Zomervakantie 2013
Route via Google-maps
Omdat 1 juli dit jaar op een maandag valt, loopt onze planning wat in het honderd. Traditioneel begint onze zomer met het Na Fir Bolg in het eerste weekend van de schoolvakantie en hebben we nadien nog een uitbollende werkweek de tijd om in te pakken en wat uitgestelde karwijen op te knappen vooraleer we de zuiderzon opzoeken. Door samenvallende agenda’s wordt onze reis met enkele dagen ingekort en moeten we halsoverkop van het werk naar het festival in Vorselaar vertrekken en van daaruit in zeven haasten verder naar Frankrijk doorreizen om onze vrienden in te halen die al een weekend voorsprong hebben. Beetje pech, beetje stress… Maar we doen het op zijn Frans, complètement à l’aise, Waar we de komende veertien dagen precies naartoe trekken, zal grotendeels van het weer afhangen en de vooruitzichten zijn uitermate gunstig!
Maandag 8 juli
Traject: Leuven – Clères, 360 km
Pech slaat pas echt toe wanneer wij vertrekkensklaar alles willen afsluiten: door de warmte van de voorbije dagen klemt de achterdeur. Met een gedempte plof en een gesmoorde vloek barst het vensterglas onder de druk van de weelderige derrière die ik – in een vermetele poging om wat meer kracht te zetten en de deur vooralsnog dicht te duwen – tegen het bovenste deurpaneel heb geplant. Vlijmscherpe projectielen vliegen me rond de oren wanneer ik het gat in de ruit provisorisch met een restje plexi en een tube montagekit wil dichten. Tot overmaat van ramp is de deur nu wel dicht en gesloten, maar wil het verduivelde slot nu ook al niet meer open. Ik foeter, maar ach het zal me wat. Hoe we straks terug binnen zullen geraken, zien we dan wel. Verdorie, nu willen we gewoon even op vakantie.
Het is al een stuk over de middag wanneer we uiteindelijk afreizen richting Clères, op een boogscheut van Rouen. Louter met de bedoeling een eind op te schuiven naar onze feitelijke reisbestemming, de Poitou-Charentes en desgevallend de wijngaarden van de wat verder naar het zuiden gelegen Gironde, heeft Cris een locatie geprikt met zijn nieuwe ‘app’: het vernuftig kleinood op zijn iPad kent de meest gangbare camperplaatsen uit het hoofd en stuurt onze GPS middels een eenvoudige interventie van mijn lieftallige bolleboos feilloos daarheen. Hoewel het nog behoorlijk vroeg op de vooravond is, planten we eens ter plaatse aangekomen onze achterwerken schaamteloos neer in onze luie stoel: op de achtergrond enkel het ruisen van de lindeblaren, het kirren van de laatste kinderen op het speelplein en het klepperen van enkele skateboardende pubers wat verderop. Het typisch boven-normandische dorpje laten we vandaag maar links liggen, op het eerste zicht is er behalve enkele overgebleven vakwerkhuizen ook niet onmiddellijk iets wat onze aandacht trekt. Nog niet helemaal bekomen van een onverwacht hectische werkweek, een uitputtend zomerfestival en met een paar honderd kilometers zinderend asfalt onder de wielen, kan weinig onze rust hier op de netjes aangelegde camperplaats verstoren; tenzij een mysterieus elektronische turelureluutje dat om de elfendertig minuten van ergens tussen de beukenhaag in onze richting lijkt te komen…
Dinsdag 9 juli
Traject: Clères – Les Sables d’Olonne, 490 km
Rendez-vous met onze vrienden bij Vinci Park in Les-Sables-d’Olonne, een ruime motorhomeparking op wandelafstand van de strandpromenade. Ons lijkt het een nog net comfortabele dagreis en voor hen is het een rustige tussenstop onderweg naar Ile d’Oléron; wat het voorbije jaar een vast thema bleek bij elke vooruitblik naar de aankomende zomervakantie. Ieldorleejon, Ieldoleerjon, Ieldolleleron, met een paar glazen Duitse Moezelwijn achter de kiezen krijgt men Franse namen nog nauwelijks over de zoete lippen.
We hebben nog een tachtigtal kilometers voor de boeg, euh bumper, wanneer onze Ducato zich in een lange klim over het weke asfalt van de péage verslikt en hij uit zijn vijfde versnelling ratelt. Reflexmatig schakel ik terug naar vierde terwijl ik in mijn achterhoofd onbehaaglijk besef wat er net gebeurde: de verste vitesse is eraf geschoven, een wel eens vaker voorkomend probleem bij deze generatie Fiat-motoren. Enkele jaren geleden nog maar hebben we de ganse boîte al eens in de vernieling gereden, toen hij uit zijn derde was geschoten onderweg naar een campertreffen in Ouren. Vandaag is het de beurt aan het vijfde tandwiel in de peperdure revisiebak die ze er toen onder hebben gevezen. De pechduivel slaat opnieuw en ongemeen wreedzuchtig toe. Wel verschrikt, maar verrassend stoïcijns deel ik die theoretische diagnose met mijn echtgenoot die zichtbaar ongemakkelijk wordt bij de herinnering aan een weinig ergonomische rit in de cabine van de dieplader die ons na dat vorige malheur terug naar huis bracht. De vermoedelijke kosten van een herstelling hier in het buitenland en het doembeeld ergens langs het gladde Franse asfalt in panne te staan, spoken door mijn getergde hoofd. Terloops vraag ik of Cris alvast even naar de VAB-reisbijstand wil telefoneren…
Tot ons beider verrassing blijven we er doodkalm onder en ondergaan deze nieuwe beproeving. Aan de andere kant van de lijn wordt alvast bestudeerd hoe ze desgevallend een takelwagen ter plaatse kunnen krijgen. Op de tolwegen is men schijnbaar geheel aangewezen op de private depannagediensten en de prijszetting van de uitbaters. Ik wil dus zo snel mogelijk van deze snelweg af, maar TomTom becijfert ons dat de eerstvolgende afrit de al in het reisschema ingeplande afslag is. De volgende kilometers steken tientonners ons ietwat geërgerd voorbij: in vierde versnelling halen we nog net de 80 zonder de gehavende boîte al te hoog in toeren te jagen. De vriendelijke stem van de jongeman bij onze pechverzekering poogt ons gerust te stellen en eventueel opkomende paniek te verstrooien met allerhande interessante vraagjes over het aantal passagiers, de aard van het voertuig: merk en type onderstel, lengte en hoogte en of er een fietsendrager achterop zit.
Mijn lieftallige echtgenoot noteert nog het adres en telefoonnummer van een Fiat-hersteller in Olonne en bedankt de vriendelijke stem aan het andere eind. We mogen ons aanmelden bij de garage en indien nodig regelen ze ter plekke wel een overnachting voor ons, brieft hij me door. Onze reisgezellen zijn ondertussen aangekomen op de afspraak en staan in mijn levendige verbeelding al op de uitkijk, speurend naar een uit elkaar rammelende wrak, een rist vitale onderdelen achter zich latend en een dampend oliespoor trekkend over het stoffige Franse tarmac. Zo een vaart loopt het gelukkig allemaal niet en met klamme handjes draaien ook wij het mul rode gravel van de camperparking op. Nog even verifiëren dat behalve de eerste vier versnellingen ook de achteruit nog werkt en dan melden wij voorlopig de takeldienst maar af. Jawel, we zijn zonder panne ter plaatse geraakt en van zodra we meer weten, nemen we terug contact op voor verder advies.
Een zucht van opluchting en de hartelijke omarming van onze vrienden brengt ons evenwel terug bij de orde van de dag: op zoek naar de garagist om het probleem te bekijken en in het beste geval ook op te lossen. Het adres in Olonne-sur-mer, dat de operator van VAB ons heeft opgezocht is maar vijf minuten hiervandaan; maar blijkt gewoon een huis in de rij te zijn. De mecanicien van dienst is al een tijdje verhuisd, zo wordt ons op het bijhorende telefoonnummer gemeld. Een motorhome kan hij trouwens op zijn nieuwe adres nog steeds niet op de brug krijgen, maar hij is wel zo vriendelijk ons het nummer te geven van een collega die een groter atelier ter beschikking heeft. Geduldig telefoneert mijn al iets minder kalme vent naar de volgende garagist, een dorp verderop: neen ze moeten ons niet ter plekke komen depanneren want we kunnen zelf tot daar komen. Pas volgende week ernaar kijken ? Lieve help, dan zijn we normaal gezien al lang weer terug op weg naar huis!
We worden naar een andere werkplaats in Le-château-d’Olonne verwezen en ook daar moeten ze het koppel petits belges teleurstellen, ook hier sturen ze ons door naar collega’s. De klok tikt naarstig voort en telefoontje na telefoontje dreigt complete hulpeloosheid de situatie over te nemen. Mijn eerder zo bedaarde receptionist lijkt het een ogenblik te verliezen, maar herstelt zijn cool omdat de bazige bewoonster van het oorspronkelijke adres zich spiedend van achter de haag staat te ergeren aan het denderen van onze zware diesel die zich al een poos op haar trottoir heeft gehesen. Als een heuse deus-ex-machina biedt de Fiat-consessionair in La-Roche-sur-Yon, weliswaar veertig kilometer terug langs de route die we zopas hebben gereden, zijn diensten aan. Vandaag geraken we daar voor het sluitingsuur van de werkplaats vanzelfsprekend niet meer, maar morgenochtend om 10 uur zullen ze het geval onder de loupe nemen, sans faute. Enigszins gesust door de mededeling dat we gerust verder mogen rijden – zolang we maar niet naar vijfde schakelen – keren we vooralsnog terug naar de stoffige camperplaats van Les Sables.
De plots onfortuinlijke wending kan de vakantiepret toch niet helemaal drukken, enkel de onvoorziene meerkost van dit uitje weegt nog wat op mijn gemoed. Samen met ons gezelschap wandelen we naar de boulevard langs het hagelwitte zandstrand waar tientallen toeristen, rood als kreeften aangelopen door de onverbiddelijke zon, verkoeling zoeken in schuimende branding. Ze gloeit nog de ganse vooravond ongenadig over de mondaine badplaats en het kwik blijft ook nu nog een paar streepjes boven de dertig graden. Wij zoeken troost in een verfrissend drankje en wat beschutting op een uitnodigend terras. Het voornemen om een snelle hap te bestellen ontaardt hier bij het ‘Grand Café de la plage’ evenwel in een kleine gastronomische verwennerij. Salades Perigourdine voor iedereen, moules farcies voor Cris en Brigitte, een steak voor Albert en een brochette van de zee voor mij. Een verwenkoffie met een gevarieerd pallet op likeuren gelegde vruchtjes sluit deze onverwachte culinaire uitspatting af en heeft het leed ietwat kunnen verzachten. Uitgeput van de reis en het spannende intermezzo, zenuwachtig voor het oordeel morgen, kruipen we even na middernacht in onze alkoof. Prevelend dat we morgenochtend toch maar gespaard blijven van nog meer pech, vallen wij als verwende marmotten in slaap.
Woensdag 10 juli
Traject: Les Sables d’Olonne – La Roche-sur-Yon – Saint-Denis-d’Oléron, 260 km
Een half uur op voorhand komen we aan bij ItalAuto 85, in de Zone d’Activités van La Roche – elk zichzelf respecterend automerk heeft hier zijn departementale zetel neergepoot. In het geval we vandaag niet verder kunnen reizen en hier noodgedwongen even zouden moeten blijven kamperen, liever dan ergens naar een hotel te verkassen zoals onze reisbijstand voorziet, hebben ze hier zelfs enkele parkeervakken aan camping-cars voorbehouden en vooraan op de parking een sanistation ingericht. Van service gesproken!
Klokslag tien uur staat onze geplaagde Ducato al op de brug en luttele ogenblikken later komt de allervriendelijkste onthaalbediende ons schoorvoetend de bevindingen van zijn technieker melden. De louter op belezenheid gestoelde diagnose die ik gisteren stelde, klopt als een bus: het tandwiel van de vijfde versnelling is verschoven en de schroefdraad van de naaf is daardoor lichtjes gehavend. Ze kunnen het onding wel nog terug in positie brengen als we dat willen, maar dan zal het probleem eerder vroeger dan later terugkeren; wellicht erger en met het risico op meer schade door ijzerbraam in de olie van de boîte. Anderzijds zijn de nodige wisselstukken voorradig en kunnen ze onmiddellijk de boosdoener vervangen zonder de bak volledig te demonteren, behoedzaam rekent de man ons het alle kosten van onderdelen en werkuren voor. In vergelijking met het vorige defect aan de versnellingsbak, blijkt deze herstelling een lachtertje of werden wij – zoals de Citroëngaragist van onze personenwagens wel eens suggereerde – indertijd schaamteloos afgezet met de montage van die ruilversnellingsbak. Waarop wacht je nog ? Uw mecanieker moest er al aan bezig zijn! Dat schiet me door het hoofd, maar ingehouden reageer ik: “sans souci, faites la réparation; comme vous dites, c’est mieux de remplacer ces parts avec des pièces neuves…“
Even over de middag zijn we – zoals ons gisterenavond nog geruststellend doch haarfijn werd voorspeld door ‘mamsie’ – al weer terug naar onze vrienden onderweg. Ik hou een gezapig tempo aan op de route departementale en wanneer we een eindje verderop aan de onderhand vertrouwde 80 per uur een 110-bord passeren, merkt mijn nuchtere wederhelft op dat ik wel eens naar vijfde zou kunnen schakelen. Ahum, juist, dat zou ik wel eens kunnen… Met het schaamrood op de wangen duw ik de versnellingspook met een banger hart helemaal naar rechts en hij loopt weer als een trein. Onze vrienden hebben in afwachting van onze wederkeer al een volgende etappe uitgestippeld en in konvooi rijden we naar Les Seulières, in Saint-Denis-d’Oléron op de kop van het eiland. TomTom rekent op een drietal uurtjes reistijd om de ongeveer 170 kilometer af te leggen, de broeierige warmte speelt ons alle vier parten en als er straks ook nog twee percelen beschikbaar zijn op de camping, komt er hopelijk een eind aan onze reeks tegenslagen.
De kampeerplaats wordt al enkele jaren door een Nederlands echtpaar uitgebaat. We krijgen twee nog vrije maar niet aansluitende plaatsen toegewezen, tot grote ergenis van een Duitse matrone die er met een droge “You can go now, but this is not the right way…” – ter vervollediging van elke bestaande parodie geheel op z’n Allo-Allo’s uit te spreken – duidelijk maakt er niet van gediend te zijn dat ik, vaker dan nodig om de elektriciteitskabel aan te sluiten, langs haar zorgvuldig geconserveerde vouwwagentje passeer. In mijn verbeelding klak ik de hielen te samen, “Jawohl Fraulein!”; terwijl ik met een wijds en verontschuldigend gebaar een omweg beloof te maken elke volgende keer ik nog eens met een fles onder de arm tussen beide motorhomes pendel.
Donderdag 11 juli
’s Ochtendsvroeg hang ik onze fiere leeuwenvlag buiten, de norse Duitsers en bleke Hollanders rondom ons wrijven zich de ogen uit onderwijl het bevreemdende schouwspel gade slaand: de strakke Atlantische bries kletst het dundoek in mijn gezicht terwijl ik onze zwarte blomme op geluw veld aan de draagarmen van de opgestelde de luifel probeer vast te riemen. Let the beast go – zou Dehaene zeggen, mocht hij geen notoire verdediger van het Belgische federalisme zijn. Een Franse opa herkent mijn Vlaamse vlag en goedkeurend knikt de rondbuikige man vanonder zijn grijs opkrullende moustache terwijl hij zijn kleinkind sommeert niet zomaar te beginnen roepen op de nog grotendeels ingedommelde camping: “On ne fait pas ça, ni een français, ni en allemand!“, met een dreigende hoofdbeweging in de richting van de zuurpruimen naast hen. “Même qu’en flamand“, berispt hij zijn koter met een knipoog naar onze vrolijk wapperende leeuw. Ik versta hem helemaal en vriendelijk wuif ik terug naar de kleine en zijn terecht trotse bompa.
In afwachting van het dagprogramma – een fietstochtje naar de Phare de Chassiron en dit deel van het eiland verkennen – verdiep ik mij middels het als sociale media gelegitimeerde maar daarom niet minder voyeuristische smoelenboek wat in de actuele zielenroerselen van vrienden en kennissen die thuis zijn achtergebleven of elders door de wijde wereld trekken. De voorbije maanden raakte de sfeer op het thuisfront al behoorlijk verstard tussen mensen die zoals ik wel warm lopen voor de Vlaamse zaak en mensen die dat niet doen. Eén van mijn virtuele kameraden, die ik overigens ook in het echte leven als vriend durf aan te spreken, heeft onverhoeds een bericht ‘geleukt’ waarin mijn vlag zonder blozen vergeleken wordt met wandaden van vendelzwaaiers uit de oorlogsjaren. Hoewel mijn persoonlijke appreciaties en aspiraties niets vandoen hebben met de onvervalste bekrompenheid en het elitarisme waarop gealludeerd wordt, laat ik me er toch aan vangen om tegen beter weten in te reageren. Het zal mij – mogelijk ook mijn Leuvense vriend, die zich erover verwonderde door mij genoemd te worden – de rest van de dag blijven bezighouden. Mental note: de beschikbaarheid van mobiel internet en slimme telefoons dragen niet noodzakelijk bij aan het comfort en het vakantiegevoel…
Wanneer iedereen fris gewassen en gestreken naast zijn motorhome staat, worden de lichtmetalen rossen opgezadeld en peddelen we tegen de stevige zeewind in langs de gemarkeerde randonnées. Alles lijkt hier op een afgemeten 6,3 km van elkaar te liggen en het eiland is behoorlijk vlak – ideaal dus voor sportieve fietsers en recreatievere e-bikers. De met kalksteengruis verharde en bewegwijzerde paadjes strekken zich onder de middagzon verblindend wit voor ons uit. Aan de voet van de vuurtoren beukt de oceaan op de uitgewassen rotsen, hier geen zandstrand maar een maanachtig landschap waarop allerlei schaaldiertjes zich hebben vastgeklonken. Hoewel je tot bovenaan het platform kan klimmen, waar andere toeristen hebben postgevat om misschien net als wij vruchteloos naar Fort Boyard te speuren, lijkt niemand van ons gevieren veel zin te hebben om van grond te gaan. Wij nemen genoegen met de begane grond rondom het lichtbaken en zetten onze fietstocht verder naar Saint-Denis, op zoek naar een streepje schaduw en een hartige crêpe.
Hoewel Oléron teert op het kust- en kampeertoerisme en de vele onderkomen vissershuisjes tot riante vakantiewoningen werden verbouwd, moet je hier al redelijk goed zoeken naar een winkeltje of een café. Gelukkig is men ter hoogte van het moderne jachthaventje van Saint-Denis enigzins commerciëler ingesteld, maar op onze honger naar een zoute pannenkoek blijven we toch wel zitten. De Fransen zijn rigoureus als het om etenstijden gaat: tussen déjeuner en diner kan je enkel iets bestellen van de zoete kaart, vanaf 19u is de hartige keuken er terug. Dat de pot beslag voor de zoute crêpes sinds de mise-en-place vanmorgen naast die van de zoete pannenkoeken in de koelkast klaar staat, speelt daarbij geen enkele rol…
Als bij toeval vinden we de plaatselijke Super U aan het pleintje bij de oude kerk – minder supermarkt dan buurtwinkel, maar we vinden er wat we zoeken. De fietstassen worden volgestouwd met de inkopen voor een rijkelijke BBQ en een snedig zuiders slaatje waaraan onze stadsgenoot en tv-kok Jeroen Meus zijn demi-chef nog zou kunnen wetten. Tijdens het aperitief en de maaltijd worden wij onderwezen in de correcte uitspraak en de nauwkeurige compositie van een Beverse ‘sljoa‘ die een sappig stukje vlees van de grill zal vergezellen.
Vrijdag 12 juli
We hebben wij ons voorgenomen er een trage vakantie van te maken: dit jaar geen opgelegde nummers die aan een voorgeschreven tempo afgewerkt moeten worden, helemaal geen must-have-seens onderweg, wel laten ons gaandeweg verrassen door hetgeen de Charentes en Aquitanië ons te bieden hebben. Al vroeg in de ochtend voert een fietstocht ons naar de dagelijkse markt in La-Brée-les-bains – helemaal à l’aise – en ruim vóór de middag is het weerom puffen bij dertig graden. De kleurige kraampjes en de beparelde gezichten van luie toeristen baden in het felle licht.
Wanneer de zon het hoogst staat, schuiven we onze voeten onder een bistro-tafeltje op het beschaduwde terras van de enige bar die we in het lome badplaatsje aantreffen. Om een klein hongertje te stillen, bakken ze hier wel een zoute crêpe bij een vers getapte pression of een frisse Perrier. Verkwikt door de fourage fietsen we helemaal tot in Saint-Georges-d’Oléron, waar er warempel twee cafeetjes naar ons wenken op het pleintje bij de kerk. Veel te warm voor een flauw biertje en te dorstig voor een zonnige pastis, laven we ons opnieuw aan een Perrier-menthe. Bakken in de schaduw, dàt is pas echt vakantie !
De oude markthal en het plein er rond worden door onvervalste gemeentearbeiders opgekuist voor de feestelijkheden die tijdens het weekend van de veertiende op het programma staan. Uit het portaal van de kerk galmen devote klanken die een orgelist die in de koelte van de romaanse kerk uit het klavier tovert. Ik droom weg naar het strand bij de camping, waar ik mij aan een frisse duik waag vooraleer we weer van een nieuwe ‘sljoa‘ mogen genieten die onze kookmoeder heeft samengesteld. Omdat we na enkele dagen kamperen door onze rollende wijnkelders heen gezopen zijn, verkassen we morgen naar het enige France Passion-adresje op het eiland: Vignoble Vincent op een steenworp van Saint-Pierre-d’Oléron, en daar is naar het schijnt zelfs een heuse winkelstraat.
Zaterdag 13 juli
Traject: Saint-Denis-d’Oléron – Saint-Pierre-d’Oléron, 13 km
Na een tussenstop bij het Leclerc-warenhuis, normaal gezien is dit voor ons het absolute begin van elke verblijf bij God in Frankrijk, parkeren we ons met de neus tussen de opmerkelijk hoog uitlopende wijnranken van Vincent. Met 240.000 wijnstokken – zo leer ik tijdens mijn verkenning van het parcours éducative et ludique – onttrekt de aanplanting zich ver achter de einder aan het zicht. Het erf achter onze motorhomes oogt wat rommelig, maar geen Franse haan die daarnaar kraait. Behalve onze punctuele reisgezel ligt er verder ook niemand wakker van, zolang de rosé maar zoet en koel staat en hun diep rode landwijn vrolijk door het glas walst…
We begroeten onze gastvrouw en beloven na een bezoekje aan Saint-Pierre vast en zeker binnen te wippen voor een proeverij, voor het avondmaal vertrouwen we erop een restaurantje te vinden in het naburige stadje. Shoppen kan, uit eten ook; maar helaas staan er nergens de fruits-de-mer op de kaart en laat dat nou net iets zijn waarop wij al enkele dagen onze zinnen hebben gezet. We houden het dus maar op een gezellige braai in de wijngaard, proviand genoeg om het weekend door te komen en met enkele kratten wijn onder de gebronzeerde arm, kan de vreugde helemaal niet meer op. Mevrouw Vincent raadt ons voor morgen een oesterbar aan in La Cotinière, de vissershaven van Saint-Pierre. Vanavond is er vuurwerk in het centrum, morgenavond bij de haven: Vive la République !
Omgeven door een wolk citronella en wierook keuvelen we de avond weg met op de achtergrond het weergalmen van de feu d’artifice. De beschikbare motorhomeplaatsen op het erf worden aan de vooravond van le quatorze juillet gretig ingenomen door laat aankomende France Passion-gasten. Wie dacht dat alleen maar de Camargue door prikkende monstertjes geplaagd werd, is eraan voor de moeite – wie dacht dat etherische olieën, citronella-kaarsen en konsoorten die muggen weg houden, evenzeer.
De Nederlandse dame van de camping wist ons eerder deze week te vertellen dat men hier zelfs helikopters met sproeimiddelen inzet wanneer de plaag een bijbelse grootorde dreigt aan te nemen; maar dat cartooneske beeld wordt door de wijnboerin bijgesteld. Jarenlang placht men de stekertjes inderdaad zo te verdelgen, maar dat ging op de duur ten koste van de zeefauna: heelder kolonies mosselen, oesters en schaaldieren gingen er naar verluid aan ten onder. Tegenwoordig zet men in de plassen en moerassen op het eiland een kleine vissoort uit die zich met muggenlarven voedt en zo probeert men de overlast in te dijken. Hoewel wij stellig de indruk hebben levend opgevreten te worden, beweert onze gastvrouw dat het tot hiertoe een succesvol alternatief is gebleken…
Zondag 14 juli
We luieren de dag en de grootste hitte weg, intussen al eens vooruitblikkend naar de verdere reisplannen. Als we voor het avondmaal en het vuurwerk nog wat rond willen kuieren bij de haven die met ster en stip in de Groene Michelin vermeld wordt, wordt het stilaan tijd om naar La Cotinière te vertrekken. Het ons aangeraden etablissement komen we niet onmiddellijk tegen, maar de kaart bij ‘La Chaloupe’ spreekt ons wel aan. Een tafeltje reserveren voor vanavond blijkt niet mogelijk, ook niet bij het naburige restaurant; rare vogels die Oléronais. Nu goed, we beproeven ons geluk rond etenstijd dan wel in de hoop hier nog ergens vier vrije stoelen en een tafeltje aan te treffen. Op de kaaien en in de omliggende straatjes prijzen marktkramers hun waren en diensten aan, maar kunnen nauwelijks de aandacht vasthouden van de slome mensenstroom die er langs schuift. We klagen niet, maar de aanhoudende warmte begint op al onze bewegingen te wegen: enkele versgeperste sapjes en een coupe fleur de sel brengen slechts beperkt soelaas.
We hebben chance: in de verre hoek van het terras, weg van het gewoel rond de lange rijen tafeltjes, wacht ons een sloep met zopas uit de oceaan getrokken oesters, langoustines, garnalen, gamba’s, mosselen, kreukels, wulken en palourdes. De garçon raadt ons het voorgerecht af, want je moet al een stevige eter zijn om door jezelf door de scheepslading fruits-de-mer heen te werken. De tafelgenoten die er zich niet aan waagden, wachten achter hun reeds lege borden af hoe wij schelp voor schelp de massa zeevruchten naar binnen slurpen, onderwijl hun versheid en fijne texturen bejubelend. Een licht biertje van Oléron – la bière des naufrageurs – speciaal gebrouwen om visgerechten te vergezellen, weet me te bekoren: de kruidige rozemarijn- en lavendeltoetsen die erin lijken te zitten, passen ook uitstekend bij de seiches à la plancha op mijn echtgenoot zijn bord.
Het vuurwerk wordt afgeschoten op de kade bij de vismijn, de aanpalende en tegenoverliggende havenboorden zien letterlijk zwart van het volk. Duizenden hebben zich verzameld om naar het schouwspel te komen kijken en hun Franse nationale feestdag te vieren op de tonen van Bretoense folk en het wat stevigere ritme van “La tribu de Dana”. Rare jongens die Oléronais. Dat de Bretoenen het niet zo op de constitutie van de republiek begrepen hebben, drong misschien nog niet tot de eilanders door; óf ze beschikken hier over een bijzonder gevoel voor humor. Yes Breizh!
Wanneer de feestelijke gloed van de laatste vuurpijl is gedoofd, begint letterlijk de vlucht uit Egypte: tientallen automobilisten hebben schaamteloos de signalisatie genegeerd en hun wagen nonchalant langs de kant van de weg geparkeerd zodat niemand nog voor of achteruit kan en wij zelfs met onze fietsen nauwelijks langs de sakkerende chauffeurs door geraken. Verkeersellende op de ganse route tot waar we halverwege onze kampplaats terug het witte, onder het maanlicht bijna fluorescente fietspad op kunnen. Mijn ega heeft onderweg nog de zijspiegel gemolesteerd van een onbesuisde chauffeur die zijn voertuig zonder te kijken naar de kant zwierde om een tegenligger te ontwijken en daarmee het achter komende fietsverkeer in het decors reed. De echte dame ons gezelschap zag haar eind meermaals naderen, maar zonder verdere malheuren komen we terug bij de motorhomes. Het erf staat onderhand en enigszins tot onze verbazing eivol, maar nergens brandt nog een lichtje. Gezellig nog even acclimatiseren bij een jonge Cognac van onze wijnbouwer, morgen gaan we varen…
Maandag 15 juli
Traject: Saint-Pierre-d’Oléron – Le Verdon-sur-mer, 64 km
Vooraleer de bedrijvigheid van de bottelarij op gang komt, zijn de meeste overnachters vertrokken als een dief in de nacht. Ik werd al enkele keren uit mijn laatste uren slaap gewekt door het gebrom van startende diesels en het gekraak van kiezelsteentjes onder traag rollende camperbanden, maar het aanhoudende gerinkel van flessen op een lopende band jaagt me uiteindelijk uit de alkoof. Gisterenmiddag beslisten we in te schepen voor het veer tussen Royan en Le Verdon-sur-mer zodoende de Gironde over te steken, daar kunnen we een dagje blijven of verder naar Soulac rijden wanneer er op de camperplaats bij het strand van het estuaire geen plaats meer zou zijn. Nadien volgen we de trechtermonding tot waar de stroom zich voorbij Bordeaux in de Garonne en de Dordogne ontrafelt om enkele dagen te verpozen onder de bomen van Château Gerbaud bij Saint-Émilion, een aan te bevelen plek waar onze vrienden een drietal jaren eerder al eens zeer aangenaam mochten vertoeven en ons nadien wisten te imponeren met de aldaar verbouwde en dieprode Grand Cru.
We schuiven aan voor de overzet, het is voor ons de allereerste keer dat we een veerboot oprijden en dat maakt het toch wel een beetje spannend. Dat er een reclamewagentje in de wachtrij staat, duidelijk boven onze alkoof uitstekend, stelt me alvast gerust over de vrije hoogte in de stalen buik van het klaarliggende vaartuig. Toch moet de bemanning bij het oprijden van de boot de aarzeling in mijn blik hebben ontwaard, want haastig roept de scheepsmaat mij toe: “Au milieu s’il vous plait !” De rijvakken links en rechts van ons leiden immers naar de bovendekse parkeerplaatsen, waar in hoogte enkel personenwagens tussen passen. Oef. We raakten ingescheept, achterna gezeten door een trein Nederlandse caravans en motorhomes van meer ervaren veerbootreizigers.
De camperplaats van Le Verdon ligt er even over de middag al wit ziedend bij, slechts enkele plaatsen werden ingenomen. De slagboom staat omhoog en het is mij niet meteen duidelijk hoe de toegang en mogelijk nog belangrijker de uitrit precies functioneert; maar omdat ons gevolg achter ons op de rijweg staat aan te schuiven haast ik me naar binnen. We zoeken een plekje uit onder de bomen, elk streepje schaduw is bij deze temperaturen waardevoller dan mogelijke satellietontvangst. Het kwik stijgt al dagenlang boven de dertig graden en met nauwelijks een zuchtje wind hier in de luwte van de duinen, kunnen we niet snel genoeg uit de hoog aan de hemel staande zon zijn. Schijnbaar lijdt ook het betaalsysteem onder de hitte, een gemeentearbeider sleutelt aan de ingewanden van de horodateur en daarom staat de slagboom bij de in- en uitrit open. Tot zolang het defect niet opgelost is, kunnen we gewoon weer wegrijden langs de geopende bareel en straks zal er iemand langskomen om te ontvangen: “Bien sûr. On va pas vous enfermer!” Mooi, dat is duidelijk en dan nu op zoek naar de plaatselijke bakker en de kleine kruidenier.
Beiden hebben schijnbaar de deuren gesloten sinds de opening van een mini-Leclerc pal in het centrum van Le Verdon, ook de pret-à-porter om de hoek is zijn gedemodeerde badkleding al aan het uitverkopen. Het dorpscafé heeft de komst van de winkelketen duidelijk wel overleefd en er bij deze zelfs een paar klanten bij gewonnen. Net als de Fransen die hiertegenover een schoteltje olijven en wat zeevruchten hebben gehaald om ze met een homp baguette en wat Ricards naar binnen te werken op het caféterras, zeigen wij neer op de gammele bistrostoeltjes. “Trois Ricards“, klinkt het overtuigd terwijl ik een stukje kaasbretzel uit mijn winkeltas vis. Het doorleefde dametje schuifelt lachend terug naar binnen, ze lijkt zo weggeplukt van achter de toog in René’s café uit ‘Allo Allo’. We dopen haar wat oneerbiedig ‘madamme Edith’ en gekscheren dat ze elk moment een beverige aria of een schor chanson zal inzetten. “Et voilààà, trois Ricoeurs…”, met een zangerig gebaar zwiert ze een emmer ijs, water en drie tot ver boven de maatstreep gevulde glazen op tafel. Dit is zomer in la France profonde !
Wanneer we terug bij de campers komen met onze boodschappen, heeft Cris zichzelf al aan een frisse pint en een zakje chips geholpen. Onderweg bij het infokantoortje vernamen we dat er morgen een avondmarktje is en we stellen voor om hier twee nachtjes te blijven. Zo kunnen we vandaag nog wat luieren en het begonnen aperitief verder zetten. Morgen maken we een tochtje met de fiets tot bij de Phare de Grave, als het even mee zit dan kan ik nog naar het strand voor we ’s avonds inschepen voor het marktje. Het koelt nauwelijks af op het witte grind en naarmate de avond vordert, loopt de camperplaats vol. Na de vaat zoeken we de koelte op van een strandbar hier even verderop bij de waterlijn, rond de motorhomes is er helaas geen zuchtje wind, enkel wat zoemende muggen…
Dinsdag 16 juli
De slagboom staat nog altijd open, maar die ontvanger hebben we niet gezien. De fietsen worden van het rek gehaald en we volgen de gps van onze tochtgenoten over een zalig beschaduwde ‘voie verte‘ tot bij de vuurtoren en de Pointe du Grave, het uiterste puntje van de landtong die de Atlantische oceaan hier van de Gironde scheidt.
Het uitgeputte peloton zoekt alvast een plekje uit op het terras van een crèmerie terwijl ik me nog verdiep in de bizarre geschiedenis van Operatie Frankton: een tiental Britse mariniers die tijdens de winter van 1942 een heroïsche tocht aanvatten: door een onderzeeër tot hier gebracht, peddelden ze per twee in een cockleshell-kano de stroom op om in de zeehaven van Bordeaux de Duitse handelsvloot te torpederen. De helse onderneming duurde vier dolle dagen; twee van hen sneuvelden vrijwel onmiddellijk, zes werden door de Duitse patrouilles uit het ijskoude estuarium opgevist en ter plekke geëxecuteerd, twee heldhaftige soldaten bereikten hun bestemming en troffen doel. Volgens de gedenkplaat op het monument hier naast de monding van de Gironde, brachten zij door hun vermetele acties aanzienlijke schade toe aan de voor anker liggende schepen en daarmee een zware klap aan de oorlogsindustrie van Nazi-Duitsland.
Net als die overzeese helden ga ik straks zelf nog wat zwemmen in het koude estuariumwater vooraleer we met zijn allen naar ‘le vieux port aux huîtres’ marcheren om onze geesten wat te verstrooien tussen de kraampjes van de avondmarkt. Veel meer dan de enkele marktkraampjes met snoepgoed en prullaria die we vanmiddag al in opbouw zagen, zijn er precies niet bijgekomen maar in de schuurtjes langs de kreek hebben plaatselijke restaurateurs hun fornuis en ambachtslieden hun koopwaar opgesteld. Beste gezellig en voor het avondeten worden we ietwat tegen onze verwachtingen in vergast op een feestmaal met succulente spiesjes van varken, kip en eend; gezellig rond een tafeltje in het gras op de oever van het kreekje dat de oude oesterhaven vormt. De vriendelijke gastvrouw van Le Cabanne à Huîtres – schuurtje nummer 8, een fijnzinnige woordspeling trouwens – deelt niet alleen haar Floc de Gascogne en het overheerlijk maal met ons, ook een flesje essentiële olie van citronella hetgeen meer muggen geacht wordt te verdrijven dan de klassieke rommel die we tot hiertoe op ons veelvuldig geperforeerde vel spoten en smeerden. Veel baat het niet, ik voel me precies een speldenkussen en mijn allergie begint al aardig op te spelen!
Na de koffie met een lichtvoetige pruneaux à l’armagnac als digestief keren we moe maar voldaan terug naar de camperplaats, waar men er blijkbaar in geslaagd is het euvel met het betaalsysteem te verhelpen. De slagboom is plots weer gesloten, blijft de vraag hoe wij er morgen af geraken. De ganse avond rijden er nog wat motorhomes en kampeerbusjes af en aan tot bij de ingang, hoewel er nog plaats zat is; lijkt de horodateur te denken dat alle plekken volzet zijn. Bijgevolg is het voor ons ook niet mogelijk nog een ticket te nemen om ons verblijf af te rekenen én om de poort te openen.
Morgenvroeg toch maar even de hulplijn raadplegen dus…
Woensdag 17 juli
Traject: Le Verdon – Saint-Pey-d’Armens, 140 km
De vriendelijke man van het Office du Tourisme laat ons buiten rijden en we betalen slechts één nacht, de tweede krijgen we cadeau. Voor de servicebeurt op de aanpalende loosplaats gebruiken we fier als een gieter onze nagelnieuwe X-hose. Dat plezierig slangetje zagen we ooit eens op ITV, maar bleek online helaas niet België verscheept te worden. Toen ik de X-tenso – hier in Frankrijk bekt een Angelsaksische hose niet zo lekker weg – toevallig op dat ene marktje op Île d’Oléron tegenkwam, moést ik hem wel kopen! Klaar voor vertrek worden de gpssen op elkaar afgesteld: we volgen de Gironde om bij Bordeaux de ringweg op te rijden en de snelweg te volgen tot Libourne waar we afslaan naar Saint-Pey-d’Armens; een gehucht in de appellation van Saint-Émilion.
Bij aankomst op Château Gerbaud melden we ons aan, de kleinzoon – ondertussen zelf al veertig jaar in het wijnbouwersvak – rept zich vanuit de wijngaard op zijn tractor tot bij ons. Wees welgekomen en kies maar een plekje uit op het erf, onder de bomen of op het gras. Omstreeks vijf uur, binnen een klein uurtje, zit zijn dagtaak op het veld erop en worden wij hier terug verwacht voor een proeverij – indien we zulks wensen. En of we dat wensen! De wijn kennen we al en het duurt dan ook niet erg lang vooraleer we terug bij de motorhomes staan met enkele kratten 2010 en 2009 op het geleend pierewietje. De riante magnums van 2005 die we vanavond nog soldaat plannen te maken, worden nog afgewerkt en ons aanstonds aan huis geleverd door onze gastheer.
Oenologie voor beginners – excuus, “vinologie” want die eerste term is voorbehouden aan de louter technische en academische wetenschap die zich in het productieproces bekwaamt -, vakkundig gedoceerd door onze kasteelheer die zowel de kunst van het wijnmaken als van het proeven onder de knie heeft: 2005 was een topjaar en die wijn beleeft vandaag zijn hoogtepunt, die van 2009 komt nu al aardig in de buurt en kan zo gedronken worden, die van 2010 tenslotte zou nog beter moeten worden wanneer hij de kans krijgt nog wat in de kelder te liggen. Wij hebben er gelukkig eentje, een geschikte kelder, onze vrienden niet en wellicht ook niet het geduld om werkelijk te wachten tot de jongste telgen uit de vaten van Gerbaud op flessen getrokken tot volle bloei komen…
Rondom de jonge eiken, die wij ons als levensgrote parasols hebben toegeëigend, staan nog een handvol Vlamingen geparkeerd. In onze contreien is het wijndomein genoeglijk bekend om zijn uitstekende ligging en zijn uitgelezen wijnen. Ook hier blijft het na zonsondergang nog lang drukkend warm. Sinds ons vertrek hebben we weinig koele nachten gekend, vervelende muggen zijn er wel beduidend minder – klagen doen we dus zeker niet !
Donderdag 18 juli
Vandaag fietsen we van Saint-Pey-d’Armens naar het historische centrum van Saint-Émilion, een tochtje van een achttal kilometer met een stevige kuitenbijter op het eind. Het duurt een poos vooraleer we ook maar iets van de heilige Emiel zijn vesting bespeuren, maar dan doemen de versterkte muren van de oude stad plots voor ons op. De zandstenen torens kleuren goud in de middagzon en die vult de smal omhoog kruipende kasseiwegeltjes met een verzengende hitte, de koelte van de geklimatiseerde winkels werkt aanlokkelijk. Maar wij zijn niet belust op de veel te duur geprijsde wijnen die hier nochtans door busladingen dagjesmensen besteld en mee naar huis gesleurd worden, dus slenteren we maar voort langs de uitstalramen met klinkende namen.
Op het pleintje aan de voet van de kerk waar de omliggende herbergen en brasserieën hun terrasjes hebben opgesteld, duiken wij onder het het beschuttende parasollendek. De wijnkaart juffrouw ? Oei nee, dank u ! Geef mij maar weer een menthe-à-l’eau, spreek ik voor mijn beurt! Allez, dan zal ik ook maar een watertje drinken; werpt mijn echtgenoot me toe met hopelijk gespeelde verontwaardigdheid. Gelaafd zetten we de klim naar de bovenstad verder en onderwijl het weidse vergezicht bewonderend valt het ons op dat aan de einder donkere torenwolken samen pakken. Er is een stevig onweer in aantocht en de snelste fietsers haasten zich in veldvitesse terug naar huis om tijdig alle openstaande dakluiken dicht te draaien. Maar meer dan een verdwaalde regendruppel en wat gerommel dat uit de verte weerklinkt, is ons niet gegund.
Het wordt stilaan tijd om al eens na te denken over het aantal etappes en de trajecten die we de komende dagen nog af willen leggen, om maandag terug thuis te komen. Met een kleine 1000 km voor de wielen en met de intentie om het gematigd tempo aan te houden zoeken we nog één keer een rustige camping, met zwembad voor deze waterrat.
Vrijdag 19 juli
Traject: Saint-Pey-d’Armens – Angers, 435 km
Met het weer dat overal tussen hier en thuis warm en zomers blijkt te zijn de komende dagen, hoeven we niet onmiddellijk rekening te houden. Ons oog viel gisterenavond bij een glaasje wijn en een ijskoude borrel op een camping nabij Angers gelegen in het Parc de Loisirs du Lac de Maine; perfect om de omgeving wat te verkennen op de fiets en nog enkele dagen uit te rusten vooraleer de rest van de terugreis aan te vatten. ’s Avonds schuift een dreigend onweder aan ons voorbij, de aangekondigde verkoeling blijft opnieuw uit; buiten daalt de temperatuur weliswaar bliksemsnel tot een draaglijke 26 graden, maar de nacht in de alkoof blijft broeierig warm. Gelukkig brengt de comfortabele douche van het campingsanitair hier schuin tegenover wel wat aangename verkoeling.
Zaterdag 20 juli
Wanneer de resten van ons voorlaatste avondmaal zijn opgeruimd en de vaat terug netjes uitgesorteerd voor beide motorhomedeuren staat, wordt een fietstochtje uitgestippeld rond het meer en langs de Maine tot waar die in het daarnaar vernoemde Bouchemaine in de Loire stroomt. Onderweg naar La Possonnière – waar je kan spelevaren volgens een prospectus die we bij het onthaal van de camping oppikten – bekvechten de fiets-gps-en met elkaar over de juist rijweg en dat resulteert in een beklimming die de gemiddelde amateur-Ventourist zou doen verbleken. De croisière beperkt zich helaas tot een tochtje in een oude platbodem die ons desgewenst naar de overoever kan brengen, of een kwartiertje over en weer kan dobberen op de Loire. Nou, dat dan toch maar niet.
Cris zijn Garmin neemt de leiding van deze expeditie over en zijn e-bike bepaalt het tempo. Op de terugweg verbaas ik me erover hoeveel moedige fietskampeerders ons pad kruisen, in gedachte beklaag ik hun stramme spieren wanneer zij morgenochtend uit hun piepkleine tentjes zullen kruipen en dat compenseert het ongemak van de veel te warme alkoof waar wij ons straks weer in zullen hijsen. Geef mij dan toch maar liever het comfort van een motorhome en een echt bed.
Ook vanavond is er klank en lichtspel, maar weer missen we de verfrissende bui. Naarmate het einde van onze reis nadert en de warmte op onze vermoeidheid weegt, raakt de inspiratie om tussenbestemmingen aan te duiden uitgeput. Ik wil wel terug over Rouen naar het noorden rijden om nog ergens een etentje te versieren voor Cris’ verjaardag morgen, maar daar ligt een lang viaduct op de loer waar niet iedereen zo happig op is en Cris wil niet over Parijs en haar périphérique, omdat de Tourkaravaan daar net dan is neergestreken. De sfeer wordt wat kregelig en de limieten van het vakantiegeluk komen in zicht. Ik hou me wat afzijdig in de discussie omtrent het waaraf en waarheen, de korte nachten eisen hun tol en morgen hebben we een lange rit voor de boeg, waarheen dat ook moge zijn…
Zondag 21 juli
Traject: Angers – Beaunay, 430 km
De ochtend brengt raad: we houden nog een bescheiden verjaardagsfeestje op het erf van Michel Jacquesson, sinds jaren een vertrouwd adres en een veilige haven voor vermoeide reizigers. Morgen nog een 350 km naar huis en dan zit deze vakantie er helaas al op.