Calvados & Overlord

Herfstvakantie 2011

Route via Google.

Tijdens de paasvakantie waren we al even te gast aan de kust van Haute-Normandie. Voor de herfstvakantie mikken we op Basse-Normandie – beduidend interessanter om wille van de invasiestranden, maar zeker ook niet te versmaden de rauwmelkse kazen, brut-ciders én voortreffelijke calvados. Een jaar of vijf geleden hebben we in deze regio voor de eerste keer rondgezworven, vanuit een budgethotel in Caen en met de auto weliswaar. Ik hoop weer eens wat adresjes uit de France Passion gids te kunnen bezoeken, want deze zomer hebben we maar betrekkelijk weinig aan ons lidmaatschap gehad. Bij wijze van voorbereiding ga ik alvast op zoek naar wat meer concrete adresgegevens dan hetgeen er in de gids vermeld staat bij de deelnemers uit Normandië. Bij het grasduinen door en het aanvullen met gps-coördinaten merk ik tot mijn grote genoegen dat “Le Lieu Chéri” sinds dit jaar ook toegetreden is tot dit prachtige initiatief. Wij ontdekten deze ambachtelijke cidrerie toevallig op de terugweg van een bezoek aan Château du Breuil, één van de vermaarde maar grootschaligere en dus minder aimabele distilleerderijen in de Pays d’Auge. Daar wil ik beslist naar terug !

Calvados (Basse-Normandie)

Zaterdag 29/10

Traject: Leuven – Le Tréport, ca. 345 km

Eigenlijk wil ik ons geluk nog eens gaan beproeven in Rouen, maar Cris stelt voor om Le Tréport als startpunt te nemen voor deze trip. Onze vakanties beginnen doorgaans al van zodra we achter het stuur van de motorhome kruipen, dus elke bestemming is goed voor mij. De camperplaats heeft een capaciteit tot zestig motorhomes lezen we in de vaklectuur en het zou al moeten lukken dat we daar geen plaatsje meer vinden. Langs de E19 – luttele kilometers voor de Franse grens – stoppen we nog even om te tanken en een lichte maaltijd te verorberen. Reizen met de motorhome staat voor ons nu en dan ook wel eens gelijk met onthaasten en door ons late vertrek loopt het onderhand al tegen het middaguur. Het lijkt wel zomer, achter de voorruit van onze Ducato is het behoorlijk warm. Badend in een stralende zon verraden alleen maar de verkleurende kruinen rondom ons, dat het al volop herfst hoort te zijn.

Ergens tussen Cambrai en Amiens meldt TomTom – om een ons verder onbekende reden – dat we de péage-snelweg moeten vermijden. We volgen het intelligente doosje en onderweg grap ik nietsvermoedend dat de camperplaats waarschijnlijk al vol zal staan, aangezien er zoveel motorhomes in de tegengestelde richting aan komen gereden. Het lachen vergaat me snel wanneer blijkt dat het ook werkelijk zo is: bij de slagboom gebaren enkele luid bavarderende Fransen dat we maar langs de baan moeten parkeren. In de marge van Avenue Pierre Mendes hebben al enkele tientallen lotgenoten een parkeerplaats gezocht. Persoonlijk voel ik er maar weinig voor en Cris oppert het idee om verder door te rijden naar de ons vertrouwde camperplaats in Dieppe. Dit overwegend positioneren we onze motorhome toch maar even op de verharde berm, al bij al zouden we hier toch niet zo slecht staan. Het is tenslotte maar voor één nacht…

We zullen eerst even een kijkje nemen in het noordelijkste haventje van Normandië. Pal aan onze voordeur vertrekt een wandelpad en we gokken erop dat dit naar het centrum voert. Bij de havengeul stappen we plichtsbewust het Office du Tourisme binnen om te informeren naar het plaatselijke parkeerbeleid en de bezienswaardigheden. De juffrouw achter de balie stelt ons graag gerust: wanneer deze volzet is, wordt het toegestaan dat men buiten de ‘aire des camping cars’ overnacht. We moeten trouwens zeker ook de ‘funiculaire’ nemen – een kabelspoorweg die je tot bovenaan de kliffen voert – om van het bijzondere vergezicht te genieten. Zo gezegd, zo gedaan: de winkels langs de kade pronken met hun begeerlijke koopwaar en via de achterliggende straatjes komen we bij de voet van de krijtrots die zich hoog boven de kustlijn verheft.

De gondel klimt gestaag over de smalle rails naar boven en mijn klamme hand zoekt angstvallig naar een stevige houvast. Nog even en we zijn er, in stilte praat ik mezelf moed in. Maar ik word onmiddellijk weer ongemakkelijk bij de gedachte dat we straks in dit helse tuig terug af moeten dalen. Op zoek gaan naar het vertrekpunt van die verduivelde ‘funiculaire’ in de hier en daar wat verpauperde Cordiers-wijk, had maar weinig grandeur. Nochtans en volgens de toeristische plattegrond schijnen de huizen hier opmerkelijk typerend te zijn voor hun tijdperk: drie of vier bouwlagen, balkons met smeedijzer en boogvensters. Vanaf de “Tréport-Terrasses” zag het er gelukkig feeërieker uit, wie tussen de wimpers door met een vage blik naar beneden tuurt kan er haast een aquarel van Paul Klee in herkennen. Wie daarentegen de fraaie gevels van de 19de eeuwse peperkoekenhuisjes kon onderscheiden op de kustlijn van het naburige Mers-les-Bains, had misschien liever aan de overkant van het haventje een wandeling gemaakt…

Le Tréport
Mers-les-Bains

Bij de point-de-vue is er een druk bezochte betaalparking, op de achtergrond ontwaren we een groep campers die hier een onderkomen voor de nacht hebben gezocht. Verpozend bij een frisse pint – een witte en een abdijbier van gigant ABInbev of had je hier misschien een pittig Frans streekbiertje verwacht ? – in de kille cafetaria, weet ik mijn immer liefhebbende echtgenoot te overtuigen om via het wandelpad terug naar de benedenstad af te dalen. Buiten worden de contouren steeds vager in het licht van de ondergaande zon en het vaal oranje schijnsel zorgt voor bijzondere contrasten op de gevoelige plaat van onze camera’s. De avond valt snel en het is nachtelijk donker wanneer we terug bij de motorhome arriveren. Tijd om het verse stokbrood aan te breken en een stevige mok koffie te zetten, de Blonde Leffe zit me al in het hoofd. Motorhomes rijden nu af en aan; vruchteloos op zoek naar een plekje voor de nacht. Kauwend op een homp van de baguette, mompel ik tevreden naar Cris dat we toch weer geluk hebben gehad met deze parkeerplaats.

Mijn bespiegelingen worden verstoord door het stoutmoedige manoeuvre waarmee een landgenoot zich tussen onze fietsendrager en de zijwand van onze achterbuur wringt. Ik mopper over het lef van sommige bestuurders maar mijn wederhelft staat al buiten te socializen bij Jacobo – just call me Jacob. Die laatste verontschuldigt zich uitvoerig voor de benarde positie waarin zijn huurmotorhome heeft gewrongen. We maken kennis met een allervriendelijkste Andalusiër die samen met zijn gemalin onderweg is naar Carnac. Hij verhaalt ons dat het overal langs de kust afgeladen vol staat tijdens dit Allerheiligen weekend: ook in Dieppe – is it actually called Deep ? – was er voor hen geen plaats meer. We hebben er klaarblijkelijk goed aan gedaan toch hier te blijven.

Le Tréport

Zondag 30/10

Traject: Le Tréport – Rouen – Honfleur, ca. 180 km

Ik word al vroeg uit mijn slaap gewekt door het temperamentvolle gekwetter van een kolonie eenden op het havenkanaal. Zelfs het gekletter van vaatwerk en de dappere fluitketel kunnen Cris in zijn slaap niet storen, ik zet zoals elke ochtend koffie en wip naar buiten in het bedauwde gras. In de meeste motorhomes rondom ons valt nog geen teken van leven te bespeuren en de snedige zeewind jaagt ook mij terug naar binnen. Vandaag zullen we dan nog eens een poging doen om de Quai Saint-Sever te vinden in Rouen, uiteraard de kathedraal te bezoeken en later op de avond – als het meezit – onze zevende huwelijksverjaardag te vieren met een gezellige tête-à-tête in Le P’tit Zinc. Zo had ik het me voorgesteld toen ik aan een minimalistische reisvoorbereiding was begonnen. Er komt weinig overredingskracht aan te pas om mijn teerbeminde over te halen voor dit plan, wanneer die eindelijk uit de alkoof neerdaalt.

Met nog enkele nuttige tips en een handvol must-have-seens tussen hier en de menhirvelden van Karnag nemen we afscheid van de amicale spanjool. TomTom navigeert ons feilloos naar de opgegeven coördinaten van onze volgende bestemming, helaas vallen onze grootse plannen in het water. De ganse lengte van de Seine-kaai wordt momenteel door foorkramers ingenomen. In deze grootstedelijke drukte voelen we ons niet zo thuis met de motorhome en naar de parking aan het zwembad op het Île Lacroix – die ik als mogelijke uitwijkplaats had genoteerd – hoef ik zelfs niet meer te gaan kijken. Waarom laat ik me er telkens opnieuw aan vangen ? Met een wijde boog de grootsteden vermijden, dat hadden we ons eerder nochtans al eens voorgenomen…

In zeven haasten prikken we een alternatieve locatie: de camperplaats van Honfleur lijkt ons beiden wel iets, niet in het minst omdat we het gezellige haventje met zijn bruisende terrassen en levendige brasserieën ons bijgebleven is van een vluchtige passage tijdens ons eerste bezoek aan de regio. Door deze kleine détour hebben we wel de Pont-de-Normandie vermeden, maar het is nu wel al ruim over de middag wanneer we bij het Bassin de l’Est aankomen. Cris spiedt van achter het stuur naar een vrije plaats, door het verlengde weekend staat men hier ook als haringen in de spreekwoordelijke ton. Maar we hebben weerom chance, nog snel een ticket halen bij de betaalautomaat en we kunnen op zoek naar een restaurantje voor vanavond.

Honfleur
Honfleur

Onderweg naar “Le Vieux Bassin” valt mijn oog onwillekeurig op een aankomende Bürstner: we staan pardoes voor de bumper van Ludo en Monique ! Onze campervrienden kijken niet minder verrast wanneer ook zij ons plots herkennen, helaas hebben zij geen plaats meer gevonden en wijken uit naar elders. We hadden anders best wat willen bijkletsen in het gezelschap van een gezellig glaasje, of meerdere. Bij “La Bisquine”, een gezellig ogende bistro aan de rechterzijde van het oude dok, weet de kaart ons te overtuigen met mosseltjes voor Cris en fruits-de-mer voor mij. In afwachting van dat feestmaal kuieren we nog wat door de omliggende straatjes die gevuld worden door toeristen en een weldadige herfstzon. We zoeken het geboortehuis van Erik Satie terug en het heeft iets vertrouwds hier rond te lopen, nochtans is het al jaren geleden. De spitsvondige grappen en grollen van Philippe Géraud en zijn âneries lonken naar ons in het uitstalraam van een kleine galerie – annex postkaartenwinkeltje waar de tekenaar zich uitleeft in kunstige ezelprenten.

Honfleur
Honfleur

Maandag 31/10

Traject: Honfleur – Ouilly-le-Vicomte, ca. 30 km

’s Ochtends is er al vroeg leven op de camperplaats, motorhomes schuiven aan bij het loospunt. Ook wij maken ons klaar om richting Ouilly-le-Vicomte te vertrekken, waar we bij “Le Lieu Chéri” cider en calvados gaan proeven en noodgedwongen zullen moeten blijven overnachten. Bij gelegenheden als deze, benut je pas echt de voordelen van een motorhome. Een bezoekje aan het warenhuis om de hoek lijkt noodzakelijk aangezien onze herinneringen aan het onooglijke dorpje niet veel meer bevatten dan knoestige boomgaarden en een hand vol authentieke hoeves. We hebben tijd zat om het nodige in te kopen voor een huisbereide maaltijd, want het wordt een erg korte rit.

Een steil omhoog slingerend landwegeltje voert ons in eerste versnelling vanuit de “Vallée de la Touques” tot bij de boerderij van de familie Desfrièches. We willen voor de proeverij nog een fietstochtje maken in de omgeving, maar dan moeten we straks ook wél terug naar boven. Dat belooft een heuse kuitenbijter te worden, zelfs voor wie op een elektrische fiets gezeten aan de klim begint. De zoon des huizes is druk in de weer bij de ciderpers, tonnen blozende appeltjes worden aangevoerd. Vader Serge wijst ons de beste plek aan op zijn erf, dankbaar parkeren we onze motorhome naast de pic-nic-tafels en spreken af voor een degustatie rond zes uur. Hij beaamt volmondig dat het beter is éérst te gaan fietsen en dan pas te proeven.

Le Lieu Chéri
Le Lieu Chérie
Le Lieu Chéri

Na een bol geurige soep en een hap knapperig stokbrood haal ik de stalen, of liever allu-rossen van de fietsenrek. Cris heeft een te bezichtigen kasteeltje gevonden op een boogscheut hiervandaan aan de andere zijde van de vallei. Weer bergop dus, maar eerst een helse afdaling: ik zou gezworen hebben dat de remblokjes van mijn fiets bijna begonnen te roken! Het kasteel hebben we gevonden, maar zoals de komende dagen nog wel eens vaker zal blijken is onze herfstvakantie hier in Frankrijk allerminst een toeristisch hoogseizoen. Voor de gesloten poorten maken we rechtsomkeer, luttele kilometers verderop knipoogt de basiliek van Lisieux. Daar kunnen we ook vlotjes naartoe fietsen, ware het niet dat er tussen ons en het schrijn van Thérèse Martin een weinig aantrekkelijke heuvel ligt.

Om mijn “flosjepeerd” – dixit de zingende stadsgids – en mijn wielrennerskuiten te sparen keren we terug en volgen de vlakke weg voorbij onze bivakplaats naar Coquainvilliers, waar onze aandacht getrokken wordt door een immense handwijzer naar distillerie Boulard – héritage de famille. Rasechte commerçanten zijn doorgaans ook off-season te bezoeken en we hebben nog aanzienlijk wat tijd te doden vanmiddag. Het Calvadoshuis opent pas opnieuw binnen een dik uur, maar op de binnenplaats hebben ze een vat neergepoot om dolende toeristen te amuseren die er maar wat graag in poseren. Ik in de ton, hij in de ton, wij in de ton, fotoplezier voor groot en klein ! Een auto met Belgische nummerplaten komt het parkeerterrein opgereden, ik hoop dat mijnheer of mevrouw Boulard zich niet stiekem van achter een gordijntje vrolijk heeft staan maken om onze capriolen…

Calvados Boulard
Calvados Boulard

Wanneer het deurtje van het bezoekerscentrum eindelijk ontsloten wordt, stappen we samen met het Vlaamse echtpaar naar binnen in de ontvangstruimte. Grote foeders liggen op hun kant, je kan er plaats in nemen aan een lange tafel voor een proeverij en tijdens het hoogseizoen serveren ze ook een aangepaste lunch. ’s Mans fascinatie voor de techniciteit van het distileerproces en de exacte volumes aan grondstoffen die in de roodkoperen alambics gestookt worden, verraadt meer interesse dan die van een gewone toerist. Hij kent er beroepshalve of hobbygewijs zelf wat van, zoveel is zeker, en niet alleen van het productieproces… Willen ze het fermenteren van appelsap ook van van dichtbij meemaken, dan moeten ze belist ook een bezoekje brengen aan onze fermier die op dit eigenste moment de nieuwe oogst aan het verwerken is.

De fietstassen beladen met enkele flessen “Crème de Calvados”, een nieuwigheidje dat we bij Boulard leren kennen, trappen we terug naar de motorhome. Zelfs met trapondersteuning is het schier onmogelijk om in een rechte baan naar boven te fietsen, mijn voorwiel trekt zelfs vervaarlijk van de grond in de klim. Te voet dan maar en wanneer we afgepeigerd boven komen, stappen de goedlachse Vlaming en zijn echtgenote al met enkele kratten in de richting van hun wagen die verscholen achter ons buitenverblijf op de parking van “Le Lieu Chéri” wacht. Nog een prettige vakantie, vooruit !

Ik bekom bij een forse kop Bialetti-koffie in de ondergaande avondzon. Het wordt stilaan tijd om zelf wat te gaan proeven bij vrouwe Desfrièches: hoewel de nieuwe lichting appeldestillaat onze herinneringen en verwachtingen ver overtreft, weten we onze koopijver voor een keer te temperen. De geplande aankoop van Pommeau – een heerlijke blend van een jonge Calvados met appelmost en het Normandische antwoord op het beter gekende aperitief Pinneau – , Cider en de Calvados die Cris aan zijn collega’s heeft beloofd; wordt met een karretje voorgereden. Onze gastheer glundert wanneer we hem nogmaals op het hart drukken dat een ambachtelijke stokerij onbeschrijflijk veel meer aroma’s en fijnere smaken weet te bottelen dan de industriële concurrenten.

Le Lieu Chéri
Le Lieu Chéri

Dinsdag 1/11

Traject: Ouilly-le-Vicomte – Sainte-Mère-Église, ca. 140 km

Na een verkwikkende nacht word ik wakker met het geluid van de eerste lading wrange appels die al weer in de reuzachtige sapcentrifuge verdwijnt. Ambachtslui slapen niet uit, zelfs niet op hoogdagen. Gelukkig werken ze ’s nachts niet door, want we zouden er geen oog dicht hebben gedaan! Nadat ik in de vlucht nog een visitekaartje met een welgemeend dankjewel heb achtergelaten, stuurt mijn behendige stuurman de ondertussen wat zwaarder wegende Fiat het erf af over het vervaarlijke wegeltje. Hier zou ik ’s winters niet graag wonen…

Vandaag volgen we de snelweg naar Sainte-Mère-Église waar de parachute van John Steele aan de klokkentoren bleef haken tijdens een nachtelijke sprong boven de Cotentin voorafgaand aan de grootscheepse landing op de Normandische stranden. Ook hier heb ik vorige week een stemmige auberge gevonden, gelijknamig aan de onfortuinlijke soldaat. We durven al eens van een culinaire uitspatting genieten en overnachten wordt toegestaan op de parking voor het Musée Airborne pal in de schaduw van de bewuste kerktoren.

Sainte-Mère-Eglise
Sainte-Mère-Eglise

Het weer keert: de priemende najaarszon van de voorbije dagen heeft baan geruimd voor een ingetogen wolkendek. Nu en dan valt er zowaar een spatje motregen, maar dat hoeft de pret niet te drukken. Een bezoek aan het museum en een heerlijk maal volstaan. Helaas blijkt het restaurantje, waar ik wilde gaan dineren, gesloten wegens jaarlijks verlof. De overige eethuizen houden het op een beperkte middagservice, snel nog wat Engelse toeristen afwerken en dan schuiven de gordijntjes netjes dicht. Maar even buiten het dorp brandt nog een lichtje, de neonreclame van een passantenhotel waar een matige keuken open gehouden wordt voor toevallige tafelgasten en hotelklanten. Geen aanrader, maar het kan ermee door. Een beetje in mineur sluiten we de avond af en beslissen morgen al naar Arromanches te rijden. Ook daar waren we enkele jaren tevoren al eens, maar toen bezochten we de musea niet en wanneer het regenweer aanhoudt, is dat de beste optie.

De vrienden die we bij verrassing in Honfleur ontmoetten, zouden eerder deze week gaan overnachten aan de Cinéma Circulaire en ook wij willen er nu een kijkje nemen, mocht de camperplaats in het dorp zelf weer eens volzet blijken.

Woensdag 2/11

Traject: Sainte-Mère-Église – Arromanches-les-Bains, ca. 65 km

Naar de eigenlijke camperplaats zoeken we zelfs niet, het is nog vroeg in de voormiddag en we rijden gelijk naar de betaalparking van de 360° evocatie. De tolbeamte mompelt iets onverstaanbaars als antwoord op onze vraag of we er mochten blijven staan tot de volgende ochtend wanneer we de 5 euro parkeergeld betalen. We gokken erop dat het geen probleem is, maar dat we nog eens dat bedrag mogen betalen als we er nog staan wanneer het lokket ’s anderendaags opnieuw bemand wordt. We parkeren de motorhome aan het einde van de ruime parking die bovenaan de klif gelegen is. De stevige zeebries staat pal op de achterwand en suist langs de ramen en luikjes.

Eerder goed gemutst – om de oren te beschermen tegen de strakke wind – vatten we de voettocht naar het centrum aan, beneden in een glooiing van het krijtmassief. Nog even kijken op de uurtabel: de 18 minuten pure beklijvende emotie die beloofd worden in de prospectus, spelen om 10 en 40 na het uur tot zes uur vanavond. Nog ruim de tijd dus om op zoek te gaan naar de plaatselijke bakker, eventueel ergens te lunchen en het Musée du Débarquement te bezoeken. Het wandelingetje langs de Avenue du 6 juin levert niet onmiddellijk iets op, de enige bakkerij die we vinden blijkt vandaag gesloten. We spelen op zeker en stappen tegen de middag binnen binnen bij Hôtel de Normandie, met zicht op de stille getuigen van de Mulberry-haven die aan Churchill’s geest ontsproot.

Zoals gebruikelijk wanneer we in deze regio uit eten gaan, bestellen we een Pommeautje als aperitief. Cris bestelt veiligheidshalve mosseltjes – hopend dat er minder krabbetjes in huizen dan bij zijn vorige portie in Honfleur. Ik waag me nog eens aan “Trippes à la mode de Caen“, beslist geen gerecht voor gastronomische mietjes – rijkelijk gearroseerd met een Cidre fermier uit de buurt en afgewerkt met een kleine koffie en bijpassende pousse-café. Met gevulde buikjes steken we het plein over en stappen het landingsmuseum binnen, waar de intocht van de geallieerden verlevendigd wordt.

Trippes à la mode de Caen
Tripe à la mode de Caen

Een genre maître d’hôtel spreekt de zaal toe in een grappige maar eervolle poging om de Nederlandstaligen in hun moedertaal te bedienen, hij kondigt een geleid museumbezoek aan – de rondleiding volgt gelukkig in het Frans en is voor ons daardoor wel goed te verstaan. In woord en beeld, met bewegende maquettes en authentiek filmmateriaal leren we hoe de kunstmatige haven werd aangelegd voor de kust van Arromanches, een huzarenstukje dat nooit voorheen werd neergezet. Weer wat wijzer geworden en met enig ontzag voor de Tommy’s die met de moed der wanhoop hun bevrijdersrol vervulden, beginnen we aan de klim richting motorhome.

Samen met een groepje Britse tieners pikken we nog de voorstelling in de Cinéma Circulaire mee. De pure emotie vind ik er niet echt, maar de projectie rondom werkt ernstig op mijn centrale zenuwstelsel zodat ik bij momenten naar de grond moet kijken om het duizelingwekkende effect te bedwingen. Het ís inderdaad een bijzondere ervaring…

Er rijden behoorlijk wat personenwagens af en aan, in het schemerdonker stappen gehaaste toeristen uit om vanaf het panoramapunt even naar de lichtjes voor de kust te turen. ’s Avonds krijgen we op de parking nog het gezelschap van een tweede motorhome, die na sluitingstijd van de kassa een overnachtingsplaats komt zoeken. Ik vraag me af welk gestresst ritme sommige mensen aanhouden, dat ze nog zo laat op de baan zijn.

Donderdag 3/11

Traject: Arromanches-les-Bains – Jumièges – Saint-Valéry-en-Caux, ca. 225 km

Het wordt een grijzige dag en de groene gids van Michelin beveelt ons de abdijruïnes in Jumièges aan, een niet te missen toeristenval in de groene gordel van “Les Boucles de la Seine”. Met een gezonde achterdocht gebiedt mijn slimme gezel TomTom niet via het veerpont te navigeren, wij houden liever een vast voet aan de grond via de Pont de Brotonne – derde grootste kunstwerk onder de bruggen over het maritieme deel van de Seine. Via enkele troosteloze dorpjes bereiken uiteindelijk de camperplaats, de voormalige abdij staat er even verlaten bij als de nochtans alom aanwezige herbergen en gelagzalen. In de zomermaanden zal dit best een lieflijk oord zijn, maar vandaag houden we het hier snel voor bekeken omdat het begint te miezeren en de trekpleister nog tot een stuk na de middag gesloten blijft voor de zeldzame bezoekers.

Jumièges
Jumièges

Gebruik maken van de serviceplaats en dan haasten we ons naar het Ecomusée du Lin ondergebracht in de hoeve “Au Fil des Saisons”. Dit France Passion adres vinden we in Amfreville-les-Champs, luttele kilometers verderop. We verlaten het vertrouwde asfalt van de departementales en volgen een landwegje waar ik met een tractor nog even zou over moeten nadenken tot op het erf van de – uiteraard – potdichte educatieve attractie. Dan doe je al eens een vermetele poging om een keer bij non-alcoholische ambachtslieden aan te kloppen…

Een regenbui tikt stevig op het polyester en we hebben hier de keuze tussen een nat pak halen, een middagje televisie kijken of een stoffig boek ter hand nemen. Anderzijds is het nog vroeg en de camperplaats van Saint-Valéry-en-Caux ligt hier nauwelijks een kwartiertje rijden vandaan. Hopelijk valt er aan de kust nog wat te beleven, maar ook dat blijkt geen onverdeeld succes. De parkeerplaats aan de vuurtoren, onderaan nog maar eens een wand krijtrotsen, wordt gegeseld door een zachtjes oprukkend najaarsstorm. Het kusttoerisme draait hier momenteel ook maar op een zeer laag pitje en we zijn vooralsnog gedoemd tot een ommetje langs de jachthaven en een merkwaardig modern zeemanskerkje. De rest van de avond brengen we door in het gezelschap van TV Vlaanderen en de pulserende gloed van de vuurtoren die de havengeul markeert.

Vrijdag 4/11

Traject: Saint-Valéry-en-Caux – Leuven, ca. 400 km

Saint-Valéry-en-Caux
Saint-Valéry-en-Caux

De wind is vannacht geluwd en de regenwolken trokken op, maar we hebben het hier zoetjesaan gehad en onze inspiratie om nog een tussenstop te zoeken is uitgeput. Een dag vroeger dan gepland zetten we koers naar het noorden, de weervrouw van de VRT beloofde ons thuis een aangenaam herfstweekend. Volgende week komt er trouwens opnieuw een verlengd weekend aan en dan trekken we met vrienden richting Reims en Épernay.