Côte d’Opale – Pasen 2006
Route via Google
Zaterdag 15 april
We trekken met het Paasweekend richting Frans-Vlaanderen. Mijn ouders en oma verblijven aan de kust in Oostduinkerke. Omdat ze graag weten hoe het met hun jongens gesteld is, maken we een kleine omweg. Het regent behoorlijk onderweg en terwijl Cris rijdt heb ik kansen genoeg om me nodeloos op te winden over allerlei vreemde geluiden die de motor maakt of rammelende dingetjes binnenin. Ik ontdek een nieuwe “feature” van onze oude transit: wanneer de slagregen op de voorruit staat, dan sijpelt er een fijn straaltje water binnen langs het rubber dat de ruit vast houdt in het koetswerk. Dit moeten we dan ook nog maar eens proberen te verhelpen.
Wanneer de familie is gerustgesteld – ze hebben nog steeds geen goed oog in onze aankoop, maar hé we zijn nog jong en avontuurlijk nietwaar – beginnen we aan de rit naar Cap Blanc Nez. Enkele jaren terug zijn we daar bij wijze van daguitstap nog eens geweest met de wagen, maar van het natuurschoon en de krijtrotsen hebben we toen niets kunnen zien omdat de ganse kustlijn in een dichte mist was gehuld. We willen overnachten op de parking boven aan de Cap om dan morgen af te dalen voor een fikse wandeling op het strand. Bij onze aankomst zijn we niet weinig verwonderd, de onmiddellijke omgeving rond het monument voor de zeelieden is niet meer te herkennen. Het asfalt werd opgebroken en de natuur kan zijn gangen gaan op de top van de Cap.
Er werd wat lager gelegen een nieuwe autoparking aangelegd, met een hoogtebeperking. Er staan al enkele mobilhomes op het grint naast de toegangsweg, wellicht is dit de plek waar autocars in het hoogseizoen hun toeristen lossen. Het is ook hier maar druilerig weer en de wind beukt genadeloos op de kliffen en tegen onze motorhome. Ik maan Cris aan de neus van onze Transit uit de wind te zetten, je weet nooit of die morgen anders nog starten wil. Uit curiositeit rommelen we wat met de TV-antenne op het dak, met wat sneeuw en ruis ertussen plukken we zelfs de BBC en de VRT uit de ether.
Wat gefoeter op de kachel, ik krijg de waakvlam niet aan – door de harde wind die boven, onder en rond de mobilhome giert. Dan maar vroeg onder de wol, ik heb genoeg avontuur gehad vandaag. Duvel nog even uitlaten en dan naar bed. Ik luister nog wat naar de geluiden die me van buiten bereiken: het tikken van de regen op het dak, een automotor die aanslaat, de misthoorn die schalt, opnieuw het lage gebrom van een zware diesel en het knarsen van het grint onder autobanden. Er is nog beweging rondom ons.
Zondag 16 april
Wanneer we ontwaken, hebben we langs alle kanten buren gekregen. De plek staat vol motorhomes, die van ons is toch de oudste. De Belgische nummerplaten en bekende Antwerpse klanken, stellen me enigszins gerust. Als we hier straks niet weg komen zal er wel een landgenoot zijn die ons kan helpen. Met een gerust gemoed zetten we de afdaling naar het strand in. Duvel is uitgelaten en huppelt enthousiast voorop, hij maakt voor het eerst kennis met het zeewater en op hoge pootjes trippelt hij door de plassen die achtergebleven zijn op het strand. De aanblik van de krijtwitte rotsen is op zijn minst impressionant. We stappen een eind richting Calais en maken rechtsomkeer om de klif eens vanuit de andere richting te bewonderen. De klim terug omhoog kruipt in de benen, nu eens Cris dan weer ik laten we ons door de nog steeds niet uitgeputte beagle voortsleuren. Oef.
We willen dit weekend een stukje Frans-Vlaanderen zien en rijden via Saint-Omer richting Rijsel (Lille) om het vaak bestoefte historische centrum te gaan bezoeken. Eigenlijk onvoorbereid en met alleen de beelden van toeristische trekpleisters in het hoofd schrikt de realiteit van deze metropool ons behoorlijk af. Mijn wederhelft heeft voor het vertrek nagelaten om de juiste kaarten op de GPS te laden en dus rijden we eigenlijk gewoon verloren in de voorsteden van Lille. We vinden niet meteen een geschikte parkeerplaats voor onze mobi, het aandeel Noord-Afrikaanse medemensen ligt net boven onze kritische grens aan het multi-cultureel-verdraagbare en mijn aanhoudend gezeur doen Cris beslissen om gewoon terug naar de snelweg te rijden.
Tot zover Rijsel, hoofdstad van Frans-Vlaanderen. Ter hoogte van Bailleuil verlaten we de autoweg, we informeren bij het plaatselijke bureau voor toerisme naar mogelijk overnachtingsplaatsen in de onmiddellijke omgeving. Campings zijn nog gesloten, maar in Cassel waar we sowieso terug naar toe wilden is een camperplaats. Hoera, we zijn gered – weg van de grootstedelijke drukte, terug naar het ons vertrouwde “Coeur de Flandre“.
Wanneer we in de vroege namiddag op de Kasselberg aankomen, kondigt het “Carnaval d’été” zich al aan. Er staat kermis op het marktplein en morgen beginnen de festiviteiten al in de vroege uren, maar dé hoogdag is Paasmaandag. Dan halen ze de historische reuzen van stal voor een ommegang die onder de hoge bescherming van de Unesco zou moeten staan. Dit alles en meer “petite histoire” vernemen we in estaminet “Het Kerelshof”. De waard spreekt ons amicaal toe in onvervalscht Westvlaemsch – ja, ja, kameraad Cassel is Vlaamser dan Brussel !
Omdat we niet zomaar met de hond overal ongevraagd binnen willen stappen, hebben we ons met een “Trois Monts” gepositioneerd ons op het terras: een helder goudgeel vocht van hoge gisting en het komt in 75cl flessen. Echt iets voor bourgondische Vlamingen dus. Voor we de kans krijgen om van het eerste glas te nippen, komt er nog maar eens een bui aanzetten. Maar dat is toch geen probleem, Duvel mag gerust mee binnen, waar we bij het haardvuur onze proeverij verder zetten en noodgedwongen aanvullen met wat streekproducten in vastere vorm en een nieuwe lading bier.
Het loopt al over zessen wanneer we blij van zin het paadje terug naar beneden opzoeken. Terug in de mobi zijn we rijp voor een rustig avondje voor de TV, maar hier beneden onder de bomen is er met een gewone antenne niet veel te vangen op de buis. Nog niet helemaal bekomen van de drie Zuidvlaamse bergen, vat ik het plan op om toch maar een warme hap klaar te maken. Het vlees ligt al in de pan sissen, Cris zorgt voor de aardappeltjes terwijl ik vecht tegen een blik worteljes en erwten. Na de weldadige maaltijd, is er nog tijd voor een filmpje op DVD.
Maandag 17 april
Bij het krieken van de dag, haalt een vreemd geratel me uit dromenland. Elk jaar bij de start van het “Carnaval d’été” – ze vieren daar eerder op het jaar ook al een “Carnaval d’hiver” – trekken de jongemannen uit de buurt van huis tot huis onder niet aflatend tromgeroffel om elkaar op te halen voor een dag vol bier en vertier in afwachting van de reuzen. Morgen moeten we terug aan het werk, de trommeltjes maken Duvel onrustig en de reuzen komen pas tegen de vijven uit hun huis, we houden het te goed voor een andere keer.
Op de Brusselse ring, worden we voorbijgestoken door mijn ouders die ook op de terugweg zijn van de kust. Enkele uren later wanneer de mobi terug onder zijn carport staat en netjes opgekuist is, zitten we weer bij mijn ouders rond de tafel.