in sierlijk beschilderd glaswerk aan. De dames grasduinen tussen de koopwaar terwijl Marc, onze ervaren gids, mijn huisband door het stadje loodst om ergens tegen zeven een tafel voor zes te reserveren.
Een uurtje volstaat ruim om nog wat rondkuieren en wat kiekjes schieten met de ondergaande zon. Het is te warm en we zijn te lui om de Romeinse opgravingen of zoutmijnen te bezoeken, tijdens de middeleeuwen was deze kleine vestingstad het centrum van de kerstening in Illyrië. Bisschop Gregorius van Nin en Koning Tomislav – jawel die van het zwartbier uit de Zagrebačka Pivovara – hadden er hun werk mee, in onmin met de Paus van Rome bouwden zij toen al aan de taal en de natie die een kwarteeuw terug opnieuw Kroatië als zelfstandige staat heeft gevormd. Wie vandaag over de opgeblonken bronzen teen van de bisschop wrijft, verzekert zichzelf volgens de overlevering van voorspoed en geluk. Dat velen de mythe volgen, bewijst de glimmende hallux aan het grote beeld zijn voet. In Split staat een exacte kopij, weet onze reisleider, en daar blinkt zijn dikke teen zelfs nog harder!
Donderdag 21 juli
In andere omstandigheden zouden we hier waarschijnlijk stilaan opkramen om naar een volgende bezienswaardigheid door te reizen, na een dag of twee, drie hooguit, hebben we het meestal wel gezien. Maar alle noemenswaardige tussenbestemmingen aan de kust bleken een stevige omweg voor onze Beverse vrienden die morgen al via Zagreb, door Slovenië naar Graz in Oostenrijk en verder langs Regensburg om de grote wegenwerken in Duitsland te vermijden al weer huiswaarts beginnen rijden. Na een paar weken zitten op de krent, moet er ook bij hen nog eens wat gewerkt worden. Eens achter het stuur gezeten, heeft pa wel eens de neiging om in zo weinig mogelijk etappes de terugreis af te leggen. Een renpaard dat zijn stal geroken heeft, zeg maar. We blijven met zijn allen gewoon nog een dag ter plaatse trappelen, maar het nakende afscheid hangt als een donderwolk boven onze kampeerplaats. Het loopt weer tegen de middag, nog eens naar Zadar dan maar?
Gelijk met het toeristentreintje dit keer, komen we terug bij de stadspoort om nog wat door de smalle straatjes en over pleintjes te dolen. We klimmen naar het stadspark waar Club Ledana ’s avonds een loungebar uitbaat, aan de kleine oogjes van de anders potige obers te zien duidelijk tot in de kleine uurtjes. Tussen de cypressen ploffen we neer in de design zetels, eerder bedoeld om sierlijk te zijn dan om comfortabel te zitten. Dobar dan. Een Aperol Spritz, een slok mineraalwater en een paar biertjes? Yes. Deze dorstigen laven lukt nog net tussen het vaten sjouwen door. Brouwersgasten slepen leeggoed af en volle kratten aan, trap op, trap af van en naar beneden op het plein. De Kroatische uitvoering van de coca-cola-light-man bevalt maar matig. We houden het voor bekeken en de zoektocht naar de ons nog onbekende stadskwartieren brengt ons in de universiteitswijk met groezelige kroegen en gezellige terrassen. Geen schaduw buiten, te warm binnen, besluiteloos slenteren we verder om uiteindelijk terug bij de pizzeria van eergisteren aan tafel te schuiven voor een Grčka salata…
Chrrrrk, klinkt het uit een Vlaamse mond. De nors uitziende juffrouw staart ons met verstomming aan: Excuse me? Op de kaart wijzend nog een poging tot het bestellen van een Griekse salade want de voorgaande keer zagen die er smakelijk uit aan het tafeltje naast ons hier op het schaduwrijke terras. Grčka [gr:tsjkæ] articuleert de dienster uitbarstend in een proestbui. De sfeer zit er onmiddellijk in, het duurt even voor we alle zeven bekomen zijn en verder de lunch kunnen bestellen, de tranen over onze wangen rollend. Wanneer ze minuten later bij een volgende tafel staat, doet ze van het lachen nog altijd in haar broek. Binnen aan de toog en in de keuken staan de barman en de pizzabakker ondertussen ook al te gieren. Hun dag is goed, de salades en pizza’s ook. In de late namiddag nemen we het treintje terug, of liever ik wil per sé weten of het werkelijk maar 3 km is tot Borik en stap alvast terug terwijl de rest het vertrekuur afwacht.
De campingwebstek heeft gelijk, als je de juiste weg neemt is het een half uurtje lopen en tegen dat de rest er is, heb ik nog een handwas gedaan – genoeg om de laatste dagen door te komen. Er is nog ruim tijd om een laatste keer te gaan zwemmen in het zilte water van de Adriatische zee, deze vanavond wagen we ons voor het eerst hier aan de keuken van de campingbar. Een jonge Dalmatiër serveert het laatste avondmaal terwijl ik mij erover verbaas dat de knaap noch Engels, noch Duits lijkt te verstaan, laat staan spreken. Stevige Slavische kost en grote pinten pivo verschijnen op tafel, met achter ons de laatste zwemmers in de rood ondergaande zomerzon.
Vrijdag 22 juli
Traject: Zadar – Zagreb, 284 km
Het is vroeg dag, iedereen lijkt erop gebrand uit te checken. Maar vooraleer de terugreis te beginnen, wil ik nog water tanken en het afvalwater van de voorbije dagen lozen want je weet nooit waar we straks eindigen in Zagreb. Er zou een camperplaats zijn op fietsafstand van het centrum, met service, maar wat betekent dat en hoe werkt dat hier? Terwijl onze compagnie het anker hieuwt, positioneer ik onze Autoroller naast het sanitair blok tot waar onze waterslang reikt. In het manoeuvre mis ik een boomstronk, of liever het mormel ontsnapt aan mijn ook en de bumper van de Transit mist hem niet. Een dof geluid en een knarsend vervolg doen me bruusk op de rem trappen, vloekend achteruit en uit de cabine om de schade op te meten. Behalve wat houtpulver op het grijze composiet en een verbogen beugel van een rubberleiding onderaan valt er gelukkig weinig schade te bespeuren. Een geluk bij een ongeluk.
Er wordt afgerekend en bij de balie krijgen we nu ook onze identiteitskaarten terug, het blijft me bevreemden dat je hier feitelijk zonder papieren moet rondlopen. In kolonne rijden we terug naar de E65, Adriatic Highway, dat wil zeggen na een laatste hindernis. Bij het afdraaien sleept ons rechter voorwiel plots ergens tegen aan, even schrikken want het klinkt alsof er zo wat onder de motorkap uit gaat vallen. Marc komt poolshoogte nemen, onder de bumper reikend en met wat brute kacht plooit dat onding min of meer terug in model en buigt de slang weg van de band. Oef. Afscheid van onze huiswaarts kerende vrienden hebben we daarnet uitgebreid genomen, rij maar door, hadden ze gezegd. Wij halen doorgaans 120 op de snelweg en met hun zwaargewicht houden zij verplicht iets rond de 90 aan.
Nog een poos rijden we samen, tot de E65 terug naar kusten van Istrië afbuigt en we de A1/E71 nemen bij Islam Latinski – woon daar, klinkt het naast me. Islam Latinski en Islam Grčki zijn overgebleven van het historische Saddislam een fortificatie op de scheiding tussen het Christelijke westen – de Venetiaanse Republiek – en het imperialistische Ottomaanse Rijk. De ene helft was destijds Rooms-katholiek, de andere helft Grieks-orthodox vandaar de huidige benaming na de opsplitsing ergens in de 18de eeuw, rare snuiters die Kroaten. Nuja, Servo-Kroaten om precies te zijn. Alsof die etno-religieuze tweespalt en de bombardementen tijdens WOII nog niet erg genoeg waren, hebben ze de vernielingen nog eens overgedaan tijdens hun fameuze burgeroorlog een kwarteeuw geleden. De herstellingswerken aan het cultureel erfgoed uit de bloeiperiode van Saddislam zijn er tot op vandaag nog niet afgerond, de feodale vesting van Kula Jankovića zullen ooit nog wel eens gaan bekijken en anders lees ik het gewoon wel in mijn boekje.
We weten ondertussen ook waarom het viaduct bij de tunnel van Sveti Rok tijdens de Bora gesloten bleef, enkele honderden meters boven een zee-engte klimmen we tergend traag naar de doorsteek onder het massief, de scheiding tussen het mondaine kusttoerisme en het achtergestelde hinterland. Hier ligt het donkere asfalt voor ons open tot Mala Kapela waar de snelweg opnieuw onder de bergen duikt die het schrale landschap van Lika omzomen. Het verkeer haast zich richting hoofdstad en rond de middag pauzeren we met z’n vieren voor een snelle lunch. De beschaving heeft ons ondertussen ingehaald en op een snelwegparking zelfs een wegrestaurant geïnstalleerd, met een duizendste geluk passeert Albert in zijn Autostar net wanneer wij terug de autoweg opdraaien. Enthousiast wuiven we hen na, het konvooi is terug compleet, of toch voor even. Samen schuiven we nog aan in de drukker wordende stroom wagens en vrachtauto’s rond Zagreb, wij slaan hier af en zij zijn morgenavond vast al thuis. We volgen de navigatie naar een camperplaats bij de hypodroom, vlak bij de Sava-rivier en slechts enkele kilometer van het centrum.
Het lijkt niet de meest aantrekkelijke plek, die eerste en voorlopig ook enige lokatie in het Croatian Camper Parking Network, maar we parkeren er toch maar. Hoe desolaat de omgeving ook lijkt, de piekfijne campervoorzieningen en nummerplaatherkenning bewijzen dat het hen menens is. We staan te midden van kantoortorens en bedrijvencentra op fietsafstand van de Kroatische hoofdstad met uitzicht op een in verval geraakt hallencomplex en een stoffig parkeerterrein dat ons van de drukke verkeersader scheidt. Dit overtuigt ons weliswaar niet om vanmiddag hier te blijven en morgen een ganse dag uit te trekken om de stad te verkennen, maar deze plek is natuurlijk geen luxecamping. Het volstaat voor een nacht, dus Zagreb doen we op een drafje; een gezellig bruisende stad met statige herenhuizen en Belle Epoque panden waarin ketenwinkels hun intrek hebben genomen. Een mooie en warme stad, met plechtige kerken en romantische kastelen, maar die bezoeken we nu even niet. We hebben genoeg aan de vluchtige impressies, want onze gedachten dwalen door het vertrek van onze vrienden ook al af naar de reis terug.
Morgen rijden we verder naar Ljubljana, daar houden we een paar dagen halt en nemen wat meer tijd om de Sloveense hoofdstad te bezoeken. Moe gewandeld en suf gekeken, sluiten we de dag af met een wat Kroatische delicatessen op het boven gelegen terras van Agava. Hrvatske delicije, mijn Kroatisch betert met de dag. Begrijpend lezen, spreken voorlopig nog helemaal niet. Geen pivo, want we moeten nog een heel eind fietsen in de drukke stad, wel Jana met spitsvondigheden en andere dooddoeners op het etiket. De zon zakt weg achter de huizen en het duister daalt stilaan over de stad dus rekenen we af. De stedelingen zijn ondertussen vanuit hun kantoren en flats afgezakt naar dit éne straatje met zijn bezige bars en rumoerige restaurantjes. Ze mengen zich tussen de afgepeigerde toeristen en bij elk caféterras speelt er wel een bandje, Engelstalige hits die zelfs wij herkennen, vrolijke deuntjes en zeemzoete liedjesteksten.
Een metropool, met vensters gericht op morgen, koestert in haar kloppende hart geen melancholische volkszangers. De moderne stad cultiveert de aangeboren hunker als een mondiaal volkskunstenfestival. In de benedenstad op een druk bezocht plein tussen kathedraal en winkelcentra, waar ongeïnteresseerde passanten op tram en bus staan te wachten, voltrekt zich het concours in authenticiteit. Volksdans en traditionele klederdracht staan er op de buhne onder de goedkeurende blikken van Generaal Josipa Jelačića en de dikke duiven op zijn bronzen hoofd. Stilaan valt de nacht, we schakelen een versnelling hoger en steken de lichten aan van onze fiets. De warmte en de drukte, de anonimiteit van de stad, verschaffen onmiddellijk dat thuisgevoel met straten vol met levendigheid en jonge mensen. Wij zijn overtuigd, hier komen we ooit nog wel eens terug!
Zaterdag 23 juli
Traject: Zagreb (HR) – Ljubljana (SLO), 144 km
Er resten nog een paar honderd Kuna in onze beurs en die wil ik liefst nog ergens nuttig besteden voor we de Eurozone weer binnenrijden. De pomphouder om de hoek is niet tuk op het splitsen van mijn tankbeurt in cash en een maestro-betaling, ik niet op een Kroatisch dovemansgesprek. Aan een krat fris of zakken chips denk ik nog geen eens en een paar uur later staan we dus nog altijd met dat restant aan vreemde deviezen op zak aan de zonnige zijde van de Alpen. De mensen betalen hier eerlang met Euro’s en het landschap ziet er zelfs Europeser uit van zodra het gladde Sloveense tarmac onder onze wielen schuift. Met donkere pijnbomen beboste bergen en op de flanken aan de overkant groene glooiende weiden en uitgestrekte akkers, die vruchtbare gronden zagen we in ons stukje Kroatië omzeggens nergens – landerijen en tuinbouw gedijen ginder schijnbaar niet.
Een slome blonde knaap trekt de wacht op in het bureeltje van het Ljubliana-resort, die is duidelijk uit een andere genenpoel gekomen dan de gemiddelde Balkanees. Moeders met jengelende kinderen willen dringend een dagpas voor het belevingsbad, want het is verzengend warm. Een rist in- en uitcheckende campinggasten staat te drummen voor de balie, telkens weer dezelfde uitleg. Met een timide glimlach zijn ergernis verbergend, worden tenslotte ook wij in feilloos Engels geholpen. Nee, we hebben niet geboekt. Twee dagen, misschien drie. We mogen op het eerste of het tweede veld gaan staan, een plannetje erbij, containers hier, sanitair daar, … OK, dank u, er wordt afval getrieerd we weten het en de tickets voor het zwembad zijn tegen verminderd tarief hier bij jou te krijgen… We hebben de omstandige uitleg al een paar keer gehoord terwijl we stonden aan te schuiven. Zijn donzige wangen blozen, maar hij kan er eens om lachen. Thank you very much. You are welcome sir. Yes…
Aan de schaduwkant van het eerste kampeerveld, hier zijn de plaatsen niet afgebakend, zoeken we een plekje uit. De stroom wordt aangesloten, de satellietantenne gaat open, de Vlaamse radio weerklinkt, de tafels en stoelen komen naar buiten en dan aanschuiven we aan voor een late lunch. De slungel van de receptie haast zich ergens heen en knikt verlegen terug wanneer ik hem knipogend begroet met een ijsgekoelde apéro in de hand. Zijn middagpauze komt waarschijnlijk niets te vroeg, het zal je vakantiejob maar zijn. Het warmste van de middag laten we passeren, dan gaan we op zoek naar een superette. Leave the campsite to the left, follow the road past the traffic lights and you will find the shop on your right. It’s a yellow building, dat had de knul vanmorgen al zeven keer gezegd voor het aan ons was. Eerst komen we voorbij de kleine bakkerij, een cafeetje aan de linkerkant en ten slotte vinden we de winkel waarvan sprake. Met volle boodschappentassen keren we terug, vlees voor op de grill en allerhande lekkers in ruil voor de ons vertrouwde Euro’s.
Bij het terras aan de ingang de camping hebben ze ondertussen ook het vuur van hun braadspit aangestoken. In Kroatië vroegen we ons nog af of het schaap, geit of Dalmatiër was, want die gevlekte honden zagen we ginder niet, hier is het onmiskenbaar een zwijn. Het is nog vroeg en er is plaats zat aan de bar, ach waarom ook niet het is vakantie voor iets. Grote Erdingers verschijnen op de toog en tegen dat we allemaal een rondje hebben gegeven is de kaalhoofdige barman er stellig van overtuigd dat wij Duitser zijn. Schnaps erbij? Yes. De brouwersgast heeft net nieuwe vaten geleverd en weet de fles al staan. De potige Sloveen met kraakwit hemd en zwarte broek kiepert er zelf ook graag eentje achterover.
De houtoven knettert wanneer de koksmaat een extra houtblok op het vuur gooit. Nog een laatste? Vooruit dan omdat hij aandringt, daarna moeten we echt terug om zelf de grill aan te steken. De tafeltjes op het terras achter ons worden stilaan ingenomen door opgeklede hotelgasten en kamperende gezinnen met hun badpakjes en zwembroeken nog aan. Er staat speenvarken op het menu en onze gastheer hoopt wellicht dat wij ook voor het avondmaal blijven plakken. Nog een afzakkertje voor de vertering? Zelfgemaakt met zeven kruiden en redelijk straf, lispelt de vrouw van de potigaard. Vooruit, snel dan, want ons Mie staat al op de uitkijk naar haar kluchtige mannen…
Zondag 24 juli
We kunnen naar het toeristische en historische centrum van Ljubljana met de fiets, de lijnbus of met de taxi. Het centrum ligt hier wel wat verder op een kilometer of vijf. Het is een beetje bergop en we hebben gewoon rechtdoor de grote baan te volgen. Maar fietsen is geen optie, tijdens de terugkeer vanuit Zagreb kwam een sluiting van de plooifietsen los te staan. Tijdens het trappen ontsnapte onze vriendin ter aan een gewisse dood, ter nauwernood was ze neergestuikt en klem komen te zitten tussen het dichtklappend frame. De noodkreet en het schrikwekkende wedervaren indachtig bellen we vandaag liever een taxi. Gisteren aanschuivend bij het onthaal merkten we aan het prikbord een flyer van Taxi Laguna op, bezoek Ljubljana en reserveer via de balie. Speciaal tarief!
Onze blonde knaap heeft weerom een rij pas aangekomen campinggasten voor zijn neus, dus spelen we even vals en spreken de juffrouw achter de hoteldesk aan. Geen probleem, ze bestelt een taxi voor vier en over een kwartier worden we al opgepikt. Om terug te komen enkel instappen bij dit bedrijf, waarschuwt ze. Alleen de chauffeurs met de gele sticker op de deur geven korting aan het resort, andere maatschappijen rekenen makkelijk het dubbele aan. We zullen erop letten, een herlaadbare buspass blijkt duurder en voor nog geen 2 euro per persoon kan je op geen openbaar vervoer staan wachten. Als een volleerd formule-1-piloot dropt een vriendelijke maar haastige Sloveen ons af bij de poorten van de autovrije binnenstad. De meeste boutiques zijn ’s zondaags gesloten, maar de jonge en kleurrijke hoofdstad leeft. Haar verkeersvrije straten en pleinen op de oevers van de Ljubljanica zijn gevuld met naar schaduw en ijsjes snakkende mensen.
Impressionant en zomers, gezellig met haast hetzelfde thuisgevoel als in Zagreb eergisteren verlustigen we ons aan roze gevels en wit bepleisterde portalen. Kuierend tussen opgewekte mensen, tussen verschillende talen en klanken van ver en dichterbij, zoeken we ons een weg door de stad, langs de oude vismijn en markthallen, over met liefdessloten behangen bruggen en onder parasols van aanlokkelijke caféterrassen. Ik wantrouw kemels en iedereen die het een week uithoudt zonder te drinken, schreef de waardin op het krijtbord bij de deur. Come in and meet your future ex-wife, lees ik op een ander. Hier moéten we dus écht iets gaan drinken! Hello, what is a white coffee? It’s a coffee prepared with steamed milk, a white coffee… Yes. Doe mij maar zo eentje, dan. Niet doen, als je net als ik niet van een ordinaire lait russe of “koffie verkeerd” houdt, witte koffie mijn oor.
Boven de straten en pleinen verheft zich Ljubljanski grad, je kan er met een funiculaire naar toe. Zelfs met het garnizoen dat hierboven ooit lag, krijg je mij meestal in zo een ding niet in, dus klimmen Marc en ik te voet naar boven langs de steeds smaller en steiler wordende wandelweg. De laatste paar meter gaat het zelfs zo snel omhoog dat ik haast uit mijn espadrilles zak, de kasteelheuvel hier te midden van de stad reikt tot 366 meter hoogte en op 70 meter boven de begane grond voelen mijn benen sowieso als elastieken. Ga jij maar verder, hoger hoeft voor mij niet meer, het zweet gust eruit nu zoekend naar houvast. Vanuit de diepte, gapend achter het hoge stuikgewas, waaien dreunende klanken onze richting uit: een reuze waterglijbaan heeft beneden in de stad zijn tenten opgeslagen en het krioelt er van de uitgelaten mensen, geen wonder in dit drukkende weer.
Mezelf nog voorbereidend op de afdaling, onvast te been en wankel geschoeid, staat mijn compagnon daar al weer terug. Neen, boven niets bijzonders te zijn, steekspelen en een oud kasteel. Je moet ook betalen om er binnen te komen. We laten onze wederhelften niet langer wachten en schuifelen terug langs de balustrade naar beneden, hoogtijd voor een pivo of hoe heet dat hier? De dorstigen gelaafd en de bibber uit de knieën, zetten we onze verkenningstocht verder langs majestueuze kerken en door drukke straten. Het weer slaat om, grijze wolken glijden voor de zon en ik zou gezworen hebben dat er een regendruppel op mijn voorhoofd pletse; maar misschien was dat gewoon een spatje van de uitbundige spetterbaan. Ook al is het nog altijd puffen, niemand heeft zin om een nat pak te halen en we hebben de stad nu wel gezien. Geen taxi van Laguna te bespeuren, wel genoeg andere kapers op de kust.
Goede middag hoeveel voor een ritje terug naar Ljubljana Resort? Four persons, about 15 euro… Meer dan het dubbele dus ongeveer, het juffrouwtje meende het vanmorgen. Naar onze normen weliswaar geen aderlating, maar dan nog voelen we ons geen weinig afgezet. Eén telefoontje naar de Laguna-centrale en binnen het kwartier staat onze goedkope transporteur er terug, tot frustratie van de hier op argeloze klanten wachtende chauffeurs. Het blijft drukkend warm, maar het voorspelde onweder komt niet. Tijd dus voor een plons in het koele bad, voor we aan het dagelijkse aperitief en het instellen van de GPS beginnen.
Maandag 25 juli
Traject: Ljubljana (SLO) – Salzburg (A), 281 km
We checken uit bij de blonde knaap en rekenen af, iemand heeft onze check-in omgeboekt naar een of ander arrangement sakkert de jongeling verontschuldigend voor het dralen. Onderwijl geeft de hoteljuffrouw van achter haar hoge desk nog wat reisadvies aan een bejaarde Engelsman die vandaag naar Split doorreist: voldoende water meenemen, best nog voor Karlovac al de snelweg verlaten en hopen dat de alternatieve route vlotter rijdt. Er is wat drukte op de wegen naar de Adriatiek schijnbaar. Dat belooft, wij houden ons hart al vast voor de komende dagen en de opstoppingen aan de wegenwerken in Duitsland. Vandaag ziet het reisschema er nog rimpelloos uit, we volgen de snelweg richting Oostenrijk door de Karawankentunnel in één trek terug richting Duitse grens en ter hoogte van Salzburg slaan we af naar Camping Stadtblick.
Bij de identiteitskaartencontrole aan de grens missen we het tweede loket, blijkbaar zit er naast de strenge ex-Joegoslaaf ook nog een goedlachse en rondbuikige Oostenrijker. Nadat de indringende blik van de Sloveense douanier door de cabine speurde naar eventueel aanwezige vrouwen of andere verstekelingen neem ik onze papieren terug in ontvangst en geef gas om de Sovereign terug in te halen. Maar nog voor mijn raampje dicht gaat reikt de arm van de ijverige douanier uit zijn loket, met een verheven oioioi sommeert de geüniformeerde grafstem ons terug te stoppen. Yes. Ik trap de Transit bruusk op zijn rem. Entschuldigung, nu pas valt de gecombineerde grenspost me op en onmiddellijk presenteer ik onze identiteitskaarten aan de Oostenrijkse grenswacht. Achterover geleund op zijn bureaustoel de handen gevouwen, bekijkt de man nauwelijks geïnteresseerd de twee onhandige Belgen. We hebben geen verstekelingen aan boord, zelfs geen noemenswaardige smokkelwaar. Weiter fahren, gebaart de onder zijn snorretje mompelende de dikkerd…
Kort op de middag staan we bij de ingang van de panorama-camping, na weken van koeterwaals borstelt mijn echtgenoot zijn beste Duits op en stapt samen met onze kompaan de taverne binnen. Plaats genoeg, nuja er is nog plaats beneden in de laagste gang tegen de haag. Cris loopt erheen, ik ben er niet helemaal gerust op want het is nu niet dat we met een Volkswagenbusje of zo een Hollandse Crazy Camper onderwege zijn. Moet lukken, mijn stoere vent wenkt dus ik zet de afdaling in. Mieke is er ook niet helemaal van overtuigd, ik wil met de achterwand naar de haag gaan staan om makkelijker uitgedraaid te geraken wanneer er rechtover en naast ons nog campers komen staan. Marc moet met de neus naar de weg gaan staan, want zijn chef wil straks niét over de haag in de diepte zitten kijken. De wetenschap dat er achter het struikgewas alleen een grasveld ligt, zacht naar beneden glooiend en géén vervaarlijke ravijn, stelt mij en haar slechts matig gerust.
De naam van de camping laat het al vermoeden, we kijken in de verte uit over de stad beneden langs de rivier en pal tegen de Alpen van het Salzburger Becken aan, vol van muziek. Spontaan welt er een liedje uit de Sound of Music in ons op, hoe komen we morgen in Salzburg? Met de fiets is een optie, maar wel veel klimmen op de weg terug. De Fraulein bij de receptie wist dat we bij de ingang links naar beneden kunnen, over het fietspad lang het water tot bij de rivier en dan naar links tot in het centrum, of te voet tot bij de Obus-halte. We gaan alvast op prospectie terwijl Mieke zichzelf ervan verzekert dat we hierboven wel veilig staan. Hogerop ligt een Mostschänke, hun lichtvoetige appelwijn wil ik straks wel eens proeven, eerst volgen we de aanwijzingen en gaan op zoek naar de opstapplaats van die obussen. Howitzers niet, wel ecologische trolleybussen die hier overal door de stad circuleren.
Dat wordt iets voor morgen, want het Gewitter dat gisteren in Laibach al verwacht werd, zit er vandaag aan te komen. Donker opbollende wolken botsen tegen de bergen en verzamelen boven Salzburg, we zoeken beschutting op het overdekte terras van de campingtaverne en vermaak in een voorzichtige kroes gespritzter Most. Hier buiten spritzt het ondertussen ook en bij de campers zitten om te grillen tijdens een onweder lijkt ons weinig interessant. We reserveren voor vanavond alvast een tafeltje en een Wienerschnitzel wanneer de campingmeneer vakkundig de regendruppels van de bladen wist en zijn tafels netjes dekt met rood-wit-geruite kleden. Een stel rijdende villa’s en hun patserige bewoners animeert omstaanders en tooghangers met luid gemopper over de beschikbare plaatsen.
Het gedonder uit de verte rolt voort tussen de peperdure Morelo-campers: Andere fahren Reisemobil, wir einen MORELO PALACE! De omhooggevallen kampeerders lijken het te menen en dat ondanks reservaties niet gezellig naast elkaar kunnen staan, dreigt uit te monden in een klein gezinsdrama wanneer nu ook hun satellietantenne tot overmaat van ramp geen beeld krijgt op het scherm. Ach man lazer op, denkt de campingmevrouw, haar logement is straks toch volzet. Het loopt tegen zessen en pro forma verlaten we onze Stammtisch zodat die ook kan worden opgedekt. Zware nevels vullen het Salzachtal en leggen een klamme deken over de kampeerplaats, binnen een klein uurtje worden we al terug ter tafel verwacht.
Dinsdag 26 juli
Ochtendgrijs vult het dal, langzaam aan trekt de mist op na het onweer en de buien van deze nacht. De lucht voelt zwaar en de hemel kleurt wisselvallig dus gaan we gewapend met paraplu op zoek naar de trolleybus om ons naar het centrum te brengen. Geen idee hoeveel haltes ver dat is, het drukke Hauptbahnhof blijkt helaas een foute gok want het toeristische stadsdeel nog ruim 2 km lopen en het miezert. Gelukkig zijn we niet gehaast en zo komen we nog eens ergens, met de iPhone in de hand en enigszins uitgeteld bereiken we uiteindelijk toch de fameuze Mozart-straatjes. We lijken wel pokémonvangers, op zoek naar herkenningspunten voor ons zo bekende scenes uit de film. En dan de Getreidegasse daar moesten we volgens mijn oma zeker heen, naar het geboortehuis van Mozart en vergeet ook de Mirabellgarten niet, met zijn dikke beeldjes en in gedachten dansen met de kinderen Von Trapp!
Pokémons vangen doen we niet, wel Apfelstrudel und Kaffee. Onze wederhelften hebben nog wat last van het stappen, dus beklimmen Marc en ik de Kapuzinerberg terwijl zij door de Linzer Gasse richting Sankt-Sebastian slenteren. De zon priemt stilaan door de wolken, de klim en het uitzicht zijn adembenemend. De Kapucijnen zijn niet thuis, dus speuren we aan de einder naar onze campers die ergens hoog boven de stad achter een haag verscholen staat. Ik duizel wat terwijl mijn kameraad over de borstwering naar de rivier in de diepte kijkt, laat mij al maar op eigen tempo aan de afdaling beginnen. Samen komen we terug beneden aan, Sebastiaan deed ook niet open dus steken we met zijn vieren langs de Staatsbrücke de Salzach over naar het écht toeristische deel. De zomerzon is ondertussen weer helemaal terug, tussen honderdduizend andere toeristen kuieren we langs artefacten van het Weense classicisme, pracht en praal uit vroeger dagen, nuttig herbestemd of aan gewiekste commerçanten uitbesteed.
Bij Salzburger Dom bieden koetsiers hun diensten aan, voor een luttele 45 euro nemen hun ranken rossen je mee op een tochtje langs alle must-have-seens van de binnenstad. Elders vertrekken er ook Sound-of-Music-bussen naar de afgelegen filmlocaties bij Salzkammergut, alle bijhorende deuntjes en samenzang incluis. Wij lopen terug te puffen, maar spenderen onze euro’s liever bij het Salzburg Museum op het terras aan een halve liter bier bij een Mozart-toast of dito salade. Wolfgang verdient hier dezer dagen meer met de verkoop van kapellmeisterbadeendjes en chocolade bonbons dan met zijn onovertroffen muziek. We volgen de stroom toeristen, maar de dikke beeldjes in de Zwergelgarten vinden we niet. Bij Mirabellplatz stappen we een beetje moe, maar voldaan, terug op de trolleybus. Misschien komen we hier ooit nog wel eens voor een concert of opera terug, maar nu klimmen we eerst terug naar de camping.
De campingdochter in een wulpse Lederhose verwelkomt ons terug op het terras, een tafel voor het avondmaal reserveren doen we vandaag niet meer. We houden ze net zo goed bezet! Tijdens het aperitief overleggen we de reis naar huis terug. Zondag is voor ons nog meer dan snel genoeg, onze vrienden hopen donderdagavond of ten laatste vrijdagmorgen al weer in Ruisbroek te zijn. Nog één tussenhalte samen ergens op een camperplaats, daarna scheiden ook onze wegen. Wij stoppen voor het weekend nog in Köln, zij rijden van Erwin Hymer World in één trek door naar huis.
Woensdag 27 juli
Traject: Salzburg (A) – Wertheim-am-Main (D), 453 km
De heenreis en de file door de verscherpte controle aan de Oostenrijks-Duitse grens indachtig willen we zo vroeg mogelijk, maar toch op een treffelijk uur, vertrekken. Het is even wringen om tussen de andere kampeerders uit te geraken en dan beginnen we aan de calvarietocht richting wegenwerken. Wij rijden net de grens over tijdens de ochtendbriefing van de Grenzpolizei, de combi’s staan er wel maar, de scanpoort voor vrachtwagens en de controlepost zijn nog niet bemand. Dat ging vlotter dan verwacht, maar het vele oponthoud langs de aaneenschakeling van werven compenseert de al ingecalculeerde maar niet opgelopen vertraging aan de grensovergang. We spartelen Beieren door tot in Wertheim, of liever tot bij het bedrijvenpark even buiten de Altstadt met de Chic Outlet Shopping en een grote camperdealer waar we op de parking kunnen overnachten. De eigenlijke stad en haar bezienswaardigheden laten we letterlijk links liggen, aan de overkant van de A3 die hierbeneden over een behoorlijk lengte in een traagweg is veranderd.
Reisemobile kijken en in de campershop op zoek naar een stel scharniertjes, want gisteren brak er eentje van onze keukenkast pardoes in twee. Metaalmoeheid of tijd om terug naar huis te gaan, wie zal het zeggen. Met een schroevendraaier in de hand wring ik me onhandig in allerlei ongemakkelijke bochten om het onding boven mijn hoofd en tegen mijn hand te demonteren. Hoe vraag je dat eigenlijk in het Duits, scharnier? Scharnier. We tonen ginder het wel. Met al wat kleinoden in de hand staan we uiteindelijk voor het rek met caravanonderdelen, maar we vinden niet meteen iets wat op het kapotte mormel lijkt. Scharnieren wel maar niets met de juiste positie, dus begeeft mijn germanist zich met wellicht ijdele hoop naar de toog van het magazijn met Ersatzteile. De grijze man bestudeert het gebroken scharnier. Nein, habe ich nicht. Kein Hymer, sonnst RollerTeam, aus Italien. Trigano, probeer ik nog. Dat laatste doet een belletje rinkelen, de Trigano-prullen bouwen ze dan ook zowat alle caravans en campers in. Warten Sie, ich schau mal. En hij verdwijnt tussen de voorraadrekken en onderdelendozen.
Geen vijf minuten later staat de man er terug met een kartonnen doos: Wie viel? Euh, geef ze maar allemaal mee. Als er eentje het begeeft volgen de andere waarschijnlijk ook. Kwestie van wat in reserve te hebben. Danke schön! Kast gemaakt, mijn dag kan niet meer stuk. Onze vrienden zijn ondertussen al de showroom ingedoken, voor ieder wat wils als de beurs groot genoeg is en gevuld. Eén ding is snel duidelijk: de perfecte camper bestaat niet, er staan pareltjes bij en voor ons totaal onpraktische dingen. En kijken we naar het gewicht en de prijs, dan zijn we met de onze uiteindelijk nog lang zo slecht niet gesteld. We steken de Hymerring over naar Wertheim Village, mode aan dumpingprijzen. Ideaal om de rest van de namiddag te vullen, koken hoeft vanavond ook niet meer. We eten pizza en vanavond nog wel wat hapjes.
Donderdag 28 juli
Traject: Wertheim – Köln, 274 km
Bij Hymer geen gratis broodjes aan de spiegel, wel een bakker die
met zijn bestelwagen tot bij de campers komt gereden. We kopen nog
wat knapperige pistolets voor we afscheid nemen en koers zetten
naar Reisemobilhafen
Köln. Eens we de snelwegwerken achter ons hebben gelaten
en de noordelijke Reinländer bereiken, begint het zowaar te
regenen. De vooruitzichten voor het weekend zien er weinig belovend
uit en de meest voor de hand liggende toegangswegen naar de camperplaats
van Keulen zijn, hoe kon het ook anders, opgebroken en aan vernieuwing
toe. Het kost ons enige moeite en geduld om een alternatieve route
te vinden die niet omgeleid of afgesloten is, maar we geraken er
net voor het tot een echtelijke ruzie komt. De regen gutst ondertussen
in striemen over het asfalt en verandert de Rijn in een vaal grijze
rimpeling. Onze zomer komt hier een beetje abrupt aan zijn eind, maar ook Kölle ziet ons wel een keer terug.
Vrijdag 29 juli
Traject: Köln (D) – Leuven, 198 km