Herfstvakantie 2013
Route via Google-maps
Zaterdag 26 oktober
Traject: Leuven – Redu, 125 km
Het wordt een traditie; ons najaarsverlof te starten met een bezoekje aan de boekenwinkeltjes van Redu en een culinaire verwennerij bij Le Fournil om daar vervolgens de dag af te sluiten met een pousse café in de fumoire. Een trage start van een paar dagen kuren in het Zwarte Woud, wat gastronomie in de Elzas en wie weet zelfs een ommetje langs Zwitserland; het was al even geleden dat we nog eens vertrokken met een heus reisschema op zak, ruim op voorhand gepland. Een min of meer concrete voorbereiding zal het hopelijk makkelijker maken eens helemaal te ontstressen: in het wellness-concept is er geen plaats voor dagelijkse speurtochten naar reisbestemmingen en overnachtingsplaatsen, noch voor de daar in onze ervaring onlosmakelijk mee verbonden echtelijke discussies. We hebben thuis dan ook ruim op voorhand al eens een avondje uitgetrokken om samen op zoek te gaan naar allerhande kuuroorden, pareltjes van lokale gastronomie en nabijgelegen camperplaatsen; meer dan genoeg om een maand te vullen…
Onthaasten begint bij ons ontwaken en zonder al te veel jachtigheid worden hebben en houden klaar gemaakt voor vertrek, nog wat laatste inkopen gedaan en we vatten de eerste etappe van onze najaarsvakantie aan. De voorzichtige herfstzon maakt al plaats voor de opkomende schemering wanneer we de ons vertrouwde parking opdraaien. Er zijn duidelijk nog zwervers die de weg gevonden hebben naar het gastvrije boekendorpje en wij sluiten netjes aan bij het rijtje reeds voor de nacht geparkeerde campers. We hebben nog een uurtje de tijd vóór we ter tafel worden verwacht en dus grasduinen we nog wat in de tot aan de nok vol gestapelde boekenwinkels. Onderwijl we langs de kerk naar De Eglantier afdalen, kruisen we een terug naar omhoog klimmend koppel. Ik meen in de vrouw van het stel een bekend gezicht te herkennen en speur mijn brein af naar de juiste setting. Naderbij gekomen blijkt het een al even verraste collega van mij te zijn; zo kom je hier aan het eind van de beschaving nog bekende gezichten tegen.
Op de eerste etage van mijn favoriete boekenwinkel trekt de eenzame kopij van “Dag Vlaanderen” mijn aandacht, daarin schetst Christophe Deborsu het beeld dat de Walen hebben van de Vlamingen en hoe zij werkelijk over ons denken. Met deze turf onder de arm passeer ik langs de kassa, mijn echtgenoot – die anders met een karrenvracht fictie en fabels terug naar huis komt – is ondertussen zoet met het leesvoer op zijn nieuwerwetse eReader en laat het muffe papier dezer dagen gewoon aan zich voorbij gaan. Ik zweer steeds meer bij low tech en snuif nog wel eens graag aan een vers gedrukte paperback of een nostalgisch ingebonden boekband…
Genoeg gemijmerd, tijd voor het aperitief: we laten ons de “Ardeur” aanbevelen, een ambachtelijk aperitief op basis van bosvruchten en zoals de naam al liet vermoeden warempel een geestdriftig drankje !
Zondag 27 oktober
Traject: Redu – Triberg, 400 km
De geruisloze omschakeling van het zomer- naar het winteruur gunde ons een verkwikkende nacht en wanneer wij uit de alkoof neerdalen, zijn onze buren samen met de schuchtere najaarszon verdwenen. De vallei onder ons ligt verdoken in de grauwe nevels en het belooft een sombere dag te worden. Wij hebben vandaag een behoorlijk lange rit voor de boeg, de Waalse herfst deert ons dus niet en de weersverwachtingen op onze reisbestemming beloven ons nog een kleine Indian Summer. We laten het dorp achter ons en rijden ter hoogte van het Euro Space Center de E411 op: mijn chauffeur blijft stoïcijns doof wanneer ik terloops opper om daar bij gelegenheid ook eens binnen te wippen. Geen interesse aan die kant dus volgen we de snelweg via Luxemburg, Metz en Straatsburg tot aan de Rijn waar die de grens vormt tussen het département Bas-Rhin en Bundesland Baden-Württemberg, om ten slotte in Triberg-im-Schwarzwald halt te houden bij Duitslands hoogste waterval.
Niet meteen aan de voet, wellicht zelfs boven het niveau waar de Gutach zich overmoedig langs de bemoste rotsen in het 163 meter lager gelegen bassin stort, vinden we een overnachtingsplaats. De plek die ons aangewezen wordt door TomTom, middels de gekende Nederlandse gids en dito databank, zijn niet meer actueel: op de plaats die voorheen te boek gesteld en ter plekke aangegeven stond als “P5”, bevindt zich vandaag een meerlagig complex met de veelzeggende benaming “Männer-Parkplatz“. De onderste verdiepingen hebben slechts 2,6m vrije hoogte, de bovendekse parkeervakken zijn nauwelijks ruim genoeg om een gezinswagen comfortabel neer te poten; vandaar de naam. Gevoel voor humor hebben de tribären wel. Bovenaan de straat van dat volgens internationale media seksistische bouwwerk toont een verkeersbord ons de weg naar een lager gelegen toegestane overnachtingsplaats, maar motorhomes kunnen er enkele vanaf 22u tot de volgende ochtend terecht. Wij blijven dus maar helemaal boven op de twee bescheiden en onbehaaglijk hellende aan zwerfwagens voorbehouden parkeervakken in de marge van de autocarparking “P6” staan. Gratis, dus de gapende afgrond op enkele centimeters van onze voordeur en het lawaai van het doorgaande verkeer nemen we er voor één keertje zonder mopperen bij.
Het loopt al tegen de avond en door de uurwisseling is het ook weer een uur vroeger donker, als we de Triberger Wasserfälle nog met enig daglicht willen aanschouwen dan zetten we er beter vaart achter. We kopen zoals alle andere toeristen een toegangsticket tot het watervallenpark en vatten de klim aan om het riviertje te bedwingen dat zich in de diepte stort. Geen van ons beiden blijkt helaas kloek genoeg om langs de in de rotsen uitgehouwen glibberige treden en over vochtige houten loopbruggetjes tot bij de bovenloop van de Gutach te geraken. Ook mijn vertrouwde fototoestel houdt het zoetjesaan voor bekeken en voor de rest van de week ben ik aangewezen op een goedkoop compactcameraatje dat de goddelijke voorzienigheid me voor het vertrek in de schoot heeft geworpen. Liever dan op het wandelpaadje het risico te lopen hetzelfde lot te ondergaan als het kristalheldere water, storten wij ons beneden op een donkere en troebele Hefenweizen van de lokale brouwerij. Terwijl de daver nog uit ons weinig avontuurlijke lijf wegebt, gaapt het vrolijk kakelende gezelschap aan de Stammtisch in de hoek ons verbaasd aan: van alle plaatsen op de wereld, komt Cris hier toch wel een collega tegen…
Wat amicaal gekeuvel later wensen we elkaar verder nog een fijne reis en keren wij terug tot de orde van de dag: drinken we er nog eentje of gaan we maar terug naar de motorhome ? We beproeven de eerste optie en gaandeweg stroomt de gelagzaal van onze herberg vol met toeristen die allemaal op zoek zijn naar een copieus avondmaal. Aangezien geen van beiden op dit ogenblik werkelijk nog zin heeft om in potten en pannen te gaan roeren, besluiten we ook de eetkaart maar eens te vragen. We worden op onze wenken bediend: ik neem genoegen met een forse forel volgens de tradite van Hotel Pfaff , mijn aangetrouwde gastronoom doet zich te goed aan een succulent varkenslapje met romige Spätzle. Een flauwe koffie en een stukje zatte Zwartewoudtaart vullen de laatste gaatjes op en met ronde buikjes slepen we ons naar boven…
Terwijl de Kuckucksuhren en de gekke Moai – beter gekend als Paaseilandbeelden – met de opvallende hoofddeksels uit de heimat van de Bollenhut me nog door het hoofd spoken, nadat we al geruime tijd onze alkoof hebben opgezocht, hoop ik stiekem dat er morgen geen bekenden opduiken terwijl wij ons laven aan de geneugten en de Heilbäder van het eerste Kurort op deze trip…
Maandag 28 oktober
Traject: Triberg – Bad Dürrheim, 35 km
Gewekt door het ochtendlijke verkeer en de aanstekelijke gedachte straks letterlijk in luxe te zullen baden bij Wellness und Gesundheitszentrum Solemar haast ik me uit bed. Het sombere herfstweer maakte plaats voor een stralende hemel, alleen het goudgele tot roodbruine gebladerte geeft hier het juiste seizoen nog aan. Zelf had ik gedacht een eindje terug te moeten rijden langs de weg die we gisteren hebben afgelegd, het eigenzinnige computertje verzon voor ons een feeëriekere route. Mijn wederhelft stuurt onze Ducato in een scherpe bocht van de busparking af en daalt behoedzaam op de motor remmend af tot bij het centrum waar we traag in hoge toeren langs de tegenoverliggende steile bergflank omhoog klimmen om – net wanneer we vrezen het niet te zullen halen – met een haarspeldbocht het plateau te bereiken. Weids glooiende weilanden en uitlopers van het donkere sparrenwoud strekken zich links en rechts van de weg en haast lentefris voor ons uit, slechts nu en dan verstoord door een authentieke vakwerkhoeve of een kleurrijke dorpskern in de luwte van het landschap.
Gestaag dalen we af naar de Reisemobilhafen van Bad Dürrheim. Het dichtst bij Solemar gelegen deel van de uitgestrekte camperplaats is voorbehouden aan vroegboekers en wordt ingenomen door kuurders die hier voor meerdere dagen verblijven. De verst gelegen percelen zijn wat meer afgescheiden met bomen en struiken, maar ook grotendeels onverhard en daardoor liggen ze er nu en ondanks de bijna zomerse dag wat modderig bij. Wij verkiezen een van de nog vrije en netjes aangelegde plaatsen op Park Weitblick tussen beide in. De broodjes voor morgenochtend zijn besteld en als twee kleine jongens, die zich op Sinterklaasdag naar beneden reppen om te kijken waarmee de goedheilige man hen heeft bedacht, stappen we richting ‘Schwarzwald Sauna’ en ‘Sole Thermen’ voor een dagje schaamteloos genieten van weldadige rust en heilzame ontspanning.
Aan de overzijde van de tegenoverliggende weide richten de houten torens van de historische zoutmijn zich voor ons op, even daarvan opzij valt een aaneenschakeling van vreemdsoortige tot op de grond reikende koepeldaken me op. Pas terwijl ik mijn indrukken uitschrijf, leer ik dat dit bijzondere bouwwerk het Narrenschopf Museum herbergt – de centrale collectie van de Schwäbische en Alemannische narrentraditie en hun vastenavondcultuur die terug gaat tot de 17de eeuw; aan dit erfgoed kunnen de platte carnavalisten uit Aalst een puntje zuigen. Bij een bodemboring in 1823 stootten de Dürrheimers op een onderaardse zoutlaag, sindsdien wordt er hier tafelzout ontgonnen en in 1883 ontdekte men de heilzame werking van het baden in Sole – een waterige pekeloplossing. In 1971 werd de industriële ontginning door het Südwestdeutsche Salzwerke AG stilgelegd, hier in Bad Dürrheim, vandaag vindt het gewonnen zout enkel nog zijn weg naar de thermale baden en de scrubs van het plaatselijke kuuroord.
Dinsdag 29 oktober
Traject: Bad Dürrheim – Titisee, 50 km
Helemaal zen zetten we onze reis verder van de grazige vlakten aan de oostkant, dwars door het Hochschwarzwald in de richting van het zuidwestelijk gelegen drielandenpunt waar de landsgrenzen van Duitsland, Zwitserland en Frankrijk elkaar in het midden van de Rijn snijden. Bijna halverwege de route en ongeveer op 850m hoogte komen we aan bij camping Bankenhof op de oever van de sprookjesachtige Titisee. Het meer is tijdens de ijstijden van het Pleistoceen – 2,6 tot 11 miljoen jaar geleden – ontstaan door de geologische werking van de Feldberggletsjer, vandaag met zijn 1493m de hoogste berg in Duitsland. De Titisee vloeit in de gelijknamige stad over in de Gutach – niet te verwarren met het blijkbaar gelijknamige riviertje dat in Triberg naar beneden plenst -, een beekje dat even verderop richting Zwitserland plots Wutach geheten wordt. Dat laatste misschien om verdere naamsverwarringen te voorkomen, een ingreep die ze in Vlaanderen ook eens mogen overwegen voor de ontelbare Molenbeekjes die mijn vlakke land doorkruisen…
We parkeren ons op de speciaal voor doortrekkende motorhomes aangelegde plek bij de ingang van de camping en nadat we ons aangemeld hebben, stappen we met krakend nieuwe bergschoenen aan over de Seerundweg tot in het toeristische centrum op de kop van het meer. Heen over de zuidoostelijke oever en terug langs de overkant had het een wandeling van een kleine 7km moeten worden; maar door het in en uit en heen en weer slingeren tussen kraampjes en in de tientallen souvenirwinkeltjes in Stadt Titisee, voelt het makkelijk aan alsof we het dubbel van die afstand hebben afgelegd wanneer we ’s avonds terug bij de camper staan. De calorieën die we onderweg hebben aangevuld met nog maar eens een plak Schwarzwälder Kirschtorte in het artificiële Brauhaus, zijn al lang weer opgebrand en moeten dringend aangevuld worden in de camping-Stube.
Enkele schuimige Rothäuser en een stuk of wat bijpassende honingbrandewijntjes uit de regio later, besluiten we dat het simpeler en vooral ook veiliger is om zelf niet meer achter het fornuis te gaan staan. De eenvoudige campingkeuken leek nog nooit zo appetijtelijk en in de gloed van die goldne Abendsonne, die aan de einder achter de Feldberg weg zakt, ziet de kribbige matrone achter haar ietwat groezelige toog er zelfs haast lieflijk uit. De beginregels van het gelijknamige foute lied dansen me door het geestrijke hoofd terwijl de taverne vol loopt. De drukte van kirrende Westvlaamse koters die kibbelen om een iPad aan het tafeltje naast ons en het schabouwelijke Duits van hun vader die voor zijn echtgenote een glas zoete rode wijn poogt te bestellen, wekken mij uit de zorgzaam opgebouwde roes. Tijd om af te rekenen bij de vriendelijke waardin, want nu het helemaal donker is geworden zakt de buitentemperatuur pijlsnel naar beneden en het belooft een ijskoude nacht te worden hier in het Hoge Zwarte Woud !
Woensdag 30 oktober
Traject: (1) Titisee – Weil am Rhein, 65 km; (2) Weil am Rhein – Domaine Bollenberg, 70 km
De eerste nachtvorst heeft het plasje regenwater op de fietshoes met een fijn laagje ijs afgedekt en de nevels van de Titisee hebben het gras wit berijmd. “Als die goldne Morgensonne sandte ihren ersten Schein, zog ein Wohnmobil weiter in den Wald hinein…” neurie ik vrolijk tijdens de vaat, vrij naar het soldatendeuntje dat me gisteren plots te binnen schoot. Straks bedwingen we de hoogste berg van het land en glijden we gezwind af tot bij Laguna Badeland, een waterpretpark en saunaparadijs in Weil am Rhein op een boogscheut van Basel. Als alles volgens plan verloopt, willen we daar een tweede nacht blijven staan om per fiets de Zwitserse grens over te steken en daar de highlights te ontdekken. Maar eerst moeten we Feldberg nog over…
De jongeren uit de Dreiländereck genieten net als wij van de herfstvakantie en hadden blijkbaar in grote getalen ook hetzelfde idee als wij. Dat wil zeggen: zij schuifelen uitgelaten langs de kassa in de richting van het rumoerige golfslagbad en de uitdagende waterglijbanen, wij naar een uithoek waar de oase van weldoende warmte en rust op ons en de andere meer bezadigde badgasten wacht. Het saunalandschap valt met stip aan te bevelen, maar het gejoel laten we vandaag toch maar liever aan ons voorbij gaan. Fietsen naar het grootstedelijke Basel lijkt ons ondertussen niet meer zo aanlokkelijk, overnachten op de drukke parking hiertegenover hoeft dan ook niet meer zo nodig. Wanneer we nu nog verder rijden, kunnen we misschien nog voor het donker op onze eerste bestemming in de Elzas zijn – weliswaar twee dagen vroeger dan gepland. Anderzijds vieren we dan vanavond onze negende huwelijksverjaardag gepast met de voetjes onder tafel in de voortreffelijke auberge “Au Vieux Pressoir”.
Donderdag 31 oktober
Traject: Domaine Bollenberg – Eguisheim, 20 km
Na een exquise feestmaal moet er penitentie worden gedaan, we beginnen de dag met een stevige wandeling: keuze uit een aantal bewegwijzerde paden – met ietwat cryptisch aangegeven afstanden en wandeltijden zo zal blijken. Het richtingaanwijzertje naar de “Chapelle des Sorcières” spreekt tot mijn verbeelding, het kapelletje is gewijd aan Apollonia van Alexandrië, een martelares die aanroepen wordt bij tandpijn. Ik heb nu en dan wel eens wat last van ‘gevoelige tanden’; maar liever dan een heilige te aanbieden, zoek ik mijn heil in een tube Sensodyne. We volgen dan maar het plaatje dat ons op een half uurtje naar de “Sommet du Bollenberg” belooft te gidsen, de zon staat op herfsthoogte aan de blauwe hemel en verdrijft de laatste nevels uit het Rijndal dat zich breed uitstrekt tussen Vogezen en Zwarte Woud. De flanken van de omliggende bergen tooiden zich in hun mooiste gewaden: goudgele wijngaarden, met hier en daar een roodbronzen toets, ontvouwen zich golvend rondom. Mooier dan de meest begenadigde artiest, schildert dit roemrijke seizoen ons een warm en kleurrijk tafereel.
Vervuld van deze pracht prikt mijn echtgenoot een bijkomende pleisterplaats op zijn Reiseführer, de nieuwste ontdekking van mijn postmoderne App-man. Op het wijnbedrijf van de familie Bannwarth in Eguisheim is het naar verluid zeer goed toeven. De positieve commentaren van anderen die ons hier zijn voorgegaan, blijken stuk voor stuk een understatement: bij de aangeboden overnachtingsplaats is net als bij Bollenberg ook stroom in begrepen – niet dat we erom verlegen zaten – en het onthaal is er allerhartelijkst. Pierre – de jongste telg uit het biowijnbouwersgeslacht – mag er terecht fier op zijn dat hij de toekomst van het familiebedrijf verzekert en het nobele werk verder zet dat zijn voorvaderen aan het begin van de 17de eeuw zijn begonnen.
Vader François, best trots zijn op zijn overigens niet onknappe zoon, toont zich inderdaad de spraakwaterval, filosoof en polyglot waarover medecampingcarristen ons getuigden. Hij kent de straten van Leuven schijnbaar even goed als zijn eigen broekzak en is een bevlogen babbelaar in zeven talen waaronder zelfs een woordje Vlaams. Onderwijl Pierre zijn beste wijnen laat proeven legt de oude wijnboer ons zonder verpozen en feilloos uit waar het verschil ligt tussen onze zachtere tongval en het scherpere taaltje van onze Calvinistische noorderburen. Wonderbaarlijk en beslist een aanrader voor wie hier eens in de geburen is.
Het erf van onze gastheren ligt op luttele meters van het middeleeuwse centrum met zijn merkwaardige stratenpatroon. Het dorp heeft zich gaandeweg ontwikkeld rond een achthoekige vesting, die later het geboortehuis zou worden van paus Leo IX, wat in een bijzondere concentrische urbanisatie resulteert. De historische kern is grotendeels met zijn oorspronkelijke vakwerkhuizen en nauwe gekasseide straatjes bewaard gebleven en daarmee één van de mooiste plekjes die we in de Elzas al mochten ontdekken. We waren tijdens onze verkenningstocht door het dorp wel zo voorzienig om – gezien de geplande degustatie bij Pierre en François – nog maar eens ergens een tafeltje te reserveren. Bij de gemeentelijke toerismedienst hadden ze een bladerboek met de spijskaarten van alle herbergen en de meer gastronomische restaurants in de buurt. Le Pavillon Gourmand toont zich een veelbelovende ontdekking die de hoogstaand culinaire uitspatting van de voorgaande dag zelfs naar de kroon kan steken…
Vrijdag 1 november
Traject: Eguisheim – Natzwiller – Pont-a-Mousson, 220 km
Het hoorcollege moraalfilosofie gisteren en de fundamenteel vrolijke levenswijsheden van de Swa waren eigenlijk geheel onvoorzien; om toch nog een moment van bezinning en ingetogenheid te breien aan de aaneenschakeling verwennerijen, had ik tijdens de reisvoorbereiding een passage ingecalculeerd langs het Europees centrum voor gedeporteerde weerstanders op de site van het voormalige KL-Natzweiler, Le Struthof. Het Allerheiligenweer alleen al stemt ons vandaag deemoedig, passend bij de plek die we bezoeken.
Het leed van deze wereld hoeven we niet zo nodig op onze schouders te torsen, dus zetten we onze tocht snel weer verder. We willen vandaag sowieso al een stuk van de terugweg afleggen en daartoe prikte ik op voorhand Pont-à-Mousson als mogelijke tussenstop. De route voert ons van het hooggelegen weggevoerdenkamp in de westelijke Elzas, over de donkergroene Vogezen, tot in de grauwe vlaktes van het Franse Lotharingen. We hebben de periferie van Nancy al bijna bereikt, vooraleer we terug een tweevaksbaan onder de wielen krijgen. De reistijd heeft door het kronkelige parcours aardig aangetikt en we komen net op tijd aan bij de jachthaven op de Moezel om een van de laatste beschikbare parkeervakken in te nemen op de gemeentelijke camperplaats. Even later gaat de slagboom onherroepelijk dicht. Talrijke laatkomers moeten ’s avonds rechtsomkeer maken, hier geldt de regel: vol is vol.
Het stadscentrum ligt slechts enkele honderden meters verwijderd, aan de overkant van de rivier. Op een zonnige dag zal de driehoekige Place Duroc met zijn gaanderijen, winkels en horeca beslist bruisen van de gezelligheid; bij valavond en in dit gemiezer oogt het geheel wat troosteloos. Op de andere oever prijkt de voormalige premonstratenzerabdij majestueus in een 5 hectare groot park, ook hier zal het in een ander seizoen aangenamer kuieren zijn. Vandaag houden we het maar bij een bescheiden doe-het-zelf maaltijd: een hartige bowl pompoensoep met bospaddestoelen en een sneetje Elzasser boerenbrood met wat eenvoudig beleg en als toetje een plak Kouglof.
Na de vaat kijken we uit naar een laatste halte op de terugweg…
Zaterdag 2 november
Traject: Pont-a-Mousson – Mersch – Heiderscheid, 135 km
In de loop van de avond en nacht komt de regenzone die het thuisfront al enkele dagen geselde ook hier overgewaaid. Het tegenweer dwingt ons een dagje te gaan winkelen aan mid-season-sale prijsjes. Eén van de ons vertrouwde Knauf-centers – niet te verwarren met het bekende bouwmaterialen merk – lijkt me wel wat, de vestiging in Pommerloch ligt min of meer in de richting van de snelweg Bastogne-Luik, die in Schmiede zou ons langs Sankt-Vith naar Verviers via Luik terug naar huis kunnen brengen. Maar mijn lieftallige App-genoot houdt wel eens van wat afwisseling en speurt naar nog hippere winkelcentra in het Groot Hertogdom. Wat ik denk van de Topaze-shopping in Mersch ? Ik ben in dit geval niet erg veeleisend, zolang we er de motorhome maar kwijt geraken en de uitgaven binnen de perken blijven. Parkeerplaatsen genoeg in de onmiddellijke omgeving, zo leert een snelle blik op de webstek. Dient de gelegenheid zich aan dan overnachten we daar gewoon ergens ter plaatse, indien niet dan wijken we uit naar de camperhaven van de Fuussekaul in Heiderscheid.
Het wordt die laatste optie, doch niet omdat de gelegenheid er niet was. Aangenaam verrast door de gastvrije ontvangst in de nieuwe brasserie en lichtjes geënthousiasmeerd door de amberfrisse en rijkelijk te vroeg op het seizoen getapte Diekirch Bière de Noël, laten we ons nog een laatste keer verleiden om vanavond de voeten gemakzuchtig onder tafel te schuiven in het bijhorende restaurant. Escargots de Bourgogne voor Cris en een ‘Feierstengszalot’ – een fris en typisch Lëtzebuergesch slaatje met reepjes gekookt rundsvlees – als voorgerecht voor mezelf, respectievelijk gevolgd door een Choucroute garnie en voor mij opnieuw een onuitspreekbare lokale specialiteit: ‘Judd mat gaardebounen en speckgromperen‘ – een éénpansgerecht met varkensnek en tuinbonen, geserveerd met spekpatatjes!
Zondag 3 november
Traject: Heiderscheid – Leuven, 200 km