Zomervakantie 2012
Zaterdag 7 juli 2012
Traject: Leuven – Beaugency, 485 km.
Gisteren zat ik op school nog een DVD te compileren met de laatste beelden van onze toen nog onbezorgde en voltallige zesde klas, vandaag moeten we al vertrekken voor ons ‘groot verlof’. Voor het eerst in mijn onderwijsloopbaan begrijp ik de collega’s die al ergens rond de paasvakantie reikhalzend uitkijken naar de zomervakantie om hun batterijen terug op te laden. Nooit tevoren – zelfs niet als schoolgaande knaap – heb ik zo hard verlangd naar het einde van een schooljaar. Een paar weken ertussen uit, weg van alle werkgerelateerde en persoonlijke beslommeringen. Beide weerhielden ons er trouwens van om concrete reisplannen te maken, ook al nam ik me bij een vorige trip wel eens voor om in de toekomst beter voorbereid aan onze camperreis te beginnen.
Verder dan het idee van een bezoek aan het mythische Carcassonne en ‘en passant‘ even langs Lourdes te rijden, zijn wij eigenlijk nooit gekomen. Tot de laatste dag voor de afreis gewerkt, ben ik in mijn hoofd eerlijk gezegd helemaal niet klaar voor deze – hopelijk – twee weekjes vakantie. Familiale omstandigheden dwingen ons om rekening te houden met een mogelijk vervroegde terugkeer en in deze gemoedsgesteldheid zou ik zelfs durven afzien van deze reis. Mijn echtgenoot is echter gebonden aan veertien op voorhand vast gelegde dagen congés payés, dus moeten én zullen we ons vandaag nog in de uittocht naar het zuiden storten. Bereidwillig stem ik in met een tussenbestemming waarvan ik de camperplaats tijdens de voorbije dagen zelf al eens had opgezocht: Beaugency, aan de Loire.
Het is ruim drie uur in de namiddag wanneer we thuis de straat uitrijden en een akelige stem ons beveelt een scherpe bocht naar rechts te nemen richting E40. Ons late vertrek heeft de grootste verkeersdrukte ontweken maar in de periferie van de Franse hoofdstad neemt de densiteit razendsnel toe. Omdat ik als de dood ben voor het grootstedelijke verkeer op de Parijse binnenring, navigeert Cris over de Francilienne – niet beseffend dat het een heksentoer betreft om daar te geraken vanuit noordelijke richting. Aangezien het westelijke deel van de A104 ontbreekt, loopt de logische route om vanuit onze contreien naar de zon te rijden over de A86 – ook wel de Péréphirique Extérieur genoemd – voor iedereen die de dagelijkse drukte mijden wil op de Boulvard Péréphirique.
Met al zijn ringen krijgt de lichtstad zowaar de allures van een hemellichaam, ik duizel er alleszins van wanneer TomTom middels zijn TMC antenne een file op de oorspronkelijke route probeert te ontwijken en me een nieuwe route voorstelt. Op de radio orakelt een nauwelijks verstaanbare omroeper iets over tientallen minuten vertraging en een ongeval op één van de ringwegen. De stroom voertuigen stokt zichtbaar voor de oprit naar de Parijse buitenring, een licht paniek maakt zich van me meester. Mijn enige houvast in deze verkeershel – het kaartje dat me door het asfaltkluwen moet gidsen – verdwijnt en één of andere voor mij niet langer interpreteerbare tekst verschijnt op het schermpje, gevolgd door de keuze tussen JA of NEEN. Te veel impulsen en te veel opgekropte stress van de voorbije weken; de cabine van onze Ducato gonst van de niet langer binnensmonds uitgesproken vloeken wanneer ik er in a split second voor kies om Tom en de snelweg te blijven volgen. Het voorgestelde alternatief betekent dat we ons naar de binnenring haasten om daar tussen alle andere opgefokte automobilisten aan te gaan schuiven…
We moeten al ver op onze tussenbestemming geweest zijn, eer het opkomende echtelijke dispuut ontmijnd was en mijn stresslevels terug tot een aanvaardbare hoogte waren gezakt. Nog onderwijl we onze voeten al onder tafel hadden geschoven bij “Le Paille en Queue“, een brasserie met Creoolse keuken in een van de smalle straatjes achter de donjon van het château de Beaugency, zette de discussie over het al dan niet volgen van de vervloekte GPS zich voort…
Zondag 8 juli 2012
Traject: Beaugency – Saint-Émilion, 415 km
Mijn directeur in Heverlee had me eergisteren nog aangeraden zeker eens langs Arcachon te rijden, mochten we in de buurt van Bordeaux zijn, wat ik hem als vage aanduiding had gegeven op de vraag welke richting we deze zomer uit zouden trekken. Ze hebben er de hoogste duin van Europa! Nog zichtbaar onder de indruk van zijn eigen passage ginder, maakte Marc zich klaar om de luwte van de duinen aan de Vlaamse kust op te zoeken en tot rust te komen. Een behouden reis en tot in september !
Verkwikt door een aangename nacht onder de platanen op de camperplaats, prikken we samen een volgende etappe onderweg naar het zuiden. In de groene Michelingids lonkt de – naar eigen zeggen, maar dat beweren ook Metz en Lyon van zichzelf – tweede lichtstad van Frankrijk naar ons, doch de grootstedelijke ervaring van gisteren is nog niet ver genoeg verdrongen om al aan een nieuwe avontuur te beginnen. Citytrippen en motorhomes combineren in onze ervaring niet bijster goed, we houden het veiligheidshalve op een France Passion deelnemer in Saint-Émilion: Château de Rol. Als we daar dan toch zijn, kunnen we ook wel eens naar die megaduin gaan kijken.
Zonder noemenswaardige disputen met onze madamme, vinden we het uitnodigende erf van onze gastheer. Wanneer we goed en wel geparkeerd staan trekt de hemel dicht, maar de malse bui klaart gelukkig even snel weer op als ze is gekomen. Nog net tijd genoeg voor een kort wandelingetje in de omgeving, om op het afgesproken uur terug te zijn voor een proeverij. Het is een grijzende mijnheer die zich over ons ontfermt, de kostbare wijngaarden binnen de omschrijving van Saint-Émilion werden in het huwelijk gebracht door mevrouw. Hijzelf was erfgenaam van een wijngoed in Lussac, één van de omliggende (deel)gemeenten die Saint-Émilion op het etiket mogen vermelden. Vandaag zijn het evenwel de zoon en dochter die het hard labeur voor hun rekening nemen, vooral dankzij het enthousiasme van die laatste zijn ze begonnen met het ontvangen van campingcarists. In de wat groezelige keuken van de oude boerderij gezeten, doet hij ons de beste wijnen proeven die de familie Gaec-Sautereau produceert.
We zitten onder het golfplaten prieeltje en een vijgenboom bij de ondergaande zon nog wat na te genieten van een glas wijn wanneer de heer des huizes enigszins verveeld komt melden dat het misschien beter is onze motorhome te verplaatsen. Zich breed excuserend legt hij uit dat hij ’s zondaags normaal gezien deze plaatsen hier tegen de wijngaard afsluit met een lint, omdat zijn zoon ’s anderendaags al voor dag en dauw de wijnranken komt sproeien. Nu wil het toeval dat hij vandaag naar de Tour aan het kijken was toen wij arriveerden en zodoende… Dat wordt moeilijk grap ik nog, we hebben al gedronken en mogen niet meer rijden. Pas op voor zijn tractor is het geen probleem als we blijven staan, maar we zullen ontiegelijk vroeg gewekt worden en onze ivoorwitte camper zou wel eens van kleur kunnen veranderen; grapt onze gastheer opgewekt terug. Dat laatste argument geeft de doorslag, we zullen wel achter zijn nederige doening gaan staan. Bedankt voor de waarschuwing en nog een prettige avond verder !
Maandag 9 juli 2012
Traject: Saint-Émilion – Arcachon, 110 km.
Rotondes zijn duidelijk niet zaligmakend, met een slakkengangetje schuiven we aan op de N250, van rond punt naar rond punt, tot de stem uit het doosje tegen de voorruit het nodig vindt ons door enkele residentiële wijken te jagen: u bent in de buurt van uw bestemming. Not even close, tussen ons en de opgegeven plek ligt een voetbalveld en wij staan in een doodlopende straatje voor een betonnen wand! Mijn lieftallige echtgenoot lost dat euvel op met enkele tikken op het aanraakscherm. Enkele verwensingen later en met een kleine omweg komen we vooralsnog aan bij de op het eerste zicht volle camperplaats van Arcachon. Met een beetje goede wil kunnen we onze korte camper er nog tussen wringen, pal naast de ingang en knal in de bomen. De auto blijkt hier onmogelijk waterpas te krijgen, plaats om buiten te zitten onder de luifel is er niet, het verkeer raast achter ons voorbij en echt netjes ligt de servicezuil in het midden van de parkeerplaats er eerlijk gezegd niet bij. Hier blijven we geen twee dagen staan, wat feitelijk onze bedoeling was. Gelukkig weet Cris zijn madamme wel dat er een camping is: Club d’Arcachon, op wandelafstand van Arcachon-plage overigens.
Horizontaal staan we op het ons toegewezen perceel evenmin, maar we hebben al schever gestaan op duurdere campings dus laten we het maar zo. Eerst een vers stukje baguette verorberen en dan fietsen we naar de Dune de Pyla, aan de Atlantische kust in La Teste-de-Buch, vlak voor de geul naar het Bassin d’Arcachon.Deze gigantische stuifduin – een halve breed en ruim drie kilometer lang – varieert in hoogte van 100 tot 117 meter boven de zeespiegel, onderhevig aan een aanlandige wind die zorgt voor afzetting vanaf een voor de kust liggende zandbank. De duizenden toeristenvoetjes die zich dagelijks een weg naar omhoog en naar beneden banen, steken de afvlakking van deze gigantische duinrug dan weer een handje toe. Busladingen worden van heinde en verre aangevoerd en met onze fietsen aan de hand worden we verzwolgen door de stormvloed kijklustigen die zich een weg zoekt naar de voet van de duin. Op de qua afmetingen al even tot de verbeelding sprekende parking kan je schijnbaar ook met de motorhome blijven overnachten, maar wij zijn tevreden met onze camping.
Voor wie niet al te tuk is op grote hoogte, wordt dit zelfs een duizelingwekkende klim. Het uitzicht over de baai en de oceaan is inderdaad adembenemend ! De polyesteren trapelementen, die ze voor het gemak van de bezoekers op de oostflank hebben neergepoot, laten we links liggen en we storten ons in een gewaagde afdaling. Met elke stap voorwaarts versnelt je pas en zak je een meter lager tot halverwege de knieën in het mulle zand. Dat deze onderneming niet geheel risicoloos was, bewijst even later een onbesuisde knaap door pardoes te struikelen in zijn haast om zijn makkers bij te benen en ogenschijnlijk zijn nek te breken tijdens zijn val. Gelukkig veert de tiener even snel weer recht, schudt wat verdwaasd het zand uit zijn warrige haardos, en zet zijn afdaling aan een raadzamer tempo verder. Opgeschrikt door het spektakel, laat ik me terug wegzakken in de terrasstoel en concentreer me verder op het fris getapte biertje dat geduldig op het bistrotafeltje wacht.
Misschien neem ik straks nog een snelle duik in het campingzwembad. Eerst moeten we wel nog terug geraken, maar daar zal de fiets-Garmin wel voor zorgen. In tegenstelling tot die vervloekte TomTom begint dit toestelletje niet om de haverklap te kwetteren, maar wijst ons met een discrete beep én van de eerste keer de juiste richting. Mooi, zo hebben we voor het avondmaal nog tijd voor een aperitiefje – of meerdere. Het zwembad zal voor een andere keer zijn. Terwijl we ’s avonds nog wat bij de motorhome zitten, wordt de ene na de andere nog beschikbare plaats ingenomen door kampeerders die gebruik maken van de beterkope camperstop-formule.
Morgen gaan we varen op de baai, naar het Vogeleiland en ik wil een plateau de fruits de mer !
Dinsdag 10 juli 2012
Vanaf de camping ben je via een voetweg in een kwartuurtje bij het centrum van de badplaats; de vriendelijke dame van de camping markeerde het gisteren op een gefotokopieerd kaartje en met de Garmin in de hand kunnen we niet missen. We blijven nog een dagje ter plaatse en zijn dus allesbehalve gehaast. Net als gisteren hangt er een lage bewolking, maar vandaag is die overwegend grijs. De dreigende bui maant ons aan om toch maar een paraplu of regenjasje mee te sleuren – nodeloos uiteraard want als je ze bij hebt, is het doorgaans slechts ballast. Wanneer we de eerste boutiques en bazaartjes bereiken, maken de grauwe wolken plaats voor een schuchtere zomerzon. Na een verkennende wandeling door de toch wat mondainere badstad dan hetgeen we aan de Franse kust gewoon zijn, zoeken we een restaurantje op promenade. Liever dan nu in te schepen voor een rondvaart en vanavond terug te komen om uitgebreid te tafelen, zullen we gewoon gaan lunchen en na de boottocht gezellig terug naar de motorhome stappen. Misschien waag ik dan vanavond nog even een duik in het azurblauwe water.
Eetgelegenheden bij de vleet in de nabijheid van de pier; mijn oog valt op de zeevruchtenschotels van Cap’tain Aldo. De ijverige maître gebaart ons een tafeltje voor twee in te nemen op het overdekte terras en stelt ons gezwind de kaart ter hand. Naarmate ons voorgerecht vordert, loopt het terras vol: aan het tafeltje naast het onze schuift een stel gebronzeerde jongemannen aan. Stiekem verdenk ik hen ervan dat ze zopas nog op het strand hebben liggen rollebollen. De oudste wrijft snel met een wat gegeneerde blik het zand van zijn voorhoofd en de guitigste volgt gedwee hetgeen de andere van de kaart bestelt. Verder versta ik in het geroezemoes van de omliggende tafels geen bal van de conversatie tussen beiden, hun Frans gaat me te snel en hun accent lijkt in niets op hetgeen wij op school leren. Ik grap naar Cris dat het precies een koppel lijkt. Hij denkt hetzelfde, want hoe die twee naar elkaar kijken… Dat niet alleen, ze roken ook uit hetzelfde pakje…
Achterovergeleund mensen en hun gedragingen observeren, is er eigenlijk iets leukers ?
Nog een stevig kopje moka, of “un petit café” zoals ze hier steevast voorstellen wanneer ze je tafel afruimen en voor je de rekening kan vragen, dan gaan we kaartjes kopen voor de excursie rondom l’île aux Oiseaux met zijn befaamde paalhutten. Dit folietje wordt je overigens aangeraden in de Michelin/Lannoo uitgave “Met de camper door Frankrijk” en we beklagen het ons allerminst. Het likijsje dat we onderweg naar de camping opsnoepen daarentegen des te meer. De ganse avond lijkt het nog tegen de zeevruchten en de straffe koffie te worstelen in mijn kramperige buik.
Voor mij de eerste dagen geen schepijs meer !
Woensdag 11 juli 2012
Traject: Arcachon – Capbreton, 170 km.
Kort voor de middag verlaten we de camping en zetten onze reis naar het zuiden verder. Zonder concrete plannen om de komende dagen in te vullen en niet meteen zin om in één trek naar Lourdes te rijden, overwegen we een ommetje langs Biarritz, het hippe surferparadijs. Het idee langs Baskenland te rijden, spreekt me wel aan; maar dan eerder om de door Spanje en Frankrijk geknechte regio in haar geheel te bezoeken. Dat houden we achter de hand voor een volgende reis en stellen de camperplaats van Capbreton als bestemming in. Deze strandparking biedt accomodatie voor 120 motorhomes: daar zal beslist een plekje vrij zijn, wat ik in het geval van Miarritze betwijfel.
We verlaten Arcachon langs dezelfde weg die we gekomen zijn, de auto’s in de tegenovergestelde richting schuiven nog steeds aan van rotonde naar rotonde. Wanneer we de snelweg verlaten en Capbreton binnen denderen, worden we nog maar eens in het ootje genomen door de snode madamme. Ze leidt ons de “Rue des Chevreuils” in, maar die geeft uit op een zandwegje: geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om die mottige trut daarin te volgen ! Rechtsomkeer. Gevloek en getier omdat je geen staat op dat onding maken kan. Doch enkel kalmte kan u in zulke situaties redden en Cris weet zijn cool doorgaans wat langer te bewaren. Voor ons aller zielenheil neemt hij het stuur van me over. Sidderend van opwinding spied ik naar richtingaanwijzers op de langgerekte rotonde waar we met een kluitje het spreekwoordelijke riet ingezonden werden. Nu we uit de tegenovergestelde richting komen aanzetten, springt de signalisatie “aire de camping-cars” ons wel in het oog. Onderwijl TomTom zijn hindernissenparcours nog aan het herberekenen is, volgen wij de pijltjes al ter bestemming.
Plaats te over én pal tegen het strand, ik wil in zee ! Maar eerst wandelen we even naar het centrum om brood en om er een kijkje te nemen. Dat we hiervoor rekenen op chaperonnerende elektronica ontstemt me slechts matig, de wandel- en fietsgps heeft tot hiertoe zijn beste beentje voor gezet, toch prent ik me de straatnaambordjes onderweg in het hoofd. Je weet maar nooit of we straks de weg toch nergens moeten vragen… Met enkele baguettes onder de arm en een handvol geurige olijven in de boodschappentas keren we terug. Padvinders als we zijn, experimenteren we zelfs wat met de functies van de Garmin-trukendoos. Blijkbaar is die ook in staat om een algemene richting aan te houden en u zelf de paadjes te laten kiezen, handig. Zo kom je nog eens ergens in plaats van langs de straten te marcheren, op mijn espadrilles sla ik met plezier de kleinste wegeltjes en zandbaantjes in !
Zoals een jong verliefd koppeltje – maar dan wat verder van elkaar – dartelen we een eindje door de branding, tot Cris zoetjesaan genoeg heeft van het zilte zand en aanstalten maakt om zich verder in zijn phantasy-turf te gaan verdiepen. Naar het voorbeeld van de Pyreneeën duik ik zelf ook nog even in het ruime sop vooraleer terug over de duinen te klauteren. Wie zee en strand blijft associëren met jeugdsentiment en herinneringen aan onze Vlaamse kust, ervaart telkens weer die kinderlijke verrassing bij de aanblik van een bergachtige einder die in de oceaan verdwijnt. De schaduwen worden langer en de magie van het avondrood lokt me opnieuw naar het strand. Pure romantiek.
Donderdag 12 juli 2012
Traject: Capbreton – Lourdes, 165 km.
Nog even aanschuiven bij de loosplaats, dan vertrekken we op beeweg naar Lourdes: een echte bedevaart durven we het niet noemen, daarvoor zijn we beiden te veel agnost. Mijn moeder en grootmoeder houder er wel aan dat, wanneer we uit gezonde nieuwsgierigheid eens naar de grot en het heiligdom er rond gaan kijken, er ten minste een kaars ontstoken wordt voor mijn vader. Wie zijn wij om hun geloof en hoop in twijfel te trekken ? Baadt het niet dan schaadt het niet, zeggen ze thuis. Dus wij gaan een kaarsje branden en ons kortstondig onderdompelen in alle clichés die het Pyrenese oord rijk is; of liever rijk hebben gemaakt.
In de buurt van Bayonne, hoofdstad van de regio Pays-Basque, zwenken we “La Pyrénéenne” op: de snelweg naar Toulouse. De zon staat hoog aan het firmament wanneer we bij Soumoulou, een voorschoot groot dorpje in het departement Pyrénées-Atlantiques, het vertrouwde asfalt achter ons laten en onze madamme volgen tot bij de ingang van de officiële busparking met annex camperplaats. Het machientje moet de kracht van de Maagd gevoeld hebben want ze toont ons zonder verdere capriolen meteen de juiste weg. We parkeren de motorhome met de neus naar de Pic du Jer en ik troon Cris mee langs kraampjes met plastieken aflaten en afgeprijsde beeltenissen. Het menselijke memorie is een vreselijk ding: ruim een kwart eeuw ging erover heen en toch lijkt het alsof ik hier gisteren nog was !
Behendig haalt Cris de blauwe kroontjes van de onzelievevrouweflacons en vult ze met het water van de grot, die souvenirs gaan mee naar Sint-Truiden. Wij nemen zelf wel genoegen met een paar flesjes wijwater van de Heilige Emiel, wiens sanctuaire we eerder deze week bezochten. Bij het aanschouwen van de massa jongeren die hier zelfs op een doordeweekse dag hun geloof komen belijden, glijdt er onwillekeurig een rilling van mijn rug…
Gesterkt door de kracht van de bron en met het gebed van Bernadette Soubirous onder de arm, zijgen we neer op een zonnig terras ver weg van de biddende menigte. Terwijl de garçon onze bestelling op tafel plaatst, hang ik aan de lijn met het thuisfront: ja we zijn in Lourdes, ja een kaars gebrand hebben we al, mooi weer ja, geen nieuws verder ? Het ziet er naar uit dat we niet in zeven haasten naar huis zullen moeten. Mijn vader stelt het voorlopig en gezien de omstandigheden betrekkelijk goed, stiekem prevel ik dan toch maar een Weesgegroetje. Baadt het niet, dan schaadt het niet.
De kaarsjesprocessie laten we voor een keer aan ons voorbij gaan, wij spelen liever een partijtje petanque naast de motorhome. Ergens op de parking pruttelt oneerbiedig een stroomgroepje, de avond valt hier in de bergen precies sneller dan aan de kust en geluiden klinken luider. Tijdens de vaat roept een voorbijganger me toe door het hek dat de parking van de straatkant scheidt. Een uur later sta ik nog steeds met de handdoek in de hand te keuvelen met die man uit Tremelo, zijn vrouw wacht op hem in de camper hier vooraan. We hebben hier onze plicht gedaan; morgen rijdt hij verder naar Cap d’Agde, wij naar Carcassonne.
Vrijdag 13 juli 2012
Traject: Lourdes – Carcassonne – La Mée (Vilalier), 275 km.
Zoals meestal ontwaak ik bij het eerste ochtendgloren, heb ik al een pot koffie gezet en opgedronken voor Cris terugkeert uit dromenland. Op de vooravond van de Franse nationale feestdag staan we al eens graag in de buurt van een stad: Cris wil vuurwerk ! Tevergeefs haasten we ons over de péage naar de camperplaats bij La Cité: al bij het naderen van onze bestemming zien we links en rechts van de grote baan de motorhomes gewoon in een rij geparkeerd staan tussen de velden. Tegen beter weten in volgen we onze madamme toch maar tot bij de reeds afgesloten parking: désolé, complet. Wat nu ?
We speuren in de directe omgeving naar uitwijkmogelijkheden: bovenaan de weg staan al enkele collega’s te wachten op eentje die er misschien nog af zal rijden vandaag. De motorhome zomaar ergens neerpoten tussen de wijngaarden, zien we niet onmiddellijk zitten. Ik stel voor om wat verderaf op de parking van het Centre Hospitalier te gaan staan, in het passeren merkte ik daar ook al enkele campers op. Een horde wildkampeerders met Franse nummerplaten heeft er zich op een grasveld bij de niet langer gebruikte helihaven geparkeerd voor de nacht, of dat hopen ze alvast toch. Ik wip uit de cabine en spreek eentje aan. Ze staan hier sinds vanochtend en zekerheid dat er straks geen gendarmes komen met het dwingende verzoek op te krassen, hebben zij jammer genoeg niet.
Ik zie er geen graten in om hier ook te blijven staan, uitzonderlijke omstandigheden vereisen uitzonderlijke maatregelen. Mijn halve trouwboek is er minder gerust in: het risico in het holst van de nacht verjaagd te worden is niet onbestaande, het is te ver en je moet over een drukke weg zonder verlichting noch voetpad; neen hij telefoneert wel even naar de camping. Ook daar zijn ze volgeboekt: c’est bien le Quatorze Juillet monsieur ! Bij de toeristische dienst vertelt een vriendelijke stem hem dat het – mits betaling en met servicemogelijkheden – toegestaan is te overnachten op de parking van de squash langs de weg naar Narbonne. De exacte locatie blijkt niet zo makkelijk te vinden, zelfs de grote reclamepanelen waarop we ons moesten oriënteren zien we nergens…
Gelukkig. Weinige kilometers hier vandaan worden we met open armen onthaald op “Château la Mée”, een andere adhérent van het France Passion netwerk. Het lijkt het me haalbaar om morgen over en weer te fietsen voor een bezoek aan de middeleeuwse tourist trap. Maar nu eerst even aanmelden en dan nog ergens wat inkopen proberen te doen voor het weekend, we hadden er immers op gerekend in de bewoonde wereld te staan en een restaurantje te vinden. Na het fietstochtje naar de supermarkt in Trèbes, langs het Canal du Midi en de Pont Canal de l’Orbiel, besluit mijn dappere fietser dat het geen optie is bij nacht en ontij terug te keren vanuit Carcassonne over het hobbelige en onverlichte jaagpad, zeker niet na een copieuze menu. Zorgen voor later, ook de veertiende rijden er wellicht taxi’s…
We delen het 17de eeuwse erf met een Duitse professor en zijn blonde ega; een Schot die speciaal voor het wereldvermaarde vuurwerk – dat jaarlijks boven het Cité afgeschoten wordt – met zijn tienerdochter naar hier is afgereisd; en de hond van het château. Ons internationale allegaartje – even bont als het schoeisel van de 75-jarige oenoloog die in der haast om ons te komen begroeten een rode en een gele tuinklomp heeft aangetogen – wordt geïnviteerd voor een obscuur glaasje vin-des-amis op het terras onder de oliveten. De praatgrage en openhartige Robert heeft al snel begrepen dat les petits belges folles veruit de enigen zijn waarmee hij vlot een conversatie kan voeren. Niet dat het Engels hem niet vertrouwd is, in een vorig leven doceerde de verstrooide professor immers nog oenologie in Parijs, maar ’s mans moedertaal biedt nu eenmaal de nuances die het gesprek zo boeiend maken.
De Duitse theoloog spreekt wel een mondje Frans, maar Robert en zijn in Egypte geboren Française geen woord Duits dus antwoorden ze maar in het Engels – of iets dat net zomin op de hoofse taal van Shakespeare lijkt als het wee bit Scottish dat Alan en taterwater Demi ten berde brengen. Het lijkt wel de dolkomische set van ‘Allo ‘Allo!: Cris voorziet links alternerend Duitse dan wel Franse ondertitels en rechts vertaal ik simultaan en naar best vermogen voor onze Schotse independisten die er anders geen jota van begrijpen. Met enkele glazen vriendenwijn achter de kiezen, wordt het al gauw een Babylonisch boeltje…
De ontkurkte fles bevat het resultaat van een vergeten perceel met daardoor bij het plukken al overrijpe druiven die voor een frisse maar tegelijk ook zeer zoete vinificatie hebben gezorgd. Gaandeweg wordt het me duidelijk dat gelukzalige wijnen rood moeten zijn: lichtrood, vrolijkrood, zomersrood of feestrood. De oude man vertrouwt me toe dat men overal ter wereld stoere krachtpatsers op eik kan lageren, met forse tannines en een stevig dosage dat onmiddellijk in het hoofd zit. Rood dat fris en licht is zonder dun te wezen, vrolijk zonder oppervlakkig te zijn, plezier biedt en toch diepgang, maar zonder dat je erover hoeft na te denken, dat kan enkel een ware Fransman maken. Dat feestrood is het rood van hetgeen men vriendenwijn noemt. A la vie et à l’amitié!
Een heildronk op het leven en de vriendschap: zum Wohl en Sláinte !
Terwijl ik al ietwat licht in het hoofd de grill aansteek, stuur ik mijn schattige polyglot terug naar Robert die zich verder onderhoudt met het Duitse echtpaar. Nu we toch vrienden zijn, mogen we wellicht een tweede nachtje blijven staan en met wat geluk kennen ze het nummer van een taxi die ons na het feu d’artifice kan ophalen. Als we er morgen met de fiets ernaartoe rijden zal hij ons ’s nachts zelf wel met zijn camionette komen oppikken, maar van zoveel gastvrijheid willen wij geen misbruik maken. We passen er morgen zelf wel een mouw aan…
Zaterdag 14 juli 2012
De ochtend start betrokken en strakke windvlagen hullen het stoffige erf bij momenten in een vale waas. Onze Duitse buren zijn al vroeg uit de veren en mikken hun scooter terug op de drager achteraan hun rijdende villa; Alan en Demi zijn vertrokken om ergens een parkeerplaats te zoeken in de benedenstad men vertelde hen dat je voor het vuurwerk het beste zicht hebt vanaf de “Pont Neuf” over de Aude. Ik poog Cris vooralsnog te overtuigen om met de fiets naar de Cité te rijden en ’s avonds het vuurwerk over te slaan; onze beider tinnitus hoeft niet nog versterkt te worden. Hij wil liever met de camper terug, net als onze nieuwe Schotse vrienden. Uw wil geschiede, en vrede aan alle mensen…
Parkeerplaats dichterbij de Cité vinden is er ook vandaag niet, dus rijd ik opnieuw tot bij het Centre Hospitalier. Vandaar gaat het te voet verder: in contrast met zijn forse tegenargumenten gisteren, lijkt de afstand vandaag nogal mee te vallen voor de pijnlijke rug van mijn geliefde hernialijder; de juiste pilletjes en wat wilskracht verrichten grotere mirakels dan een bedevaart naar Lourdes. Onderweg zijn al behoorlijk wat personenwagens op de omliggende akkers samengetroept, vanaf de “Aire du Belvédère de la Cité” langs de “Autoroute des Deux Mers“ waaien vrolijke tonen van een zomers chanson ons aantegen. Mensen liggen in de berm te zonnen of zijn op een deken gezeten aan een pic-nic begonnen. Wat is hier gaande ? Iedereen zit hier gewoon te wachten op het vuurwerk dat vanavond om half elf begint ! Elke vrije vierkante meter wordt stelselmatig ingenomen…
De Cité is geheimzinnig en sprookjesachtig wanneer ze vanuit de verte boven het landschap uittorent, maar eens je via de lices basses de nauwe steegjes bereikt hebt zit je gevangen in een toeristenval zonder weerga: groter en mogelijk nog drukker dan de Mont-Saint-Michel. Toch moet je er geweest zijn, het is zoals Lourdes maar dan voor ongelovigen en zij die hunkeren naar het aura van de middeleeuwse mystici. Twee keer schuifelen we mee rond op de mallemolen door smalle straatjes en eivolle pleintjes, de burcht bezichtigen is onbegonnen werk – amper een duizendtal wachtenden voor ons. De groene Michelin adviseerde bij Comte Roger te reserveren voor een pure verwennerij, maar we nemen het zekere voor het onzekere en bespreken voor deze avond alvast een tafeltje bij La Table Ronde – een bescheidener maar daarom niet slechter etablissement.
’s Avonds mag het huispersoneel van de graaf – die in alle gastronomische bijbels een vermelding verwierf – u al willen bejegenen met de grandeur die je bij hun prijskaartje verwacht; vanmiddag sleten ze vooraf belegde broodjes uit het raam van de keuken en serveerden ze ons koffie in kartonnen bekertjes op hun terras. Niet rouwig om onze vroege boeking, doden we in het schooltje van weleer de tijd tot het uur van onze reservatie. Cris verdiept zich in de achterhaalde pedagogische technieken die in het “Musée de l’Ecole” worden uitgebeeld. Ik wring mijn derrière in een te kleine schoolbank om met inktpot, pen en vloeipapier mijn schoonschrift te kunnen oefenen.
Twee maal Escargots à la Bourguignonne als voorgerecht, gevolgd door een succulente hap vlees; dit alles voorafgegaan door een kruidige Hypocras du Pays d’Oc. Het regionale aperitiefje heeft ons danig gesmaakt dat we onderweg terug naar de motorhome nog een slijterij binnenstappen om enkele flessen van het goedje mee naar huis te kunnen nemen. De verkeersdrukte is nog toegenomen, voetgangers en automobilisten verdringen mekaar op de wegen naar de Cité; zelfs in het midden van de rotondes staan nu al wagens geparkeerd. Een Duitse meneer wacht gelaten met zijn caravan in de file op de D342, een doorgangsweg die voor de gelegenheid tot een éénrichtingsstraatje is herleid, zijn vrouw slaat de handen om het arme hoofd; die ziet het niet meer zitten. Ik hoop dat zij niet hoopten hier nog een plaatsje op de camping te vinden en dank de Lieve Heer dat wij mogen terugkeren naar onze refuge op “Château la Mée” !
Vervuld van zoveel gelukzaligheid en met volle buikjes wippen we in de cabine van onze Ducato en sturen hem terug naar het erf van Robert Marchand, daar aangekomen krijgen we al snel het gezelschap van andere enthousiastelingen. Of we de gastheer al hebben ontmoet ? Jazeker en inderdaad een zeer innemende persoonlijkheid. Onze nieuwe buren komen hier wel eens vaker langs, eigenlijk telkens wanneer ze de kans hebben. Wij wensen hen een rustige nacht en trekken met onze stoeltjes naar een hoger gelegen plateau waar ik gisteren de remparts en schaliën daakjes meende te ontwaren. Ook hier zullen we het vuurwerk wel kunnen zien, want met mondjesmaat stromen ook inboorlingen van Villalier en Trèbes hier toe om zich aan het schouwspel te vergapen.
Zondag 15 juli 2012
Traject: Villalier/La Mée – Castres, 68 km.
Waarheen vandaag ? Cris stelt voor naar Narbonne te rijden, ik zou graag eerst even een servicepunt te zoeken vooraleer de rit aan te vatten. Je weet immers nooit waar en wanneer je ergens kan lozen, indien er zich plots een wijziging in de plannen opdringt. In het nabijgelegen Trèbes, bij de jachthaven op het Canal du Midi zou er een loosplaats moeten zijn volgens de anders wel correcte info in de Michelin/Lannoo uitgave. Het ligt op onze route maar de beloofde service beperkt zich tot de aanwezigheid van een afvalcontainer en een waterkraantje; bij het toerismebureautje verwijst een vriendelijke dame me door naar de camping municipal. Juist, toch bedankt en nog een fijne dag verder.
Met de Campergids en de poi’s van TomTom in de hand prikt mijn navigator de dichtstbijzijnde nuttige plaats, de aire van Villeneuve Minervois. Wanneer we op de D101 terug voorbij La Mée snorren, stel ik geërgerd vast dat deze coördinaten ons weg van het uiteindelijke doel leiden. Op enkele kilometers zal het niet aankomen, maar de toon is gezet voor het verdere verloop van de dag. De camperplaats is weinig meer dan een parkeerplaats bij het gemeentehuis, maar er zijn servicemogelijkheden en daarom was het uiteindelijke allemaal te doen. Het dorp ligt er wat op zijn zondags en weinig uitnodigend bij, een bezoek aan het nabijgelegen Maison de la Truffe hoeft niet. We vertoeven evenwel in de buurt van Le Gouffre de Cabrespine – gemeenzaam le gouffre géant genoemd.
Nu is mijn reisgezel wel een liefhebber van onderaardse krochten en holen, dus opper ik het idee om die grot dan maar meteen te bezoeken. In het toerismekantoortje van Carcassonne pikte hij daarvan immers een flyertje op en daarop staat vermeld dat je op de parking met de motorhome mag overnachten. Het blijkt een steile klim naar boven voor onze zwaargewicht, de Fiat wel te verstaan, maar hij heeft er minder moeite mee dan zijn passagiers. Nog wat onvast op de benen stap ik uit om een parkeerplaats te kiezen, naast de weg op een plateau in de bergflank staat een camper met Franse kentekens. Netjes positioneert Cris onze Ducato ernaast, om 14u start een geleid bezoek aan de gigantische grot – de berg moet wel volledig hol zijn want zowel in hoogte als in breedte past de Eiffeltoren onder deze koepel. Bevangen door de duisternis en het besef dat de diepte gapend onder me ligt, vlucht ik met een andere groep die net het bezoek heeft afgerond terug naar het daglicht. Een uurtje later vind Cris me terug, luierend in de zon bij de motorhome.
Het is nog vroeg en misschien kunnen we beter nog naar Mazamet, een kleine 30 km verder, rijden. Hier hebben we het wel gezien en na sluitingstijd zal het een eerder desolate plek blijken, onze Franse buurman zocht al andere oorden op, dus waarom ook wij niet. De verdere rit neem ik het stuur. Als ik de smeerlap die de software voor TomTom schreef ooit in een donker straatje tegenkom, wat met zijn programma best mogelijk is trouwens, dan zal het zijn best dag niet zijn. De D54 mag dan al mathematisch de meest aangewezen route lijken, het was allerminst een sterk plan om mij met dit gevaarte 1200 meter hoger via een rist haarspeldbochten over een steeds smaller wordende strook asfalt langs de Pic de Nore te jagen. Nauwelijks uit de tweede versnelling geschakeld tijdens het ganse traject, staat het klamme zweet me in de handen wanneer we Le Champ de Ville bereiken – met handwijzers ter plekke aangeduid als officiële aire de camping-cars.
Hier te midden van een soortement marktplein overnachten ? Ik dacht het niet, mijn ergernis neemt nog toe terwijl Cris die ondertussen terug vooraan is komen zitten de volgende halte ingeeft: Domaine d’en Laure in Labruguiere. Dit blijkt de parking van een sport- en recreatiedomein te zijn, volgestouwd met wagens van joggers en andere sportievelingen is de servicezuil zelfs niet bereikbaar en vrij zicht op het zuiden voor onze schotelantenne is er tussen de bomen ook niet. Als we hier blijven, wordt het een boekje lezen en wegraken – mocht dat nodig blijken – zal niet evident zijn omdat de automatische poort sluit om 23u. Stressvakanties bezorgen me een niet onaardige hoofdpijn en in deze toestand interesseert niets me nog, het huilen staat me nader dan het lachen en liefst van al vertrok ik op staande voet naar huis !
Rond de klok van zes gaat mijn licht uit in Castres, in de geborgenheid van een veilige municipal: met een pilletje of twee kruip ik in bed. Uren later pas ben ik weer min of meer bij mijn positieven en aanspreekbaar, samen bekijken we de planning voor de volgende dagen. Narbonne blijft een optie en met de Atlas Routier erbij verifiëren we het voorgestelde traject. Na de vele hindernissen zijn we een heel eind uit de richting en ik heb geen zin om nog eens een col te nemen omdat die klote GPS het wil. De 100 kilometer van TomTom lijken Cris niet al te bochtig, maar argwanend sommeer ik hem de ganse route vooruit te plannen. Geen péage en geen enkele Route Nationale, alleen maar D-wegen die onderworpen aan een nadere inspectie maar liefst twee cols blijken te bevatten ? Geen denken aan ! Navigeer maar over Revel en Castelnaudary naar de A61; ik rij nog liever 50 kilometer om over een deftige snelweg dan nog eens helemaal van de kaart en voor het avondnieuws al in bed te eindigen zoals vandaag…
Een koele badkuip goedkope Sangria werkt beter tegen de hoofdpijn dan Daffalgan, ik word er zowaar terug vrolijk van.
Maandag 16 juli 2012
Traject: Castres – Narbonne, 150 km.
Rond het middaguur nemen we een plekje in op Aire de La Narbonette, plaats te over want voor een aantal potentiële klanten blijkt het geautomatiseerde Flot Bleu systeem te gecompliceerd en andere malloten overnachten liever clandestien op de parking van de Carrefour een paar honderd meter van hier. Begrijpe wie kan. Zelf lopen we ook even langs het bovenstaande warenhuis om proviand, daarna bezoeken we de eerste dochter van Rome buiten Italië: Narbonne, première fille de Rome hors d’Italie. We volgen het Canal de la Robine tot bij het centrum, de vroegere Romeinse havenstad geniet duidelijk nog steeds een mediterraan klimaat. Genoodzaakt een schaduwrijk terras te zoeken, weg van de geselende middagzon, zakken we onderuit bij een zuiderse pastis. Geestrijk versterkt schepen we in voor een ritje met het toeristentreintje, kwestie van niet de ganse middag door deze blakerende zon rond te struinen om de stad te verkennen.
Bij het Office du Tourisme pikken we een fietskaartje op, morgen kunnen we misschien gaan fietsen langs het kanaal tot bij de stranden van de Middellandse Zee. Maar ’s ochtends gaan we eerst met elektrisch bootje spelevaren, het lijkt ons wel wat. De stilte van het aartsbisschoppelijke paleis en de koelte van de kathedraal brengen ons terug tot de orde van deze dag: het vinden van een restaurantje waar we morgenavond de voeten onder tafel kunnen schuiven. Geen makkelijke opdracht, maar op de terugweg naar de camperplaats vinden we er uiteindelijk eentje: Brasserie Co, een trendy en loungy ogende barresto die ons met zijn spijskaart overtuigen kan. Afspraak om half acht, zo hebben we tijd genoeg voor de geplande fietstocht…
Dinsdag 17 juli 2012
Zoals afgesproken begeven we ons ’s ochtends richting kade om met een gehuurd bootje op het Canal de la Robine te gaan varen. Zo een plastic doos met een elektromotortje valt niet te vergelijken met een motorboot en al snel geef ik het roer terug aan Cris, die zichzelf graag als skipper op een huurboot ziet waarmee de Shannon afgevaren wordt. Blij terug vaste grond onder de voeten te voelen, storten we ons op een lichte lunch bij Côté Sud. Flaneren door de winkelstraatjes haalt het van de fietstocht, want met een stevige mistral op kop lijkt het ons niet zo aangenaam. De rest van de namiddag zit ik bij de camper te bakken in de felle middagzon, morgen vertrekken we al een eind huiswaarts. Zo willen we de grote drukte op de Franse snelwegen en rond de hoofdstad vermijden.
Woensdag 18 juli 2012
Traject: Narbonne – Montfaucon, 295 km.
Pas na de middag vertrekken we richting Montfaucon, naar de kleine camping Lafaurie. Deze is gelegen aan de rand van het Parc naturel régional des Causses du Quercy, pal in de “zwarte driehoek”: een gebied met de kleinste lichtpollutie in Frankrijk. Hier zie je 3.000 sterren, waar de gemiddelde parijzenaar er amper 30 ziet ! Als doorgangsplaats valt de camping erg aan te bevelen, zelfs om er enkele dagen te blijven wanneer je in de Lot iets gaat bezoeken of gewoon wat van de weidse natuur wil genieten. Aan de toog van het barretje keuvelen we wat met de goedlachse uitbater en laten ons overhalen om voor vanavond in het bescheiden restaurantje een tafeltje te bespreken. Weer een voltreffer, zelfs met de beperkte kaart. Tussendoor duik ik nog even in het verkoelende zwembad, de laatste kans van dit verlof.
Donderdag 19 juli 2012
Traject: Montfaucon – Mézières-lez-Cléry, 415 km.
Voor we écht naar huis vertrekken houden we nog even halt bij een France Passion adresje in de buurt van Orléans: Domaine Javoy. De zoon des huizes is net een week geleden teruggekeerd na een tweejarig verblijf in Chili, we vergeven het hem graag als hij niet onmiddellijk het antwoord weet op de wat domme vragen die wij stellen – zoals hoeveel flessen produceer je hier zo op een jaar. Hij leidt ons graag en met enige fierheid rond in het familiale wijnbedrijf: laatste kans van dit verlof om nog wat ambachtelijke liquoreuze souvenirs aan te schaffen, dus we geven graag toe aan onze aankoopdrang. De uitlopers van het regenweer dat het thuisfront in zijn greep had de voorbije weken, dringen tot hier door. De avond is bewolkt en kil; ’s nachts regent het al ongenadig op de alkoof.
Vrijdag 20 juli 2012
Traject: Mézières-lez-Cléry – Sint-Truiden, 510 km.