Coronaverlof

Zomervakantie 2020

Route via Google

Proloog

Door de ongeziene voorjaarsquarantaine en de lockdownmoeheid belooft het een speciale grote vakantie te worden. Lang zag het ernaar uit dat we die in eigen land zouden doorbrengen, want Sciensano en sensatiemedia promootten wekenlang het concept staycation en het overzomeren in eigen hof. Zwembadverkopers en tuinaannemers deden gouden zaken, maar ons houden ze echt geen drie weken in ons eigen en zelfs niet in ons tweede kot. Zodra de Europese binnengrenzen terug open gaan en onze vakantie begint, zijn we ermee weg. We hebben nog eens met Marc en Mieke afgesproken om samen op reis te gaan. En we hebben er echt wel zin in. Onze camperfamilie kijkt er naar eigen zeggen ook al maanden reikhalzend naar uit. Het zal ons deugd doen om samen de pandemische troebelen even te ontvluchten en onder vrienden te toeven zonder al te grote zorgen.

We spelen op veilig na alle coronastress en om de virusrisico’s te beperken stelt Cris het begin van een route voor langs boerenerven en ingeslapen dorpen. Een aaneenschakeling van plekken waar we de afgelopen jaren al een keertje kwamen en de seizoensdrukte denken in te kunnen schatten. Géén incontournableshotspots of toeristenvallen dit jaar, wel bestemmingen met relatieve rust en voldoende open ruimte. We krijgen groen licht van de Nationale Veiligheidsraad en mogen vertrekken, weliswaar op voorwaarde dat we iedereen in zijn ‘bubbel’ blijft en in het buitenland dezelfde maatregelen opvolgt zoals thuis. Ons om het even, we zijn er toch mee weg. Zomerse doe-het-zelf coronacoupe. Check. De afreis wordt al ten minste tot zondagmiddag verdaagd, want er staat nog een vervroegd verjaardagsdinertje met de jongens uit onze ‘bubbel’ op de agenda.

We pikken de camper op in Sint-Truiden en wippen even binnen bij de mama’s om hen kond te doen van ons nakende vertrek. Dan reppen we ons terug naar Leuven. De foerage en de bagage staan thuis al een paar dagen in de living gestockeerd. Vermits er vorige zomer onder de carport een snode marter mijn nagelnieuwe Berlingo eigentandig sloopte, neemt Cris die auto ook terug mee naar Leuven. Mijn voiture gaat veilig weer in de garage en de Autoroller staat voor de deur vertrekkensklaar wanneer de jongens aankomen lopen voor de apéro en het dinertje van mijn wederhelft. Eerst nog wat praktische zaken, zoals een nu en dan te legen brievenbus en wat afspraken mocht er onderweg of thuis iets gebeuren. Lennert kent de routine. En dan nu geen verdomde bubbels meer, maar klinken op het leven met een glas champagne en straks genieten bij Bold Bistro Lust. Gewoon geluk, simpelweg omdat het mag!

 

Zondag 12 juli

Traject: Leuven – Péronne, 197 km

Cris bedacht een trip langs de Franse eilanden tot in Sauternes en Marc zei: mij allemaal goed, wij volgen. Als we samen onderweg zijn, is het alle dagen vakantie. Eerste etappe net over de grens en dan via Rouen de péripherique van de Franse lichtstad ontwijkend naar het zuiden. Als mijn kater meevalt dan vertrekken we zondag nog, grapte ik een paar dagen eerder naar onze vrienden, anders pas op maandag. Bij avondjes met de jongens weet je nooit wat het effect gaat zijn. Instant happiness die aanhoudt of nadien toch weer een groot gemis. In het ergste geval komen onze reisgezellen al ergens in de buurt parkeren voor de nacht om ’s maandags ’s morgens samen te vertrekken. Maar ondanks alle rampspoed die het voorjaar tekende, zie ik er dit jaar geen graten in dus boeken we alras twee plaatsen voor zondagnacht op Camping du Château & de l’Oseraie. Een gehucht nabij Péronne waar wij op de terugweg van een ander groot verlof eens hebben geslapen. Marc en Mieke volgen. Check.

Na het coronaveilige restaurantbezoek een zedige kus, een keep in touch en dan slaapwel. Onze twee lieverds gaan naar huis en wij naar bed. Maar niet vooraleer ik de laatste sporen van het bezoek heb opgeruimd. Onderwijl mijn hoofd overuren draait, alle momenten van klein geluk en duizelende emoties nog aan het ordenen is, knalt er twee verdiepen lager iets rinkelend tegen de vlakte. W-a-t  w-a-s  d-à-t?! Zelfs in mijn voorbewustzijn nog alert, omdat buiten voor de deur de camper staat. Er weerklonk bij het indommelen nog wat rumoer op straat, een weekbubbel van op zijn minst 15 en een luid klinkend kotfeestje in semi-coronatijd. De oren spitsend probeer ik de herkomst van die knal te achterhalen. Nee, onder het slaapkamerraam is alles stil, het kwam hier uit de kelder dus wip ik weer uit bed. De glazen kap van een plafonnière ligt in gruzelementen verspreid over het aanrecht en de keukenvloer. Ergens ligt nog wel een reserve armatuur en scherven brengen geluk. Check!

Wanneer ’s Cris ochtends fris en bijna uitgeslapen bij de espressomachine verschijnt, is er op een eenzaam achtergebleven glasscherf na zelfs niets meer van die nachtelijke beproevingen te merken. Ik heb Marc al bericht: we zijn wakker. Onze reisgenoten zijn net thuis vertrokken en wachten ons op bij de eerste snelwegparking voorbij Brussel, richting Parijs. En avant, marche! Een hartelijk weerzien met enthousiaste knuffels, eigenlijk geen idee of dat het van de virologen allemaal wel mag. Wie maalt er om, ik nu even niet. De komende drie weken is dit onze familiebubbel in de exitstrategie die Van Ranst en Vlieghe hebben uitgedacht. We rijden in konvooi naar onze eerste bivakplaats. Binnenrijden, zelf een plaats uitzoeken en straks aanmelden, zo herinner ik het mij toch. Bij de ingang posteert al een Nederlander met zijn kèrrevèn. Ik stuur de Autoroller om zijn sleurhut heen, met Marc en Mieke achter ons aan. Tegen de gevel van het bureautje hangt een plakkaat dat in vier talen mijn memorie bevestigt. De Hollander heeft er het kijken naar, terwijl wij ongegeneerd voorbijsteken en op de eerste twee vrije plaatsen gaan staan. Pintje Marc? Check!

Mijn lieftallige echtgenoot en onze reisgezel melden zich even later na de Hollander bij de balie aan en regelen ons verblijf. Het Belgische frietkraam dat in pre-covid-tijd bij de ingang kwam staan, is er niet en de bar serveert tijdelijk ook geen pizza’s meer. Confinement et ça ne vaut pas la peine. Ach ja strikte maatregelen weet u wel, de grote hoop toeristen blijft ook weg. Bestel om 18u bij Tasty, de Italiaan in Péronne, die levert hier wel. Ideaal, niemand hoeft nog te koken. Doe mij maar de Pizza Ch’ti, met maroilles, een op zijn zachtst uitgedrukt vervaarlijk stinkende Picardische specialiteit. Een ommetje langs de plassen van de opaalgroene Somme en dan l’heure de l’apéro. De belangrijkste maaltijd van de dag, placht dat andere Mieke in Saint-Georges ooit te zeggen. Een duik in het campingzwembad hoeft nog niet zonodig, daarvoor zit de vakantiestemming en de temperatuur nog niet helemaal goed. Wel voor de fles 4 Nuits, een diepmagentakleurige champagne van Roger Brun, die we vannacht met de jongens niet meer soldaat hebben gemaakt. Ze poseert perfect in de zwartmetalen staander die we tijdens een weekendje kamperen in de Voerstreek van een bevriend koppel kregen. Écht iets voor jullie, zeiden ze. Dus gelijk een foto whatsappen naar de schenkers die vrijdag naar het hoge noorden trekken. Ziet eens Krikke, het doet al dienst!

 

Maandag 13 juli

Traject: Péronne -Le Sap en Auge, 275 km

Zo warm de dag was, zo koud zijn de nachten hier tussen de Picardische glooiingen. Er dient water gevuld, voor we vertrekken, want bij het ophalen van de camper had ik de sleutels voor de waterkraan naast de carport niet op zak. Oeps, niet gecheckt. En nog een paar stokbroden gekocht, maar de bakker in het dorp heeft op maandag zijn vaste sluidingsdag. Rij langs de Intermarché in Péronne, zei de dame van de camping gisteren nog. Eerst daarheen en dan weer de snelweg op richting Normandië, volgende halte op de camperplaats van Le Sap. Letterlijk een boerengat waar we vorig jaar per ongeluk kwamen omdat een France Passion adres in de buurt niet beschikbaar leek. Onooglijk genoeg om er ongestoord een film in te blikken met Robert De Niro en Michelle Pfeiffer. Een paar weken eerder in volle lockdown thuis nog op tv gezien: Malavita, een geheimagentencommedie van Luc Besson. Met een half oog van mijn smartphone opkijkend meende ik ergens halverwege het plot de surroundings van De Niro’s ballingsoord te herkennen. De prent bleek bij nader opzoekingswerk in 2012 daar op locatie gefilmd. Niet weinig triomfantelijk over mijn uitzonderlijke visuele geheugen pronkte ik daar op de sofa met een oud krantenartikel uit de regionale pers. Zie Cris, ik wist het wel!

Even over het middaguur komen we bij de brandweerkazerne net buiten het dorp aan. We parkeren onze rijdende villa’s langs het vijvertje waar een stel Fransen op de vooravond van hun nationale feestdag zit te vissen. Het water van het servicepunt is gratis en vooral drinkbaar, want de gulzige hengelaars vullen er hun bidons om de pastis mee aan te lengen. Eerst een snelle hap en dan een wandelingetje tot in het dorp. Misschien is er een bar of PMU dan gaan we daar wel eentje drinken. Mijn vent verhaalt onze vrienden over de De Niro film, want het script ben ik uiteraard al lang vergeten. Ergens hier staat het huis waar Robert – voor de vrienden – in de voorhof aan zijn BBQ worsten stond te draaien. De plaatselijke horeca is waarschijnlijk in die dagen een laatste keer florissant geweest omdat de filmcrew er een euro achterliet. Alleen de bakker en de superette zijn vandaag nog open en heel wat vitrines staan hier al een generatie of langer leeg. Althans zo lijkt het wel. Het centrale dorpsplein is voor de officiële 14 juli viering met nadarhekken afgezet.

Terwijl Cris in het buurtwinkeltje om cider en calvados gaat, nee mondmaskers zijn hier nog niet verplicht, lees ik op de affiche. Bal populaire, grande fête du quatorze juillet. Tegen het stoffige gemeentehuis hebben ze een biertoog met tapkraan geïnstalleerd en een hooiwagen staat als podium onder de donkere galerij opgesteld. Er komt vanavond een orkestje spelen op die boerenkar. Afstand houden kennen ze hier wel, stoelen en tafels staan bubbelgewijs verspreid over het plein en voor de toog trok iemand met een rode spuitbus lijnen op de grond om netjes achter elkaar aan te kunnen schuiven over het zinderende asfalt. Eén meter afstand, niet de anderhalvemetermaatschappij zoals bij ons. Franse virussen springen niet zo ver.

Nergens een levende ziel of een frisse pint te bespeuren, het hotel-bar-restaurant was vorig jaar op zondag ook al toe, dus slenteren we onverrichter zake terug. De vissers hebben opgekraamd en we installeren ons in de lommer een treurwilg met een fles pastis en op de achtergrond het aanhoudende denderen van gedempte machines in een grote hangar achter de bosjes naast de brandweerkazerne. Het is broeierig, donderbeestjes vallen en gigantische tractoren rijden met een vaart af en aan om hun goudgele lading binnen te rijden. Marc is al eens gaan kijken naar het alaam in de graanschuur waar de boeren en loonwerkers de oogst komen lossen. De avond valt en het koelt hier langs het vijvertje in sneltempo af. Dat vat bier van de burgemeester laten we aan de landarbeiders en de vissers. Wij kruipen onder een fleecedekentje en straks in bed, want de nacht brengt een stevige plensbui mee. Die Franse boeren wisten waarom ze er zo een vaart achter wilden zetten.

Gewekt door het tikken van de regen danst er langzaam een melodietje door mijn mijmerende hoofd, Wim De Craene met iets over het harde buitenleven en de boeren op hun velden. Het binnenhalen van de oogst en lijven die plooiden naar de hooivork en stonken naar het zweet, prozaïsch. Maar het graan was in dat muziekje ook wel rijp en binnen, de boer zijn hoogste wens. En dat dit alles een paradijs was voor de mens. Zachtjes wiegend op het ritme van de monotone ademhaling naast mij, val ik onder het zachte plenzen buiten uiteindelijk ook weer terug in slaap.

 

Dinsdag 14 juli

Traject: Le Sap – Brissac Quince, 217 km

De GPS-coördinaten worden afgestemd, want gisteren wilde de navigatie van onze vrienden nog een afrit verder. Domaine de la Belle Étoile, wijngaard en minicamping, neen het heeft geen straat of echt adres. Vincent Esnou is er op de feestdag niet, maar we installeren ons achteraan tussen de bomen op zijn erf. Alte Kameraden, ook hier zijn Cris en ik al eens eerder geweest. Zijn laatste fles Coteaux de l’Aubance hebben we tijdens de lockdown-light aan zee geliquideerd bij een Handsaeme foie gras uit de afhaalgastronomie van de Eglantier. Restaurant eten in uw eigen kot en kwaliteitsproducten uit eigen streek. Nu zijn we in Vincent zijn streek, maar winkelen lukt vandaag niet. Uit armoe ontkurken we dan maar een ordinaire Qualitätswein, een van de Moezel achtergebleven fles tijdens een kampeerweekend in Voeren.

Belle Étoile en het gelijknamige lieu-dit plakken tegen de flanken van de Aubance, een watertje dat ergens in de Loire stroomt nadat het de wijngaarden van de Anjou heeft bevloeid. De coteaux hier kan je vergelijken met die van de Layon, een rivier die wat meer westwaarts in diezelfde Loire vloeit en een van naam bekender wijngebied voedt. Vincent zal het morgen allemaal van naadje tot draadje uitleggen tijdens zijn proeverij. Wij kennen de beide terroirs en Cris kan tolken voor onze vrienden. Als de viticulteur met oenologische termen begint te goochelen haken de meeste niet-franstaligen af. Ervaren bourgondiërs en bon-vivants zoals wij beginnen dan pas écht te luisteren. Een fruitigzoete Coteaux de l’Aubance past net als een Coteaux du Layon perfect bij de ganzenlever die onze gastheer hier uit zijn schapraai verkoopt. Hopelijk wil Vincent ons morgenochtend nog ontvangen voor we verder rijden naar de parelwitte stranden van de Vendée.

Er staan twee tenten in de hoek van de boerenhof, compleet met hangmat en waslijn gespannen tussen de bomen. Curverboxen met droge etenswaren en Melkunie-brikken zijn er op een slordige stapel neergezet. Hollanders! Wie weet strijkt er straks een bende luidruchtige pubers neer… De lucht is zwaar en grijs, het is drukkend op onze pleisterplaats dus vatten een wandeling aan. Stappen we eens door naar het kasteel van Brissac? De vorige keer zijn we daar niet geraakt. Dan moeten we de grote baan oversteken en ze rijden hier gelijk zotten moppert Cris. Die zit nog onder de antibiotica en de paracetamol, want zijn been is met een gigantische tekenbeet getappiseerd en hij heeft er last van tijdens het stappen. Mijn geplaagde vent keert naar de motorhomes en Mieke terug. Marc en ik storten ons onversaagd tussen de aanstormende zotten en steken op ons dooie gemak de steenweg over, altijd rechtdoor tot in het centrum en dan linksaf naar het château.

Maar ook dit keer komen we zover niet. Goed halverwege gebaar ik naar een auto in de tegenovergestelde richting, allez zie nu die rijdt met zijn ruitenwissers aan regent het ginder misschien!? Ginder zijnde 100m verderop en tegen dat wij er staan worden we door een kleine wolkbreuk verrast. Een ander stel voetgangers spurt verschrikt over de rotonde naar een portiek, wij schuilen in de vlucht onder de luifel van de thuiszorgwinkel. Het water kletst ons spetterend om de oren en zelfs onder die beschutting zijn we op één, twee, drie mestnat. Snel een instant message. Het giet hier, doe de dakluiken al maar dicht. OK. Stuurt Cris op de camping waar het nog altijd kurkdroog en pokkewarm is. De stortbui mindert en we wagen het erop, nat tot op de draad. Het asfalt dampt en de zomerregen vult de lucht met ijzerachtige geuren. Stel u voor dat we opgedroogd zijn tegen dat we aankomen, dan geloven ze ons nooit.

We gieren het uit. Wat was me dat! Nee, hier geen druppel gezien zegt Mieke. Net wanneer Marc en ik in een stoel neerploffen valt er welgeteld één drup. Geen tieners die feestjes bouwen in hun tenten, komen onze bivak opgereden, wel een Nederlands gezin van leeftijd met een dochter die nooit nog van straat geraakt. Ze zijn naar Angers geweest. De rijwielen achterop de wagen en de fietstenue nog aan. Het zien er Calvinisten uit, geen wonder dat ze liters melk en sloten water drinken in plaats van goddelijke Anjou of Aubance-wijn. Wij grillen een riant stuk vlees, zij werken iets naar binnen wat lijkt op grauwe gortepap. Bij de koffie breken de hemelsluizen opnieuw open en de striemende regen zeikt in een klaterende waterval van onze luifel. Wij zitten betrekkelijk droog, maar Hollandse tenten zijn duidelijk niet helemaal waterdicht.

 

Woensdag 15 juli

Traject: Brissac-Quince – Les Sables d’Olonne, 171 km

Gewekt door het geluid van een traag draaiende diesel spring ik bij het ochtendgloren uit bed. Wat staat er eigenlijk kabaal te maken? Vincent loopt af en aan met sproeistoffen terwijl de grote tank achter zijn denderende tractor met water wordt gevuld. Dat dus. De uitgeregende Hollanders zijn ook al uit de veren en druk doende hun natte spullen op de draad te hangen. Wat nog droog was, gaat veiligheidshalve de autokoffer in. Salut, bien dormi? De buurman knikt en mompelt iets. De wijnbouwer die zichtbaar een praatje wil slaan krijgt de conversatie niet echt op gang. Bon. Je vous laise, daarmee wendt hij een ongemakkelijke stilte af. Ik ben maar net met een dampende mok Nescafé buiten komen staan wanneer hij zich naar mij toe keert. Bonjour Vincent, comment allez vous? ’s Mans gezicht klaart op bij het horen van mijn schoolse Frans met Vlaams accent.

We keuvelen wat over de regen deze nacht, over het vroege ochtenduur en of we straks nog langs mogen komen. Il y a deux, trois ans on est passé chez vous. France Passion bien sûr dès plusieurs années. Oui on part aujourdhui. Hij heeft een goed uur werk, maar daarna wil hij ons graag ontvangen voor een bescheiden degustatie. Zo kunnen we tegen de middag nog risicoloos rijden. Parfait, à tantôt. Marc en Mieke hebben het palaveren gehoord en hun camperdeur open gezet. Goede morgen, over een dik uur mogen we eens gaan proeven. De baas gaat eerst zijn druiven nog spuiten. Ik stap weer in mijn eigen rijdende kot naar binnen en breng verslag uit bij mijn echtgenoot die zich zorgen maakt om zijn gezwollen tekenvoet.

De luifel is ondertussen opgedroogd en we pakken ook alvast tafel en stoelen in om na de aankoop te kunnen vertrekken. Tegen het afgesproken uur begeven we ons naar het ontvangstlokaal. Vincent komt net terug uit de wijngaard en laat ons plaatsnemen aan zijn eikenhouten comptoir. Que voulez vous goûter? Un blanc, peut être rosé? Sec ou plutôt fruité… Cris vat het ondertussen even samen voor onze vrienden terwijl ik het gesprek gaande hou. Je préfère les vins secs, lui il aime aussi le Coteaux de l’Aubance. Ah vous connaissez! Oui on est venu pour ça. We werken quasi het ganse gamma af. Zijn frisse Sauvignon valt bij de mannen in goede aarde en Mieke kan de Aubance wel smaken. Ik ben van de Cabernet d’Anjou niet direct overtuigd en Marc neemt al een krat van de Tendresse. Rosé wil ik op Oléron bij Vincent nog kopen en op Île de Ré hebben ze een behoorlijke vin de pays: Rosé des Dunes. Cris houdt het dus maar op een doos Aubance en net als onze kompaan ook nog Sauvignon.

Maar daarmee is de kous niet af. De coronaregels worden hier overal geafficheerd. Ontsmet je handen, hou afstand, plaats je glas waar ze het voor u hebben neergezet en vooral raak niet zomaar alles aan. Je peux prendre un pot de foie gras moi même? Si non je … Oui, vas y prennez. Ik wilde zeggen dat we er niet om malen iets aan te raken voor onszelf maar, wel om anderen te vrijwaren. Tot aan het derde glas verbetert doorgaans mijn Frans, omdat de angst om taalfouten te maken dan verdwijnt, maar zo op een nuchtere maag begin ik over alle Franse erren en vervoegingen te struikelen. Messieurs, est-ce que vous désirez goûter autre chose? Les bules? Mieke alvast niet en Marc moet nog rijden. Cris loopt niet zo hoog op met een Crémant en het hoeft ook niet zo nodig, onze kelder staat nog volgestouwd met champagne die we in het najaar mee naar huis hebben gesleurd.

Ik herinner mij wel een excellente Cabernet Franc, iets met een fossiel op het etiket. Vincent is naast boer ook een gewiekst zakenman en reageert gecharmeerd omdat we ook zijn duurdere wijnen appreciëren. Ah des connoisseurs. Je vous fais goûter un Marne à Ostracée de 2016, entonné en fût de chêne neuf. En om de superioriteit van zijn topper te bewijzen schenkt de man gelijk nog een Cabarnet Village Brissac, die enkel vlak vóór het bottelen nog even op vaten heeft gelegen om tannines te verkrijgen. Doe ons nog maar een doos van die Ostracée. En waarheen de reis nog gaat? Les Sables d’Olonne vandaag, dan verder naar Île de Ré en Oléron. Hij heeft een zus die woont op Ré. De facturen worden opgemaakt en ons lidnummer van France Passion voor de statistieken genoteerd. Nagenoeg alles komt uit de klaarstande stock en de ontbrekende dozen brengt hij zelf tot aan de campers. Merci pour l’acceuil en la dégustation. Merci à vous et bon voyage!

Prochain arrêt, Les Sables d’Olonne. Een kortere rit vandaag naar de kust met hopelijk wat beter weer, want de hemel boven de Loirevallei oogt nog altijd somber. Ruim over de middag stappen we af bij de grote camperplaats en er is nog plaats genoeg. Nauwelijks andere dan Franse kentekens te bespeuren, een eenzame Nederlander en een Duitse Wohnmobil staan er wat verloren tussen. En een handvol Belgen, zegt Marc. Zijn het goede of slechte? Slechte, grapt hij, want ze praten Frans. Er staat nu en dan een strakke wind. De luifel moet terug ingedraaid wanneer die plots opgetild wordt waardoor een van de steunpoten op een haar na tegen de Sovereign van onze vrienden slaat. Eerst lunchen, daarna tronen we hen mee naar de strandpromenade.

Het is er gezellig druk, maar nog niet té veel volk om het coronaproof te houden. Masques obligatoires, staat er links en rechts geafficheerd en met éénrichtingsgeflaneer poogt men er wandelaars en badgasten toch wat van elkaar te scheiden. Niemand lijkt er zich echt aan te houden en de stewards laten begaan nu het nog niet op de koppen lopen is. Hier zijn Marc en Mieke nog nooit geweest, of dat denken ze want op het terras van een café gezeten begint het stilaan te dagen. Twee jaar eerder hebben ze hier op die eigenste stoel met Albert en Brigitte precies al eens gezeten tijdens een uitstap toen ze veertien dagen camping deden op Noirmoutier. We wandelen via de achterliggende straatjes naar de camperplaats terug en morgen komen we aan de haven zeevruchten eten. Moules de Bouchot et un plateau de fruits de mer. Niet dat de restaurants aan de kaaien vandaag al afgeladen vol zitten, maar morgen is het weekend en mijn vent speelt graag op zeker dus reserveert hij liever gelijk een tafel voor vier buiten in de schaduw graag. Check!

 

Donderdag 16 juli

Waar de dag gisteren nog helemaal overtrokken begon en de zon pas in de late namiddag door het wolkendek brak, kreeg ze vandaag al van ’s ochtends vrij spel. De stoffige camperplaats van Les Sables warmt in snel tempo op en het rode gravel heeft onze camper in een mum van tijd helemaal overgenomen. Er tekenen zich overal voetstappen af, de witte dweil bij de deur oogt oranje en het zwarte rubber van de cabinevloer lijkt wel een laat werk uit de roze periode van Picasso. Zou ik al eens aan de wekelijkse poetsbeurt beginnen? Nah. We houden een luie dag, niets moet en alles mag. Dat heet alles wat de virologen ons tijdelijk hebben toegestaan. Dus lummelen we wat in de ochtendzon tussen de motorhomes, spiedend naar een nieuwsgierige zeemeeuw die zoekt naar kruimels van iemands ontbijt, gniffelend om de Fransman die zijn chemisch toilet met rubberhandschoenen en nog net geen lieslaarzen aan met gestrekte armen voor zich torst en ongemakkelijk wankelt in de richting van het servicepunt.

Andere camperaars pakken in, daardoor komen er schaarse stopcontacten vrij in de stroomkast vlak voor Marc zijn pare-chocs. We gapen het schouwspel aan vanuit onze luie stoel: de ene is nog niet goed en wel vertrokken of daar staat al iemand klaar om de stekker in te steken. Het is er rond de middag een constante va et viens van doortrekkers en langverblijvers die op zoek zijn naar gratis elektriciteit. Wanneer onze buren vertrekken met hun reisbubbel zijn er plots weer twee aansluitingen vrij. Marc springt uit zijn zetel, duikt in de koffer en rept zich met zijn stroomkabel naar de contactdoos. Niet dat we met zonnepanelen en brandstofcel walstroom nodig hebben, maar betaald is betaald. Een seconde na de tour de force van onze kameraad sluit ik onze Autoroller aan. Lap! Een gepensioneerde Fransman bijt in het stof, draait zich binnensmonds foeterend om en sloft met zijn draad in de hand naar zijn camping car terug die gemakkelijk 50 meter verder staat. We gieren het uit, maar ten slotte hebben wij hier toch net evenveel voor een plaats met gratis stroom betaald.

 

Zo lachen met de mensen, foei zegt Mieke. Niet lief, niet. Zegt Marc met een raar stemmetje. De klemtoon op de herhaling en de eind-t van niet. Geen idee waar dat ineens vandaan komt, maar het zal de rest van ons verlof en mogelijk nog langer meegaan. Achteraf leren we dat het een kindje was in een groep die Annelies, dochter van onze vrienden, ooit eens begeleidde. Niet. We kennen meteen hét woord van deze vakantie. Check!

Liever dan nog langer met stroomloze drommels te lachen lopen we nog eens een eindje om. Of we nog terugkomen voor we vanavond uit eten gaan? Euh ja best. Ik niet met marcel op restaurant gaan, niet. In dat geval houdt Mieke een dagje platte rust. Mieke niet meegaan, niet? Herhaalt haar nog altijd gekscherende wederhelft. Kom jongen maajt dat ge weg zijt, lacht ze vanachter haar donkere bril. Als er toezicht is, laten we de ramen wagenwijd open staan want onder deze loden zon wordt het daarbinnen in geen tijd een echte oven. We stappen het poederdroge gravel af enklimmen langs de trappen van een voormalige hospitaalbunker richting vissershaven. Derde keer goeie keer zegt het spreekwoord, maar ook vandaag bezoeken we het mij tot de verbeelding sprekende Blockhaus niet. Hebben we ineens een reden om ooit nog eens terug naar Les Sables te komen, denk ik bij mezelf. Misschien geraken we hier wel eens met de snotaap en onze vrienden in hun nieuwe VW-busje. Die laatsten zijn straks stikjaloers wanneer we onverwacht terug tussen de ruïnes van Oradour zullen staan.

Hoe zou het nog met hen zijn? Mijmerend over hoe het ondertussen met Lennert is, zijn petekindje moet morgen nog even op controle voor de mama en papa ermee op reis kunnen vertrekken. Ik stuur iets. Succes morgen! Danku. Alles in orde, komt goed. Oef. Halvelings in gedachten verzonken, ben ik Cris en Marc blindelings en kris kras door nauwe straatjes gevolgd tot aan het havendok bij de vismijn. Ze zochten de kortste weg naar La Maree waar we deze avond aan tafel worden verwacht. Hier is dat café zegt mijn achteromkijkende vent. Café? Die boodschap haalt me onmiddellijk weer bij de les. Neen, dàt café was verderop. Hier in La Bodega zijn we wel eens een cocktail komen drinken, maar die rillettes de la mer en die Casanis was in het Havana Café nog verder door. Net geen 15 minuten tot aan het restaurant. Check. De Cubanen houden nog siësta dus lopen we door tot aan de havengeul. De elektrische passeur vaart er nog. Masques obligatoire.

  

We kunnen eens overzetten? Ik heb niet opgelet. Marc en Cris zijn al een paar honderd meter verder gewandeld terwijl ik aan de kade foto’s stond te trekken. Ik hol er achteraan. Ze hebben dorst dus stappen we langs het havenhoofd terug naar de drukke Remblai. Le Sablais Gourmand waar we gisteren nog met een halve liter Karmeliet voor onze neus zaten, blijft door onvoorziene omstandigheden dicht. Cojona, niet. We staan er liever niet bij stil. Ergens anders dan: hier een restaurant, daar een brasserie, nee geen crêperie, wacht een bistro … Bier niet in een crèmerie, niet. Een simpel biercafé vinden in Frankrijk is altijd een probleem, tenzij een groezelige PMU. We eindigen met z’n drieën en elk met een serieuze vaas ijskoude Hoegaarden op het hoger gelegen terras van L’Acropole. En cinquante s.v.p. Grote dorst!

 

Vrijdag 17 juli

Traject: Les Sables – La Couarde sur Mer, 130 km

Het was een klamme, onrustige nacht, te warm om goed te slapen. Een ontiegelijk uur onder de morgen schrok ik wakker uit een bevreemdend visioen. Dat genre episodes bleek in het verleden helaas al eens vaker voorspellend dus verifieer ik op een menselijker uur hoe het ondertussen met Tobias en Janik is gesteld. De jongste reageert als eerste: gij ruikt dat zeker? Nee, ik droom ervan. Er is wel degelijk een reden om mij zorgen te maken in het welzijn van de boys. Welaan dan, het is eens wat anders dan mijn gemoed een ganse congé te laten bepalen door muizenissen om die andere knaap. Wie zelf kinderen geen heeft, begint op de duur voor andermans jongens te zorgen. Ik leg mijn wedervaren bij de ochtendkoffie aan Mieke uit en die begrijpt onmiddellijk wat ik bedoel.

Gaat het onze jongens en tegenwoordig dus ook de boys voor de wind, dan is het een stuk rustiger in mijn malende hoofd. In het andere geval draait de mallemolen pijnlijk lange overuren. Nu moet ik toegeven dat het oeverloze piekeren en de Unheimlichkeit uitblijven, gelukkig maar en zeker tegen het licht van een onrustwekkende coronatijd. De voorbije zomers was dat wel eens dramatisch anders. Gij zijt toch ne rare zenne, stuurt er eentje uit mijn zorgvuldig samengestelde troeteldierentuin. Genoeg geneuzel, ze komen er wel uit en anders weten ze waar ik zit. Straks aan de pastis op Camping L’Océan, opnieuw een ons vertrouwde stek. Ik heb er gisteren mee gemaild en de twee kampeerplaatsen geraakten na wat vijven en zessen zelfs online vooruit betaald. We kramen op, tot grote vreugde van die ene Fransman die weeral klaar staat met zijn draad.

Water inslaan hoeft niet, we staan de komende drie nachten op een camping, lozen wel. De volle afvalwatertanks zorgen alleen voor extra ballast en soms een brak geurtje door de onderdruk tijdens het rijden. Wat er ondertussen aan fruits de mer in de toiletcassette zit, wil niemand weten. Marc heeft vanmorgen de zijne al geleegd en slaat het af en aanrijden gade terwijl hij op ons wacht bij de uitgang van de camperplaats. Er hapert wat aan de automaat van de slagboom zegt hij, iemand heeft net al moeten bellen om dat spel vanop afstand te laten openen en of we even willen wachten op straat tot we beiden buiten zijn geraakt. Cris stelt hem gerust. Hij zal de kaartjes er wel instoppen en indien nodig duwen op de knop om het aan de operator uit te leggen. Het is wellicht gewoon een kwestie van dicht genoeg tot tegen de bareel te rijden zodat de camperneus boven de grondlus staat, anders opent de slagboom inderdaad niet. Sta je kort genoeg dan kom je vanuit je raampje niet meer aan de console. Niet. Typisch.

We rijden in colonne weg uit Olonne, maar bij de tweede verkeerslichten moeten onze achtervolgers afhaken. Ik probeer te talmen, wat in het stedelijke verkeer maar matig lukt. Bij de eerste rotonde draai ik een extra rondje tot ik de Sovereign terug in mijn achteruitkijkspiegel zie. De route loopt vrijwel altijd rechtdoor richting La Rochelle, maar door het rondjes draaien is zelfs onze GPS het spoor bijna bijster. Door het ietwat zenuwachtige vertrek hebben Cris en Marc de navigatie niet meer vergeleken en laat er nu net meer dan één La Couarde in Frankrijk zijn. Ai. Juist wanneer ik de volgende rotonde oprij stuurt Mieke: help Marc is jullie kwijt.

Na het derde toertje is niet alleen onze GPS tureluurs, maar ook het oriëntatievermogen van Cris die nu al aan de gsm hangt met tante Mie. Weg vinden, niet! Nantes. Nee, dat is naar de andere kant. La Roche s/ Yonne. Nee, nee, richting La Rochelle. Ze hebben aan het vorige rondpunt niet de eerste, maar wel de tweede afslag genomen richting tolweg. La Couarde, 800 km zegt hun GPS. Oei. En dat Marc La Couarde-sur-mer moet ingeven, nog een goeie 100 km zegt die van ons. Niort. Ja, volg die pijlen maar. Niort is alleszins de goede kant op. Wij rijden verder over onze route départementale die op de péage snelweg van Marc zijn GPS aansluit vlak voor de tolpoorten van Pont de Ré. Met geen 10 minuten ertussen rijden wij als eersten de brug over en wachten op het eiland aan de kant van de weg op onze kwijtgespeelde vrienden.

De laatste kilometers leggen we dan toch weer samen af, dit keer nauwlettend in het oog houdend dat we niet opnieuw van elkaar gescheiden raken op dit eiland. Bij het verlaten van de parkeerstrook is het al van dattum en een paar honderd meter verderop spelen we alweer carrousel op de rotonde. Nu plakt de Sovereign aan onze achterbumper tot op de parking van L’Océan. Het is er bloedheet als je uit de airco van de Transit komt, maar er is hier wel een bar met Tripel Karmeliet en pizza’s op de 4 sterren camping. Check!

 

 

Zaterdag 18 juli

Gisteren de boys, vandaag de jongens. Lennert stuurt een update, over iets wat me de vorige zomers ernstig zorgen zou hebben gebaard. Dit keer geen overspannen emoties noch stressvol overpeinzen. Onderbewust weet ik dat het wel ça va is ginder. In het andere geval had ik het zonder zijn baarlijke tijding eigenlijk ook wel geweten. Zijn malheuren hebben onwillekeurig, zonder veel woorden en zelfs met 1.000 km ertussen steevast een effect op mijn humeur. Nu gelukkig niet, ik voel dat het met de snotaap voorlopig nog in orde is. We speelden gisteren met Mieke nog een spelletje petanque, in het laatste avondlicht. Dat was na de bonte handwas en een voorzichtige duik in het ruime sop genoeg activiteit voor één dag en Marc lag al vroeg op de avond plat met een zere rug.

Daar is deze morgen gelukkig niet veel meer van te merken want we hebben een fietstocht gepland, via de markt in Ars-en-Ré naar de Phare des Baleines. Onze reisgezellen hopen vandaag bij één van de kramen wat marcel-hemdjes te vinden want die zijn samen met een reservedoos pilletjes in Ruisbroek achter gebleven en het is hier warm op het vakantie-eiland. Wàààrm. Andere zomers smijten de standwerkers singlets en mouwloze t-shirts in schreeuwerige kleuren naar uw kop, nu vinden we er geen één. Bizar. Zou het uit de mode zijn? Dan ben ik retro vandaag. Aan de laatste modegrillen conformeren, niet.

Het is druk en drukkend tussen de kramen, maar minder volk dan anders en mondmaskers geraken ook hier helemaal in zwang. Omdat we geen zin hebben in een neuswisser of keelswab bij onze terugkeer in eigen land, dragen wij ons mombakkes plichtbewust tijdens het shoppen. Met weinig meer in de fietstassen dan enkele bokalen groentendip van een plaatselijke producent trappen we verder langs de zoutvelden tot op de meest noordelijke – of is het westelijke – punt van het eiland. Misschien vinden we in de winkeltjes bij de vuurtoren nog wel iets voor Marc? Ik kocht daar ooit een streepjesexemplaar bij de Jack & Jones boutique d’été. Onder een lichtjes verzengende middagzon fietsen we richting Saint-Clément-des-Baleines. Het is er zo mogelijk nog warmer dan op de markt dus zoeken we beschutting onder de parasols van een caféterras en verfrissing in een plaatselijk gebrouwen pint, ik de ambRé en Cris de blonde variant. En water, une grande bouteille de Badoit s’il vous plait. Straks naar de vuurtoren kijken, eerst grote dòrst!

 

De gestapelde platte keien op het strand liggen er nog altijd even mysterieus te bleken in de zon als de eerste keer dat we hier waren. Wie bouwde die torentjes en vooral waarom? Hebben ze nut of betekenis? Waren het druïden van een vroege beschaving die er in een sprookjesachtig verleden mee zijn begonnen? Dat soort vragen prikkelen mijn oververhitte brein. Het antwoord blijk even voor de hand liggend als banaal. Toeristen en wandelaars rapen de aangespoelde kalkstenen op en dit is het resultaat: Totems et galets. De stapels spreken: J’étais là et j’ai laissé cette trace de mon passage. Iedereen loopt er met ontzag omheen, maar ik moet mijn contraire aard bedwingen om zo geen stapel tegen de grond te duwen. Niet doen, niet…

We vinden Mieke terug in de lommer van een uit de kluiten gewassen oleander. De rij wachtenden om de vuurtoren te beklimmen schuift geduldig met een meter afstand aan over het wandelpad. Hoogte behaagt mij zelden en nu zeker niet dus lopen we terug naar de winkeltjes op zoek naar een zomers kledingstuk. Marcel in mijn maat, niet. Onze kompaan veinst een beteuterde blik terwijl ik voor mezelf een paar niet al te groot bemeten XL’s afreken en een trendy windjack voor Cris. Misschien wordt het de komende dagen weer fris zal mijn liefhebbende vent hebben gedacht. En kijk stalletjes zeezout, zeepjes en andere snuisterijen. Niet rommel kopen, niet! Tenzij souvenirtjes voor onze aap. Het is midden op de noen en etenstijd dus schuiven we aan op een terras met zeevruchten en hamburgers tijdens de drukke service.  Fruits de mer. Check!

Het volstaat als lichte lunch, want we moeten nog terug op de fiets. Maar onze vriendin vraagt toch aan haar vent die een steel friet uit haar mandje grist of hij met zijn burger wel genoeg heeft gehad. Ik heb altijd genoeg he Mie, repliceert die gevat, maar nooit te veel. Iedereen lacht. Die oneliner memoriseer ik Marc, dat komt in mijn reisverslag…

 

Zondag 19 juli

s’ Avonds bij koffie en cognac hebben we ansichtkaartjes geschreven. Apart geadresseerd voor de mama’s in Sint-Truiden, kunnen ze daar gelijk al geen misbaar over maken. Ook voor de boys dit jaar. Tobias, stuur eens even uw adres! De boodschap voor hem en Janik is nochtans dezelfde: alles hier nog dik in orde, hou jullie goed en virusvrij dan we zien jullie in augustus terug! Bizzous de l’Île de Ré. Dikke kus vanop ons eiland, vertaal ik voor Lennert en Wouter. Of moet ik jullie ook elk een eigen kaartje sturen? Nee, nog niet. Mijn aap antwoordt vrijwel ter stond. De nacht was eigenlijk weer veel te warm, maar Cris hield het koel met zijn fancy ventilator. De nieuwe arctic air blijft gans de reis onder het bed, slechte investering. Eén aankoop is alvast wel besteed, de andere tot nader order niet.

Na de koffie en het ontbijt fietsen we naar de dagelijkse markt in La Couarde en ook langs een pharmacie met het verhaal van de achtergebleven medicatie. Elk probleem wordt in een handomdraai weer opgelost. Prinsesje heeft het zwaar te verduren, gemeten aan de frequentie van onze verstuurde berichten. Rien à faire. Terwijl we na een vruchteloze zoektocht naar marcellen op de markt aan de koffie zitten, stuurt de volgende knaap droog: het is zover denk ik … Oei. Het antwoord op mijn overbezorgde vraag blijft tot de avond uit, maar zelfs dat geeft mij dit jaar geen onbehagen. Hij bevestigt mijn intuïtie en met een schalks wederwoord weet de snotaap dat het allemaal ook nog OK is hier. Zelfs in mijn soms van nodeloze zorgen om hem doldraaiende hoofd. Stijn, gij zotte ros! Zijn berichten stellen mij de komende dagen ook gerust. Hij maakt het ondanks alles goed, zorgeloos en covidvrij.

Bij onze bivakplaats zoek ik met Marc en Cris afkoeling in de azuurblauwe en verrassend koude zee. Pardon, oceaan. De zandplaat gaat snel naar diepere waters en de stroming staat er sterk. Morgen na het ontbijt, voor de tieners er de plak zwaaien en wij naar onze wijnbouwer op het volgende eiland moeten vertrekken, placeer ik een duik in het luxebad van l’Océan.

 

 

Maandag 20 juli

Traject: La Couarde – Saint-Pierre-d’Oléron, 109 km

Alles ingepakt en opgekuist, wat kromme baantjes getrokken in het oversized plonsbad en stilaan tijd om te vertrekken naar het erf van Vignoble Vincent. Île d’Oléron is zo mogelijk nog warmer dan de Ré en het verkeer ook een heel pak drukker. Vandaag hebben we op zeker gespeeld en de routes vergeleken, we willen onze vrienden géén tweede keer per ongeluk achterlaten. Nonkel Marc nu niet kwijtspelen, niet.

Ik hoop Françoise bij de wijnboer aan te treffen, maar zij is er blijkbaar vertrokken en de jonge deerne die haar plaats innam heeft niet dezelfde flair. Maar de wijn is goed en hun cognac nog hetzelfde dus sleuren we na een coronavrije proeverij een vracht droge rosé, Colombard en Ugni Blanc-flessen mee. De warmte houdt tot ’s avonds aan, draaglijk, geen dodelijke canicule zoals vorig jaar. We vertellen nog eens over onze heldhaftige escapades bij een glas ijsgekoelde Sauvignon. De laatste van Esnou gisterenavond nog koud gezet, daarna beginnen we aan de krant van deze Vincent.

Wanneer de zon langzaam naar de einder zakt, stappen we op onze fietsen en rijden naar het haventje van La Cotinière. Cris heeft er nog eens een tafel besteld op het terras van La Chalouppe. Déplorable volgens enkele criticasters op de recensentenfora van TripAdvisor en Le Routard, maar telkens wij er kwamen werd het eten meer dan goed genoeg bevonden dus voor dit verjaardagsdiner best OK. De geëlektrificeerde alu-rossen en mijn krakkemikkige vélo stallen we bij een seinpaal aan de passantenhaven. Misschien verkopen ze in één van die toeristenwinkels of boutiques nog wel ergens een marcel. We zijn ruim te vroeg voor de reservatie en struinen op ons dooie gemak over de kade en door de straatjes achterin. Het trio van mosselen waar mijn feestvarken – sorry grote teddybeer – heeft naar uitgekeken, verdween van de kaart. Gelukkig is er met succulent gegaarde mollusques een waardig alternatief voor de bijna 39-jarige wiens wangen ook wel eens een scheermes kunnen gebruiken. De sfeer zit goed onder de zachte avondlucht en de Perles Grises helpen het zorgeloze plezier vast en zeker ook een handje.

Ik hoef niet te kiezen op de kaart. De exorbitante schotel met verse zeemonsters wordt mij dra onder de neus gezwierd. Een voorgerecht is niet nodig, niet. Wanneer het laatste kreukeltje is leeggepulkt, heb ik een zere rug en de rest van onze compagnie al lang weer trek in een dessert. Na de verwenkoffies, Irish voor de gein, fietsen we door het donker naar onze slapende wijngaard terug. Nog altijd pokkewarm daar op het boerenerf. Morgen schuiven we nog een stukje hogerop van Saint-Pierre naar een gehucht van Saint-Denis, niets dan heiligen hier op Oléron. Les Seulières, waar we jaren geleden met Albert en Brigitte al een keertje kwamen. De twee-sterren-camping wordt uitgebaat door Nederlanders die hier op z’n Château Meilands zijn neergestreken. Ze hebben door de virusvakantie plaats te over en voor een habbekrats kunnen we er een paar nachten blijven staan om de rest van onze reis samen verder te bekijken. Cris zei het aan tafel met klem: ik heb de eerste twee weken uitgestippeld, de rest moeten jullie maar beslissen. Het is mijn verjaardag. Ik niet meer beslissen, niet. Ola, stress!

 

Dinsdag 21 juli

Traject: Saint-Pierre – Saint-Denis-d’Oléron, 11 km

Weinig haast dus stoppen we onderweg naar Les Seulières bij de camperzaak op een boogscheut van Vincent. Misschien hebben ze er de parasolvoet, die wij thuis hebben achter gelaten en waar we in elk warenhuis onderweg al hebben naar gezocht. Geen grondpin, geen marcels, we vinden niks in dit coronajaar. Wel een vuilbak en dat is toch ook al iets, want de onze hangt er al een jaar met Gaffa-tape aan elkaar geplakt. En dopjes om schroeven te bedekken, Marc mankeert er wat witte aan de buitenzijde en ik binnen in de lijst tegen de cabine. Komaan we weten straks weer wat gedaan.

Nog bij de ingang van de camping terwijl Mieke en ik wachten op onze mannen die de plaatsen gaan bespreken, heb ik het oude lor er al afgemonteerd en het nieuwe glimmend grijze bakje vast gevezen tegen het keukenblok. Netjes. Wanneer Cris met het plannetje en de plaatsnummers komt aangelopen heb ik net het oude bakje en de lege doos van onze aanwinst in de containers gedropt. Binnenrijden en de eerste baan naar rechts tot aan het sanitairblok daar rechts twee vrije plaatsen naast elkaar. Met wat overleg over wie waar en hoe er wordt gestaan, keer ik op het paadje verderop de camper. Zo kan Marc over ons perceel zijn plek opdraaien. De rust van de Fransman in zijn caravan wordt verstoord door twee manoeuvrerende Belgen. De komende dagen kijkt hij uit op een witte Autorollerflank in plaats van een getrimd gazon.

De campingbaas die Marc zijn zekering in de elektriciteitskast nog even komt fiksen, heeft het gezegd: nauwelijks boekingen want de COVID-zomer houdt ook hier helaas de mensen weg. Zijn plaatsen blijven dit jaar nooit lang bezet en de chalets worden hier nu zelfs al voor één nacht gereserveerd. We hijsen onszelf in een badkostuum en verkassen naar het strand. De zon staat hoog en het zand brandt pijnlijk onder onze voeten in de klim over de brede duinenrij die de camping van de vloedlijn scheidt. De oceaan rolt machtig met schuimkoppen over het strand, zo mogelijk nog kouder dan op Île de Ré. Marc niet zwemmen, niet. Cris wil wel eens pootje baden en de zilte therapie zorgt gelijk voor verlichting van de tekenbeet en zijn gezwollen enkel. Fris genoeg en de parasol wil zonder grondpin in het zand niet blijven staan dus klimmen we de kustduin maar terug over. Mijn wederhelft en onze kameraad sponsoren de Nederlandse baas in zijn kantine. Ik ga eens kijken waar Mieke zit, het zeezout van mijn uitdeinende lijf afspoelen, et en passant nog eens een handwas doen.

 

Woensdag 22 juli

Na de ochtendkoffie vertrekken we voor een fietstochtje naar de markt dwars over het eiland, nog altijd op zoek naar die vermiste marcel, en daarna naar de Phare de Chassiron op de uiterste punt van Oléron. Waar was nu die verdomde markt? Vorig jaar fietsten we hier ook al een keer verkeerd omdat van alle autonome gemeentes op het eiland La Bree-les-bains het niet nodig vond om de Pistes Cyclables door het centrum te trekken. Marc rijdt voort terwijl Cris en ik nog staan te dubben en te turen naar het schermpje met de kaart. Een geluk, hij keert en wenkt, dààr is de markt. De fietsen gaan op slot en wij op zoek naar snuisterijen. Mondmaskers en handgel bij het betreden van de markt zijn hier ondertussen net als thuis verplicht.

Het is al broeierig heet dus poetsen we er de plaat, terug voorbij de camping ofschoon ik op de heenrit een handwijzer naar de Phare meende te zien. Mottige Fransen nondeju, maar het geeft ons ten minste de kans een fles water mee te nemen en al een eerste sanitaire stop. Onderweg weg naar de zwart-wit-gestreepte toren klinkt er een ping in mijn broekzak. Lennert vraagt hoe het nog was met de b-day van Cris? Zonnig en dorstig, niet veel speciaal gedaan. Gij en Janik waart er niet bij! Met mijn gedachten zit ik ondertussen elders, niet hier op de fiets. Een klein wonder dat ik niet in het decor eindig zwalpend met één hand aan het stuur en met de andere aan het sturen. Nu dorst en tijd om nog wat kaartjes te gaan kopen, voor de mama’s in Sint-Truiden en een paar vrienden die bij de ansichtkaarten op Ré schromelijk vergat. Et des timbres, pour l’Europe. Désolé monsieur, il nous reste que l’intérieur. Sans soucis. Ik zoek er wel in het dorp bij de post. Na een biertje, het is tenslotte al 12 uur kwart, wandelen we tot bij de vuurtoren en de oude Écluse de Pêche. Aanschuiven voor een bezoek op hoogte hoeft ook dit keer niet.

Liever dan tussen de andere toeristen en vertigoloze durvers te staan wachten, fietsen wij via Chassiron naar de restaurantjes aan de Port van Saint-Denis. Ook hier geen bewegwijzerde paden, dus volgen we de app te griest naar de bestemming. En kijk daar verkopen ze nog kaartjes. Ik wip er in zeven haasten binnen terwijl de fietsen worden gestald. Nog een ansicht, voor de aap thuis een doos zoute karamels en tien zegels alstublieft. We vinden plaats op het terras van ‘Quai 17’ voor een pastis met een paar potten Bouchots, een schotel verse zeevruchten van de kapitein en bijhorend nog maar een fles ijskoude rosé.

De pastis vertraagt het vinden van de gepaste woorden en jachtigheid rommelt met mijn vaste hand terwijl ik Janik een tweede kaartje schrijf, good vibes, want hij heeft het nu en dan precies wat nodig. Nog meer vibes voor Lennert, nu ook ééntje alleen aan hem geadresseerd. En mijn cupcakevriendjes in Tienen waarvan de jongste zich plotseling herinnerde dat hij ooit een wouldbe sugardaddy had. Het is warm en de service razendsnel. Ik heb nog maar net de helft van die extra lading kaartjes geschreven of daar worden mijn oesters en langoustines al geserveerd.

Tijdens één van onze eerdere zomerreizen kochten we Jelle voor de gein eens een verjaardagspakket Daddy Sugar. Die jongens, flinke mannen ondertussen, zijn semi-professionele hobbybakkers en caterden ooit ons huwelijksfeest. Suiker dus, zelfs Fransen hebben humor en de Hollanders vonden de voorbije dagen zelf ergens die fel roze pakjes ergens in een winkel op weekendtrip naar Charleville. Jelle likes you. Ik wissel één van de symbooltjes op mijn Instagram-profiel voor iets wat naar mijn overjaarse toyboy refereert. Een uit de hand gelopen mopje. 💟 🐒 👑🐯🦉 Die subtiele interventie blijft evenwel niet ongemerkt, Janik reageert onthutst. Is het dan toch zover? Nog niet, hopelijk komt het allemaal wel goed.

De obers draven af en aan op het leeglopende terras terwijl ik de laatste persoonlijke noot met haperende letters op een kaartje neerpen. Cris wordt ongedurig en zit achter mijn veren: iedereen is op u aan het wachten. Geërgerd pak ik de biezen en plant me neer op een bankje naast de postbus om de hoek. De ganse papierwinkel op mijn schoot om nog één compassioneel woord neer te schrijven onder die verzengende zon. Met de laatste postzegel gaan mijn hartewensen voor mijn troetelkinderen en de mama’s op de post. Zonder veel uitleg, want mijn fietsslot hangt nog rond de zijne en zijn blikken kogelen mij bijna dood, keren we langs de aangegeven fietspaden veilig naar de camping terug.

Een time-out, want tot hiertoe verliep het tot ieders verbazing opmerkelijk zonder mopperen of nukkige reacties. De troebelen bij mijn dierbare jongens en de onderdrukte zorgen om hun prijsloze levensgeluk wegen stilaan toch ietwat op mijn prikkelbare humeur. Nog één keer plonzen in de oceaan? Mijn wederhelft en Marc gaan liever niet meer mee. Zand tussen de lakens en vieze vissen in de zee. De mannen zoeken ontspanning bij de campingbaas in een vers getapte pint op het beschaduwde terras. Ik trek wat baantjes in de golven en droog in de late middagzon op, zachtjes indommelend op het strand. Moeder de vrouw doet onderwijl haar laatste campingwas.

 

Morgen rijden we weg van de Atlantische kust en dus moet er voor het slapen gaan nog een nieuwe route gepland. Het oorspronkelijke keerpunt, een wijngaard rond Sauternes, houden we voor een ander vakantiejaar. De extra kilometers, voor het vloeibare goud waar alleen Cris en Wouter om staan te springen, willen we onze reisgezellen besparen. Inspiratie van het moment of eerder het gebrek aan een plan-B brengt ons linea recta naar Cognac in het  midden van de rit naar Oradour-sur-Glane waar Marc ooit nog wel eens naartoe had willen gaan. Daarna vatten we de terugtocht in een drietal etappes aan. Ik speel met het idee om via Sens, Auxerre tegen de bovengrens van Bourgogne of Troyes in het zuiden van de Champagne naar huis te rijden. Maar door de Covid-zomer blijft in die laatste stad de camping voor het ganse seizoen gesloten. Langs Troyes niet.

Marc stelt voor om de coronavrije passage tussen het oranje kleurende Île-de-France en het Pays-de-la-Loire te nemen met een tussenstop in Chartres. Zijn campinggids vertelt hem dat er ginds een municipale is. Google ook dus mij om het even. We kunnen er het lichtspektakel van de kathedraal dan gaan bezoeken. Jullie zijn er al geweest? Nee, nog niet. Maar ooit werd het ons aanbevolen door de mevrouw van een microbrouwerij daar in de buurt. De volgende etappes liggen vast: morgen twee overnachtingen op de municipale aan de Charente, dan één nacht op de camperplaats van Oradour en vandaar in één trek door naar de gemeentecamping van Chartres en tenslotte terug naar huis via Amiens, ook telkens twee nachten om de eindspurt in te zetten en net voor de nieuwe maatregelen op 1 augustus in werking treden al weer in eigen land te zijn zonder onze verdomde where-abouts aan buitenlandse zaken te moeten melden. Cojona, niet!

Hoewel ik me dit jaar minder zorgen om hem maak, in die mate dat ik niet meer van ons verlof zou kunnen genieten, begin ik toch te hunkeren naar een knuffel van de aap. Bij elk bericht van Janik word ik nu ook al bekropen door een onwezenlijke aandrang om dat prinsesje eens in mijn armen te nemen en zacht te fluisteren in zijn oor: komt allemaal wel goed. Gestaag worden we hier onderweg ingehaald door de vervloekte coronapandemie. En ik voel er niets voor om mij door contacttracers een PCR-test aan te laten smeren als blijkt dat één van de bezochte locaties rood kleurt op de Europese covid-kaart. Onze refuge was van korte duur en eerlijk, Cris en ik zijn nog lang niet klaar om weer kopje onder te gaan in die armtierige virusrealiteit.

 

Donderdag 23 juli

Traject: Saint-Denis – Cognac, 106 km

Geen péage op de korte rit vandaag want die brengt ons van het eiland af over de brug tot in Marennes, hoofdplaats van de oestercultuur hier in de streek, dan verder langs een gezapige rist D-wegen tot in de buurt van Saintes. Eigenlijk hadden we onderweg nog even willen stoppen rond het middaguur, maar bij gebrek aan uitwijkplaats om met twee gevaartes samen te parkeren, eindigen we in één ruk voor de poort van Camping Cognac. Ruim een uur te vroeg en liever dan schots en scheef voor het bureaugebouwtje te blijven staan in afwachting van de receptionist, wil Marc beneden aan het water al eens gaan kijken. De kampeerplaats ligt op de oever van de smaragdgroene Charente die hier in een brede boog rond de hoger gelegen stad meandert. Daar onder het lover van de bomen kunnen we ook parkeren. Ik toon hem voorbij de bareel naar rechts waar wij al een paar keer op de camping stonden. Even het sanitair inspecteren in het pastelroze blok, dat blijkt sinds ons laatste verblijf drie zomers terug helemaal vernieuwd. Netjes. We wandelen rond de camping en langs het blauwe zwembad terug tot bij de bar. Hier kan je tegenwoordig zelfs gaan eten, ook dat is nieuw en ik ben aangenaam verrast.

 

We rijden de campers naar beneden in de schaduw van de bomenrij langs het water en smeren dan toch maar de boterham die we onderweg nog ergens dachten te eten. Terwijl Marc en Mieke hun wekelijkse Skype-sessie met de dochters hebben, plens ik gezeten op de aanlegstijger een beetje met de blote voeten in de rivier. Lui tijdverdrijf. Ik voel me net weer een kind en het kleine ponton danst op en neer onder mijn gewicht en dat van Cris die zijn evenwicht poogt te bewaren ondanks mijn enthousiaste gewiebel op de rand. Maak eens een foto! En laat mijn gsm niet in het water vallen! Mijn anders kloeke vent heeft het niet op het onvaste staketsel begrepen. Hij duwt mij de iPhone snel weer in de hand om de voorbij schuivende spelevaarder vast te leggen. Le Boat. Dat gingen we ook ooit nog eens doen, weet je nog? We smeden soms nog nieuwe, vaak ijdele plannen, zo houden altijd iets om naar uit te blijven kijken. Genoeg gespeeld, ergens slaat een torenklok twee uur. Inschrijven bij de receptie en de plaatsen mogen we kiezen, want er is ook hier nog geen derde van de camping bezet.

Vandaag doen we lekker niets, gewoon nog een duik in het ploeterbad voor we aan de pastis beginnen. Het avondeten nemen we straks gezellig bij de bar op het terras. Er zijn opvallend weinig kampeerders en wie hier zijn tenten opgeslagen heeft, blijft net als wij maar voor één of net een tweede nacht op doorreis of voor een bezoek aan de cognachuizen in de stad. In een uithoek van het kampeerterrein tegen de route départementale wordt een jeugdkamp opgebroken of  misschien wel opgebouwd. Het jong geboefte troept er loom bij elkaar en verzet net als wij nauwelijks nog een poot. Witte wolken schuiven voorbij de hoogstaande zon, maar onder het gebladerte op de camping blijft het drukkend warm. Geen kat in het campingzwembad, wel een hond. Of toch bijna, want een jongeman berispt zijn koddige viervoeter: Non, Snow restez dehors! Hij bengelt met zijn voeten over de rand van het koude zwembad terwijl zijn meisje op de plavuizen ligt te zonnen. Bonjour.

Ik waad door het ondiepe blauw naar de overkant om een paar korte baantjes te gaan trekken. Marc is me gevolgd en komt de hekjes door, voelt met één teen aan de watertemperatuur en springt in het bad. Doef. Gelukkig dook hij niet met het hoofd vooruit, want zonder bril op merkte mijn makker niet dat het nauwelijks 30 cm was. Hij land verschrikt met de voeten op de bodem en proest het uit. Het water is niet diep, niet. Aan deze kant toch al anderhalve meter. Onze uitgelaten bulderlach maakte Snow nieuwsgierig en het bulldogje wringt zich opnieuw door het poortje. De jonge Fransman kijkt verontschuldigend in onze richting. Het beestje heeft er nu geen oren naar om terug naar huis te worden gestuurd. Snow komt er zich persoonlijk van vergewissen dat de noodkreet zonder reden was. Dag koddige hond, tot straks op het terras!

  

Onderwijl we daar ’s avonds zitten, zijn de plannen voor morgen al gemaakt. Er komt onverwacht een sms-berichtje binnen vanuit ons tweede kot aan de Vlaamse kust. De mama van mijn petekind is er een paar dagen gaan logeren en zit ginder plots zonder elektriciteit. Bij het stofzuigen sloegen de stoppen blijkbaar door, niet bij haar, wel ginder in mijn zekeringkast. Zal u leren te willen poetsen op congé. Alle gekheid op een stokje, maar zo telefonisch en vanop 700 kilometer afstand krijg ik het nu zo direct ook niet opgelost. En nee, je valt mij niet lastig. Ik regel het wel met de syndicus. Het is over achten, morgen dus. Desnoods laten ze een elektricien komen en dan betaal ik die rekening wel. Nee, het is niet jullie fout. Dat kot is ginder ondertussen bijna 40 jaar oud.

Het plotse telefoontje sleurt mij een kwartier weg van de onbezorgde gezelligheid op het terras en katapulteert me bruusk terug naar de Belgische realiteit. Mijn reisbubbel zit ondertussen al aan een koffie met cognac, ze rekenen af. Algemene mondmaskerplicht in de Westvlaamse kustgemeenten, met afgelijnde bubbels zitten op het strand. Jongens wat een klerezooi, ik tik nog snel een mail in voor de syndicus en verdrink bij de campers al die nare gedachten in de rest van Cris zijn fles cognac van Île de Ré. Morgen zullen we bij Martell wel nieuwe kopen, slaapwel.

 

Vrijdag 26 juli

Leander en zijn zus wisten zich in het laatste avondlicht gelukkig nog te amuseren met een oude spellendoos die daar aan zee van mijn eigen vader zaliger nog staat. Uren en dagen heeft die man mij daarmee zoet gehouden. Stefanie schakelde haar gsm gisterenavond uit om de batterij te sparen, vermits opladen plots niet meer ging. Moderne technologie, zo handig als het werkt, zo lastig als het hapert en wij hangen er aan vast. Cris niet. Die hoeft de oproepen van zijn werk niet om te leiden en is niet aan het kleine scherm gekluisterd om te weten hoe het zijn betekenisvolle anderen thuis vergaat. Ik wel. Gelukkige vent, denk ik luisterend naar zijn zware ademhaling. Deze morgen zit ik al vroeg op vinkenslag. Niet smachtend naar een update van een aap, maar wachtend op een antwoord van de syndicus.

Klokslag 9 uur gaat de telefoon over. Magali, onze gebouwbeheerder, helpt hen zo dadelijk wel uit de nood. Hopelijk staat Stefanie haar gsm ondertussen terug standby. Ik stuur haar een goeie oude sms, geen idee of ze die ontvangt vóór de syndicus ginder aan de deur staat te kloppen. Een uurtje later ontvangen we een bevestigende sms: opgelost! Ze kunnen hun vakantie in Oostduinkerke nog een paar dagen verder zetten. Cris gaat alvast op zoek naar een nieuwe stofzuiger voor in ons tweede kot. Die balorigaard gaat eruit! De nukkige Nilfisk, mijn echtgenoot vooralsnog niet. We breien er hier aan de Charente nog een dagje zorgeloosheid aan. Na de middag worden we bij Maison Martell voor een rondleiding en proeverij verwacht. Gisteren online geboekt, nu telefonisch gecontacteerd of het ons zou schikken een halfuurtje later te komen om de groepen beter te kunnen spreiden omwille van de Covid-regels.

Sinds de laatste keer dat we in Cognac waren hebben ze de Boulevard de Châtenay met veilige fietspaden heringericht en de brug over de rivier werd pas vernieuwd. Ergens voorbij het Lyceum rechtsaf tot op de Place François 1er. Ergens, want de straat quasi recht op recht die we anders afwandelden is een sens unique en nu zijn we met de fiets. Hieraf zegt Cris die met de iPhone in de hand de afdaling naar het centrum al heeft ingezet, het is warm en ik heb dorst na het beklimmen van de kleinste col. We zijn ruim op tijd en de fietsen gaan op slot aan het begin van de winkelstraat, wie weet vinden we hier nog een marcel. Marc vindt van niet, of toch niets naar zijn zin. Alsof het zo gepland was, staan we onverwacht voor Le Garage Bar. Exact drie jaar en één dag geleden, zaten we hier ook met een Jack-bier op het terras. Het brouwsel uit de Charentais laat zich nog altijd smaken. Rien changé. Zoek de verschillen, daarmee checken we op Facebook in.

Afspraak bij Martell waar een vrolijke aziaat ons opwacht voor de visite aan de chai waarin ze het moderne bezoekerscentrum hebben ondergebracht. De geschiedenis van de cognac kennen we al, dus dwaal ik met een half oor luisterende af met de camara in de hand. Nu en dan vertalen we iets voor onze kompaan die het viticulteursjargon niet altijd even vlot verstaat. Des questions? Non, non, tout est clair. Merci. Wanneer de jongeman aan de petite histoire van het eigen huis begint, spits ik de oren wel. Hij beantwoordt met plezier mijn vragen, wanneer ik informeer naar hetgeen hun ‘unieke’ productieproces van pakweg een Hennessey onderscheidt. Schijnbaar zit het hem in het terroir. De wijnen die Martell distilleert, komen alleen maar uit crus van de Grande en de Petite Champagne, niet zoals andere wereldvermaarde huizen die bij verschillende kleine boeren inkopen her en der verspreid over de ruimere AOC Cognac.

Het vlotte en strak in het blauwe pak gestoken heerschap polst naar onze achtergrond en vertelt dat hij jarenlang zelf in ons land woonde toen hij nog voor een internationale hotelketen werkte. Sinds hij deze geweldige job gevonden heeft, woont hij hier in het centrum van Cognac. We volgen hem van de schuren via de binnenkoer terug naar de ontvangstzaal waar Mieke geduldig op ons heeft gewacht. Links kunnen we nog naar het mecenaat, waarmee ze zoals elk zichzelf respecterend cognac- of luxe wijnhuis de beeldende kunsten pogen te stimuleren. Indigo by Martell, verwijzend naar de blauwe kleur van lint op de oorspronkelijke fles. De gallery is altijd toegankelijk, de roof-top-bar alleen bij mooi weer. Iets om te onthouden.

 

De proeverij wordt door een jongedame begeleid, eveneens een aziatisch exemplaar. Ze laat ons drie variëteiten degusteren: een nieuwigheid, de Blue Swift, een standaard VSOP en een voor onze beurs te dure XO. Een gedurfde combinatie, goed als marketingstrategie om het slinkende marktaandeel te versterken. Cognac is in het westen een oude mannen drank. Dat treft. Martell Blue Swift, a spirit drink made of cognac VSOP then finished in Kentucky Bourbon casks. Zo staat het op het etiket en onze gids legt uit dat het omwille van de assemblage geen cognac heten mag. Ik ben fan en Cris wil zo wel een fles. Tijdens de rondleiding vertelde onze übersympathieke gids dat ze voor de aziatische markt een speciale blend hebben gemaakt, de Noblige. In het verre oosten drinken ze cognac van apero tot digestief in de sterrenrestaurants, een nieuwe trend! Daarvan wil mijn gadgetfreak gelijk ook wel een fles. Elegant and sophisticated. Martell Noblige is the perfect combination of strength and smoothness. China is met heel wat nieuwe rijken een groeimarkt voor Martell en het verklaart wellicht het overtal in hun personeelsbestand. Noblesse oblige.

Inpakken die handel en voor Lennert een schattige VS: smooth and fruity, single distillation. Uitermate geschikt voor mixers of cocktails. Gebotteld voor de overzeese markt waar cognac de sterke drank is van de hippe Afro-Amerikanen die zich ermee onderscheiden van de whiskeysippende Redneckniche. Zo leren we toch nog eens wat. Very Special, passend voor mijn aap. De afdronk fris en fruitig, zoals Janik zou zeggen, maar die overladen we nog niet met idiote vakantiesouvenirs. Hem sturen we sinds hij uit zijn kast kwam wel vakantiekaartjes. Sinds kort krijgt ons prinsesje wel cadeautjes op kerstavond. Framilytime. Met een luxe winkeltas in de hand flaneren we opgewekt terug richting de Place François 1er. Eerst nog iets gaan drinken om van de proeverij en de enthousiaste aankopen te bekomen, dan fietsen we naar de camping terug want vanavond serveren ze er moules à volonté.

 

Zaterdag 25 juli

Traject: Cognac – Oradour sur Glane, 128 km

Na de ochtendkoffie breken we het kampement op gaat het verder richting Oradour. Het dorp werd op 10 juni 1944 door 2e SS Panzerdivision platgebrand en 642 inwoners in koelen bloede afgeslacht. Het blijft een bevreemdende plaats, met ruïnes nooit heropgebouwd, tot de verbeelding sprekende roestige karkassen van uitgebrande wagens en in elk woonhuis een verweerde Singer-naaimachine. Net geen maand na onze doortocht schrikt gans Frankrijk op van een nieuwe drieste daad. Een malloot heeft de ingang van het memoriaal met een négationistische leus beklad: Dorp van leugens, wanneer de waarheid, Reynouard had gelijk!

Elk piëteitsvol verpozen bij de gedenkplaten met souvenez-vous steekt schril af tegen de duizenden toeristen die jaarlijks poseren op de Champ de Foire bij de roestige Peugeot 202 van wijlen docteur Desourteaux. Het bezoek doet ons hoe dan ook even stil staan bij de perversies en de wreedheden waartoe men mensen kan drijven als de omstandigheden daartoe de juiste zijn. Marc is er alleszins wat stil van geworden en het meisje van de camping had deze ochtend gelijk. Het blijft een vreemde plek om een dag van je onbezorgde zomervakantie door te brengen. We spoelen de wrange smaak van dat historische besef weg met een Hoegaarden en een Leffe Ruby voor we terugwandelen naar de camperplaats naast het gemeentelijke sportterrein van het nieuwe Oradour.

 

Zondag 26 juli

Traject: Oradour – Châteauroux, 142 km

Het is nog pikkedonker buiten wanneer we door gepol en lawijt worden gewekt, op het lager gelegen sportterein stellen standwerkers en luidruchtige Fransen met een overschot aan ongebruikte spullen op hun zolder een zondaagse rommelmarkt op. Na een uurtje luisteren naar het getimmer en geklop begint nu ook al een file luidruchtige mensen aan te schuiven op de weg voor onze camper. Nog één keer toeteren en Cris springt briesend uit zijn bed. Eerst denk ik dat hij iemand op zijn facade timmeren gaat, maar eens buiten waar het al de ganse ochtend druppelt, is zijn furie snel bekoeld. We lopen met z’n drieën naar de vandaag helaas gesloten bakker. De motregen zwelt tot dikke druppels en onder mijn K-way ben ik al drijfnat. Marc en ik sleffen door de plassen en mopperend naar de camperplaats terug terwijl Cris beschut onder zijn paraplu nog naar een geopende winkel zoekt. Ik heb brood, stuurt hij wanneer we terug bij Mieke staan. Mooi. Ik trek droge kleren aan. De eerste veertiendagen van onze zomertrip zitten erop en na het ontbijt vatten we al de eerste etappe van onze terugreis aan.

Eerste halte Camping Le Rochat de Belle Isle in Chateauroux. Goed genoeg voor een lui dagje eens de zon weer door de grijze wolken breekt. Of we er twee nachten blijven staan? Misschien niet, want de stad hoeven wij hier niet direct nog eens te bekijken sinds we hier met een panne aan de brander van onze koelkast eens nood gedwongen drie dagen hebben gebivakeerd.  De rest van de compagnie heeft het hier ook wel gezien met een wandelingetje tot aan het meer en een ijsje op het terras van La Guingette. Als we morgen verder trekken, kunnen we onderweg nog eens ergens twee nachten blijven staan en dan een laatste etappe op de camping in Amiens. Zo blijft het een ontspannen reis, zonder heksentoeren en honderden kilometers aan één stuk naar huis te moeten rijden met de stemming in mineur.

 

Maandag 27 juli

Traject: Châteauroux – Chartres, 216 km

Die stemming is vanochtend wel een beetje bedrukt, want Lennert liet al een paar dagen niets meer van zich horen. Dat baart me samen met nieuws over de dag aan dag stijgende coronacijfers lichtjes zorgen. Dat laatste niet alleen mij zo blijkt, ook wij zijn te stil voor mijn bijna 92 jarige oma. Nog voor we wakker zijn rinkelt de telefoon. Acht uur zeven en twintig staat er op het display en ‘moeke gsm’. Als ze op dit uur bellen is het geen goed nieuws, ik schiet met opkomende paniek en slaapdronken wankelend uit bed. Uw grootmoeder is snikkend overstuur, ervan overtuigd dat er  haar jongens iets is overkomen. Mijn moeder vraagt of ze haar even aan de lijn mag geven. Euh wat, hoe, ja… Nee we leven nog, alles is in orde ja.

Dat alles hier nog in orde is, in Frankrijk. A-l-l-e-s. G-i-e. G-o-e-d. Bijna roepend en in haar Truiens dialect probeer ik de hardhorige aan de andere kant te gerust te stellen. Wellicht vruchteloos. Eens doodongerust, blijft doodongerust. Ik ken er zelf ook wat van. N-e-e-j-e. V-e. K-o-u-m-e-n. A-l. T-e-r-u-g. T-a-a-s. Het gesprek loopt moeizaam dus neemt mijn eigen ma de hoorn terug over. Bellen heeft geen zin. Ze hoort het niet meer, dus bellen we ook maar niet. We hebben kaartjes gestuurd, zijn die er nog niet? Elders zijn ze wel al toegekomen, voor het weekend al op vrijdag. Ze zullen nog wel aankomen dan. Ik bel in de week nog , ja we zijn op de terugweg. Zondag zijn we thuis. Jezus.

Zoveel drama op mijn nuchtere maag is voor niks goed. Ik ratel tegen een wakker wordende Cris die erdoor werd gewekt. De situatie ginder weegt al een tijdje aardig door, op hen, op ons, op mij. Het helpt de gemoedsrust er niet op vooruit. En mogen we vrijdag nog mee met onze vrienden voor een afsluiter bij Birstro Clothilde? De parking van ’t Stad wordt straks op last van de gouverneur afgesneden van de Antwerpse provincie. Ze mogen nu al niet meer naar de kust en de Nederlandse regering roept vakantiegangers op een tussenstop rond Antwerpen te vermijden, zelfs niet om te tanken. Die realiteit thuis haalt ons nu echt wel in. Mijn ochtendkrant voorspelt het terugschroeven van de wisselende bubbels met 15 door de Nationale Veiligheidsraad.

Gewoon om mijn eigen zorgelijke hoofd te sussen, stuur ik Lennert die voor mij net als ikzelf voor mijn eigen oma bijna alles betekent, dan toch zelf nog maar eens iets: We zijn nog niet doodgezopen en stilaan op onze terugweg. Alles nog OK ginder en staat ons kot nog recht in Leuven? Zijn  antwoord komt, net op het ogenblik dat we klaar staan om te vertrekken. Ja zelle, daar? En ja, die veiligheidsraad… Oef, damagecontrole. De jongen beschikt al een paar jaar over het onverklaarbare vermogen om met een simpel woord rust te brengen in mijn lamlendige hoofd. Het omgekeerde soms ook. Hij onrust in het mijne, ik geruststelling in zijn chaos. Een selfie van achter het stuur van onze Autoroller en een halve zorg minder tijdens de geplande rit.

De finale beslissingen van de federale entiteiten, voor de rood kleurende provincie en de natie, zijn ondertussen bekend. De blauwe dragonder uit Sint-Genesius-Rode doet haar onderdanen kond: we draaien de versoepeling terug, elk gezin moet de nauwe contacten beperken tot wederkerige bubbels van 5 en uitzicht op meer vrijheid is er niet. Het zat er een gans tijd aan te komen. Pas wanneer we ergens over drieën stilstaan voor de ingang van Camping Bords de l’Eure in Chartres, kan ik hem iets sturen. Als ge wilt, moogt gij er bij ons in. Met gezond verstand en ongeacht die verplichte wederkerigheid. Nog eens een trimester in quarantaine zonder u te mogen zien, zie ik niet meer zitten. Denk er eens over na, love you en hou het ginder virusvrij!

 

Als die fameuze sociale distancing opnieuw exact dàt wordt, sociale deprivatie in plaats van enkel fysieke afstand te moeten houden, dan word ik er hier op slag al terug moedeloos van. En dat willen zowel Cris als ik ten allen prijze vermijden. Is goed, antwoordt het joenk. Instant happiness.

We installeren ons op één van de vrije percelen van de ingeslapen camping. Afhaalpizza’s en andere fourage zijn er ook hier door het ontbreken van voldoende toeristen dit seizoen niet. Er is wel een wasmachine dus loopt Cris terug naar de receptie om jetons terwijl ik het wasgoed al uitsorteer. Liever hier vandaag een grote was doen dan zondagavond zakken volgepropt met vieze kleren thuis in het washok te staan. De middaghitte blijft hangen en de rest van de dag wordt het hier anders toch alleen maar aperitieven en platte rust. De naweeën van de rit en mijn deze ochtend overkokende emoties blussen we met de laatste glazen uit de fles pastis.

Janik stuurde tijdens het rijden ook nog wat. Hij ventileert en ik luister, soms een repliek uit eigen ervaring of met een liefhebbend en bijna vaderlijk advies. Wanneer we zaterdag in Ruisbroek vertrekken, rijden we misschien wel door naar Beveren. Na weken van dit soort babbels wil ik die overjaarse puber gewoon een troostende arm om zijn tengere schouders leggen en hem zeggen kop op, alles komt wel goed. Als dat van de virologen en de nationale bubbelraad überhaupt nog mag. Ach ze kunnen me godverdomme wat…

Marc en Mieke komen vrijdag thuis onder een opgelegde avondklok en met een provinciale mondmaskerplicht, zopas afgekondigd tijdens een tour de force van de Antwerpse gouverneur. Ik twijfel of de plannen voor een fijne afsluiter met onze camperbubbel nog door kunnen gaan. De dochters van onze vrienden berichten over de laatste verordeningen, maar hun ogenschijnlijk kalme vader sust. De reisbubbel waarmee wij zijn vertrokken telt wat hem betreft tot het echte einde van onze congé, een laatste nacht op camping Kaardijk inclusief. Hun jongens mogen wat hem betreft gewoon mee.

 

Dinsdag 28 jui

We fietsen vandaag naar het centrum om er al eens een kijkje te nemen en uit te zoeken wat of hoe Chartres en Lumières precies is. De juffrouw van de receptie wees de weg, de poort uit en onmiddellijk links, door het bos rond de camping tot aan de Eure en die volgen tot in de benedenstad. Het fietstochtje op zich is goed te doen, het boswegeltje alleen te voet en misschien liever niet in het donker deze nacht. Het woord ‘benedenstad’ had het eigenlijk al moeten verraden, de kathedraal en het historische centrum liggen makkelijk 50m hoger boven de rivier en dat is door de oude altijd maar smaller wordende straatjes een dodelijke klim. De laatste hoogtemeters doen we zelfs te voet met de fietsen aan de hand. Hijgend stallen we onze rijwielen op het plein voor de Notre Dame, spiedend naar een niet al te druk terras. Zo rond etenstijd valt dat best wel tegen. Het lichtsprectakel begint à la tombée du nuit. Een richtuur op de affiche zetten was te moeilijk. In een van de omliggende kasseiwegeltjes van de middeleeuwse stad, komt net een tafeltje vrij op de stoep voor het Café des Arts. Oef.

Daar gezeten met een biertje in de hand overlopen we de planning van de dag. Als we bij het vallen van de nacht nog naar die lichtjes willen komen kijken, moeten we tussendoor misschien nog even naar de camping terug. Want met alleen een marcel in onze knoken getrokken, mijn knoken dus want Marc heeft er nog altijd géén, voel ik mij een beetje underdressed. Kunnen we deze avond iets netter gekleed rond een uur of zeven terug naar boven komen, uit gaan eten en na de koffie op wacht zitten bij de kerk. Cris zoekt wat op zijn gsm naar restaurantjes of wat er hier verder nog te zien is in de buurt. Ach kijk ook een Armand Thiery waar hij in Périgueux wat hemden in de zomersolden vond. Misschien vindt onze marcelloze kameraad daar zijn gading wel.

Tegenover het caféterras valt mijn oog op de etalage van een snuisterijenwinkeltje met jawel een schilderijtje van een aap. Ik ben, hoe kan het anders, onmiddellijk voor dat chromatische canvas verkocht. Mieke ziet zonder verdere uitleg al het verband en zelfs met die wetenschap is ook Cris  gewonnen voor het kleurrijke hebbeding. Ga hem dan halen. Ach god weet wat kost dat, veins ik nog? 150 euro mompel ik bij een laatste slok van mijn Rousse Eurélienne. Dat valt mee, probeert mijn liefhebbende vent die mijn vertwijfeling kent. Ga binnen eens kijken, misschien hebben ze er nog. Hij heeft gelijk, er hangt een tweede collectors print van Patrice Murciano.

‘The Origins’ aan het raam en binnen, bijpassend doch met iets minder dat die-moet-ik-hebben-effect, de ‘DJ Monkey’. Cris, roep ik achter mijn kriebelende mombakkes en vanuit de winkeldeur, kom eens kijken. Neem ze alletwee, zou mooi staan in de studio aan zee. En hoe ga ik die op de fiets tot op de camping krijgen, sputter ik nog tegen? Ze pakt u die wel in, gebaart hij naar de dame van Magasin Tuvache die vragend in onze richting kijkt. Bonjour, j’ai vu la peinture du singe. Ik krijg een ganse leering over de opmerkelijke werken die het midden houden tussen Scribbling, Pop Grunge en New Pop. Waar zat ik met mijn idiote hoofd toen ik dacht dat het gewoon om het genre Pop Art ging.

De canvassen worden één voor één in bubbelfolie en bruin papier verpakt. Blij als een kind sta ik terug bij het terras en volg de rest langs de etalages in de winkelstraat, solden hoef ik vandaag niet meer. Ik heb alles wat mijn hart verlangt, of toch wat ik met Cris zijn centen kopen kan. Die gaat shoppen bij zijn favoriete Armand en zelfs Marc vindt daar eindelijk een marcel. Kijk een t-shirt: Besoin de 6 mois de vacances, 2 fois par an. Dat is er echt eentje voor Lennert, denk ik, terwijl mijn wederhelft kijkt al naar een geschikte apenmaat. Die mag bij in het joenk zijn jaarlijkse souvenirtjeszak. Ik stuurde hem een foto van mijn twee apen. De eerste is echt heel mooi, komt er terug. Als we terug thuis zijn, kunnen we ze samen gaan ophangen aan de zee. Kunnen we, antwoordt hij gedwee. Instant happiness.

’s Avonds fietsen we over de grote baan naar het fietspad langs de Eure en naar de stad terug. Apéro en een XL hamburger met een gebakken Camenbert, comfortfood bij l’Annexe en dan in spanning wachten op de historische lichtevocatie. Madamme Tuvache, die van het kostelijke apenkot, wist me nog te zeggen dat het geafficheerde à la tombée de la nuit, vandaag ongeveer rond half elf valt. De projecties op de voorgevel en de torens van de grote kerk starten afhankelijk van het duister dagelijks op een ander uur. Het wordt een beetje bibberen ’s nachts gezeten op een koude steen, maar de ervaring is de beproeving meer dan waard. Het klank en lichtspel schildert ons de geschiedenis van de kathedraal en daarmee ook het verhaal van Chartres, beide hebben oorlogen en de tand des tijds in verschillende gedaantes en dimensies mooi doorstaan. Een aanrader dus en de fantasmagorische beleving overtuigt Cris en mij om de Chroma-projectie in Amiens, die we vorig jaar door een hevig onweer hebben gemist, vooralsnog te gaan bekijken.

 

Woensdag 29 juli

Traject: Chartres – Amiens, 251 km

De overdaad aan rundsburgers en Franse kaas houden mij, nochtans knus onder mijn donsdeken, ’s nachts nog lang wakker. Die twee apen vooraan op de bank zitten er misschien wel voor iets tussen. Apenkuren en muizenissen, hoe dan ook: niet goed geslapen, niet. Met een sloot koffie achter de kiezen en een duffe kop, stemmen we de route af naar Camping des Cygnes een eind buiten het centrum van Amiens. Het wordt opnieuw een stevige rit. Hoewel, tijdens andere zomervakanties hebben we op de heen- en terugreis steevast langere trajecten afgelegd. Konvooi rijden is precies net iets vermoeiender op de baan. Mieke rijdt nooit, Cris met zijn gezwollen voet deze vakantie omzeggens niet. Marc moet mijn onvoorspelbare rijstijl proberen te volgen, ik in het drukke verkeer rekening proberen te houden met hem. En als de gpssen dan nog eens onderling van mening gaan verschillen, dan is het helemaal mooi onderweg.

Dit keer is het niet anders, maar we houden elkaar strak in het oog en komen een flink eind over de middag samen bij de camping aan. Een beetje thuiskomen voor ons, want we spelen hier opnieuw op bekend terrein. De Transit-airco loeit en Mieke wacht in de Fiat-cabine naast mij terwijl onze wederhelften het kantoor binnenstappen om de laatste nachten te gaan regelen. Hier gelden al ‘belgischere’ regels, want Le Nord kleurt als departement oranje en daarmee wordt gans de regio van Hauts de France en dus ook Picardië een risicogebied. De adviezen van de Mairie zijn hier niet meer vrijblijvend: port du masque obligatoire dans tous les lieux clos, et recommandé sur les marchés de plein-vent, en complément des gestes barrières.

De camping werd vóór corona overgenomen door een nieuwe uitbaters en Cris vertelt hoe hij vorig jaar de receptioniste ter hulp moest schieten om een bende balorige travellers bij de lurven te helpen grijpen. De poorten worden tegenwoordig gesloten, ook à la tombée da la nuit. Wie er na valavond nog op of af wil heeft dus een de veiligheidscode nodig. De medewerker aan de balie drukt onze mannen op het hart: deze code niet doorgeven, niet. Hier ook weer het gekende scenario: kies maar een plaats uit, want de camping staat door corona voor driekwart leeg. We draaien en keren wat op de percelen links van het sani-blok, waar staat de stroompaal en is onze draad wel lang genoeg? Ik herinner mij dat we bij het laatste bezoek hier de Autoroller nog ergens een meter op moesten schuiven om aan elektriciteit te geraken.

Wie staat waar? Terwijl we onze bivak nog op aan het opstellen zijn arriveren er twee Vlaamse chiro-juffers met een VW-Caddy. Ze zijn net begonnen aan hun roadtrip en houden hier halt voor een eerste stop. Toch niet van Antwerpen he? Feitelijk wel, van Kappelen grappen ze terug terwijl ze met de rugzak richting centrum trekken. Morgen zijn ze alweer weg. De fietstocht langs de Somme en het bezoek aan Amiens bewaren wij tot dan. C’est le temps de l’apéro. De belangrijkste maatlijd van de dag, zou juf Mieke zeggen.

Normaal gezien zouden we zaterdag bij haar op de hof en op veilige afstand passeren, omdat we elkaar dit jaar in Frankrijk hebben gemist. Dat heet, ze schrapten door corona hun jaarlijkse vakantie aan de Gironde. Ik checkte de afgelopen dagen nog even of die plannen met de strengere bubbels zouden doorgaan. Niet door contactbubbels, maar wel een ongeval stak er een stokje voor. Onverwacht zat mijn schoolcollega vooralsnog in het zuiden en keert nu samen met haar dochter in een ambulance terug. Ze vertelt het later allemaal nog wel. Moet toch wel ernstig zijn, zegt ons eigen Mieke als ze iemand van Lyon via de weg repatriëren. Die zorgen klinken we ook met een laatste glas pastis maar weer weg. Medicinaal gebruik.

 

Donderdag 30 juli

Na een zwoele nacht trappen we langs de Somme tot midden in de stad. Fietsen stallen bij de kathedraal en dan eens naar de kanaaltjes tussen de oude pakhuizen gaan kijken, vandaag de uitgaansbuurt. Na het bewonderen van de majestueuze Notre Dame loopt het tegen het middaguur dus zoeken we een plaats uit op het terras van Le Rétroviseur, een non-stop taverne om de hoek. Triple K en cinquante et pour moi un Slash. Een rood fruitig bier gebrouwen in Saverne, Zàwere in het Elzassisch, een stad waar we al eens vaker kwamen. Fille du fruit défendu, arômes maltés, fruits secs et amandes. Een bitterzoet biertje van 8% dat binnenloopt als limonade, gevaarlijk spul dus nemen Cris en ik er een Picardisch tappasbord bij met Maroilles. Marc wat gefrituurde hapjes en aansluitend voor iedereen nog een Romeinse voorloper van de pizza. Ik hou het wijselijk op de hamburger uit de suggesties op de ardoise, maar dit keer zonder gebakken camenbert en al helemaal geen XL.

We wandelen nog wat door de straatjes achter de kathedraal en keren met een ommetje door de drukke winkelstraat naar de camping terug. Marc en Mieke pakken in en wij rijden ’s avonds nog naar de stad terug om er naar het klank- en lichtspel van de Notre Dame te gaan kijken. Anders dan in Chartres, minder verhalend en met meer technologische tierlantijntjes gebracht. Masques obligatoir. Een steward kijkt streng toe op het naleven van die mondmaskerplicht, want zelfs één meter afstand houden is hier quasi onmogelijk. Het hoogtepunt van de Chroma-projectie, de rest van de flitsende show duurt slechts een klein half uur, is inkleuren van alle beelden in de gevel  zoals het er in de middeleeuwen moet hebben uitgezien. Chromatisch dus. Een wow-effect en een vol uur de tijd om de kleurenpracht van de oude beelden te bewonderen. Echt om kippenvel van te krijgen, maar dat kan ook aan de nachtelijke temperaturen zijn gelegen.

Voldaan fietsen we door het donker terug en we geraken de automatische poort lichtjes tegen mijn verwachtingen probleemloos terug binnen. Onze vrienden liggen net onder de wol wanneer wij bij de campers arriveren. De fietsen gaan voor de laatste keer terug op de drager deze reis, want morgen steken we met frisse tegenzin de Frans-Belgische grens een dag vervroegd weer over. Zo ontlopen we de Passenger Locator Forms en de irritante vragen omtrent onze onmogelijk te reconstrueren lijst met whereabouts. Ze moeten uw reisverslag maar lezen, grapt iemand thuis. Nee, geen contacttracers nodig. Wij zaten zonder het minste twijfel veiliger in onze camperbubbel dan dat we in Leuven of drie weken aan de Vlaamse kust in ons tweede verblijf waren gebleven.

 

Vrijdag 31 juli

Traject: Amiens – Ruisbroek, 257 km

We komen na de middag aan bij Marc en Mieke in Ruisbroek, het eerste wasvat draait al terwijl wij de laatste flessen wijn uit de koelkast halen. Straks nog eten bij Clothilde en dan eens vroeg naar bed. Het is mooi geweest, ondanks alle onhebbelijkheden van het nieuwe normaal waarop niemand heeft zitten wachten. Het is goed geweest, ondanks de kleine bezorgheden om onze vriendjes en wat dingen thuis. Ik schrijf nog een paar woorden en een welgemeende dankjewel op één van de niet verzonden ansichtkaartjes en stop die stiekem bij onze vrienden in de bus. Dingen die ik morgen bij het afscheid, waarchijnlijk niet gezegd ga krijgen met een krop in de keel. Merci voor alles, het was een tof verlof!

Zaterdag 1 augustus

Traject: Ruisbroek – Beveren, 31 km

Naar Lennert stuurde ik vannacht nog dat we terug zijn in het land. Hem mis ik, sinds we hem op een blauwe maandag tegen kwamen, op vakantie doorgaans het meest. Toch reppen we ons niet naar Bertem, want straks gaan we samen met die twee nieuwe apen sowieso een keer naar zee. Na alle berichtjes en oplopende emoties van de voorbije weken, wil ik vandaag zelf even gaan kijken of het wel OK is met Janik. Hij moet vandaag niet werken. Dat treft want we hebben in de koffer nog een krat rosé…

 

Zondag 2 augustus

Traject: Beveren – Leuven, 75 km