Alsace

Herfstvakantie 2018

Route via Google-maps

Proloog

De nazomer duurde tot nagenoeg een week vóór de herfstvakantie en toen kwam plots het vallen van de bladeren. Spreekwoordelijk en ook hierbuiten, met de eerste druilerige dagen en opstekende winden die het geel en rood kleurende kleed van bomen en struiken stevig hebben uitgeschud. Weken hebben we, of toch vooral ik naar de komende acht dagen uitgekeken, want ons groot verlof was er eentje met wat hindernissen. Niet alleen onze koelkast bleek kaduuk. De gasinstallatie van de Autoroller werd ondertussen gereviseerd, dat alvast is ten minste één zorg minder. Na de zomervakantie die voor opgeladen batterijen had moeten zorgen, de onze weliswaar niet die van de camper, volgde een aaneenschakeling van drukke dagen op het werk. Daarom hebben Cris en ik thuis alle opties en eventualiteiten dit keer voorzichtig doorgesproken. Na achttien jaar kent mijn wederhelft zijn pappenheimer wel.

We mikken op een bestemming in de Elzas, Bollenberg, waar we onze huwelijksverjaardag hopen te vieren. Slaat de sfeer onderweg om, door het gure weer dat niet meer toelaat nog iets leuks te doen, of staat mijn vermoeidheid ons beiden in de weg en lukt het niet met de terugkerende muizenissen in mijn hoofd, dan komen we gewoon vervroegd naar huis. Stress bleek tijdens de vorige camperreizen al vaker een slechte navigator en dan heeft niemand er nog wat aan. Maar we gaan níet uit van dat laatste scenario en Cris stelt voor nog een keer langs Redu te rijden. Een locatie waar we ons najaarsverlof al eens vaker zijn begonnen, met graagte. Ik stem onmiddellijk in want zelf had ik er ook al aan gedacht: er is plaats genoeg om de camper te parkeren. En bij het enige restaurant, die naam waardig in het Ardeense boekendorpje, boekt mijn echtgenoot alvast een tafel: Le Fournil, eveneens een vaste waarde. Daags nadien kunnen we dan doorrijden naar het Groot-Hertogdom, voor wat wellness.

Aan de vooravond van ons vertrek zitten we thuis nog samen aan de keukentafel en Cris informeert naar de algemene toestand van zijn echtgenoot. Het was weer een hectische week en mijn man zegt ongewild allemaal de verkeerde dingen: Scheelt er iets? Zijt ge weer moe? En is het gewoon moe, of weer mòe? Oei, nog meer stress… En vertrekken we dan morgen wel, anders annuleer ik de reservatie… Natuurlijk vertrekken we, gewóón moe. En hebt ge nog iets van de snotaap gehoord? Het hek is van de dam. Nee, ik heb hem niet meer gesproken, hij had geen tijd. Mijn gemoed bereikt nu vrijwel het nulpunt op de Kelvin-schaal. Een half opgegeten boterham glipt uit mijn handen en ik ga voor een paar uur onder zeil. Mijn verbouwereerde vent pikt zijn laatste fanfarerepetitie mee terwijl ik koortsig slaap. Bij zijn thuiskomst kunnen we ons vertrek eindelijk in relatieve sereniteit plannen. Morgen stuur ik dan wel even een bericht naar de aap, met wat practica voor het geval dat er met ons iets gebeurt onderweg en een niet mis te verstane boodschap dat hij de komende dagen wat uitdrukkelijker contact moet houden. Gewoon omdat.

Zaterdag 27 oktober

Traject: Leuven – Redu, 140 km

Het werd nog laat, praten werkt soms om orde te scheppen in een chaotisch brein. Inpakken voor de week doen we na het ontwaken, er is geen haast. Geen stress. We gaan er niet van uit dat de zomerse temperaturen de komende dagen nog terug komen, maar die bermuda gaat toch mee. Gewoon voor het geval dat. Ping. Antwoord van de snotaap die een beetje verrast reageert op zijn ontvangen instructies. Wij stellen er behoorlijk veel vertrouwen in, in die knaap. Hij stuurt terug: Zotte ros, er gebeurt niets en jullie komen terug! Tuurlijk schattebol, daar gaan we ook van uit. Maar je weet dat nooit. Just in case. Opgelucht haal ik vast de auto tot bij de voordeur terwijl mijn wederhelft nog een laatste keer rondkijkt in huis, want ook onze jongste is er de komende dagen niet. Of net wel, maar in verlof en wij zijn er niet om hem in het gareel te houden. Dat belooft. Hopelijk houdt er iemand nu en dan een oogje in het zeil. Just in case. Met kleren en wat rommel in de Berlingo rijden we nog langs de winkel om wat mondvoorraad en het is ruim over de middag wanneer de Autoroller ingeladen is, klaar voor vertrek. Zonder GPS, want die Garmin zijn we thuis glad vergeten. Geen stress, dan rijden we toch gewoon met een App.

Het is herfst en mistig op de snelweg naar Luxemburg, voorlopig nog de provincie, niet het land. En het duistert al wanneer we de toeristenparking in Redu bereiken. Bij het uiteinde van het hellende terrein staat een Duitse Wohnmobil die hetzelfde idee had als wij. We parkeren voor de nacht en lopen tot in het dorp, naar één van de boekenwinkels waar ze ook Nederlandstalige werken slijten. Onverwacht tik ik er wat ideologische boeken op de kop: ‘de IJzertoren’ en ‘vrouwen aan het front’, uitgaven in een reeks van het Davidsfonds en ‘verzwegen verlangen’, een geschiedenis van homoseksualiteit in België. Benieuwd wat dat wordt, ik heb al jaren geen zin meer gehad om een echt boek te lezen. De komende dagen zullen me aardig verbazen. Maar eerst duiken we de plaatselijke kroeg in voor een stevige trappist, goed voor een nieuw ontdekking: Tre Fontane, een Italiaans Cisterciënzerbier gebrouwen met Eucalyptusblaren in het beslag. Een ware revelatie, en dat mag ook wel voor om en bij de 10 euro per consumptie. De armoedegelofte geldt allicht niet voor deze trappistenpaters.

De kroeg zit afgeladen vol Vlamingen, allemaal in de sfeer van streek- en patersbieren. De vrouwen van een uitgelaten gezelschap worden dolenthousiast van een parodie op een pikante kalender die de potige cafébaas en de bakkersgast van om de hoek hebben laten inblikken voor het goede doel. Het vrouwvolk wil per sé met de waard op de foto, hij moet ook de kalenders eigenhandig komen signeren. We gieren het uit, wanneer de madammen beseffen dat gans café meeluistert. Het loopt tegen het uur van onze reservatie wat hogerop in het dorp. Bevangen door het goddelijke en stevig gealcoholiseerd palet met frisse toetsen hebben we de tijd wat uit het oog verloren. Geen tijd meer om nog langs de motorhome te wandelen en daar nog even wat anders aan te trekken. Cris hoeft ook niet zo nodig. Ik rep me toch met mijn boeken naar de parking, want stel je voor dat het straks regent.

Na het diner met stevige herfsttoetsen en een kruidige Saint-Estèphe dalen we nog terug af naar onze herberg voor een afzakkertje. De waard van het trappistenhol is er achtergebleven met een handvol inboorlingen, de toeristen zijn naar huis. Hij knikt vriendelijk terwijl hij zijn Waalse vrienden vertelt over die gekke Vlaamse wijven. We lachen met hen mee en grappen nog wat in ons beste Frans. Nog een Tre Fontane voor het slapengaan en geef ons dan ook maar een kalender, gewoon uit sympathie. Hier komen we nog een keer terug.

Zondag 28 oktober

Traject: Redu, Strassen, Dudelange, 125 km

’s Nachts heeft het voelbaar gevroren en de rijm glinstert op het dakraam in het eerste ochtendlicht. Geen 10 graden meer in de camper, de Efoy-fuelcel in de kofferruimte onder het bed draait al een poos zoemend op vorstbeveiliging en de Truma-verwarming mag een streepje hoger terwijl wij dicht tegen elkaar nog een uurtje slaap proberen in te halen. Straks lopen we nog even langs de ambachtelijke bakker en dan zetten we koers naar Strassen, op enkele kilometers voor Luxemburg-stad. Ik hoop wat tot rust te komen met een bezoek aan Les Thermes. Gisterenochtend mailde ik hen nog met de vraag of we met onze rijdende villa op hun parking mogen blijven overnachten na het saunabezoek. Het automatische antwoord, of liever de Google-vertaling vanuit het Lëtzebuergesch, blijkt hilarisch: Léiwe Client, äer Email ass gutt ukomm an mir kommen an kuerzer Zait op Iech zerèck. Merci villmools fir Äer Gedold. Äer Equipe vun Les Thermes.

Bij gebrek aan formeel uitsluitsel en bij het zien van de bareel en de signalisatie ‘parking personenwagens’ bij de ingang van de thermen, twijfel ik om erop te gaan manoeuvreren. We parkeren een eindje verderop en Cris neemt het zekere voor het onzekere. Een onthaalmedewerker beantwoordt de telefoon, maar weet het ook niet. Hij moet het even aan zijn superieuren vragen. Het duurt. Stress kent die jongen allicht niet. We mogen er staan voor ons bezoek, maar overnachten is niet aangewezen omdat de barrière samen met het recreatiecomplex sluit. Een paar dagen later mailt een van zijn collega’s terug, met het antwoord op mijn vraag. Overnachten kon, want de slagbomen die pas werden geplaatst worden pas half november in dienst gesteld. Tegen ontvangst van dat antwoord vertoeven wij al ergens in de Elzas, ik zal de dame van dienst bedanken en haar dan laten weten dat we er vooralsnog een fijne dag spendeerden en toch maar zijn uitgeweken naar de officiële plaats in Dudelange een twintigtal kilometers verderop langs onze route.

Het idee nog op zoek te moeten gaan naar een overnachtingsplaats accumuleert met de spanning van de voorbije weken. Niet ideaal om in een paar uur helemaal zen te worden en ik heb zelf zowaar wat last van de hoge temperaturen binnen en de ijzige wind buiten. We houden het dus maar voor bekeken, enigszins tevreden verplaatsen we ons naar Diddeleng. We dwarsen het centrum van het grensstadje richting oude industrie, waar bij aankomst een Zweed net voor ons de camperplaats oprijdt. Geen stress a.u.b. Het wellnesseffect keert gelukkig terug van zodra ik op het idee kom diagonaal over een half parkeervak te gaan staan, dat deels wordt ingenomen door een buitenmaatse Wohnmobil die voor ons staat. Na ons komt er nog een alkoofmodelletje opgereden, de Duitser heeft zich ondertussen een metertje naar voren geplaatst om ons beter te accommoderen en gesticuleert de Hollander half op het voetpad tot quasi tegen zijn mastodont aan te parkeren. Druk hier op de gratis overnachtingsplaats.

Goed gemutst, ook letterlijk, wandelen we terug naar het centrum in het laatste avondlicht. De rode geraniums in de bakken aan de ramen en balkons van het witte stadhuis staan nog volop in bloei terwijl de bomen stilaan hun bladeren verliezen. De fontein staat al droog, net als onze kelen. Gedehydrateerd door de saunasessie moeten we maar eens op zoek naar een vaatje Bofferding. Het uitnodigendst ogende café houdt het midden tussen een bruine kroeg en een jeugdhuis, net gepast voor twee gerecycleerde pubers. Moin. De barjuffrouw groet ons, ‘moajen’ of zoiets heet dat hier. Deux pression s.v.p. Ik stuur een pintje naar mijn aap. Alles goed. Nu onderweg in Luxemburg. Een kort verslag. De avondshift neemt de toog over terwijl we daar zitten na te kaarten over de voorbije week en onze plannen smeden voor de komende. Over de revival van het Luxemburgse patois. Moin. De potige barman is een goede verkoper. Noch zwei Bier? Gerne. De lege glazen worden afgeruimd en gezwind komen er twee volle potten in de plaats. Merci. Nooit weet je hier of het in het Frans dan wel het Duits te doen is. Encore deux? Polst een jonge deerne die de toog komt versterken terwijl de potige vent bij elk nieuw nummer de muziek een streepje luider zet om het aanzwellende geroezemoes in de zaak te overstemmen. Ik kijk naar Cris, het kan nog net. Et bien, les derniers!

Geen zin om te staan koken dus zoeken we naar een eethuis met regionale keuken. ‘La Table du Chef‘ is vlakbij, maar dat blijkt eens we aan tafel zitten een Portugees te zijn. Wie maalt erom, alles is beter dan hetgeen Cris zijn App ons verder nog voorstelde van afhaalchinees over pizza tot dürüm. En het is nu eenmaal zo dat Portugal al sinds mensenheugenis een volume expats en arbeidsmigranten levert aan Luxemburg. Zij zijn hier met zoveel en al zolang, dat hun keuken ook als regionale specialiteit beschouwd mag worden. Een blik op de kaart en een spies met inktvis, calamares en encornets; geserveerd met een warme groentekrans en een kruik dieprode wijn. Heerlijk eten aan een eerlijke prijs en een beminnelijke gastvrouw. Meer hoeft dat voor ons niet te zijn en na de café gourmand stappen we met ronde buikjes door de nachtlucht terug naar de overvolle bivakplaats. Snel onder de wol om nog een hoofdstuk te lezen over onkuisheden en de verbranding van sodomieten in het middeleeuwse Vlaanderen. Morgen komt er nog een dag.

Maandag 29 oktober

Traject: Dudelange – Saverne, 165 km

Bedrijvigheid alom en al vroeg in de ochtend haalt het geratel van metaal en het denderen van zware dieselmotoren me weg uit dromenland. Het is opnieuw ijzig koud, of zo lijkt de schamele 10 graden hierbinnen wel. Ik piep naar buiten door het keukenraam om vast te stellen dat er op de werf aan de overkant van de Rue Gare-Usines camions vol steenpuin geschept worden met een bulldozer die op ratelende rupsen over het bouwterrein schuift. Het nadeel van verlof te hebben op een werkdag, dan zijn er mensen wel nog aan het werk en die maken lawaai. Ik schuifel over de koude vinyl naar het toilet, draai de Truma weer een bolletje hoger en ga mijn ijsklompjes nog even warmen aan de schone slaapster in het warme bed. Cris grommelt half wakker iets over koude voeten maar dut gelijk verder weg terwijl het schermpje van mijn aaifoon door mijn adem beslaat. Er gebeurt niets noemenswaardigs in de wereld, tijd voor koffie dus.

Na het ochtendritueel pakken we in voor de trip naar Saverne, de eerste Franse gemeente in de Elzas. Zàwere, ihr sinn im s’Elsass. E franzesische Gmäänd im Département Unnaelsass. Straatmeubilair draagt links en rechts opschriften van een soortement Elzassisch taalaktiekommitee en de signalisatie begint her en der tweetalig te worden. Elsassisch ìsch bombisch! De gps-app op de slimme telefoon vindt de camperplaats aan de Rue du Zornhof, maar niet zonder problemen omdat ik op mijn Coyote geen coördinaten kan ingeven – of toch nog niet heb gevonden hoe – en de balorige Google navigatie het steevast vertikt om het kleine scherm naar een liggende stand te draaien. Snerttelefoon kost een maandloon, maar doet niet wat je wil. Cris wipt uit de cabine en betaalt aan de automaat voor de nacht. We staan op een boogscheut van het Rohan-paleis. Het beeld van dat roze zandstenen batiment staat me nog helder voor de geest, ook het plein aan de andere kant waar we ooit eens koffie dronken. De rest van onze herinneringen is schijnbaar gewist uit het overvolle memorie. Dat heeft gelijk een voordeel: het is alsof we vandaag weer een nieuwe plek ontdekken.

Met knorrende magen stappen we binnen bij La Marne voor een late lunch: Spätzeles Munster, jambon fumé, salade; geurig en hartig voor mij en een Burger Alsacien voor mijn lieftallige echtgenoot die de Choucroute Alsacienne liever niet meer riskeert na zijn operatie. Een gekoelde Pinot Noir gaat er gelukkig wel nog in, met of zonder galblaas. Eigenlijk kwamen we gewoon voor een snelle hap. Désolé, de Tarte flambée of Flammkuche serveren ze ons op maandagmiddag niet. Na de koffie struinen we nog even langs de plaatselijke superette voor een baguette en wat kaas, een sterke Munster of wat had je dan gedacht. Het wordt koud terwijl de avond inzet en de mist over het bassin op het kanaal neer valt. Lange avonden onder een dekentje bij de gloed van de tv, bij een goed glas wijn onszelf verdiepend in een boek terwijl in het duister buiten nog een handvol campers de grote parkeerplaats oprijden. Ik vraag me af waar die de ganse dag hebben gezeten.

Dag op dag 14 jaar geleden zaten wij in Leuven onder ons tweetjes aan een toog, onze vrijgezellenavond mijnheer. Allebei ja, we gaan trouwen. Nee niet toevallig, we gaan trouwen met elkaar. De barman dacht toen nog dat we hem een oor aan naaiden. ’s Anderendaags zaten we daar terug met onze getuigen en wat naaste vrienden, zonder echt feest want dé feest zouden we pas jaren later geven. Er zijn nog zekerheden in het leven. Vandaag zitten we hier terug alleen, samen, stil te staren naast elkaar. Het gaat voorbij middernacht en Facebook herinnert me alvast aan onze huwelijksjubilee: 14 jaar verliefd, klinkt het, dus deel ik het maar even. Collega’s en vrienden thuis vinden het schijnbaar leuk en de aap stuurt enthousiast: Proficiat!

Dinsdag 30 oktober

Traject: Saverne – Westhalten, 115 km

Halloween. Rustig aan vandaag want we spelen op bekend terrein, een degustatie Riesling, Pinot Gris en Gewürtztraminer, bij voorkeur van de uitgestelde oogsten en wat Pinot Noir op eiken vaten gerijpt. Daarna een wandeling over de Bollenberg en een gemoedelijke tête à tête in Le Vieux Pressoir. Eerst nog aanschuiven bij het loospunt en de snelweg zoeken richting Strassbourg, want Coyote wil per sé langs een D-weg via Marlenheim tot bij Obernai om daar de snelweg naar Colmar en Mulhouse te nemen. Wij rijden meestal liever een kilometer meer dan van dorp naar dorp aan te moeten schuiven over bochtig tarmac of door elkaar gerammeld te worden over hobbelig beton. De App geeft ons de keuze tussen de vermoedelijke snelste of de mathematisch kortste weg, ik moet me reppen om de lange route aan te kunnen klikken voor het ding begint te navigeren. Stress.

Overnieuw. Maar we geraken vertrokken en rijden weg van het centrum terug naar de A4 die we volgen met striemende regen op de voorruit, tot het onding plots heel graag over de Route des Vins – D83 – via Pfaffenheim naar Westhalten wil. Zo komen we ook nog eens ergens, maar ik maak me er een beetje nodeloos druk in. Een onverwachte aanpassing aan de verwachte route slaat mij duidelijk uit mijn lood, mopperend gebied ik mijn co-piloot om in de wegenatlas te verifiëren dat we überhaupt wel de juiste richting uitgestuurd worden. Ik geloof er geen bal van, hoewel de App gewoon gelijk heeft. Mijn richtingsgevoel haalt het vanzelfsprekend niet van de computer. Bij de parallelweg naast de nationale herken ik eindelijk de juiste weg en het duurt tot een poos nadat we geparkeerd staan op de voorziene aire des campingcars en we een boterham gegeten hebben vooraleer mijn humeur normaliseert. Prikkelbaarheid, heet dat dan. Zeg gerust stekelig. Hangry zegt mijn rustige vent.

Hij was ons bij aankomst al wezen aanmelden, er worden peren gedistilleerd en afgevulde wijnflessen geëtiketteerd. We lopen rond half drie naar beneden en tot in de schuur annex wijnmakerij, of we 5 minuten hebben… Zeker een kwartier ook als het moet. Er worden paletten versleept en kratten gevuld, de keldermeester is druk doende met de assemblage in de grote eiken vaten, sommige meer dan 200 jaar oud. Ik maak kennis met de semantische verschillen tussen wijn van een fût de chêne en wijn die gelegen heeft op barriques. Alle wijnen van Clos Sainte Apolline hebben op eik gelegen, weet onze gastvrouw te vertellen wanneer ik na de verplichte slok Edelzwicker en een zerpe Riesling stel eerder wijnen te prefereren die op eik hebben gelegen.

De vinificatie voltrekt zich in grote eiken hectolitervaten die er al generaties lang in de kelder staan en nauwgezet onderhouden worden. Alleen de Pinot Noir heeft nog wat extra tannines gekregen door het afrijpen in jongere eikenhouten tonnen van een schamele 225 liter elk, vieillie en bariques. Nou moe. Net als een vorige keer degusteren we de kaart met het ganse wijngamma af: Pinot Blanc, Riesling, witte druiven, Pinot Gris, Gewürtztraminer, getinte rassen en een Pinot Noir, ten slotte van blauwe druiven; en binnen elke soort met uitzondering van de Blanc nog eens de Tradition, de Sélection, de Vendange Tardive en van uitzonderlijke jaargangen witte wijnen ook nog een Graines Nobles. Een paar uren en een omzeggens een twintigtal proefglazen verder, kunnen we dan aan de ommezijde van de kaart beginnen: de distillaten!

Dites-moi, que voulez vous déguster? Ze meent het en schenkt ons eerst nog een teug Edelzwicker uit om het pallet terug schoon te maken. Een gemberschnaps dan maar? Rien d’autre… Enigzins ontgoocheld klinkt het haast. Het gehele gamma kunnen we onmogelijk overlopen, dan hoeven we niet meer langs het restaurant en kunnen we gelijk gaan slapen. Ik struikel nu al over mijn woorden in mijn Franse conversatie. Doe dan toch eerst maar de Molène, de jongste creatie van de stokerij. C’est quoi la Molène, probeer ik. Cris vindt het wat smaken naar snoepjes uit Voeren, Woudmeesterpastilles. De vrouw des huizes, diept uit haar Elzassisch de Duitse benaming op: Königskerzen. Wikipedia leert ons dat het ook in onze taal een Koningskaars betreft, de plant met gele conische bloementros is ons volslagen onbekend. De bloemen macereren in neutrale alcohol die dan nog een tweede keer wordt gedistilleerd om tot hun typische sterke drank te komen van een aangename 50 percent. Hik. We laten een karrevracht wijnen noteren en een paar flessen edelbrand, die kunnen we morgen vanaf 8u ’s ochtends afhalen wanneer we met de camper vertrekken.

De wandeling houden we kort, het duister valt sneller dan onze benen nog stappen willen en de tijd dringt om ons te fatsoeneren voor het avondmaal. Het gastronomische menu, alles wijnen incluis. Geen verrassingen hier, aangename afgemeten Franse keuken afgetopt met een kastanjecrème die ons verplicht tot een stevige digestif om het geheel verteerd te krijgen. Ik bekwaam me tussen de gangen en het keuvelen door in het regionale idioom: ‘s grossa Fàss, d’Wiflàscha, d’Versüachglàs, d’Wiprob, wìllkumma bi ejrem Elsassischa Wibür. Quasi volleerd en vooral voldaan klimmen we in het aardedonker terug de Bollenberg omhoog en kruipen gezellig bij elkaar. 14 jaar al. De Truma draait hier overuren en op de toppen van het Zwarte Woud en de Ballon d’Alsace valt vannacht de eerste sneeuw.

Woensdag 1 november

Traject: Westhalten – Colmar, 30 km

Langzaam ontwaken. Het bleef te warm vannacht en de kastanjecrème van de chef lag me nog een hele poos op de maag. Hét doel van deze korte vakantie hebben we gehad. Eigenlijk wilde ik nog wel een keertje langs het Schwarzwald rijden en een dagje Balinea meepikken. Maar gezien dat nog een heel eind naar beneden ligt, hoeft het niet meer. Eventueel de Zikkurat in de Eifel dan, voor we terug naar huis rijden? Niet echt veel zin in, zegt Cris. Waarheen dan? Ik weet het niet en kan zo onmiddellijk ook niets interessants bedenken. Erger nog dan dat, stilaan doemt de gedachte aan thuis weer op. Ik spied nog naar overnachtingsplaatsen langs een denkbeeldige rechte tussen hier en Wijgmaal waar we soi-disant aan tafel of op de sofa worden verwacht. Stress. Waar zou de jongste weeral zitten en hoe stelt de snotaap het ondertussen? Cris zijn camperapp brengt instant verlichting in mijn zorgelijke gedachten: Rouffach heeft een servicepunt en camperplaats. Koffie en dan pakken we in om naar beneden tot bij de schuur van Saint-Apolline te rijden. Of we nog iets willen proeven? God lieve deugd, nee dankjewel, hartelijk en tot ziens! De aankopen verdwijnen in het ruim van de Autoroller. Er staat een ijzige wind en er hangt nog sneeuw in de dikke grijze lucht.

Langs de goudgele flanken dalen we af naar het Rijn-dal, die ons hier van Duitsland scheidt. De navigatie voert ons op luttele kilometers naar de gevraagde plek in de naburige gemeente. Er wordt aan het wegdek gewerkt of toch aan iets in de ondergrond. Haastig overleg. Hier blijven lijkt geen optie en het dorp oogt niet bepaald uitnodigend in het Allerheiligenweer. Stress. De beslissing valt: een dag eerder doorrijden naar de jachthaven van Colmar, de bestemming voor morgen. Stedentoerisme op kerkelijke hoogdagen in het midden van de week is zelden een goed idee. De meeste winkels sluiten en de straten liggen er ongezellig en verlaten bij. Maar we wagen het erop, want de hoofdplaats van de Elzasser wijn is toch redelijk toeristisch en à la limite houden we een rustdag. Dan blijven we er gewoon twee nachten staan. Een goed halfuur later komen we aan bij de Capitainerie van de Port de Plaisance.

Cris reed, hij krijgt ook stress omdat hij overal als eerste moet naar binnen stappen om een tafel te bespreken of een plaats in het kampement moet boeken. Gedwee ga ik ons dan maar aanmelden: Sonner ici. Rien qui passe. Ik wacht en wil net terug naar buiten lopen, wanneer een knoestige zeeman met witte verfstrepen op zijn overal voor me staat. Bonjour. Nous sommes juste arrivé en campingcar. Belge oui, Flamand en effet. On peut se garer n’importe? Bien sur, placement libre. Vous êtes combien? Deux, ni de chien, ni d’enfants. Het grapje, ni de femmes, zoals op Île de Ré dat laat ik er dit keer maar af. Une nuit? Au moin, si non je reviens demain. Le montant est à payer d’avance, électricité et service inclus. L’eau frais est là, vidange marqué par les flêches orange, rinçage des cassettes derrière les batiments. Voici un plan de ville, nous sommes ici. Et une code pour la petite porte des bateaux comme la grande barrière se ferme à cinq heures le soir. Merci!

De ganse tijd wacht mijn geduldige echtgenoot met draaiende motor bij het tappunt voor het water, die tank vullen we morgen nog een keer op. Nu gewoon achteruit inparkeren en dan eens gaan kijken hoe we in het centrum geraken met het plannetje in de hand. Terug naar de grote baan, rechtsaf en tussen de eerste en de tweede verkeerslichten linksaf naar de historische binnenstad, legde de bootsman me uit. Elektriciteit sluiten we gratis aan en er is beeld op de satelliet. Van Colmar rest er ons enkel nog een vage herinnering aan een etappe bij Domaine du Wolfloch volgens mijn richtingsgevoel hier ergens aan de andere kant en een eind van het centrum vandaan. En net als bij mezelf is het ook voor mijn lieverd alsof we samen weer een nieuwe stek ontdekken. Het collectieve memorie zit al lang vol gaten.

Eindelijk krijgen we onze langverwachte Tarte Flambée. Daarvoor schuiven we aan tafel bij Winstub Flory, une maison à colombages pittoresques, een ‘winstub’ voor de Nederelzassers en ‘wistub’ voor de Opperelzassers. De leraar in mij neemt het allemaal netjes op. De ‘win’ of de ‘wi’ kenden we al de ‘stub’ in de samenstelling duidt, volgens de onderrichtingen van Jacques Geismar de keukenpiet en eigenaar van onze winstub, op een verwarmde plaats. Oorspronkelijk werd zo een stub tijdens de wintermaanden door de plaatselijke boeren gebruikt om hun wijnen aan de man te brengen bij een lichte streekmaaltijd, daarmee concurrerend tegen het beterkope bier van de brouwerijen die hier al tijdens de late middeleeuwen welig tierden. Net als vandaag nog altijd dus, in dit stemmige vakwerkhuis met regionale specialiteiten: dieprode gekoelde Pinot Noir, mét Flammkuchen. Smullen maar!

Na een Café Alsacien au Marc de Gewürtz om U tegen te zeggen, is het hoogtijd om een frisse neus te halen. Ofschoon er behoorlijk wat toeristen rondlopen, uit alle uithoeken van het continent, liggen de winkelstraten er onder de grauwe hemel wat troosteloos bij. Alleen de souvenirshops met schreeuwerige Bäckaofa terrines en keramieken Kougelhopf vormen hebben de deuren nog geopend en een beterkoop warenhuis dat zich aan feestdagen weinig lijkt te storen. Ergens in de paasvakantie van 2009 liepen we hier al eens rond tussen de kraampjes op een zonovergoten markt. Toen hebben we hier onze eerste Bialetti gekocht. En makkelijk 30 graden was het toen na de middag. En op de Col du Bonhomme lag nog ruim een meter sneeuw. Cris weet het ook nog. Toch dat van die meter sneeuw op de bergpas, en mijn klamme handen op het stuur, en de foeterende Zwitser achter ons. Ja, ja, het is al goed. Maar waar hebben we toen in hemelsnaam die koffiezet gekocht? We hebben er nog altijd het raden naar, wanneer we uitgewandeld zijn en bij valavond terug naar de jachthaven stappen om de warmte van de camper op te zoeken, met een gezellig glas wijn bij de tv of gewoon een boek.

Donderdag 2 november

Traject: Colmar – Saarlouis, 220 km

Quo vadis? Een tweede dag struinen door Colmar hoeft precies niet meer. Wat de denken van Saarlouis? Ik ben met alles akkoord. Nuja, alles. Zolang iemand anders de beslissingen nemen wil, hoef ik me nergens druk om te maken. En zolang ik me niet druk maak, vult mijn hoofd zich ook niet met andere zorgen. Zaarloe-íe dus, ooit nog Sarre-Libre geheten toen de Franse Revolutie zich tegen het koningshuis keerde dat haar naam aan de stad schonk en onder het Derde Rijk Saarlautern. Een snelle blik op het internet vertelt me dat er ginds wel wat te doen of te zien zou kunnen zijn daar bij de Vauban-vesting op de arm van de Saar. Hoewel die Saarlouisers blijven ondanks alles Duitsers en met Allerzielen durven die hun deuren wel eens sluiten. Het miezert weer. Geen service ginds aan het Sportzentrum, dus doen we alles nog even voor vertrek. Ergens rond de middag houden we halt op de Aire de Haut-Koenigsbourg voor een picnic met zicht op het roze kasteel op de door nevels omhulde top. Halvewege slenterden we ooit eens tussen de apen. Luie grijze apen, guitige apen en geniepige popcorndieven bij Montagne de Singes.

We volgen de snelweg opnieuw en de péage van Strassbourg tot bij Saint-Avold waar het in Noordoostelijke richting verder gaat door grauw industriegebied. Het Saarland is duidelijk geen wijngebied. Parkeren kan hier nog gratis en in het vale namiddaglicht stappen we onder het gele lover naar de binnenstad. Geen 500 meter naar het centrum, maar onderweg wel een shoppingcenter en een Hallenbad. Het ene is gesloten, het andere bijzonder druk. De laagstaande zon breekt door de nevels staat en werpt lange, grillige schaduwen over de rivier en onder de brug. Ze speelt een schitterend spel met de fonteinen in de stad. Een plek om vanavond wat te gaan eten, vinden we zo direct niet dus keren we maar naar onze motorhome terug. We lopen nog een eind tot aan de rivier die achter het sportcentrum stroomt, de avondnevels hijsen zich al over het land en in het vale avondlicht hullen ze het open veld in een sprookjesachtige waas. Onwillekeurig komt een vers uit het Nibelungenlied bij me op: Hie hât daz Maere ein ende. Deze herfstvakantie zit er al weer op, morgen een laatste tussenstop. Misschien wil ik nog wel eens naar Larochette, reminiscentie naar een onbezorgdere en vervlogen tijd.

Vrijdag 3 november

Traject: Saarlouis – Diekirch, 115 km

Geen haast op deze ijzige ochtend. Buiten gonzen bladblazers, luidruchtige gemeentebeambten ruimen het geelbruine lover. We rijden straks een stuk huiswaarts en volgens de App passeren we inderdaad langs Larochette. Ik overweeg om daar dan halt te houden, mochten we er ergens veilig kunnen parkeren voor de nacht. In het Groot-Hertogdom wordt vrij staan niet overal op prijs gesteld en bovenaan bij Camping Birkelt of op de parking van het château gaan staan, is allicht ook niet meteen de beste optie. Dat deden we een jaar of tien geleden wel een keer, onervaren avontuurlijk en op smokkelpad met onze oude Transit. Het vroor daar dat het kraakte, met vieren zitten in een bedompte ruimte. Een ringverwarming kenden we toen nog niet, want ik herinner me dat de afvoer van het lavabootje in het toilet toen dichtgevrozen zat. We mikken dus maar op de officiële camperplaats in Diekich en we zien wel wat er onderweg nog komt. Eerst lopen we hier nog naar het winkelcentrum voor wat Duitse rommel: Spätzele, Semmelknödel, Kartoffelklöse en een karrevracht Landjägers. Geen lading Eintöpfe dit keer, we kopen alleen wat we te voet mee terug kunnen sjouwen. Handig.

De camper opgeruimd en ingepakt, gaat het rechtstreeks vanaf de parking hier de file in richting snelweg. Met wat vertraging op de route steken we dan toch de Duits-Luxemburgse grens over, Häerzlech Wëllkomm. Noordwaarts richting Luxemburg-stad en dwars door Klein Zwitserland, oftewel het Mullertal waar we 14 jaar geleden een week gingen wandelen bij wijze van geïmproviseerde huwelijksreis. Hôtel de la Poste, waar Cris en ik nadien ooit nog een keertje met mijn ouders en oma verbleven, is er nog. Gasthof Op der Bleech is open, de herinnering aan een schotel met kalfslever doet me gelijk watertanden. Hôtel du Château sloot er op 1 oktober blijkbaar de deuren, een makeover van onze wittebroodsweken zit er voorlopig nog niet in. De kasteelruïne troont nog wel boven op de Fielser rots. En beneden in het dal worden er overal nog huizen bijgebouwd. Larochette leeft, gerustgesteld volgen we de GPS dan maar verder langs de provinciewegen en door het miezerweer. In het voorjaar komen we misschien nog wel een keertje terug, of met de auto en op hotel met wat fijn gezelschap. Wie weet. Ook in Diekich herkennen we ons omzeggens niet. Weer een plek om helemaal terug te herontdekken.

Het enige noemenswaardige restaurant dat we vonden geeft forfait voor het laatste avondmaal, complet monsieur désolé. Jammer, want echt zin om die laatste avond nog te koken hebben we precies niet. Zin in pizza, sushi of een snelle hap nog minder. Ik had mijn zinnen op iets uit de streek gezet. Het is kil en guur op straat, maar de trendy brasserie ‘Beim Louis‘ biedt beschutting. Moin. Oei. Wat wordt het, Duits of Frans? Lëtzebuergesch zijn wij niet machtig. Een split-second decision: die van Molière dan maar. Na het derde glas Diekirch Grand Cru begint het polyglotte mengelmoesje hier wel zoetjes wat Luxemburgs te klinken. Er kan toevallig ook gegeten worden bij kameraad Louis, dat doen we wijselijkheidshalve dan ook maar. Feierstengs Zalot helaas die is uitverkocht, maar een Wäinzossis mat gebotschte Gromperen en als nagerechtje een Kalen Hond. Het gaat erin als zoete koek. Dat is het laatste feitelijk ook…

Nieuwe avondnevel en nachtelijke mist is hier ondertussen ook op komen zetten aan de oevers van de Sûre, de Sauer voor de germanofielen. God weet hoe de rivier in het plaatselijke idioom geheten wordt. We slenteren terug naar de camper en liever dan gelijk weer voor de tv te gaan zitten, wandel ik nog een eindje om. Een laatste frisse neus halen in de onaardse schemering met in de verte het helle schijnsel van FC Diekirch. Morgen zitten we aan tafel bij juf Margiet.

Zaterdag 4 november

Traject: Diekirch – Leuven, 210 km