Het kwik gaat samen met de dieselprijs door het dak dus hoeft het een keertje niet zo heel diep naar het zuiden te gaan. Wijn kochten we tijdens de paasvakantie in Bourgondië al. Onze vrienden stellen Bretagne en een trage roadtrip voor. Camping Complet zal het leidmotief van deze zomer zijn, net als improvisatie. Marc wil graag stoppen bij de ‘Saint-Mont-Michel’. Daar zijn ze op al die jaren reizen met de camper nog nooit geraakt, wij wel. Een toeristenval in het hoogseizoen zei Cris, maar we willen die broeierige mierenhoop stiekem ook wel eens zien. De rest is voor jullie zei onze reisgezel nog, want jullie kennen daar de weg. Euh. Mooi niet en van dat taaltje ginder verstaan we geen jota. Spreken ze geen Frans vraagt hij nog? Hopelijk wel, maar oefen toch alvast maar uw Bretoens.
Ya d’ar Brezhoneg!
Bretoens oefenen lukt het best met een frisse Chouffe in de hand dus parkeert de Laïka zaterdagmiddag al naast onze Autoroller op het droge gras van Camping Bertem. Dat onding van RollerTeam liet ons bijna in de steek. Alle toestellen werden net nagekeken in het atelier van Urbano in Aarschot want sinds de paasvakantie kwam de camper omzeggens niet meer van de hof. Tijdens een wasbeurt merkte ik plots een openstaande deurlijst aan de koffer en de penetrante geur van inwerkend vocht in de zijwand op. In lichte paniek zag ik ons gevaarte al helemaal gestript in de werkplaats staan en onze vakantie afgelast.
Het valt volgens de technieker best mee zo op het eerste zicht en tijdens het opnieuw afkitten van het deurframe. Frankrijk gaat warm zijn, dat droogt onderweg verder op zei de mevrouw van aftersales me nog. Breng hem in oktober opnieuw binnen dan halen we die deur eruit om te kijken in hoeverre de houtstructuur is aangetast. Bij de gedachte aan wegrottend fineer en vermolmde spanten krijg ik het warm en koud. Fijn verlof en post nog maar wat foto’s, zei ze nog, #urbanoontheroad
Côte d’Opale
Zondag 10 juli
Traject: Bertem – Wissant, 234 km
Eén na één rijden de Laika en de Autoroller onze oprit af en schuiven aan in de file richting Gent en Duinkerke. Een flink eind over de middag komen we in de buurt van Les Deux Caps. Een hotspot voor fotografen en wandelaars, het is er broeierig en heel wat Fransen hadden hetzelfde idee. De camperplaats van Wissant staat eivol dus rijden we verder naar de enige camping in de kleine badplaats. Complet hangt er bij de ingang, gegrommel en rechtsomkeer er zit niets anders. Toch even kijken tussen de motorhomes op de aire of er geen plekje is waar we ons tussen kunnen wringen. Eén parkeervak waar de Laïka met wat goede wil zou kunnen staan, meer niet.
Liever dan hier als haringen in een ton gepropt te worden, rijden we een kilometer of twee verderop naar een weiland van Ferme de l’Horloge in Tardinghen waar omzeggens niemand staat. Er is nochtans plaats voor wel 100 motorhomes op de glooiing van Le Fond de Sombre. Hier staan we net zo goed, maar net te ver om op de dijk of in het dorp snel iets te gaan eten. Met z’n twee wandelen we de andere richting uit, langs goudgele korenakkers die wachten op een pikdorser tot bovenaan de hoge kustlijn die ons van Cap Blanc-Nez scheidt. Achter de warmtenevels doemen Vera Lynn en haar witte kliffen in Dover op. Géén 50 km meet het Nauw van Calais hier en we zien Engeland liggen in de zinderende lucht.
Côte d’Albâtre
Maandag 11 juli
Traject: Wissant – Le Tréport, 134 km
Op tijd vertrokken deze morgen dus is er bovenaan de kliffen van Le Tréport in Normandië wel nog plaats. Ik herken onmiddellijk de guinguette bij de funiculaire waar Cris zich jaren geleden tot een exotisch biertje liet verleiden. Qu’est-ce que vous avez comme pression? Leffe, Augaerdèn et Enkèn. Hoegaarden kennen we dus koos hij dat laatste. Un Enkèn s.v.p. Groot was onze verbazing toen de Normandische vissersvrouw een ordinaire Heineken op haar toog posteerde. De fletse Leffe die ik bestelde had nog nooit zo goed gesmaakt. Grinnikend dissen we dat verhaal terug op. Destijds stonden we beneden aan de haven en namen we hier de lift naar boven. Ik ben er nog altijd niet scheutig op.
Het led-paneel bij ingang van Le Tréport Falaise toont: 17 places libre. Daarstraks nog 19 zegt Cris terwijl we enkele tientallen meters verderop naar een servicepunt en de tweede netter aangelegde asfaltparking gaan kijken. Complet. Daar zijn ook stroomaansluitingen dus zijn de plaatsen meer gegeerd, maar de zon schijnt en de batterijen zijn volgeladen dus staan we net zo graag op ons plekje in de rij met zicht op zee. Voorlopig want het loopt er snel vol en straks wordt dat uitzicht door halve autobussen en rijdende villa’s benomen. Camping Complet.
Funiculì, funiculà, vas y sans moi
Marc en Mieke nemen de funiculaire naar beneden, ik krijg een kramp bij het idee alleen al. De trappen met mijn wederhelft, die moppert over mijn op niets gestoelde liftenvrees. ’s Avonds stap ik wel mee in de glazen cabine om geen tijd te verliezen wanneer we bij Le Magellan aan het haventje uit eten te gaan. Een one-off, de lift, niet het diner want ik verorber samen met Mieke de eerste schotel zeevruchten van het verlof. Zelfs met een sloot rosé en neut pastis die de moed opkrikte, hoeft het kabelbaantje voor mij niet zo nodig. Schijnbaar zijn er geen andere gekken die te voet naar boven klimmen, niemand volgt en wie mij passeert neemt de trap om af te dalen van de majestueuze rots.
Dinsdag 12 juli
Traject: Le Tréport – Fécamp, 94 km
De volgende tussenstop op het lijstje van onze vrienden is Fécamp om precies te zijn een camping bovenaan de krijtrotsen. Onderweg ernaartoe passeren we een camperplaats tussen de havenbedrijven aan het einde van een getijdendok. Er zijn precies nog wat plekken vrij, te onthouden als Plan B. Langs een vervaarlijke kronkelweg jaag ik onze Transit omhoog tot voor de poort van Bel Air Village de Renneville. Cris wipt uit de cabine om ons aan te melden, maar ik zie aan het hekken al een bordje hangen: complet caravannes et campingcars. Je kan het gaan vragen, maar dit is wel geen tent. De airco loeit erbarmelijk onder de motorkap terwijl er buiten op de broeierige parking druk wordt overlegd. Het zweet breekt mij uit bij de gedachte hier op het benepen stuk asfalt om te moeten keren en weer langs dezelfde weg naar beneden te moeten rijden. Nog één dag zonder douche lukt net, dus wagen we onze kans op de aire municipale.
Stationnement gratuit
De slagbomen staan open en de automaat is overplakt met hors service. We draaien een rondje tussen de geparkeerde motorhomes en nemen de laatste parkeervakken aan de zijkant in. De dame van de oude camper naast ons weet dat de barelen al sinds het weekend open staan. Sans soucis, tu sortiras demain. Het zijn langverblijvers van-de-verniet, vertaal ik haar uitleg. Aan de andere kant staan zigeuners volgens onze kompaan, naarstig werkend caravanvolk met een marktkraam zo blijkt. We slenteren langs de jachthaven die door een hoge dijk van de woeste baren wordt gescheiden, met daarop tussen land en zee drie bronzen posturen. Les Baigneuses, oftewel l’Heure du bain, een creatie van Dominique Denry. Een gebronzeerde bodybuilder wil ermee op de foto en duwt mij pardoes een gsm in de pollen: Tu veux prendre un photo s.v.p.? Euh bien sur. Neem er maar een paar gebiedt hij uitgebreid poserend. Ik durf niet anders en schiet in zeven haasten wat plaatsjes van die potige vent.
Aan het einde van de zeedijk zoeken we schaduw bij RedRock Café waar achtergebleven mosselpotten in karrevrachten verdwijnen op de schouders van een tengere ober. Het witbier dat hij ons brengt, kleurt buitenaards in de blauwe glazen onder de parasols van Le Reidroc. Goed bier, de Fransen kunnen er tegenwoordig ook wat van. Na een sloot Belzebuth van Brasserie de Gayant wandelen we terug naar de kampeerplaats. Die staat ondertussen afgeladen vol en de thermometer 35 graden aan. C’est trop chaud puft de buurvrouw met haar hondje, maar dat vocht in onze wand zal nu wel drogen. Cris telefoneert voor de zekerheid naar de volgende camping, zo hebben we morgen wel plaats aan de ‘Saint-Mont-Michel’. Voilà, die is gereserveerd. De nacht valt zwoel en rumoerig deur aan deur met bohemiens en onervaren coronacamperaars.
Baie du Mont Saint-Michel
Woensdag 13 juli
Traject: Fécamp – Mont Saint-Michel (Courtils), 234 km
Cris tikte gisteren argeloos op de link in de reisvoorbereiding en reserveerde twee plaatsen bij Camping Saint-Michel. Bij het ingeven van het adres, Rue du Mont Saint-Michel, toont de GPS dat het gaat om pleisterplaats in Courtils. Dat is een kleine 10 km bij het gelijknamige werelderfgoed vandaan, terwijl we verwachten aan het begin van de wandelweg naar le mont te staan. De commentaren na wat Googlewerk leren ons dat het een rustige en beterkope camping is, vooral door Hollanders beter gesmaakt dan de drukke en overprijsde overnachtingsplaats tegen de aan de aartsengel gewijde rots. We kunnen twee nachten staan voor de prijs van één en krijgen er van-de-verniet een mooie fietstocht bovenop. Camping parfait!
De zon staat wanneer we er aankomen op het heetst van de dag verzengend aan de staalblauwe hemel en de airco loeit weer als een bronstige koe. Onze mannen stappen binnen bij het onthaal en regelen het verblijf. Fietsen naar de Mont kan over een voie verte langs de prés salés van de baai. Dat houden we voor morgen, vandaag schrijven een luie dag in dit reisverhaal. Het hemelsblauwe zwembad bij de cafetaria laten we maar voor wat het is, want dat fameuze summerbody was ook dit jaar niet ready. Ik steek het op corona, maar al lang voor de pandemie waren wij lockdownkilo’s aan het verzamelen. Trendsetters als het ware! De drukkende temperaturen maken ons ’tam’, zoals de aap thuis zou zeggen. De voorraad pastis en rosé wordt aangesproken terwijl rondom ons tenten en vouwwagens verschijnen, caravans en geïmproviseerde campers worden opgesteld. De avond valt geruisloos tijdens een gezelschapsspel, maar de verwachte koelte van de nacht blijft ook vandaag nog uit.
Klosterberg im Wattenmeer
Na ruim twee jaar deprivatie allerlei, baren de ‘speciale militaire operatie’ in Oekraïne, de brandstof- en energieprijzen, de droogte en zelfs de bosbranden in het zuiden me nauwelijks nog zorgen. Ik pieker hier onder vrienden zelfs niet eens meer over de troebelen bij mijn oma en mijn moeder. Daar hebben we gewoon gezegd dat we een paar dagen met de mobilhome naar de Mont-Saint-Michel zouden vertrekken. Drie weken lijkt een eeuwigheid voor wie de tel al lang kwijt is geraakt. We zullen wel een kaartje sturen. Wakker liggen doe ik wel van andere besognes en de vriendjes in mijn apenkot, een dierentuin vol bromances en onmisbare framily.
Druk, druk, druk, zei Lennert, maar hij kwam toch nog even langs. Instant happy als die aap er weer eens is. Wouter bewaakt het fort, Tobias vertrok op roadtrip met een kameraad. Janik stuurt updates a rato van hetgeen hij vermoeden kan dat mijn zorgelijke hoofd nodig heeft. En dan is er meester Dries. Die leest niet alleen mijn kaartjes, maar mij ook de levieten als het nodig is. Hij heeft niets te verliezen en durft dat, een aap hors catégorie. De pluche versies zeul ik voor de gein mee in de camper, voor het geval ik mijn apen mis. Dat wordt een postzak vol met kaartjes. Morgen stappen we op de fiets naar het eerlang religieuze, tegenwoordig commerciële heiligdom. Onverwacht komen we voorbij aan het Mausolée du Mont d’Huisnes, een bedevaartsoord dat voor mij incontournable is.
Fête nationale
Donderdag 14 juli
Hoe is het daar? Vraagt de jongste in alle vroegte zo rond een uur of zeven. Gewassen en gestreken stuur ik vanuit de campingdouche naar Janik. Precies of hij weet dat er muizenissen volgen. De wereld rondom draait door in een soort van fin-de-siècle-moment, mijmerend onder het fietsen doemt Marc zijn ‘Saint-Mont-Michel‘ aan de horizon op. Het fietspad is halverwege de baai opgebroken en we worden weggestuurd door het achterland waar ik straks even halt wil houden bij de Deutsche Kriegsgräberstätte. Hier wordt met piëteit het zinloze offer van bijna 12.000 Duitse jongens herdacht. De waanzin van een oorlog op het Europese continent is weer razend actueel.
Enkele kilometers verder sluiten we aan bij de eindeloze stroom toeristen die opschuift naar le mont. Die Babylonisch brabbelende mensenmassa wriemelt zich door het smalle straatje tussen de oude gevels naar omhoog. De beeweg stokt telkens iemand voor een vitrine blijft staan gapen, het lijkt wel de processie van Echternach. Cris en Mieke bedanken voor de laatste meters in de klim naar de abdij van Sint Michiel. Zij keren op hun stappen terug terwijl wij over de remparts van de kloosterberg afdalen. We zien onze wederhelften beneden terug en vluchten weg van de piège à touristes.
Côtes d’Armor
Vrijdag 15 juli
Traject: Courtils – Saint-Cast-le-Guildo, 79 km
De dag ging na het feu d’artifice van de quatorze juillet onverwacht over in een tumultueuze nacht. Weinig uitgeslapen vertrekken we al vroeg naar een camping die eergisteren lukraak werd geboekt. Door het verlengde weekend was er omzeggens nergens nog plaats rond Cancale waar ik graag een tussenstop wilde maken. Met een zieke vent naast mij maakt het vandaag geen moer uit waarheen we rijden, fruits de mer of moules de bouchot vinden we in Bretagne waarschijnlijk overal, hopelijk ook in de buurt van Pen Guen in Saint-Cast-le-Guildo. Spreek uit als /sɛ̃.ka.lə.gil.do/ een tongbreker in het Frans en beter nog in het Brezhoneg: Sant-Kast-ar-Gwildoù en Pengwenn.
Ochtendbriefing: nog steeds misselijk en krampen, koortsig ook, kan niks binnenhouden. Geen zelftest gedaan, maar het zal wel geen corona zijn. Mieke aanhoort de symptomen en diagnosticeert een zonne- of hitteslag. Dat of een reactie op de kippenburger en de Heineken van vorige noen. Ze heeft gelukkig ook wat pillen te geef. Onderweg naar onze volgende etappe stoppen we bij een Pharmacie. Cris zakt afgepeigerd uit de passagiersstoel en ik roep hem na door de openstaande cabinedeur: vergeet uw mondmasker niet! Met handen vol lapmiddeltjes komt hij terug aangesloft, poedertjes tegen buikloop en een fles om de lever te ontgiften. Bon courage zei apothekeres, ze kent de pappenheimers blijkbaar goed.
Entracte
Nu doorrijden brengt ons veel te vroeg bij Camping Pen Guen, dan staan we daar voor een gesloten poort te schilderen. Wat verderop in hetzelfde dorp is schijnbaar een camperplaats dus stel ik voor om daar eens te gaan kijken. Even bekomen van de escapades deze nacht, een boterham eten en door alle gedoe heb ik voor het vertrek niet geloosd of water ingeslagen. Een détour waar mijn zieke echtgenoot nauwelijks iets van beseft, die suft lusteloos weg terwijl het koude zweet hem uitbreekt op de warmste uren van de dag. Het afvalwater verdwijnt netjes in het rooster van de loosplaats en de waterslang wordt aangesloten. Het is hier ook allemaal van-de-verniet. Compassioneel smeert Mieke mij een broodje. Eet nu maar iets!
Het oud stationnetje naast de aire is als B&B ingericht en de spoorbedding omgetoverd tot een autovrije verbinding tussen Dinan en Dinard. 10 km in beide richtingen, ideaal voor fietsers en wandelaars, dankzij alle voorzieningen is dit voor campers feitelijk een geweldige plek. Hier wil ik wel eens komen staan, zeg ik tegen Marc die om de tijd te doden mee op verkenning gaat. We houden dit in het achterhoofd, want tussen de vakwerkhuizen van Dinan vonden wij in een paasvakantie al eens geen overnachtingsplaats. En nog niet zo lang geleden moesten we rond Allerheiligen om dezelfde reden in Dinard vertrekken. Als we niets anders vinden, komen we hier wel staan.
Aodoù-an-Arvor
Een besnorde juffrouw toont mij waar de vrije plaatsen van Pengwenn zijn. De percelen net voorbij de azurblauwe lagune lijken mij te benepen. Pokkeheet en Cris is nauwelijks van zijn marteling bekomen. Onhandig manoeuvreren over de smalle baantjes en ik zit ver aan het einde van mijn latijn. Marc blijft altijd de kalmte zelve en heeft zijn Laika ergens geparkeerd. Ik jaag de Autoroller geërgerd naar boven om daar twee vrije percelen te gaan zoeken. Schots en scheef, met wat paswerk staan we uiteindelijk overlangs opgesteld achter elkaar. Beter wordt het niet, Cris kan uitzieken en Mieke doet de was. Mijn gedachten vallen stil wanneer ik voorbij het grote golfterrein slenter, langs de eivolle camperplaats op de Pointe du Bay tot 40 meter lager op het strand onderaan de hoge kliffen van de Côtes d’Armor.
Armorica
Arvorig zoals Bretagne door de oude Kelten werd beschreven /ar’mor ic a/ oftewel de zee en in het bargoens, pardon Bretoens, vandaag uitgesproken als /ˈoːdu ãˈnarvor/. De strook tussen Cancale en Cap Fréhel benoemt men als Smaragdkust, Côte d’Émeraude, omwille van de kleur die de zee er heeft. Nutteloze weetjes spoken door mijn hoofd en de jeugd troept op het mulle zand samen met flessen wijn en kratten bier, gezellig in de avondzon. Met de blote voeten spetterend in de branding volg ik mijn tochtgenoot tot bij de drukke strandbar om de kortste weg terug te nemen naar de ziekenboeg op Pengwenn.
De geplaagde grizzlybeer ligt er onder zijn donsdeken te rillen. Buiten wordt het zelfs wat fris bij de ondergaande zon, de zeebries streelt klam over mijn blote schouders dus kruip ik met de buren mee naar binnen. Morgen doen we het nog best een dagje rustig aan, een fietstocht is hier trouwens niet zo evident. Misschien lukt een wandeling wel naar het terras van die New Beach Discotheque? Iets drinken en ’s avonds vers gebakken pizza in plaats van vette barbecue, die bestellen we morgenvroeg. De laatste fles rosé wordt aangebroken wanneer het overal stil is op de camping.
Zaterdag 16 juli
Laatste dag retraite, onze trage roadtrip gaat morgen verder langs de kust, op zoek naar het roze graniet waar Mieke over heeft gelezen. Reserveren in de buurt van Ploumanac’h blijkt weerom geen sinecure. Camping Tourony, had ze zelf gevonden op 2 km fietsen van de vuurtoren die op alle ansichten staat. Bonjour, un petit renseignement s.v.p. On est complet. J’ai même pas dit pour quelle periode. Pour tout l’été monsieur. Complet. Aankomen tijdens het verlengde weekend van de quatorze juillet lukt sowieso nergens meer. De populaire bestemmingen zijn al maanden van te voren volgeboekt. We speuren opnieuw naar alternatieven en bellen campings in de buurt. Een vriendelijke man staat me te woord: morgen zijn alle plaatsen nog bezet, maar maandag is er geen enkel probleem.
Gewoon online registreren en vooruitbetalen met de creditkaart. Merci et à bientôt. Onmiddellijk twee plaatsen regelen, naam, adres, telefoonnummer, geboortedatum, lengte van de camper en nummerplaat, alleen onze maat van onderbroek vragen ze nog niet. Nog één tussenstop prikken en het probleem is van de baan. Gisterenavond vertelde ik nog dat we ooit eens overnachten bij de vuurtoren op de kaap van Fréhel. Het ligt hier om de hoek dus rijden we daar morgen gewoon naartoe. Welke camping is het nu geworden, vraagt Mieke? Ah die gij online had gezien, zeg ik even euforisch als verward. Die was volgende week toch ook volzet, merkt Cris zo goed als hersteld en bloednuchter op. Euh waar heb ik dan geboekt, vraag ik mij luidop af met een pastis in de hand? Ah ja, de tweede waarnaar ik belde: Domaine de Trestraou in Perros-Guirec.
Broekzakgesprek
Tijdens de wandeling moet mijn GSM hebben gegaan. Een vage trilling trekt mijn aandacht: een bericht en beëindigde oproep in WhatsApp. Jan heeft gebeld, één van mijn campusdirecteuren is zelf met de camper onderweg. Ik hoor u niet, stuurt hij. Oeps een broekzakgesprek, ik bel hem terug. Zij toerden al rond in Bretagne toen wij nog in Bertem moesten vertrekken. Het wil maar niet lukken om elkaar onderweg tegen te komen. Zorg goed voor Cris zegt hij nog. Jan toont zich bezorgd, hij weet veel, soms te veel waarschijnlijk om het strikt zakelijk te houden. Die filosoof kent de aap, mijn grillen en vaag ook mijn apenkuren. Ooit moeten we toch eens samen weg. Kom veilig thuis, ik zie u in augustus wel in De Wingerd!
Zondag 17 juli
Traject: Pengewenn – Cap Fréhel, 19 km
Na een laatste nachtelijke koortsstuip is ons gezelschap weer voltallig. Marc loopt mee om het brood voor het ontbijt, gewoon langskomen zei de besnorde Armoricaine toen ik de pizza’s ging bestellen. Moederoverste van Pen Guen herkent ons bij het binnenkomen. Ah monsieur Tits, spreekt ze me aan, want Cris boekte hier het verblijf en gaf dus ook zijn naam. Bonjour madamme, deux baguettes s.v.p. Bien sur monsieur Tits. En met een niets verradende glimlach legt de matrone de stokbroden op het comptoir: vous n’avez pas payé pour les pizzas hier soir, c’est pas compris vous savez. Euh we hebben drie kwartier zitten wachten voor uw toog en niemand zei iets over betalen. Ik dacht dat het op de eindafrekening van het verblijf zou staan.
Et bien, je m’inquiétais pas, comme je savais que vous êtes bien au camping. Stante pede afrekenen hoeft blijkbaar niet. Si tu veux je les mets au facture. Comme vous voulez. Vous partez quand? Aujourdhui, madamme. Monsieur Tits, roep ik al uit de verte: ge zijt een wanbetaler en ze kennen u hier deju! Cris valt uit de lucht. Na het ontbijt sukkelen de Laika en de Autoroller van de scheve kampeerplaatsen af. Stapvoets rollen ze naar beneden en we parkeren net buiten de bareel. Lazarus is verrezen en monsieur Tits rept zich naar de receptie om zijn openstaande schulden af te lossen terwijl ik de logge Transit behoedzaam tussen de geparkeerde wagens wring.
Kab Frehel
De app van Campercontact vertelt ons dat er voor de bezoekersparking op Cap Fréhel enkele motorhomeplaatsen zijn, dus wagen we het erop. Kristof en Marianne waren er nog in het voorjaar en zeiden nochtans dat er een overnachtingsverbod werd geafficheerd. Dat klopt, je mag er alleen overdag parkeren. Maar dat wordt niets, want zelfs voor personenauto’s is het hier vechten om een plaats. Beneden vlak na het dorp op de Rue du Cap passeerden we de camperplaats van Plévenon en daar was plek te over. We keren op de rotonde en rijden een kilometer of wat terug om ons daar te installeren in de hoogstaande middagzon en dan op zoek naar de crêperie à 300m die hier met een reclamebord tegen een gevel naar ons lonkt.
Een gelukkig beslissing want er is schaduw op het terras en er staat véél meer op de kaart dan de bekende boekweitpannenkoeken, Bretoense pastis en zelfs moules frites. Na de maagdarmklachten houden we het wijselijk op een luchtige galette de sarrasin. Mieke bestelt een salade océane met een weelde aan zalm erop en voor iedereen nog een verkoelend ijsje achteraf. Cris bekeek de kaart nog maar en riep al uit: ik weet wat gij gaat pakken! Zelf nog niet verder geraakt dan de Ouestis, kijk ik even naar de crêpes salées. Geen zinnig mens anders dan een Fransman wil het op zijn bord, maar voilà andouille zal het worden. Eerst een ideologisch getinte pastis en bij de hartige pannenkoek een Bolée d’Armorique om het slachtafval erop toch maar door te spoelen.
Mor Breizh
De volgende lading kaartjes gaat op de post en de zon tergend traag door het zenit. Motorhomes rijden één na één aan onze bivakplaats voorbij. Zij beproeven bovenaan de kaap ook hun geluk en rijden verder naar een volgende overnachtingsplek of keren net als wij onverrichterzaken terug. In de late namiddag staat het hier zoals verwacht ook weer aardig vol. Wij nemen de fiets naar de vuurtoren wanneer de loden hitte nazindert op het roze graniet. De avondzon gloeit fel aan de einder en strooit glinsteringen over de lome golven van /mor breizh/. Die stromen bij Brest in de Atlantique, want alle baren behoren hier aan het Het Kanaal. English Channel volgens de imperiale Britten, La Manche voor de Fransozen, maar voor de eigenzinnige Kelten is de zee hier even Bretoens als hun koppige Ouestis.
Sinds ons laatste bezoek werd de site grotendeels teruggegeven aan de natuur en de toeristen. In 2016 braken ze de bouwvallige Fauconnière af. Ooit een florissant café-restaurant waar stedelingen naar de grote zeevogels kwamen turen, nu vind je het alleen nog op oude postkaarten terug. Cris herinnert zich niets meer van die vergane glorie. Dat het hier was, zeg ik u, met een wijds gebaar naar de contouren van de belvédère tegenover de solitaire rots waar schreeuwende meeuwen komen broeden. Een paar honderd foto’s later treffen we Marc terug, aan een bank bij de oude vuurtoren. Impressionant zegt hij, uren zou hij hier bij de zee kunnen vertoeven, maar we fietsen naar Mieke terug.
Côte de granit rose
Maandag 18 juli
Trjact: Plévenon – Perros-Guirec, 123 km
De zon brandt weer ongenadig wanneer we vertrekken richting Saint-Brieuc en Lannion. Eerst alle dorpjes door op de landtong die we gisteren doorkruisten om op de RN 12 te geraken, de semi-snelweg die lateraal door het Bretoense binnenland snijdt richting Finistère. Naarmate we verder van Parijs verwijderd zijn, verschijnen er meer en meer tweetalige borden langs de baan. De inboorlingen van Sant-Brieg en Lannuon voeren een taalstrijd en de Franse staat bond stelselmatig in. Nog een tussenstop bij de E.Leclerc in Plérin en dan in rechte lijn tot aan de poorten van Domaine de Trestraou. Het blijft mij verrassen hoe grillig de kusten hier aan de Côte de Granit Rose wel zijn.
Een jobstudent met een golfkarretje begeleidt de hefdakcamper voor ons naar een vrije kampeerplaats. Even later sjeest de vriendelijke jongen ook voor onze kleine kolonne uit naar het einde van het domein dat pal tegen de zeedijk blijkt te liggen. Door het één na één online reserveren had de dame van de receptie niet begrepen dat we met twee motorhomes samen reizen. Of één grote plaats op hun aire de campingcars ook goed is? Zolang we met de deuren naar elkaar kunnen staan, zijn wij content. De hemel overtrekt grauw en dreigend, maar tussen lunch en apéro is het nog altijd drukkend warm.
Aod ar vein ruz
Gejoel van uitgelaten kinderen en het bruisende breken van de golven op het strand weerklinken achter het lover dat Trestraou omzoomt. Door een poortje komen we op het wandelpad waarvan de dame aan het onthaal sprak. Dat geeft uit op een mondaine strandboulevard waar toeristen inschepen voor een croisière naar Les Sept Îles, /ar jentilez/ een archipel van zeven kleine eilanden voor de kust van Perroz-Gireg. Na het avondeten zoeken we op die promenade een terras met grote pinten Sant-Erwann en voor morgen reserveren we gelijk een tafel bij La Paillote. De laatste gasten smullen er in de schemering nog van een cocotte mosselen en ik van van het Bretoense bier. Allez santé zegt Marc en hij stoot voor een foto naar zijn collega’s met een reuzegrote Hoegaarden het glas aan van Cris die van zijn beproeving is hersteld.
Dinsdag 19 juli
Zo mogelijk nog donkerdere wolken dan die van gisteren pakken samen boven de kust. Op 100m is er een bakker hadden ze gezegd, dus gaan we er ’s morgens naar op zoek. Hekje door, wandelpaadje langs, over de zeedijk en de eerste rechts. Waarschijnlijk hadden we gewoon rechtdoor kunnen lopen, bedenken we ons aanschuivend in de rij voor het bakkerskraam. In de vitrine steekt een Kouign Amann mij de ogen uit, niet zozeer het ding als wel de onuitspreekbare naam. Die specialiteit uit Finistère, /kwiɲɑ̃ˈmɑ̃n/, blijkt bij navraag letterlijk een ‘boterkoek’. Donderdagochtend loopt Cris ’s mee naar de bakker omdat hij nog wat souvenirs wil shoppen. Dan bestellen we in ons amateuristische doch beste Bretoens zo een boterbladerdeegverjaardagstaart.
Marc heeft gelijk, we hebben gewoon het blokje rondgelopen. Nu is het kwestie de kortste weg te nemen naar de camping want er waait al nattigheid door de lucht. De hemelsluizen breken open en de koude druppels plenzen op het warme asfalt. De warme lucht vult zich met ijzerachtige aroma’s en de geur van klef wordende baguette. Een belangrijke les geleerd: palmboomkruinen bieden geen bescherming en stokbroden worden slap. Ik zet het op een lopen en schuif in de laatste bocht uit mijn natte slippers. Een hilarisch tafereel; molenwiekend om het evenwicht te bewaren, breekt de houten schutting mijn valpartij. Met een halve verrekking en nat tot op de draad strompel ik de camper binnen. Oei, ge zijt nat, zegt Cris, kurkdroog. Het brood is wel gered.
La vie en Roz!
’s Middags klaart de hemel op terwijl we naar de oude stad wandelen op de kliffen hoog boven de baai. De lucht wordt op één, twee, drie weer helder en de straten drukkend warm. Gelukkig tappen ze bij Le Celtic een frisse Sant-Erwann. Slecht bier, zegt Marc, want zijn Hoegaarden kennen ze hier niet. Dus zoeken we ons heil maar in het duister van de kerk. Galleries Ker Iliz verpatst ons een paar t-shirts en een cadeautje voor de aap, nieuwe teensletsen nog niet daaraan sleur ik nu liever niet. De pleinen lopen vol en het is bijna tijd om aan onze afdaling te beginnen omdat we straks uit eten gaan. Geen idee of we overmorgen nog iets vinden, zegt Cris, dus trakteert mijn bijna jarige vent deze avond voor de zekerheid al op zijn 41ste jaar.
Woensdag 20 juli
De ochtend gloort, maar eindigt overtrokken en onze trage roadtrip door Bretagne is al bijna halfweg. Niet zozeer de rondreis dan wel het aantal dagen op onze kalender. Zouden we via de Sentier des Douaniers bij de vuurtoren van Ploumanac’h geraken? Cris gaat het vragen en ik loop mee om jetons voor de wasmachine en de droogautomaat. Het wandelpad langs de kustlijn is te smal voor een fiets, legt de meneer van de camping uit. Hij toont ons de makkelijkste weg: Avenue du Casino omhoog, rechtsaf op Boulevard de la Corniche en verder naar Boulevard du Sémaphore. Naar beneden de handwijzers volgen voorbij het stadscentrum en de fietsen ergens stallen, want het laatste stuk kan alleen te voet. Die informatie sla ik halvelings op en vertrouw op mijn inspector gadget zijn apps en een smartphone met GPS.
Nog voor half tien ’s ochtends steekt het beddengoed al in de machine en wordt de bonte van de witte handwas gesorteerd. De man sprak vanmorgen over een redelijke stijging, maar à l’électrique was het zeker goed te doen. Dat is dan toch buiten het straatje vlak achter zijn camping gerekend. Dat gaat ineens wel heel erg stijl omhoog tussen Trestraou en Ploumanac’h. De minifiets van Marc trekt het niet en Cris valt halverwege stil, alleen in mijn kleinste verzet en full power geraak ik tot boven. Met de tong tussen mijn knieën en bonzend hart stap ik af om mijn grizzlybeer halverwege te gaan halen. Die duwt te voet en halfdood zijn zware e-bike voort. Mieke was slimmer: ik zal wel op de mobi’s passen, breng maar wat roze stenen mee!
Mean Ruz
Net voor we van het plateau naar beneden rijden trekt er een laaghangende wolk vol motregen over. De slappe baguettes en bijnavalpartij indachtig zoekt iedereen beschutting onder het dicht gebladerte van een knoestige eik. Misschien hebben oude druïden die hier nog geplant? We volgen de navigatie naar de bezoekersparking van Mean Ruz. Daar komen ook de wandelers op het smokkelpad voorbij en we volgen hen naar de beroemde Phare de Ploumanac’h. Het landschap verrast ons allemaal, compleet verschillend van de stranden aan de andere kant. Huizenhoge roze keien, fel afstekend tegen het donkere water, typeren hier de grauwe horizon. Dit uitzicht alleen al maakt de reis de moeite waard. Wanneer de volgende buslading toeristen zich over het smalle paadje wringt, poetsen wij de plaat.
Met een paar roze keien voor Mieke in de fietstas trappen we terug, dezelfde weg als we gekomen zijn. De afdaling via het steile straatje achter de camping laat onze remblokjes bijna roken op het eind. In de late namiddag wordt weer drukkend warm, hoogtijd voor de apéro. Terwijl de handwas hangt te drogen bespreken we de rest van onze trip. Als keerpunt een paar nachten op Île Grande met zijn grijze graniet en grote getijdenverschillen, dan weer naar die camperplaats die we vorige week passeerden? Kunnen we eens met zijn vieren gaan fietsen of in het dorp naar de menhirs van het Cimetière des Druides gaan kijken. Wij volgen, zegt Marc.
Donderdag 21 juli
Traject: Perros-Guirec – Île Grande, 14 km
Met een Kouign Amann onder de arm komen we terug van de bakker, ook nieuwe slippers en een t-shirt met opdruk camping-ker. Duidelijk een woordspeling op het Franse camping-car en als je zelf uit Limburg komt dan lijkt een kar wel heel erg op het Bretoense /kêr/. Enfin, ik vond het geestig en ze hadden er eentje in mijn maat. Een laatste lichting ansichtkaartjes zit ook al op de bus. De enige overblijvende postbus in het dorp volgens de potdove winkeljuffrouw, ontstemd over de dienstverlening van La Poste Française. In één adem voegt ze eraan toe dat Parijs die ook nog wel weg zal laten halen, ik kon me maar beter reppen. Stilletjes verdenk ik haar ervan dat ze op haar kranige oude dag nog tegen het centralistische bestuur agiteert. Yes Breizh!
Slechts een half uur rijden naar de camping municipal, lozen en water bijvullen doen we op het dooie gemak nog voor ons vertrek. Want bij Trestraou hebben ze voor onze camping-ker speciaal een servicepunt aangelegd. Geen idee wat er ons aan faciliteiten op het eiland wacht, de commentaren wisselen sterk. Alleen over de nabijgelegen brasserie is iedereen het roerend eens, dus zijn we benieuwd en duimen dat er straks nog een tafel voor ons is. De route voert ons terug richting Ploumanac’h. Die plou in /pluˈmãːnax/ is anders dan de plou’s en pleu’s in heel wat Bretoense plaatsnamen. Meestal gevolgd door een persoonsnaam of heilige omdat het schiereiland eerlang in parochies was opgedeeld die later hun naam aan de gemeenten gaven. Plou betekent dus gewoon parochie, maar hier is het een ongelukkige verbastering van Poull Manac’h of letterlijk monnikenvijver.
Ar Jentilez
Waar de kustweg een scherpe bocht maakt, zien we het Île-aux-Moines liggen, het enige bewoonde van Les Sept-Îles. Waarschijnlijk kropen die monniken indertijd uit hun vijver om op dat eiland een abdij en een vuurtoren te bouwen, waaraan de administratieve indeling vandaag haar naam dankt. We volgen nog altijd de D788 naar Pleumeur-Bodou, daar is die ‘pleu’ of verbasterde ‘plou’ weer. Alsmaar smallere wegen leiden ons naar een uithoek van het (niet eens zo) grote eiland Enez-Veur /ˈeːneˈzœːr/, Lillemer e galleg. De gemoedelijke man rijdt met zijn fiets voor ons uit en de aangerekende prijs voor twee nachten met elektriciteit valt mee.
Wat klagen die Hollanders toch? Je moet er wel een lange kabel hebben en misschien vloeken wij straks wel op de bende jengelende bengels. Joelend verzamelen ze tussen de tenten naast ons op het strogele kampeerveld voor hun laatste bivakdag. Cris zijn verjaardagstaart wordt aangesneden en we klinken erop met een frisse witte wijn. Aan champagne hebben we niet gedacht, maar morgenavond schuiven we aan tafel op het terras van Le Bout dl’Île.
Lillemer
Ik heb weer geen zittend gat en wandel eens tot aan het water op Plage de Toul Enez vlak tegen de camping. Marc schuifelt behoedzaam van de rotsen af die de baai omzomen, zelf spring ik overmoedig naar beneden. Auw en potverdorie nog aan toe! Mijn hiel komt neer op het parelwitte zand dat een scherpe steen bedekt. Ah gij lachte met mij, meesmuilt hij! Hinkend richting vloedlijn om mijn pijnlijke voet in het ijskoude water te stoppen, waden we door het glasheldere getij. We zoeken een plek in de duinenrij waar we wel zonder ongelukken omhoog geraken. Apérotijd. Met het vlees op de grill zitten we naar de aankomende kampeerders te kijken. De avond valt en het wordt zelfs wat koud in de strakke bries van het opkomende tij. De laatste plaatsen op het veld worden ook hier weer ingenomen. Camping complet.
Vrijdag 22 juli
De bestelde baguettes afhalen bij de gemeenteambtenaar en na de middag rond het eiland fietsen. Bij de steiger van Port Saint Sauveur liggen tientallen plezier- en vissersboten die we gisteren opmerkten aan het einde van de baai tussen ons eiland de onbewoonde île Molène en île Milliau. Bij laag water kan je er te voet oversteken, maar onze fietstocht gaat verder langs Plage des Dames, dwars door het dorp met het oude kerkje gewijd aan de Heilige Marc. We willen naar de base nautique op de andere kant met halverwege een détour langs de allée couverte en de obligatoire beklimming van het panoramische uitkijkpunt, een rotsformatie hoog boven Pors Gwenn.
Net als de gwenn van Pengwenn is dat blijkbaar blank of wit, de kleur van de in de felle zon badende zandstranden tussen het afwisselend grijze en roze graniet. Dat had ik feitelijk al moeten weten want ooit kocht ik in Dol-de-Bretagne eens een fles Ed Gwenn, whisky gestookt van bleke gerstemout. Letterlijk ‘wit graan’ wat een totaal ander karakter in de fles creëert dan de klassieke Eddu single malt. Ed zijnde graag en Du zwart zoals in het vaandel, Gwenn ha Du. Voor die laatst dus wordt een beslag gekookt met blé noir beter gekend als de boekweit van hun galettes de sarasin. Weer een nutteloze wetenswaardigheid, waar sterke drank zuipen al niet goed voor is!
Mijn parate kennis Brezhoneg wordt continu bijgespijkerd en de Keltische taalknoop geraakt stukje bij beetje ontward. Geïnspireerd door de acties van het IRA tegen de Britse overheersing in Noord-Ierland, voerde een gewapende militie hier in de jaren ’30 ook verzet tegen de culturele dwingelandij van het Franse Elisée. Behalve dat subversieve postkaartenbommaatje vanmorgen is iedereen die episode in de vaderlandse geschiedenis allicht vergeten. Gwenn ha Du is voor nietsvermoedende toeristen gewoon een vlag of de naam van een pak koffiebonen gebrand door François Le Hénaff, artisan torréfacteur bij L’Hermine Gourmande. Confusion complète.
Bouilla Breizh
We krijgen er zowaar dorst van, gelukkig staat er bij het watersportcentrum van Pors Gelen een foodtruck opgesteld. Boekweitpannenkoeken hoeven we niet, doe maar een fles cidre bouché met twee kartonnen bekers. Marc bestelt een fles water voor Mie en voor hemzelf dan maar een slecht bier want Hoegaarden kennen ze hier ook al niet. Weer in het zadel gehesen fietsen we naar het vogelreservaat bij de indrukwekkende rotsformaties van Pointe de Kastel Erek. Straks staan er zeevruchten en een eigenzinnige Bouilla Breizh op het menu, mijn stil verzet tegen de Franse coup op de Kelten hier. Maar voor het zover is, willen we nog naar de ruïne gaan kijken op Pointe de Toul ar Staon. Een uitzicht vanaf de camping dat mij al de ganse tijd tot de verbeelding spreekt.
Côte d’Émeraude
Zaterdag 23 juli
Traject: Île Grande – Pleslin Trigavou, 147 km
La petite perle de Granit Gris sur la côte de Granit Rose is ons keerpunt, zo hebben we nog een volle week om in enkele etappes naar huis te rijden. We volgen de RN12 en verder oostwaarts de RN176 door het binnenland naar de onthouden camperplaats van Pleslin, dat wordt een beetje wringen. Dit keer staat er al wat meer volk, maar met wat goede wil kunnen wij er nog net bij. De fietsen komen van de drager en dan volgen we de oude spoorlijn naar Dinard. In de tegenovergestelde richting mag Dinan dan wel feeërieker ogen, de voie verte stopt volgens Google aan de spoorsplisting bij La Jossais. De ijzerenweg die doorloopt naar de vakwerkhuizen aan de Rance is daar nog in gebruik. Het maakt niet zoveel uit, Dinan hebben wij al gezien en Marc volgt altijd.
Plage de l’écluse bij het casino lijkt met de wit-blauwe zonnetentjes bijna een postkaartje uit de jaren ’60. De gloriedagen van het mondaine kusttoerisme met badgasten die op betrokken dagen excursies boekten naar La Fauconière en Cap Fréhel. We zoeken een terras met grote pinten 1664, goed bier zegt Marc dus bestellen we nog een rondje. Het fietspad loopt dwars door Cap Emeraude, warempel een slimme zet. Weinig anders te doen en nog altijd geen plaats vrij om oesters te gaan slurpen in Cancale, dus stappen we bij de shoppingmall maar af. Met vier gouden apen en een Wendelinus in de hand worden de volgende knopen doorgehakt. Goed bier uit de Elzas, zeg ik tegen Marc en Cris telefoneert om twee plaatsen te bespreken in Saint-Benoît-des-Ondes met zicht op de achterkant van de Saint-Mont-Michel.
Zondag 24 juli
Traject: Pleslin – Saint-Benoît-des-Ondes, 23 km
Gisterenavond maakte ik nog een ommetje om te kijken naar de openingsuren van de boulangerie en verder tot aan de kerk, op zoek naar menhirs die hier zouden staan. De parking annex camperplaats achter de Coop-superette draagt de naam Mégalithes, voorbij het kerkhof aan de oude lavoir wijst een pijltje linksaf. ’s Morgens loop ik al vroeg naar de Franse bakker om een pain de tradition, het is nog maar net klaar. We hebben alle tijd van de wereld, want bij Camping Municipal des Ondes mogen we pas vanaf 14u binnen. De baguettes houden we voor deze middag, Cris hoeft geen ontbijt en ik hou het bij zwarte koffie.
Marc gaat mee kijken naar mijn fameuze Alignement du Champ des Roches, ook wel het druïdenkerkhof geheten. Ik hecht meer geloof aan de hypothese dat het in 2000 voor Christus een spirituele plaats was van de oude Kelten, dan aan de volkse legende die ons wil doen geloven de grote blokken kwartsiet hier door feeën werden achtergelaten. Geen zinnig mens gelooft dat gevleugelde juffertjes de Mont-Saint-Michel eigenhandig met aangevoerde stenen hebben gemaakt. Misschien lijkt het wat mystieker als de eikenblaren hier op een mistige herfstdag beginnen vallen. Alleszins vandaag ligt de archeologische site er maar wat rommelig bij en lijkt het mij geen omweg waard.
Het is tijd om naar Saint-Benoît te vertrekken. Gelukkig hebben we er gereserveerd, want voor de slagboom en bij het piepkleine kantoortje staan bij opening al heel wat kandidaat kampeerders te drummen. Zelfde verhaal ’s avonds bij de pizzeria ertegenover, daar krijgen wij de laatste niet vooraf besproken tafel. Wie na ons binnenkomt, kan zelfs geen takeaway bestellen. Het is overal weer veel te druk.
Maandag 25 juli
Zwemmen in zee is na twee keer het ijskoude water rond Île Grande te trotseren voor mij absoluut geen must, dus gaan we met z’n allen fietsen. De grizzlybeer zijn app voert ons een dorp of twee verder naar Hirel waar ze behalve een riante camperplaats ook mosselbanken en heel wat horeca hebben. We fietsen langs de baai tot in Le Vivier-sur-Mer en via trage wegen door de polders van Ille-et-Vilaine, Il-ha-Gwilen of Gwilun /ˌiˑlaˈɡwiːlɛn/ afhankelijk van de Breton, naar de camping terug. Ergens halverwege La Fresnais begint Cris zijn zware rijwiel schrikbarend te knarsen, een kapotte kogellager of misschien een vastlopende pedaal. En nergens een café te vinden, hopelijk halen we zonder stukken de camping nog!
Saint-Benoît telt behalve een pizzeria, ook een bar-tabac, een kleine kruidenier en een stuk of wat vis- en schaaldierenhandelaars. Een fietsenmaker is er in de verste verte nergens te bespeuren. We redden het wel tot bij de campers, maar een poging om het euvel met wat WD40 spray te verhelpen brengt géén soelaas. Morgen stoppen we onderweg een laatste keer bij een Leclerc voor de laatste aankopen en dan zoek ik wel een set pedalen. Tegen beter weten in, want Marc is ervan overtuigd dat het kraken ergens op de trapas in de motor zit. Hij heeft gelijk natuurlijk, het vervelende gekraak komt na een paar kilometer met de nieuwe pedalen gewoon terug wanneer ook de smering van de as weg is gewreven.
Mytiliculture
Tegenover ons op de camping heeft een Vlaams koppel hun nieuwe RollerTeam geparkeerd, in het passeren geraak ik toevallig met hen aan de babbel. Na een kwartier komt mijn wederhelft eens kijken waar ik ben gebleven en zo komen we op hetgeen ze ’s middags hebben gegeten. Afhaal, ja hier in het dorp. Een schotel met kreeft, verse oesters en schelpen, niet de eerste visboer die je tegenkomt, wel een eindje verderop. Het water loopt me al in de mond. Dit is ons laatste avondmaal in Bretagne en met barbecue hebben we het zo zoetjesaan gehad. Morgen staan we al in het binnenland van Boven-Normandië dus wandelt Mieke wandelt met me mee. Bij de eerste zeevruchtenwinkel, staat er inderdaad geen kat hoewel die ook plateau fruits-de-mer à-emporter afficheert.
Geen kilometer verder is het aanschuiven in de zaak terwijl er buiten bij het grote vivier oesters en bouchotmosselen worden gekuist. Die worden hier in de baai gekweekt, verser kan het niet. Un plateau pour 2 personnes s.v.p. Avez-vous commandé? Euh non. Alors revennez dans vingt minutes, je le prépare pour vous. Merci et à tout à l’heur. Terwijl we op een bankje bij het strand zitten te wachten rinkelt plots mijn GSM. Het is Cris. Allez gij waart ineens weg zonder iets te zeggen. Toch wel, ik vertelde tegen Marc dat die mensen zeevruchten hadden gehaald en Mieke ging eens mee kijken. Enfin, zijt ge al terug onderweg? Nee we zitten te wachten op een schotel, dat is hier echt spotgoedkoop. Ahwel breng dan voor ons ook maar een paar kilo mosseltjes mee. Oui chef!
Pays d’Auge
Dinsdag 26 juli
Traject: Saint-Benoît-des-Onders – Pont l’Évêque, 205 km
De zoektocht naar interessante locaties langs het logische traject richting Brussel liep niet meteen van een leien dakje. Of we rijden elke dag een stukje of we blijven ergens nog een dag extra hangen en rijden wat langer op weg naar huis. Ons oog viel op Camping Lac du Terre d’Auge, vandaaruit is het nog 645 km naar Bertem en 15 km meer voor onze vrienden wanneer ze onder Brussel door naar Ruisbroek rijden. Hoewel het wat mij betreft mooi is geweest en de nabijheid van mijn framily al een beetje mis, wil ik ook nog niet direct naar huis. Probleem is dat we van Normandië tot de Belgische grens op al die jaren het meeste langs de route al wel een keer hebben gezien. Marc voelt het ook al kriebelen en denkt: als we zover zijn, rij ik in één trek naar huis.
Blijkbaar hebben ze voor onze laatste etappe geen plaatsen meer vrije naast elkaar. Wij wringen ons op het eerste plekje naast de hippe bikerlodges met een canvas slaapvertrek erboven op. Bij het volgend sanitairblok zoekt Marc het andere perceel dat aangeduid werd op een bijna blinde kaart. Geraakte ik met de Autoroller maar ter nauwer nood het onze op, diagonaal erover en met de neus tot in de haag, dan zat hij met de Laika aan weerskanten al vast in de struiken. Cris loopt mee om te gaan kijken, blijkt dat het eigenlijke perceel groot genoeg is voor een stacaravan. Die heeft er waarschijnlijk ook ooit gestaan, maar het plaatsnummer is er verdwenen. Deze openbare camping was vroeger een privaat vakantiepark en dat is er nog aan te zien. Feitelijke hadden we samen op de grote plaats van Marc kunnen staan. Na het avondeten komen onze vrienden met hun stoelen afgezakt voor een laatste glas rosé. We blijven twee nachten en fietsen morgen rond het meer tot in het centrum van Pont l’Évêque.
Donderdag 28 juli
Traject: Pont l’Évêque – Bertem, 450 km