Paasvakantie 2014
Route via Google-maps
Vrijdag 11 april
Traject: Leuven – Voeren, 92 km
In voorbereiding van een 1-mei-campertreffen in de Voerstreek, trekken wij bij de start van onze paasvakantie alvast die richting uit om ter plekke nog wat praktische afspraken te maken. In de omliggende dorpen zijn er kampeergelegenheden met alle gewenste faciliteiten, maar in de hoofdgemeente moet men het stellen zonder speciale faciliteiten voor kampeerauto’s. Het VVV-kantoor met bezoekerscentrum en de meeste horecazaken, waar we de komende dagen links en rechts nog wat te regelen hebben, bevinden zich hier vlakbij en dus nemen wij graag genoegen met het op zomerse dagen wat stoffige grint van de toeristenparking in ‘s-Graven-Voeren.
Het schemert al wanneer we de steile toegang opdraaien, blijkbaar zijn wij niet de enigen die deze niet-officiële overnachtingsplaats kennen. Aan de straatzijde durft het ’s ochtends vroeg al eens een af- en aanrijden zijn van auto’s met enthousiaste dagjesmensen die hier samentroepen om te komen wandelen en fietsen. Wij zoeken dus ook maar een plekje uit achteraan de hoger gelegen parking en sluiten aan in het rijtje voor de nacht geparkeerde motorhomes. Het is ondertussen al te laat om nog naar het dorp te trekken en te vroeg om al onder de wol te kruipen, we gluren nog wat binnen in de VTM-studio’s waar zangers en coaches het tegen elkaar opnemen in “The Voice van Vlaanderen”. Het energieniveau van onze huishoudaccu is na een half uurtje al onder het waakpeil van de Efoy geslonken, wat ons enigszins verwondert. Misschien heeft deze batterij haar palliatieve fase vroeger dan verhoopt bereikt. Geen ramp, maar beslist in de gaten te houden de komende dagen. Zolang het licht niet uit gaat en de kijkbuiskinderen tevreden zijn, maken we ons niet al te veel zorgen.
’s Ochtends wippen we even binnen bij Toerisme Voerstreek om een natuurgids te bestellen voor het geplande groepsbezoek, in levenden lijve afspraken vastleggen blijkt zelfs in tijden van telefoon en email nog altijd de makkelijkste werkwijze. Even voor de middag staan we met een wandel- en een fietskaart in de hand terug buiten op de stoep. Ik troon mijn echtgenoot mee door het dorp en we springen even binnen bij de Renault-garage pal in het dorp. Of we maandag misschien even mogen langsrijden omdat de ruitensproeier van onze Ducato sinds gisteren dienst weigert? Jawel, er zit nog vloeistof in het reservoir en neen de zekering is het volgens mij niet, dat heb ik zelf al nagekeken. De gedienstige mécanicien wil er wel even naar kijken en als het een slecht contact is of een losse draad, dan wil hij ons wel verder helpen; in het andere geval zullen we bij thuiskomst even naar onze eigen garagist moeten om het defect te laten herstellen want wisselstukken voor een Fiat heeft hij natuurlijk niet in huis.
Met dit rendez-vous op zak zoeken we eetcafé Der Pley op en gesterkt door een paar Rick’s Biertjes vatten we een wandeling aan door holle wegen en langs menig kapelletje – échte, met Mariabeeld en kerkstoel of gietijzeren kruisen die hier nog her en der in de graskant en tussen meidoornhagen staan te pronken. Ergens halverwege een glooiing in het groene landschap, dwalen we onverhoeds een herberg binnen. Welaan dan, schenk ons nog maar een Rick’s Blond op het zonovergoten terras!
Voor het avondmaal boeken we intussen tafeltje bij “the Golden Horse” – vorig jaar bij toeval ontdekt, toen we eens een dagje kwamen stappen tussen de bloesemende hoogstam perelaars. In de jaren ’80 startten moeder Gabrielle en zoon Luc Marchant uit het Waalse Verviers een restaurant in de gebouwen van de boerderij die ze van een suikeroom hadden geërfd en importeerden niet alleen de glimmende muurplaat maar ook de naam van de ouderlijke beenhouwerij uit hun thuisstad. Een etablissement met gevelopschrift “Cheval d’Or” lag die dagen – misschien nog altijd – wat moeilijk in deze Limburgse faciliteitengemeente, daarom kozen ze voor een neutrale Engelse vertaling.
Hoewel de taalstrijd hier vandaag al lang niet meer zo zichtbaar woedt en het voor sommigen zelfs wat exotischer mag lijken, kan het voor anderen net de aanleiding zijn voor een fijnzinnig doch manifest soort rebellie. Mijn halve trouwboek blijft zich halsstarrig van het Nederlands bedienen terwijl de vrouwelijke maître hem duidelijk wel begrijpt, maar volhardend in de taal van Molière blijft serveren. Nu en dan prevelt ze wel eens een voorzichtig “als-u-belieft” of “dank-u-wel”, maar verder lijkt zij erop te moeten vertrouwen dat wij haar omstandige uitleg bij de gerechten en aangepaste wijnen wel verstaan. Bien sûre, gastheer en sommelier Luc komt er zich persoonlijk van vergewissen dat alles naar wens is en doet zijn uiterste best om zijn sporadische Vlaamse klanten in hun eigen taal te onderhouden over zijn laatste oenologische aanwinsten. Luc is welwillend, maar zijn subversieve betaalterminal heeft er toch meer moeite mee. Als het ding niet werkt, kunnen we nog altijd de vaat doen – grap ik luchtig in mijn beste Frans. Dit is Limburg profonde, waar een Maaslandse tongval en Luikse accenten het leven langs de Voer pit geven!
Zondagochtend wordt het stilaan drukker op onze pleisterplaats: terwijl we nog aan de ontbijttafel zitten, zoeken auto’s met stevig geschoeide wandelaars en monovolumes met joelende bengels een vrij plaatsje tussen de Duitse lease-wagens van amateurwielrenners die de Voerense hellingen tot diep in het Land van Herve onveilig komen maken. Om de overtollige calorieën eraf te trappen, na het copieuze maal gisterenavond, stippelen wij met de fietskaart in de hand ook maar een toertje uit tot over de Nederlandse grens om via het naburige Eijsden terug naar de provincie Luik over te steken met het veerpontje, de Maas een tweede keer te overbruggen en langs het Limburgse kerkdorpje Mesch terug naar Moelingen te fietsen – het meest westelijk gelegen dorp van de fusiegemeente Voeren. Bij het terras, van het dorpscafé dat in een vorig leven nog aan Rik toebehoorde voor hij in het oude schooltje daar om de hoek ging wonen om er zelf bier te brouwen met Voerense stroop, gunnen we onze stalen rossen even wat rust. De wind trekt aan en aan de hemel pakken onheilspellende wolken samen, maar de bui waait over en onze regenjasjes mogen voorlopig in de fietstas blijven zitten.
Wanneer we terug bij de motorhome aankomen, is het voorjaarszonnetje weer helemaal van de partij. Onze buren spelen een vreemdsoortig spel met houten paaltjes en blokjes en mikken die naar iets wat op een groot schaakstuk lijkt. Net wanneer wij na enkele toernooitjes te observeren de spelregels door beginnen krijgen, komt er een karavaan travellers het terrein oprijden. De zwerfwagens en de escorterende luxe wagens met Britse en Ierse kentekens staan nog niet goed stil of er zwermt al een bende nauwelijks in de hand gehouden kinderen uit over ons zo-even nog in een lome zomerse rust verzonken speelplein. Een bizar schouwspel voltrekt zich aan de rand van de parking terwijl de Angelsaksische bohemers hun kamp opslaan: het grasveld wordt een ruime voortuin waarin schotelantennes, stroomgroepen en buitenkeukens worden neergepoot, het obligate lozen van een volle afvalwatertank hoort erbij, een stel aanwezige glasbollen vormt het ideale klimrek voor hun brutale vlegels en de kledingcontainer wordt ongegeneerd gepromoveerd tot speelgoedwinkel voor de kleinsten. Het valt me terloops op dat hun auto’s allemaal left-hand-drives zijn, maar hun zwerfwagens zijn gewoon continentaal uitgevoerd. De bevreemdende situatie wekt al dan niet terecht mijn argwaan op…
Ook de twee gezinnen naast ons slaan het gebeuren met argusogen gade en ruimen hun Kubb-spel op, om zich in de luwte tussen hun motorhomes te verschansen. Wij sluiten ons rijdende hotel behoedzaam af en begeven ons met een enigszins wantrouwige blik in de richting van de luidruchtige indringers naar onze afspraak in de “i Genne Pley”-wijnkelders. Daar wacht ons een hartelijk onthaal en een gezellige babbel bij een bijzonder flesje lichtvoetige appelwijn. We moeten ons zowaar reppen om nog in redelijk behouden toestand en rond etenstijd aan een tafeltje bij gasthof Blanckthys te geraken – afgeleid van de platdietse verbastering voor “wittekop” en de oorspronkelijke benaming van de hoeve die in de 16de eeuw eigendom werd van ene Thierry Blancheteste, aldus de gepassioneerde wijnmaker. Tegenwoordig is die oude gevelhoeve in Maaslandse renaissancestijl geheel gerestaureerd en deels verbouwd en uitgebreid tot een modern hotel in handen van Henri Broers, neef van huidig burgemeester Huub Broers die er als kind nog op de boerderij woonde.
Een vriendelijke jongeman met een onmiskenbaar Zuidoostlimburgse tongval wijst ons een tafeltje aan in de zaal, weg van de drukte in de brasserie en we laten ons graag verrassen door de kok. Onder tafel verberg ik stiekem de doos wijnflessen die Jean-Marie Ernon voor ons uit zijn kelder heeft geselecteerd. Bij de aangepaste wijnen van het surprisemenu geen appelwijn uit Voeren, jammer genoeg. De Franse druivenvarianten vloeien er wel rijkelijk en wij klagen niet. Na de koffie lopen we met onze doos onder de arm terug naar de motorhome, in min of meer geestrijke toestand en halvelings verwachtend een opengewrongen portier of gebroken raam aan te treffen. Niets van dat alles. Oef!
Enkele van de begeleidende personenwagens zijn verdwenen, misschien om ergens als dagloners in een nachtploeg te gaan werken. Rare jongens die gipsy’s – wie weet zijn de mannen wel ergens op rooftocht terwijl vrouwen en kinderen hier liggen te ronken. Vlak voor het inslapen spoken mij de meest onheilspellende en onwaarschijnlijke gedachten door het hoofd. Dan plots, in het holst van de nacht word ik gewekt door gedempte stemmen en het knarsen van kiezels onder haastige voeten. Een dieselmotor slaat aan en ik tuimel verschrikt uit de alkoof om nog net de grote lichten van de meest aftandse zigeunerwagen te zien aanknippen voor die in zeven haasten wegscheurt over de parking. De resterende uren tot aan het krieken van de dag slaap ik onrustig en schiet in lichte paniek wakker bij het minste gerucht daarbuiten…
Dit voorvalletje zal nog een staartje krijgen, zo vertrouwt Valentijn me toe – de mecenas van SK Moelingen waar we luttele weken later met onze campervrienden te gast zijn: die Travellers moesten volgens de goedlachse Limburger ‘manu militari’ van de parkeerplaats verwijderd worden om plaats te maken voor een of ander wandelevenement en de met deze delicate opdracht belaste agent, werd door een bij-de-handse en eerder agressieve man van het reizende volkje wandelen gestuurd met de smoes dat de politie in dat geval een burger onder invloed verplichtte om achter het stuur te kruipen… Ondertussen zien burgemeester en gemeentebestuur zich verplicht om het gedoogbeleid ten aanzien van zwerfwagens hier te herzien, zodoende de overlast van clandestien kamperende vuillakken en ander tuig in te dijken. Binnenkort kunnen we of niet meer in ’s Gravenvoeren overnachten na een gastronomisch uitje of een degustatie hier om de hoek; of heeft kameraad Huub ervoor gezord dat er een officiële camperplaats wordt aangelegd. Persoonlijk hoop ik op dat laatste en reken uiteraard op een uitnodiging voor de feestelijke inhuldiging met Rick’s Bier en appelwijn!
Maandag 14 april
Traject: Voeren – Simmerath, 60 km
De brandstofcel heeft het voorbije weekend overuren gedraaid, bij de geringste belasting dook onze batterij onder haar minimumcapaciteit. Onderweg naar onze volgende bestemming – louter in functie van een beschikbaar servicepunt op onze route werd dat Simmerath in het Nationalpark Eifel – zullen we een nieuwe accu oppikken in een van de gespecialiseerde shops langs de grote baan tussen Welkenraedt en Eupen. De diagnose van garagehouder hier beneden in het dorp is snel gemaakt en bijzonder duidelijk: het contact aan de sproeierpomp is gecorrodeerd en het geheel te vervangen. Hij verwijst ons met plezier naar een Fiat-hersteller in Eupen of Herstal. Bedankt voor uw tijd, maar we behelpen ons voorlopig wel voort. Dit bijkomende mankement laten we voorlopig ook niet in de weg staan van ons voorjaarsverlof. De VARTA AGM’s staan in de aanbieding en met de klassieke semi-tractie accu’s heb ik het ondertussen zowat gehad; voor een prikje – nuja zelfs met een fikse korting blijft het een stevige picure – zijn we weer voor een tijdje gesteld.
De capriolen van onze pensioengerechtigde TomTom waren we ook al even beu en nu volgen we Xander, ons nieuwe vriendje – de zoetgevooisde stem van een Garmin Camper 760LMT – over de lamentabele betonbaan door de Hoge Venen naar de Duitse grens. De camperplaats aan de Seeufer in Rurberg ligt verscholen in de dalen van de Eifel, bij één van de stuwmeren op de Rur. Vriendelijke doch kordate aanmaningen klinken uit de GPS en gidsen ons feilloos en verbazend accuraat naar het Rurseezentrum. Onze nieuwe makker zijn accentje werkt bij het uitspreken van Frans- en Duitstalige straatnamen soms wel eens even op de lachspieren. Een Nederlandstalig voorgeprogrammeerd computerbreintje schakelt wellicht niet zo makkelijk naar een buitenlands idioom over, we vergeven het onze pas ontdekte filou dan ook graag.
Bij het toerismekantoortje heeft men een bescheiden, doch hypermodern, bezoekerscentrum ingericht. Bijzonder leerrijk omtrent het nut van stuwmeren en de ecologische effecten, bovendien een waar genot voor alle leeftijden! Terwijl ik op een console met touchscreen door de beziens- en wetenswaardigheden grasduin, wordt de informatie op de muur naast me geprojecteerd. Een eveneens geïnteresseerde, maar al wat oudere man staat naar het beeld op de wand te kijken en onwillekeurig wordt zijn vinger naar een van de knoppen in het schermmenu getrokken. In mijn ooghoek valt zijn handbeweging me op en wanneer hij nogmaals en steviger op de muur tikt, druk ik voor de gein op hetzelfde item op de console en gier het inwendig uit terwijl dit spelletje enkele minuten verder gaat. Genoeg plezier voor vandaag. Mijn gewetensvolle echtgenoot gebaart me naar buiten vooraleer die geplaagde grijsaard door krijgt dat ik schaamteloos met zijn puntje-puntje-puntjes aan het rammelen was…
Het weer is vandaag ook wel in voor een grapje en wisselt onophoudelijk af tussen zomerse zon en guitige aprilse grillen. Een plotse hagelbui ratelt pijnlijk op onze kop; boontje komt om zijn loontje! In de hoop een boottochtje te kunnen maken op de Rursee, wachten we het vaartuig af in de theesalon bij de aanlegsteiger. Een kannetje koffie later, vergezeld van een plak Sachertorte voor mijzelf en een of ander zoet gebak op het bord van mijn reisgezel, meert het schip aan. Helaas vaart het schip vandaag wel nog naar Woffelsbach, maar keert het niet meer terug. Een rondvaart zit er dus niet in zo laat op de middag, maar die taart nemen ze ons toch niet meer af! We stappen verder langs het meer en klimmen omhoog naar het dorpscentrum, op zoek naar een kroeg om onze teleurstelling weg te spoelen met een fris getapte Kölsch. De horeca is daar precies nog niet op ingesteld, zo vroeg op het seizoen. In de cafetaria van een tennishal, wat hogerop bij de camperplaats, worden we vooralsnog uit ons lijden verlost. ’s Avonds wordt de nieuwe accu tot grote tevredenheid op de proef gesteld terwijl andere campers aanschuiven voor een plaatsje. Morgen zakken we verder af naar de Eifel-Therme in Mechernich voor het geplande dagje wellness en waterpret.
Dinsdag 15 april
Traject: Simmerath – Mechernich, 35 km
Luttele dagen voor ons vertrek speurden we op het net nog naar kuuroorden in de regio, maar afgezien van het op flessen getrokken bronwater van Gerolstein valt het “thermale” een beetje tegen. We nemen evenwel genoegen met de Eifel-Therme, een relatief nieuw sauna- en badencomplex op de terreinen van een voormalige steenbakkerij. De verlaten fabriekshallen werden omgetoverd tot een “Kultur- und Freizeitfabrik” waar gastvrijheid, vrijetijds- en cultuurbeleving centraal staan. Uit beleefdheid en uit voorzorg pleegt Cris een telefoontje met de vraag of we voor de duur van ons bezoek op hun parking konden staan en er nadien ook kunnen overnachten, omdat we in het andere geval nog op zoek moeten naar een stelplaats ergens in de buurt.
Ietwat verbaasd door onze vraag ontspint er zich een haast Babylonische semantiek die de fijnzinnige nuances tussen ons “kunnen” en het Duitse “können” naar de oppervlakte dwingt. Uiteraard kunnen we er parkeren en als onze Wohnmobil net in de afgelijnde vakken past, dan kunnen we er ook gewoon twee innemen volgens de dame aan de andere kant van de lijn. Maar of we er ook kunnen blijven staan voor de nacht blijkt een verwarrendere vraag: we kunnen het wel, want de parking wordt ’s avonds niet afgesloten, maar of het ook mag weet zij niet – niemand stelde hen ooit die vraag. We gaan er dan maar met zijn allen van uit dat we het niet alleen “können” maar ook “dürfen” en dus durven wij er zonder gewetensnood gewoon voor de deur blijven overnachten. Oef.
Bij de Zikkurat aangekomen laten we de parkeervakken het dichtst bij het zwembad maar vrij voor de dagjesmensen met kinderen – hier is het immers ook schoolvakantie – die er stilaan toestromen. Ofschoon er al enkele kleiner campertjes voor de deur staan, netjes binnen de lijnen, dirigeer ik mijn chauffeur naar de rand van het naastgelegen parkeerterrein. Na een licht middagmaal laten we de motorhome achter bij de bloeiende appelbomen die het voormalige fabrieksterrein omzomen. De neonreclame van de Zikkurat gloeit al tegen de donkere hemel wanneer ik ’s avonds hinkend met een teen paars als een glimmende aubergine terugkom bij de motorhome, het gevolg van een onhandig keerpunt tijdens het baantjes zwemmen. Met de bulderlach van mijn wederhelft op de achtergrond – het gejammer over mijn “gebrochenen Zeh” zal nog enkele dagen aanhouden want in de taal van Goethe klinkt het zoveel lyrischer dan gewoon een lomp mouvement – hijs ik me voorzichtig met een pijnstiller in de alkoof.
Woensdag 16 april
Traject: Mechernich – Blankenheim, 31 km
We zetten onze tocht verder door het Ahrtal en gaan op zoek naar de bron van het riviertje ergens in de kelder van een middeleeuws pand in Blankenheim. Als prille tiener kwam ik hier ooit met mijn ouders, in mijn herinneringen lijkt het allemaal wat imposanter. Toen we na een van onze tripjes naar Altenahr terug thuis kwamen, opperde mijn vader zaliger dat we – indien we op zekere dag niet zouden weten waarheen – maar eens moesten gaan kijken of de Ahr nog altijd uit die kelder stroomde. Bij deze, papa, dat doet hij dus nog steeds! Met een zeurende pijn in een aanhangsel van mijn linkervoet en wat maaglast van de pillen, klimmen we langs de bergflank tot bij de burcht waar een jeugdherberg zijn intrek heeft genomen. De middeleeuwers groeven een tunnel door de kop van de heuvel om water van een kilometers verderop gelegen bron aan te voeren naar het kasteel, slimme jongens die Duitsers.
We dalen terug af naar het zonovergoten dorpsplein, hopelijk helpt een frisse Bitburger tegen de maagklachten. Het kalmerende effect houdt helaas niet aan. Nog voor we het Eifelmuseum hebben doorwrocht, is dat onaangename gevoel daar weer. De dag is nog jong en we wandelen langs het openluchtzwembad terug naar de camperplaats achter de sporthal om onze fietsen op te halen. Bij de balie van het infobureau pikten we een fietskaart van de noordelijke Eifel op en we proberen de Ahr een eindje te volgen, de bewegwijzerde fietsroute loop deels over een oude spoorwegbedding en deels langs trage wegen. De snode uitgevers van de Ahr-Radweg–brochure lieten wel na erbij te vermelden dat het circuit enkel geschikt is voor dappere trappers en e-bikers. Na een korte maar krachtige klim en een immens lange afdaling knikken mijn knieën en vervliegt mij de fut uit het lijf wanneer de route opnieuw bergop leidt. Liever dan de laatste kilometers naar de Ahrhütte nog af te leggen om er terug op krachten te komen bij een frisse pint, maken we rechtsomkeer.
Tot het avondeten zitten we nog wat in het namiddagzonnetje en buigen ons over de vraag: waar trekken we morgen heen? Ik mopper wat op de Capitool-reisgids voor Duitsland. Het lor is feitelijk alleen maar goed om er de kachel mee aan te steken, mochten we er al eentje hebben. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de Lannoo uitgave: “Met de camper door Europa…”, het merendeel van de bestemmingen is zelfs niet aan ons besteed en wat er wel in vermeld wordt, vinden we in de klassieke Campergids ook. De iPad met zijn vernuftige apps weet het ook niet onmiddellijk en om één of andere reden valt ons beider oog op Bonn. Bon, wij daarheen dan maar.
Donderdag 17 april
Traject: Blankenheim – Bonn, 77 km
Geen ibuprofen meer voor mij, die teen zal ook zo wel helen en ik lag nog tot in de kleine uurtjes wakker met buikpijn door dat paardenmiddel. De autoweg voert ons vanuit de Eifel en het Ahrtal in de richting van de brede Rijnvallei. Onderweg lonkt Phantasialand in Brühl nog even naar ons, maar ik voel er weinig voor om de peperdure entree te betalen en vast te stellen dat de Berliner Wellenflug – een oude kettingmolen – al meer dan wild genoeg is voor mij. Moeiteloos toont Xander ons de weg naar de opgegeven plek bij de sportvelden in de wijk Auerberg net buiten het historische centrum van Bonn.
Mochten er al geen landgenoten hebben gestaan met hun motorhome, ik zou er misschien niet happig op zijn geweest hier te blijven staan voor de nacht. De parkeerplaats oogt wat groezelig en het is niet meteen duidelijk dat overnachten er toegestaan wordt. Net wanneer we nog staan te dubben of we niet liever de tram naar het centrum zouden nemen en eventueel te voet weerkeren, volgens de GPS zijn het toch wel enkele kilometers, dagen de bewoners van de geparkeerde motorhome hiernaast op. Het jonge koppel is net met de fiets naar de markt geweest en verklapt ons graag de makkelijkste weg, op enkele minuten zouden we er via een verkeersvrij paadje binnendoor al zijn. De voormalige administratieve hoofdstad van Duitsland huisvest een universiteit en is daarmee een jonge levendige fietsstad. Onze landgenoten hebben hier twee nachten geslapen, zonder problemen, ’s avonds verstomt ook het rumoer van het verkeer en de snelweg hier ergens vlakbij.
We wagen het erop en volgen hun aanwijzingen naar het driehoekige marktplein, waar het dagelijks ook markt blijkt te zijn. Kuierend door winkelstraten en met een ommetje langs de kaden van de Rijn komen we voorbij de highlights van de oude stad, het grotendeels geëvacueerde parlementaire kwartier laten we links liggen – na de hereniging van beide Duitslanden begin jaren ’90 verhuisde de Bundesregering naar Berlijn, slechts enkele administraties bleven hier achter. Aantrekkelijker dan wat herbestemde overheidsgebouwen blijken het Beethovenhuis en de HARIBO-store, enig in de wereld: Bonn, Heimat der Goldbären! Inzake kinderlijke vreugde haast even bevredigend als het naburige pretpark dat eind jaren ’60 door Gottlieb Löffelhardt en Richard Schmidt op een verlaten bruinkoolsite werd gebouwd.
Een tweede dag zouden we hier beslist ook nog kunnen spenderen, maar de ervaring leert dat Karfreitag geen goed ogenblik is om horeca en winkels op te zoeken in Duitsland met zijn diepgewortelde Lutheraanse traditie. Nu we toch bij de Rijn aanbeland zijn, opper ik het idee om in Xanten op zoek te gaan naar de laatst overgebleven Romeinen. Veel overredingskracht is er niet nodig om mijn archeofiel te doen instemmen met het plan, dit keer kent zijn iPad zelfs gelijk een WoMoPark – met een W – met alles erop en eraan!
Tijd zat. Met het lange paasweekend nog voor de boeg, plannen we nog een tussenhalte in Krefeld aan de Nederrijn. Een snelle blik op de stedelijke webstek onder de hoofding Tourismus overtuigt ons: de Krefelders pronker er zelfs met een gratis Reisemobilstellplatz, weliswaar een vijftal kilometer weg van het centrum in het gehucht Burg Linn.
Vrijdag 18 april
Traject: Bonn – Krefeld (Burg Linn) – Xanten, 135 km
Het geratel en geklingel van tramverkeer en de drukte van de nabijgelegen hoofd- en snelwegen verstommen ’s avonds en als bij wonder is het hier betrekkelijk stil, maar het gedender en geruis doemt al vroeg in de ochtend terug op vanuit de verte. Na een onverhoopt rustige nacht laten we onze nieuwe buren – een ouder Duits echtpaar rechts van ons, dat hier kwam aanschuiven omdat ze liever niet in hun eentje op plaatsen als deze overnachten, links een Duitse oma en opa die met hun kleinkinderen op weg zijn – achter op het wat verwaarloosde parkeerterrein en zoeken onze weg terug naar de snelweg richting Köln. Het is even over de middag en overwegend betrokken wanneer we op de geheel onbenutte camperplaats van Krefeld aankomen, we kiezen op het zicht een plekje uit tussen de bomen.
Vanavond televisiekijken blijkt niet evident, door het dichte bladerdek hierboven. Er staat hier momenteel niemand anders, dus proberen we gewoon alle parkeervakken uit tot we én waterpas staan, én beeld ontvangen van de satelliet. Eens we zover zijn, wordt het brood aangesneden en spieden we naar fietspaden en mogelijke Ausflugsziele in het stadsmidden van Krefeld. De weergoden zijn net zo enthousiast als wij en ze dreigen met aprilse grillen: een snedige wind jaagt grauwe wolken en enkele moedige fietsers aan ons blikveld voorbij. Op een steenworp staat de oude gerestaureerde burcht; liever dan een nat pak te halen of van onze stalen rossen te waaien, wandelen we daar eens heen. De Linner Burg en het later bijgebouwde jachtpaviljoen zijn te bezoeken en de archeologische ontdekkingstocht door de vele vertrekken van het museum houden ons een paar uurtjes zoet, maar het is nog veel te vroeg om al voor de televisie neer te ploffen wanneer we terug bij de motorhome aankomen. De lucht is ondertussen wel wat opgeklaard en oogt zowaar wat zonnig.
We staan voor de keuze héél erg vroeg het aperitief aan te vatten of vandaag nog verder te reizen. Veel overredingskracht is er niet nodig en we besluiten vandaag nog naar het WoMoPark bij de oude Romeinen door te rijden. Met wat geluk zijn we er binnen drie kwartier al en met plaats voor 160 campers zal er voor ons zeker nog wel een plekje vrij zijn. Dat laatste valt tot onze verbazing wel wat tegen, want bij aankomst staan de rijen campers al tot ver op de aanpalende weide in lange rijen achter elkaar. Stroom hebben we gelukkig niet nodig, alleen maar vrij zicht op het zuiden voor die verduivelde schotelantenne. Onderwijl mijn beminde echtgenoot zich naar de receptie begeeft om ons aan te melden, wring ik me haastig ergens tussen – wat ’s anderendaags gewoon de bewust opengelaten vluchtweg tussen de andere kampeerauto’s zal blijken te zijn.
De vriendelijke Rijnlandse dames bij het onthaal bestellen alvast onze vers gebakken broodjes voor morgenvroeg, leggen uit hoe we toegang krijgen tot het sanitaire blok, waar de lozingsfaciliteiten te vinden zijn en maken ons met graagte wegwijs in de buurt. Het dorp bereiken we makkelijk te voet of met de fiets wanneer we het camperpark achter ons laten en de weg naar links volgende de hoofdweg dwarsen, aan de overkant van het marktplein rechtsaf situeert zich het vermaarde archeologisch pretpark en nog een eindje verderop vinden we de oude Rijnarm die vandaag twee binnenmeren vormt op de plaats waar de Römer hun schepen ooit aanmeerden. Rond de Xantener Südsee & Nordsee kan je naar verluid zalige fietstochten maken en op zomerse dagen kan je er verpozen op de zonnige terrassen van de plaatselijke horeca.
Het klinkt ons danig aanlokkelijk in de oren dat we besluiten het ganse paasweekeinde hier te blijven. Vandaag, Goede Vrijdag, zullen we alvast naar het centrum wandelen; morgen, Stille Zaterdag, gaan we op bijscholing over de klassieke oudheid; overmorgen zondag, op Pasen, fietsen we dan eens rond die veelbelovende meren om tenslotte pas op Paasmaandag terug naar huis te vertrekken. De planning voor de rest van onze voorjaarsvakantie is gemaakt, dus kunnen we ons met een gerust gemoed laven aan een fris getapte Bitburg bij het bier- en braadworstenkraam dat men hier voor de hoogdagen en vooral omwille van het aangekondigde zomerweer heeft neergepoot. Onze lippen raken nog maar net de schuimkragen aan van de kristalheldere pilsjes wanneer stiekeme regendruppels op de grote parasols tikken…
Na de Feinabstimmung, met keggen om de ideale slaappositie te bereiken zowel als enkele centimeters voor- en achteruit te manoeuvreren met het ganse gevaarte om toch maar ontvangst te hebben op de Vlaamse televisiezenders, dalen we af naar het hedendaagse Xanten. Het is vandaag Karfreitag en dan liggen de Duitse provinciesteden er doorgaans wat ingedommeld bij, het winkelstraatje lijkt compleet verlaten en de brasserietjes op de markt wachten geduldig op het weekend met warmer weer en meer toeristen. Wij schuiven aan voor een onchristelijk festijn bij de plaatselijke Hongaar die hier in de ruimste omschrijving van het begrip een Balkan-restaurant uitbaat. De straffe koffie en Slivovitsj nadien zijn een absolute must om de zopas verorberde vleesberg verteerd te krijgen, doe mij maar een dubbele dosis van dat medicijn!
Zaterdag 19 april
’s Ochtends haal ik de broodjes op en na het ontbijt verplaatsen wij onze Ducato – die nog steeds ietwat potsierlijk in het midden van de rijen campers neergepoot staat – naar het pas vrijgekomen plekje naast de weg. We zijn hooguit een meter of zes naar rechts opgeschoven, maar die vervloekte TV Vlaanderen kanalen op Astra 1 mogen we op onze nog steeds bolle buikjes schrijven. Ik begin stilaan mijn geloof in de Teleco-M7-combinatie te verliezen, maar dat zijn zorgen voor later; eerst gaan we Romeintjes zoeken.
De fietsen worden opgezadeld en we hijsen ons op de trappers, het Ungarische carnivorenmaal en de medicinale alcohol van gisterenavond wegen nog door. Vanavond staat de eerste BBQ van het seizoen al geprogrammeerd, diëten dat doen we thuis wel weer… ’s Middags moeten we dringend langs de Römische Herberge voor een kroes met citroen en kruiden op smaak gebrachte witte wijn – de mediterrane legioenen verstonden destijds wel al de kunst van de vinificatie, maar de druivenrassen uit het Apennijns schiereiland gedijden in de noordelijke gebieden niet zo best en leverden sap met een grotere zuurtegraad en nauwelijks drinkbare wijnen op – en een paar Römer Flammkuchen. Die overtollige calorieën en het overschot aan cholesterol fietsen we er morgen wel weer af, of met die gedacht troosten we ons alvast.
Enkel de reconstructies van de Burginatiumpoort en de Haventempel van Colonia Ulpia Traiana – de oorspronkelijke naam voor deze vooruitgeschoven garnizoensstad in Neder-Germanië – lijken nog overeen te stemmen met mijn humanioraherinneringen aan Xanten. Ik ben er ook stellig van overtuigd dat de Rijn in die dagen ook nog in zijn Romeinse bedding stroomde, toen ik hier als 16-jarige op schoolreis was. Sindsdien heeft men een nieuwerwets maar schitterend museum toegevoegd aan de opgegraven en deels gereconstrueerde Romeinse stad, de contouren van het uit staal en glaspartijen opgetrokken bouwwerk geven de bezoeker een beeld van het immense thermencomplex dat hier een paar duizend jaar eerder al heeft gestaan en waarvan de vloerpartijen en baden deels bewaard zijn gebleven. Dat er hier überhaupt nog iets terug te vinden is, mag een wonder heten want de barbaarse Middeleeuwers hebben uit de toen al verlaten oude stad alle stenen gehouwen die ze nodig hadden om hun huizen te bouwen en hun imposante Münster op te richten in het huidige Xanten.
Het betere deel van deze zonnige dag hebben we tussen de getuigen uit de Klassiek Oudheid doorgebracht. Als dit al behoorlijk zomerse weer aanhoudt, grillen we straks nog een sappig stukje vlees. We wippen onderweg dus eerst nog even binnen bij de plaatselijke supermarkt. ’s Avonds koelt het nog snel af, dus haasten we ons na het avondmaal ook maar weer naar binnen. Een ganse dag rondslenteren en infobordjes lezen eist zijn tol…
Zondag 20 april
’s Ochtends halen we opnieuw frische Brötchen bij de receptie. Vandaag doen we eens gek en pakken gezellig een picknick mee tijdens onze fietstocht rond het meer, dat bij nader inzien niet zo uitgestrekt blijkt als we hadden gedacht. Tijd genoeg dus om onszelf nog op een ijsje te trakteren op het marktpleintje van Xanten. Aangesterkt door de smeuïge zoetigheid en verkwikt door het geurig kopje mokka, zetten we onze weg verder. Nog een laatste avondmaal hier aan de Beneden-Rijn en een slok Eifelgeist voor het slapen gaan, want morgen voert de reis terug naar huis.
Maandag 21 april
Traject: Xanten – Leuven, 195 km