Provence

Zomervakantie 2015

Route via Google-maps

Zaterdag 4 juli

Traject: Leuven – Provins, 400 km

Het is nog broeierig warm en al ver over middernacht wanneer onze rijdende villa eindelijk vertrekkensklaar voor de deur staat. Morgenochtend enkel nog wat eten uit de koelkast thuis halen en dan gaat het richting camperplaats in Provins. Die feodale vesting bezuiden de Champagne weet al een tijdje mijn aandacht te vangen dankzij de ‘bubbel’ in de sociale media, alleen maar omdat ik sinds één van onze eerste zomertrips de werkzaamheden en belevenissen van Chantier Médiéval de Guédelon volg op smoelenboek. De tropische temperaturen en zomerzon – de weermannen gewagen thuis al van een hittegolf – wisselen onderweg naar de Parijse periferie met asgrauwe wolken die nu en dan hun zware last verliezen. Onder een plotse plensbui duiken we, nog een eind voor de afslag naar de filesontwijkende N104, het stilstaande verkeer in op de A1 richting hoofdstad.

In het ongeduldige gewriemel op de snelweg wringen leukerds zich uit de file om via de smalle pechstrook naast ons naar de afrit te sjeezen en verderop gewoon weer de oprit te nemen zodoende een paar tientallen auto’s en vrachtwagens voorbij te kunnen steken. Geen idee of die foeterende Fransman werkelijk van de snelweg af wil, ik duw onze Autoroller geërgerd opzij als er weer eens zo een wegpiraat van kilometers ver tegen hoge snelheid aan komt zetten. De trucker achter ons denkt er schijnbaar net zo over en positioneert zijn mastodont ruim over de volle witte lijn, dat maakt duidelijk meer indruk dan het bruusk manoeuvre met een Tupperwaredoos van Roller Team. Eens voorbij de onverlaat die op het linker baanvak met zijn matchbox het decor was ingereden, lost de stroom gefrustreerde automobilisten snel weer op en met driekwartuur vertraging volgen we de aanwijzingen van onze nukkige Garmin tot onze eerste bestemming.

De lucht ziet er dreigend uit boven de impressionante vestingsmuren wanneer we onze 8 euro betalen aan de getaande en veel te netjes gecoiffeerde jobstudent die zich bij de slagboom van de toeristenparking zichtbaar staat te vervelen. We zoeken een geschikt plekje uit op de stoffige aire pour camping cars, achter de busparking bij het infokantoortje. Hoewel er vandaag heel wat publiek verwacht wordt voor het evenement, dat ook mij naar hier heeft gelokt, staan er nog maar enkele campers en houden we een paar plaatsen afstand van de Belg en de Fransmans naast ons. ‘Les Lueurs du Temps‘ werd me enkele dagen geleden aangekondigd als een niet te missen spectakel waarbij duizenden kaarsen de oude stad feëriek verlichten onderwijl vuurkunstenaars met hun flikkerende fakkels een betoverend schouwspel ten toon spreiden. De zuinige dieselmotor en de weldadige airco van onze Transit slaan nog maar net af wanneer de nauwelijks verkoelende bui van een overtrekkend hitteonweer het witte stof van de parkeerplaats neerslaat. De zwoele zomertemperaturen vallen als lood op onze schouders wanneer we de omgeving gaan verkennen.

Provins
Provins et les lueurs du temps
Provins

Terwijl Cris in het toerismebureau tussen de brochuurtjes naar een plattegrond en een cola-automaat zoekt, grijp ik gretig een espressootje uit de machine. Daar kikker je helemaal van op na een lange rit en via het souvenirwinkeltje komen we gelijk bij de stadspoort waar net een Petit Train staat te wachten om luie toeristen rond en door de versterkte stad te loodsen. Geen betere manier om snel een overzicht te krijgen van eventuele bezienswaardigheden die we te voet willen bezoeken straks, dus schepen we in voor de hobbelige rit. Onderweg valt ons oog op Aux Vieux Remparts, op het eerste zicht de betere restaurantkeuze – in tweede oogopslag ook, nadat we omzeggens alle menukaarten hebben vergeleken. Dus reserveert mijn echtgenoot een tafeltje voor twee: bistro ou gastronomique, vraagt het kokette juffertje – wellicht omdat we er beide, of toch vooral ik, nogal losjes gekleed bij lopen. Doe maar het gastronomische terras, gebaar ik naar mijn twijfelende man terwijl ik gade sla hoe een onderuitgezakte toerist potsierlijk in een van de zeteltjes rond een bistrotafeltje hangt te slurpen aan een glas rosé. Nu het avondmaal geregeld is, kuieren we wat door de broeierige straatjes: het volume toeristen neemt zienderogen toe, cafeterrassen en pleinen lopen stilaan vol. Met het beeld van de rondbuikige man in opzichtig openhangend hemd nog op het netvlies gebrand, voel ik me wat ongemakkelijk bij de gedachte ter tafel aan te schuiven in een zomerse marcel dus lopen we voor het avondmaal nog even terug naar de camper. Een Chinees met Duitse kentekens heeft zich pal naast ons geparkeerd op het voor de rest lege dolomiet. Mijn wederhelft zwiert zijn bezwete polo al ergens tegen de vlakte en verdwijnt in de badkamer, terwijl ik nog wat mopper over vrije plaatsen en ademruimte.

Fris gewassen bieden we ons aan op het terras van het gekozen restaurant en ik voel me opgelucht een hemd aangetrokken te hebben wanneer obers in lange schorten en hagelwitte hemden ons met veel egards een menu gourmand serveren van chef Lionel Seret die hier vanuit zijn keuken een drietal etablissementen bedient, het ene al chiquer dan het andere. Mais ils ont sorti le Big Ben tous les deux, grapt de sommelier en ontkurt de fles Pouilly-Fumé pas nadat hij mijn arm heeft losgelaten en precies weet waarom de vier verschillende wijzerplaten op mijn polshorloge dienen. De zorgvuldig bereide eendelever wordt vergezeld door een verrassende rozengelei, gevolgd door een secuur op vel gebakken filet van tarbot met gegrilde asperges en bospaddestoelen. Na een selectie geurige kazen uit de streek verschijnen er nog wat huisgemaakte zoetigheden op tafel om de gaatjes te vullen en we sluiten af met een koffietje vooraleer we ons in het nachtelijke gewoel storten dat onderhand alle straten en pleintjes heeft gevuld.

We verlustigen ons aan de vurige jongleurs en hun acrobatische acts, het blijft zomers warm en na een laatste glas slenteren we terug naar de camperplaats die ondertussen vol staat met kris kras tussen de motorhomes geparkeerde wagens. We zwieren alle ramen en dakluiken open in de hoop dat het binnen wat afkoelt voor we straks slapen gaan, onze Belgische buren komen ook terug aan. Het blijkt de onderuitgezakte man te zijn die ons nu joviaal met een Gents accent begroet en zijn camper een halve meter naar links verplaatst omdat ze de deur van het woongedeelte niet meer in of uit kunnen vermits er een auto veel te dicht parkeerde. Wanneer de meeste dagjesmensen terug vertrokken zijn, rijdt ook de Chinees naast ons zijn alkoofmotorhome met de verduistering van de vooruit op een kier en alle klapramen groot open naar de rand van de parking. Zou die weten dat wij straks enthousiast tegen elkaar op liggen te snurken…

Zondag 5 juli

Traject: Provins – Guédelon – Saint-Amand-en-Puisaye, 145 km

Geen warme of geen koude bakker te bespeuren binnen de feodale omwalling, dus stoppen we onderweg naar Guédelon wel even om bij te tanken en een paar baguettes te kopen. Decamperplaats van Treigny, een landelijke gemeente waartoe het bos behoort waar ze de burcht aan het bouwen zijn, is een mogelijke overnachtingsplaats en op de heenweg rijden we al even langs de opgegeven coördinaten uit de Campergids. Eventueel parkeren we de camper daar vanmiddag al en fietsen naar de burcht-in-aanbouw. De plek blijkt evenwel slechts een slordige loosplaats met een weinig aantrekkelijke grindparking tegenover het kerkhof en de wegen ernaartoe weinig uitnodigend om met de fiets terug te beklimmen. Bovendien wordt er op het terrein net een rommelmarkt opgesteld en de inboorlingen bekijken ons alsof we er zopas met een ufo zijn geland. Ik heb er geen goed gevoel bij dus blijven we er niet, straks zoeken we wel een plekje op de municipale van Saint-Amand een boogscheut verder op de D955 waarlangs de chantier médiéval gelegen is.

Toen we in 2009 de middeleeuwse bouwwerf bezochten, nadat Michiel Hendrickx er met zijn “Bourgondisch Complot” passeerde en me in vervoering bracht met het romantische verhaal over de constructie van een heuse burcht, lag er nog geen dak op de ridderzaal en waren de eerste bouwlagen van de hoektorens pas gelegd. Ondertussen wel, de vorderingen zijn niet spectaculair en het gaat allemaal hemeltergend traag vooruit met die technieken en methoden van weleer. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat ze al verder zouden staan in de afwerking van het versterkte kasteel. Nochtans werkt er een ruim 70 koppen tellend team mee aan het project, maar het gaat hem om het bouwproces en de unieke ervaring; het eindproduct is louter een bijkomstigheid. Als wij ooit beslissen te bouwen, mogen ze gerust betonmixers en hijskranen inzetten in plaats van de klei ter plekke met een platte schop uit de grond te halen, moulures met de hand te vullen en onze dakpannen in een houtgestookte veldoven af te bakken.

Gu�delon
Mgr. Becket hield van bruin en blond
Gu�delon
Rare jongens, die middeleeuwers

We schuiven in de taverne aan voor een Bourgondisch biertje vernoemd naar Thomas Becket – weliswaar aartsbisschop van Canterburry, maar van Normandië afkomstig en dat volstaat om de man te claimen als patroonheilige voor een Franse brouwerij. De namiddagzon staat nog hoog aan de hemel wanneer we langs het souvenirwinkeltje het domein verlaten met een fles Hypocras onder de arm, een gearomatiseerd drankje naar aloude receptuur op basis van rode wijn en obscure kruiden. Onze Autoroller lijkt wel een rijdende sauna, de motor slaat aan en achter ons klinkt een onheilspellend geknetter. Het 12V circuit van de frigo speelt weer op, na wat prutsen licht het ledje terug normaal op – toen we tijdens de paasvakantie door Holland toerden gebeurde dit ook al eens, dan weer een hele poos niet, maar dat moeten we toch eens laten nakijken bij een volgend bezoek aan het atelier van Urbano.

We komen aan bij de camping van Saint-Amand-en-Puisaye en installeren ons voor de nacht, straks een weldadige douche voor we in bed kruipen. Tijd voor de eerste barbecue van deze trip, na de eerste pastis van onze grote vakantie, het is er alvast warm genoeg voor!

Maandag 6 juli

Traject: Saint-Amand-en-Puisaye – Serrières, 260 km

’s Ochtends lopen we even om stokbrood, twee zoals gewoonlijk en meestal blijft daar dan een halfje van over. Op de wekelijkse markt kopen we nog wat geurige schapenkaas en een paar sneetjes rauwe ham. In de melkbar op de hoek proberen ze eens wat nieuws uit en serveren voor de gelegenheid een petit-déjeuner met spek en eieren. Wij wilden eigenlijk gewoon even gaan zitten bij een kop koffie, maar nemen het ontbijtje er lekker bij. De volgende reisbestemming ligt meteen een 430 km verder aan de voet van de Alpen, dus prikken we een tussenetappe. Met onze reisvoorbereiding – lang geleden dat we er nog eens echt eentje maakten, uitdrukkelijker dan een Groene Michelingids te kopen van de regio die we in gedachten hadden – vullen we hooguit een week of anderhalf, wanneer we niet telkens twee of drie nachten blijven staan. Na een camperplaats en een municipal heb ik wel eens zin in een France Passion adresje, vorige zomer heb ik de gezellige babbels wat gemist met de ambachtslieden die doorgaans fier en honderduit vertellen over hun métier en hun smakelijke producten. Tegenwoordig staan ze met foto en al in de gids en Cris pikt er eentje uit met een gezellige wijnkelder op de flanken van het Mâconnais, een uitloper van het Centraal Massief.

Saint-Amand-en-Puisaye
Saint-Amand-en-Puisaye

We wandelen terug naar de camping en kramen op om naar Domaine de Monterrain in Serrières te vertrekken, rond het middaguur of kort daarna pauzeren we langs de D779 in Chevagnes. We parkeren naast een pic-nic-bankje op de oevers van de Acolin die naast de Mairie door het dorp vloeit, om de hoek van de polyvalente zaal heeft men een kraaknette aire aangelegd. Achter ons parkeert een Volkswagentje met Belgische nummerplaten. Wanneer we afruimen en de kruimels voor de mussen gooien, vraagt de dame van het koppel of ze onze tafel – in de schaduw van een boom – mogen innemen. Natuurlijk, wij rijden zo verder richting Mâcon. Het ouder koppel is onderweg naar hun tweede verblijf bij God in Frankrijk. Nog een prettige reis, insgelijks. Het laatste stuk van de route die Garmin voor ons heeft gekozen, loopt over steeds smaller wordende en omhoog kronkelende wegeltjes. Ik hoop dat er geen tegenligger opduikt, het zweet staat me in de handen wanneer we over het hoogste punt zijn en er in de afdaling een handwijzer naar het wijndomein in zicht komt. Op de passagiersstoel naast me worden GPS en reisweg al een tijdje met ingehouden adem en argusogen gevolgd, nu en dan ontwaar ik zelfs een stiekem meeremmend voetje.

Met een zucht van verlichting draaien we het erf op, mijn lieverd haast zich naar een man die op een tractor gezeten gesticuleert in de richting van een breed grasveld waar we het ons gemakkelijk mogen maken. Rond een uur of zeven worden we in de cave verwacht voor de proeverij, nu eerst de camper waterpas krijgen met zicht op de goudgele heuvels zo ver het oog reikt. Cris leest wat in de schaduw van de luifel terwijl ik de omgeving verken en vakantiekiekjes schiet. Een stel landgenoten komt net terug van een uitstapje naar Cluny, zij kwamen hier gisteren al toe. Het Oostvlaamse koppel is op doorreis naar het zuiden en maakt voor het eerst gebruik van de FP-formule, wij zijn er al jaren fan van.

Domaine de Monterrain
Domaine de Monterrain
Er was ook nog kaas en confituur…

’s Avonds bij wijze van aperitief duiken we de koele wijnkelder in met Martine, de vrouw des huizes ontvangt ons luchtig gekleed in een zomerse jurk en onderhoudt ons over het familiebedrijf, de familietradities en de bezienswaardigheden in de buurt terwijl ze ons haar beste wijnen laat degusteren. Ik prefereer de Mâcon Serrières Rouge een op eiken vaten gerijpte Gamay, mijn lieverd de fruitigere Pinot Noir Bourgogne. Waar we verder nog naartoe trekken? Even kijken… Annecy loont beslist de moeite met zijn vakwerkhuizen en historische binnenstad, Beaune daar waren we eerder al eens. De Fourvière-tunnel in Lyon valt absoluut te mijden en wanneer we straks naar huis gaan, dan nemen we beter de ringweg om de stad heen aldus onze gastvrouw. Met een krat van ieders voorkeur en nog wat ambachtelijk bereide etenswaren keren we terug voor het avondmaal. De aangebroken Pinot duwt Martine snel nog in Cris zijn handen en we mogen gerust het terras en de barbecue gebruiken. Merci pour l’accueil, lispel ik nog met de kratten onder de arm wanneer onze gastvrouw in haar losse gewaad opgewekt terug naar haar familievertrekken verdwijnt.

Het schemert over de heuvels rondom Mâcon, het vlees sist op de grill en de wijn uit Serrières smaakt er uitstekend bij. De mieren hebben de afwaskom en in een grote beker een versuikerd restje muntsiroop ontdenkt, een patrijs wandelt na de koffie over het erf. Tijd voor de vaat, bij candlelight. Gezellig zo het buitenleven. De hitte van de dag gloeit nog een tijdlang na en zelfs met alle ramen open koelt het binnen nauwelijks af. Aan tafel worden we belaagd door vreemde luidbrommende insecten, we blazen de aftocht als ook de muggen komen. Er wacht een zwoele nacht…

Domaine de Monterrain
Dans la câve où il-y-a du bon vin…

Dinsdag 7 juli

Traject: Serrières – Annecy, 190 km

De ochtendzon priemt door de openstaande dakluiken en wekt ons uit een weinig verkwikkende slaap, de warmte ’s nachts begint door te wegen. Tijd voor een stevige kop koffie. Cris informeert naar beschikbare plaatsen bij le Belvédère, de municipal van Annecy. We mogen aankomen vanaf de middag en rijden nog even langs een warenhuis om wat noodzakelijke inkopen te doen, vermits we enkele dagen ter plaatse willen blijven. Snelwegen voeren ons vanaf Mâcon omhoog naar de Haute-Savoie, door tunnels en over sierlijke viaducten die er diepe dalen en vervaarlijke kloven overspannen. De vinnige Transit doet het voortreffelijk en het breedspoor kleeft aan het zinderende asfalt. Het uitzicht is adembenemend, soms letterlijk, want we voelen ons nog niet erg kloek hier in de bergen. Aangekomen nemen we de ons toegewezen plaats in op de camping en plannen de komende dagen: een bezoek aan de stad, uit eten gaan, een rondvaart op het Lac d’Annecy, veel stappen want fietsen zit er hier beslist niet in!

Het is nog vroeg op de middag dus dalen we al eens af naar de binnenstad om er het toerismebureau op te zoeken en een blik op de sprookjesachtige omgeving te werpen. Belvédère is niet alleen de naam van onze camping, ook die van het nabijgelegen sterrenrestaurant waar we best wel eens de voeten onder tafel zouden willen schuiven. Terwijl ik mezelf nog sta te verlekkeren aan het gastronomische menu, begroet een aardige jongeman mijn echtgenoot al. Désolé messieurs, le restaurant est fermé le dimanche soir, mardi et mercredi. Er is helaas geen plaats voor ons in deze herberg, we blijven op onze honger zitten. De jongen beveelt ons evenwel de tweede zaak van de chef aan, een paar kilometer verderop met een prachtig vergezicht over het meer. Met een taxi daarheen of nog maar eens een barbecue dan maar, misschien liever wat kaas en wijn? We houden het in beraad en banen ons een weg naar de benedenstad, langs het stijle wandelpaadje dat de onthaalmedewerker van de camping voor ons heeft uitgestippeld. Enkel nog een drukke weg kruisen, het openbare zwembad links laten liggen en dan staan we aan de oevers van het meer: een prentkaartje met een onwezenlijk tafereel, hagelwitte zeilbootjes laverend in de wind over het rimpelloze water tegen een achtergrond van diepgroen granieten Alpen.

Annecy
Spelevaren tussen het graniet
Annecy

Onder de indruk van de aanblik dartelen we langs de kade tot waar het meer in de Thiou en het kanaal van Vassé overvloeit om de stad te doorstromen als had men Venetië naar het Noorden gebracht. De ijlere bergluchten en de verzengende middagzon maken me lyrisch, vergelijk Annecy gerust met Brugge of Gent. Morgen voorspelt men wat bewolking en een koelere dag, wij nemen het zekere voor het onzekere en boeken een croisière op de lac. Een tochtje met lunch of diner, of gewoon een rondvaart zonder eten, daar zijn we nog niet uit. Op het terras van een toeristenval die uitpakt met tientallen Belgische bieren aan woekerprijzen vluchten we voor de drukkende warmte, mijn dorstige vent plenst in een halve liter ijskoude Hoegaarden. Ik waag me aan een amber biertje van de “Brasserie Artisanale Savoyarde“, gebrouwen naar aloude tradities van de Alpen. Zal wel ja. Waarschijnlijk is het een verkoopspraatje, toch zou het me niet verbazen dat het bergvolkje bier brouwt om dwars te liggen en stiekem Savoie Libre op de muren kalkt om de Prosecco slurpende Parisiens in de socialistische salons een ferme neus te zetten. Zelf ben ik precies toch niet helemaal overtuigd: de caramelzoete tonen van de geroosterde mout kleven tegen mijn verhemelte en van de hazelnoottoetsen krijg ik nog grotere dorst. Met een aan sneltempo wegsmeltend ijsje in de hand zoeken we de weg naar de camping terug.

Annecy
Annecy, Brugge in de Savoie…
Annecy

Net wanneer de wolken strak samen worden gedreven en het in de verte begint te rommelen, vatten we de klim naar de Belvédère weer aan. We halen het net niet, schuilen onder een gewillige boom en de wind droogt onze kleren nog voor we terug bij onze camper aankomen. In afwachting van verkoeling en het avondmaal nippen we maar weer aan de pastis, het kampeerterrein geraakt stilaan vol. Op de perceeltjes beneden ons wringen motorhomes van allerlei nationaliteiten en in allerlei formaten zich tussen de boompjes, naast ons verschijnt een Deens gezin met een caravan. De dochter vlucht met de hond de auto uit, na enkele uren file vanuit Riquewhir beneden in de Elzas waar het ver voorbij de 40° is geweest. Moeder kijkt meewarig toe terwijl haar man, doodop van de rit hierheen, met een breed manoeuvre zijn wagen keert om de aanhanger op de kampeerplek naast onze camper neer te poten. Met de handen in de zij staat hij daar wat naar zijn caravan te staren en in mijn beste Engels merk ik schalks op dat zijn deur nu wel aan de verkeerde kant zit. Oh shit, klinkt het, met een rist vermoedelijke vikingvloeken erachteraan. We offreren hem een handje toe te steken om de caravan manueel te keren op het afhellende perceel, want met alleen de hulp van zijn frivole dametjes lukt hem dat wellicht niet. Dankbaar gaat de man op het hartelijke aanbod in, beter een goede buur dan een vermoeide viking…

Woensdag 8 juli

Het is gisteren gewoon nog kaas en wijn geworden, na het uitgebreide aperitief en de hilariteit bij het keren van sleurhutten ontbrak het ons aan lust om het vuur nog aan te steken. De nacht en de Alpenlucht hebben verkoeling gebracht en deze ochtend scheert er een schrale wind over het water. Ik rep me naar het campingwinkeltje om de bestelde baguettes op te halen voor een laat ontbijt. Pas rond de klok van twee schepen we in voor een rondvaart, dus tijd genoeg nog voor een passage door de winkelstraat en belendende steegjes. Ondanks het vroege uur kan je hier al op de koppen lopen en er heerst een gezellige drukte in de nauwe straatjes, hier en daar beschenen door een fletse zon die zich door de hoge bewolking wringt. Wie weet vinden we hier wel een eethuis met streekgerechten voor vanavond, doch niets kan ons onmiddellijk bekoren. De Savoyards vreten hier behoorlijk zware kost, als we de uithangbordjes willen geloven. Aan een ardoise willen we ons straks wel eens riskeren, maar de gesmolten kazen en andere winterse Alpenhappen mogen ze zelf opeten…

Annecy
Krinkelende winkelende waterding…
Annecy

Onder het varen pakken wolken samen, een bries trekt aan en de plezierboot deint op het rimpelende water. De hoogste kammen blijven verstoken van het zicht, maar het tij keert en bij het aanmeren is het weer hoogzomer in de stad. Busladingen toeristen uit het Verre Oosten en het Heilig Land schuifelen over de oude kasseien. Alleen in de talloze kerken van de Salesianen waakt een eenzaat, het is er kil en haast devoot stil. Zelfs de traditionele offerlichtjes van een euro zwijgen in de kathedraal van Saint-Pierre, ze werden schaamteloos vervangen door een nieuwerwetse LED. Franciscus van Sales en de discipelen van Don Bosco zijn hier blijkbaar mee met hun tijd, maar mijn cent krijgen ze niet. Die euro spenderen we aan een schuimkraag en wat fijne vleeswaren op het terras van Café des Ducs, met zicht op het oude kerkje van François dat zich leent als decor voor een straatartiest.

We moeten voor het slapen gaan nog een route naar het zuiden zoeken, richting Vaison-la-Romaine, met een tijdelijke halte ergens tussenin. De camping bij het antieke theater, die ik vooraf had opgezocht, wordt alvast besproken terwijl ik de grill aansteek. Pour le jour après demain en camping car? En tout cas deux nuits, peut-être trois. Oui, au nom de T-i-t-s, T de tango, I de Isidore, T de tango et S de Sidonie. Merci et à bientôt… Met het boekwerk van France Passion in de hand, een stukje eend en een lap spek op de grill, komt mijn co-piloot uit bij Ferme de la Maye een kersengaard in Saint-Hilaire du Rosier. Het heeft wel iets: fruit, sap, gelei en afgeleide spirituozen. De avond valt en de geluiden klinken gedempt, het koelt weer stevig af en ik trek zelfs nog wat warmers aan. Heerlijk.

Aan het thuisfront volgen de achterblijvers onze tocht en bekommentariëren ons drankverbruik en suggestief gekozen beeltenissen, bier drinken in het land van de wijn wordt weggehoond en een stel campervrienden informeert naar onze verdere reisplannen. Stel je voor dat we hier straks nog iemand tegenkomen! Ik gok erop, neen wij hopen dat we een paar dagen mogen optrekken met een bevriend koppel dat onderweg naar hun vakantiebestemming misschien even gedag komt zeggen. Nu onze reisgezellen van de voorbije zomers forfait moesten geven, zou het mij en vooral ook Cris wel plezieren wat gezelschap te krijgen om straks zijn verjaardag te vieren…

Donderdag 9 juli

Traject: Annecy – Saint-Hilaire-du-Rosier, 175 km

We hebben geen brood besteld, dus haast ik me naar het houten châletje. Bonjour, est-ce qu’il-y-a encore deux baguettes? Oui, sans soucis… De twee guitige jongens met hun blitse Mini – die we al een paar dagen gade slaan in hun vrolijke capriolen en vestimentaire activiteiten – komen na hun braspartijtje van de avond voordien wat verfomfaaid uit hun Quechua-gevalletje gekropen. Waar is de tijd dat wij voor ons iglootentje gezellig, maar gebroken, samen op het plooibankje zaten! Onze Deense buurman heeft net zijn koersfiets opgetuigd en het Nederlandse echtpaar in de caravan hiertegenover kijkt vanaf de ontbijttafel toe hoe ik de kadavers van onze voorruit zeem. Of ik geen schrik heb dat er straks weer een insectenkerkhof tegen plakt? Nee hoor natuurlijk niet, zo heb ik morgen ook weer wat te doen. Een vakantie wordt anders zo makkelijk een sleur! De grijzende man fronst meewarrig het voorhoofd, gekke Belgen denkt die bij zichzelf…

Rij jij maar zegt mijn man wanneer alles ingepakt staat, hij is er niet scheutig op weer over die aaneenschakeling van viaducten door de Jura te moeten om hier weg te raken. De Garmin heeft wat anders in petto: met een wijde boog langs het Massif des Bauges richting Grenoble om door de vallei van de Isère mee af te dalen naar de kriekenboer, een aangename route. Zoals meestal komen we rond het middaguur in de buurt van onze bestemming, niet zo evident want er zijn wegeniswerken in de straat. Er is een backuplijn voorzien, enkele honderden meters terug op de route zijn we een tweede FP-adres gepasseerd – ook een kersenteler. Het zijn de twee laatsten in het dorp die nog zelf hun vruchten verwerken tot de traditionele Ratafia de Cerises, de meeste bedrijven hier hebben hun ziel verkocht aan industriële stokerijen in Frans Lotharingen of de Elzas die Kirsch stoken van de ganse oogst. We aarzelen om het veldwegje in te draaien: route barrée lees ik op de werfsignalisatie, maar de schoonzoon van La Maye komt op ons toegelopen en bezweert met dat het erf van Jocelyne en Yves Revol nog net bereikbaar is.

Saint-Hilaire du Rosier

Zijn schoonmoeder is gaan leveren in Grenoble en zal ons vanavond wel ontvangen, in tussentijd mogen we ons installeren op het grasveld net voorbij het muurtje dat de plantage omzoomt. De zon zit hoog, de wind staat strak en tilt de luifel van de grond. We verplaatsen tafel en stoelen dan maar naar de andere zijde van de camper, daar is nog een streepje schaduw. Het duurt niet lang of de zon verblindt ons hier ook al op het aluminium van de kampeertafel, toch maar een tafelkleed leggen volgende keer. Op weg hierheen merkte Cris een handwijzertje op naar de Grot van Thaïs in Saint-Nazaire en Royans, een stadje op de andere oever van de Isère. We fietsen erheen, nadat ik even bij de dorpskapper ben binnengewipt voor een zomerse coupe. Doorgaans heb ik het niet begrepen op onderaardse krochten en voel al tijdens het dwarsen van de stenen brug over de rivier dat het vandaag niet het moment is om mijn spelonkenfobie te tarten. Na wat over en weer gediscussieer bij een pastis raken we er eindelijk uit: mijn speleofiel kruipt in de berg, ik erop tot in de oude stad. Over een uur zien we elkaar terug op dit terras, veel plezier en tot straks…

Saint-Hilaire du Rosier
Aquaduct en Grotte de Thais

Vanaf het bezoekerscentrum loopt een spoor van gele voeten onder het aquaduct door – te bezoeken voor wie niet met hoogtevrees kampt – via een passerel onder de nieuwe steenweg tot hoog in de smalle straatjes en steegjes waar je zelfs te voet met moeite kan passeren. Ik leef me uit en dool in mijn eentje rond, beklim uitgesleten trappen en kruip over ingevallen muurtjes tot waar de intrigerende voetafdrukken met leiden. Nog voor de afgesproken tijd sta ik terug voor het terras, wandel nog wat tot bij het water en kijk wat onwennig om me heen bij onze fietsen tot het meisje van de bar me uitnodigt toch maar te gaan zitten. Het was behoorlijk heet daarboven en ze wil me zelfs wat water brengen. Lieve help, nee, doe maar een pastis! Net wanneer ik er een eerste keer aan nip, komt mijn wederhelft er ook weer aan. Un deuxième, svp!

Saint-Nazaire en Royans
Saint-Nazaire en Royans
Daken raken ranke straten

Met de anijs in de benen wordt het een stijle klim omhoog en een geriskeerde weg terug naar de brug die de Drôme en de Isère met elkaar verbindt, maar zelfs zonder elektrische fiets geraak ik nog boven. Yes we can! Wanneer de schoonmoeder van haar boodschappen terug komt, lig ik nog wat uit te puffen in de zon en hoor in de verte al een krekel sjirpen tussen de bomen. We naderen het échte zuiden, de wind blaast door de coniferen en ik ontwaar een zweem van heet geblakerde schors zo typisch voor onze Franse zomers. Mevrouw komt ons begroeten en voert ons mee langs haar kersengaard en de factorij. Haar opgelegde kersen doen het uitstekend bij wat ganzelever en de azijn is heerlijk op een slaatje, we geloven haar graag en kopen ook nog een fles Kirsch voor bij de koffie straks. De wind, misschien zelfs de Mistral, speelt nu ook onze geïmprovisseerde veldkeuken parten.

Saint-Hilaire du Rosier
Mistral op komst…

Vrijdag 10 juli

Traject: Saint-Hilaire-du-Rosier – Vaison-la-Romaine, 155 km

’s Ochtends in alle vroegte halen de wegenwerkers en het gekletter van hun alaam me uit mijn slaap, even later zit ik met een thermos koffie in de morgenzon te spieden naar een uitweg want hun bestelwagen staat vlak voor de uitgang van onze kampeerweide geparkeerd. Ik hoop dat ze niet plots in hun bobcat verdwenen zullen zijn wanneer mijn schone slaper zich verwaardigt terug te keren uit dromenland, in de domste dingen het eerst kan een mens zich opwinden. Heerlijk avontuurlijk toch, zo een zwerfwagenvakantie. Zorgeloos wordt mijn wederhelft wakker en vraagt na het dauwtrappen met de ochtendcigaret of we dan nu richting Vaison zullen vertrekken. Rij maar aan, gebaart de foutparkeerder. Mooi niet, verzet je rammelbak eens even! Wij terug op weg naar de comfortabele péage snelweg, de tickets van de tolkassa’s, dieselpompen en parkeergelden worden dit jaar nauwgezet bijgehouden en ingevoerd door mijn boekhouder die uit curieuziteit een register invult met de kosten van de reis. Niet zo zeer om erop te letten, wel om straks kwatongen van antwoord te dienen als die na drie weken afwezigheid weer eens orakelen: ja, maar jullie hebben een camper en kunnen altijd goedkoop op reis! Dat het een luxeprobleem is en een waanzinnig slechte investering, weten wij al jaren, maar leg dat eens uit aan een afgunstige thuisblijver. We zijn nog maar een weekje ver en ik had al bijna gewild de tussenstand niet gehoord te hebben, nu eerlijkgezegd kijken we er gewoon niet naar…

Cris meldt zich aan bij de receptie van Camping du Théatre Romain, afhankelijk van de optie twee of drie nachten te blijven wijst de uitbater ons een plaats toe. Doe maar gelijk drie dan, er zal beslist genoeg te beleven en te bekijken zijn om twee volle dagen te vullen en er is een piscine chauffée. De knoop wordt doorgehakt en de campingman begeleidt ons naar een vrij perceeltje aan de rand van zijn terrein, prima met een beetje schaduw onder een boom en in de luwte van de muur die het ganse domein omsluit. Laat de zon maar branden en de mistral maar komen, wij staan beschut en zonder al te veel buren. De grote poort gaat om 22u dicht, het kleine voetgangershekje kunnen we met een code openen en er is wifi voor al onze toestellen, wat wil een moderne man nog meer tussen de klassieke antiquiteiten? De camper wordt netjes uitgenivelleerd, de luifel veilig opgesteld en ons buitenverblijf ingericht voor de komende dagen. Voor morgen is er kraakvers brood besteld, nu eten we nog even wat industriële toast en vanmiddag wippen we al even het toerismekantoortje en een superette binnen om de volgende dagen door te komen. Het is daar beneden bij de romeinen nog warmer dan de hitte die ons de voorbije dagen vooral ’s nachts parten speelde, maar er rijdt een Petit Train – vaste waarde en uitvlucht voor elke luie toerist of gezin met jengelende bengels. Handig met een combiticket voor de sites antiques, dat sparen we op tot morgen in de ijdele hoop dat het vóór de noen qua temperatuur nog is te doen.

De cigales zijn er, met het monotone gezoem van het zuiden: rrr, rrr, rrr, rrr, genieten van een gelijknamige pint onder een plataan op een terras dat met waterverstuivers wordt gekoeld. Eindelijk, hier heb ik dus een ganse Belgische winter naar uitgekeken. Liederlijk leven zoals de Pausen van Avignon, ik zou er niets op tegen hebben. De daad bij het woord voegend grasduinen we in een folder waarin de lokale horeca naar onze euro dingt. De etablissementen van onze voorkeur, vooral dan de trendy ogende Bistro du’O in de bovenstad, zijn of gesloten of volboekt voor het weekend waar ze hier een brug aan breien omdat het dinsdag de 14de is – fête nationale, wij vieren dat morgen al. Bij du’O verwijzen ze ons door naar een keet ergens beneden aan de Pont Romain, ik ben er niet voor gewonnen omdat er fado door de openstaande terrasdeuren klonk en het een tapasbar leek. Door het lot en beschikbare reservatiemogelijkheden wordt het morgenavond de Moulin à Huile, wij staan open voor een fijne culinaire ervaring.

Vaison-la-Romaine
11 juli 2015
Vlaendren die leu!

Zaterdag 11 juli

De bohemiens groeten het thuisfront op de Vlaamse feestdag, onze leeuw klauwt over de motorkap en grolt mee met de cigales – perfect geïntegreed dat beest. Na het ontbijt dalen we terug af langs het antieke theater tot bij de kassa die we zorgeloos passeren met de tickets van het kleine treintje op zak. De opgegraven Romeinse villa’s zijn voer voor archeologen, wij sloffen door het zand tot halverwege de heuvel die we net zijn afgezakt om in het museum MyOrphéo uit de iTunes- of Playstore te plukken. De app is een waardig alternatief voor de klassieke audioguide, maar je moet wel beschikken over een Android telefoon en een goed geladen batterij vermits de iOS versie dienst weigert en het kleinood aan de lopende band geluidsfragmentjes afspeelt en je hoofd met allerhande kwisweetjes vult. Leuke gimmick in het kader van de postmoderne bring-your-own-device-filosofie, als het werkt. De mijne werkt gelukkig wel al terwijl mijn gadgetfreak op zijn iPhone vloekt, neen niet op de onfeilbare telefoon, wel op de oetlullen van programmeurs die waarschijnlijk op hun linuxbak een versie voor Android hebben geschreven om die vervolgens halfslachtig te porten voor de nochtans superieure i-variant van de slimme telefoons. Met enig leedvermaak en geveinsde interesse begin ik alvast aan de grand tour van de site antique. Daar staat hij dan met zijn aai-foon, hij mag dat dure speeltje nog wat strelen of samen met zijn vent naar de goedkope Samsungbrol beginnen luisteren…

Vaison-la-Romaine
Vaison-la-Romaine
Showbeest…

Draai het en keer het hoe je wil, elke archeologische excavatie is en blijft voor de meeste stervelingen gewoon een hoop oude stenen. Als je de fundamenten van één Romeinse villa of badhuis hebt gezien, dan heb je ze dankzij het urbanisme van die tijd gelijk ook allemaal gezien. De beklimming van het theater – waar riggers en technici druk doende zijn een podium op te bouwen, geluid en volgspot te testen – doet mij duizelen, het siert de Fransen dat ze de site niet als stoffig museumstuk bewaren en de kunsten hier nog levendig houden. Het gekweel van Celine Dion of een andere oude draak schalt door de speakers en we steken de straat over naar de annex van de museumsite voor nog meer opgedolven klassieke oudheden. Publieke wasplaats, bassins met fonteinen en thermen zijn hier nog duidelijk – weliswaar partieel, maar herkenbaar – bewaard; het falsetstemmetje van MyOrphéo doceert weinig geanimeerd een al gekende uitleg over stookruimtes en de werking van een badhuis. Ik zap verder naar de plastische uiteenzetting over het antieke gevoeg in de latrines, vreemd genoeg overal hier vrijwel intact, waar destijds een eerder scherpe geur zou hebben gehangen door het directe contact van de afvoer met de omgeving. Mooier kon zelfs Ovidius niet verbloemen dat het er op zomerse dagen als vandaag stonk als de pest! Het loopt tegen de middag en het badhuis of wat er van overblijft baadt in de vezengende zon, tijd om verkoeling te zoeken op een van de met waterverstuivers gekoelde terrassen in het moderne Vaison!

Bekomen van de latrines en gelaafd aan een Cigale kuieren we nog een eindje door de winkelstraat: het witte Egyptisch katoen van’Blanc du Nil’ kennen ze hier niet, wel blanke en écrutinten van zuiver linnen bij ‘Blé en Herbe’ waar we ook onze gading zouden kunnen vinden. Snuisteren tussen de provençaalse hebbedingen, van ansichtkaart met gros bisous uit de Vaucluse tot lookrasp of tafelnap met lavendel en olijfmotief, alles in felle zomerse kleuren. Met ieder een hemdje voor het gastronomische diner slenteren we voldaan terug naar de bivakplaats, want op 107.7 FM klinkt het al dagen dat je uit de zon moet blijven als je schaduw korter is dan jezelf en ze bràndt! Mijn lijdende echtgenoot luiert of leest wat onder een boom, ik ga resoluut voor een duik in het ijzige zwembad – chauffée is hier duidelijk een relatief begrip of de germaanse slaaf in de kelders van het badhuis vergat een houtblok op het vuur te smijten. Er is nog ruim tijd voor een schuimende welriekende douche om tegen het uur van de reservatie toch weer zwetend als een camarguestier en met hoog gespannen verwachtingen opnieuw bij de Pont Romain aan te komen. Het leven kan soms doodsimpel zijn…

Bij de rivier aan de overkant van de Romeinse brug, aan de voet van de middeleeuwse stad worden we vorstelijk in de ‘Moulin à Huile’ ontvangen, Richard Bagnol laat ons een tafeltje uitkiezen op zijn omzeggens lege terras. De zaak is pas terug open sinds het voorjaar, de klanten moeten hun weg nog vinden. Toch is het doorgaans drukker en draait zijn keuken als een goed geöliede machine, nog twee andere tafels worden ingenomen door oude bekenden van de rondbuikige chef. Hij herkent gulle levensgenieters en Vlaamse bourgondiërs en als we de komende dagen in de buurt van Mazan vertoeven, dan moeten we zeker l’Oulo – zijn andere restaurant – even proberen. Het visitekaartje verdwijnt met het TVA-bonnetje in mijn portefeuille, je weet maar nooit. Nu leveren we onze smaakpapillen over aan een menu de confiance met een geadviseerd en bijpassend wijntje, we lusten alles behalve slachtafval zoals trippes of andouilles – nuja ik wel, Cris niet. Een indrukwekkende reeks couverts verschijnt op tafel en die worden halverwege het verrassingsmenu nog eens aangevuld met een nieuwe lading zilverwerk. Pfieuw!

Vaison-la-Romaine
Moulin à Huile
Vaison-la-Romaine

Zondag 12 juli

Een week onderweg, nog maar net vertrokken en één derde van ons groot verlof zit er al op. Om de resterende twee weken zweten en zwoegen door te komen, wordt het snel en kreukvrij drogende wasgoed door het sop gehaald want onze campergarderobe is ondertussen aangepast aan langere zomervakanties met minder kledingstukken in de kast. We reizen voorbereid en een handwas tussendoor is een must, er waait nu en dan een warme bries en die is ideaal om de ambachtelijke wasserette op volle toeren te doen draaien. De bonte gaat zo mee, de witte was in de week tot ik als een volleerde wasvrouw terugkom nadat ik me in de porseleinen wasbekkens van het campingsanitair heb gestort om onze fine washables terug fris te krijgen. Wanner de droge wind zijn werk heeft gedaan en alles terug in de kasten ligt of hangt, wandelen we nog een keertje tot in de middeleeuwse bovenbouw van de oude Romeinse stad.

Verder houden we een dagje rust, spring ik nog eens in het blauwe bad en plannen we vooruit om in de loop van de week onze vrienden – die al lieten weten op een kleine 300 km ter hoogte van Mâcon neergestreken te zijn – ergens te ontmoeten. Wij trekken via Fontaine-de-Vaucluse verder naar Salon-de-Provence, het quasi intacte antieke theater in Orange laten we dan toch maar links liggen. Onwillekeurig associeer ik die stad met mafketels als Jean-Marie Le Pen en de zwarte zondag van het Front National in 1997, dat ik er een aandeel veiligheids- en migratieproblematiek mee verbind zal daar niet vreemd aan zijn. Er worden alvast twee overnachtingen op Camping Nostradamus geboekt, maar morgen overnachten we nog op de camperplaats van Fontaine om er naar de mysterieuze bron van de Sorgue te gaan zoeken. In Vlaanderen Vakantieland zag die er schuimend en azurblauw uit, wij daarheen!

Onze campervrienden rijden morgen in één ruk door naar Salon om daar onze komst af te wachten. De middeleeuwse bovenbouw van Vaison verschilt in niet zoveel van andere authentieke dorpen en steden in de regio – Cornillon, Sarlat, Perigueux of zelfs de oude rommel in Saint-Nazaire en Royans van enkele dagen terug – maar het blijft mij tot de verbeelding spreken en fascineren. Zelfs al lijken de kasseitjes en de smalle straatjes hier en in al deze plaatsen op elkaar als twee geplengde druppels zomerzweet, de omgeving en de ervaring is telkens anders. Helemaal tot aan de burchtruïne klim ik op mijn sandaaltjes van een euro niet, zelfs mijn stoere vent in zijn vastgeriemde schoeisel schuifelt behoedzaam over de losliggende schiefers. Liever dan pardoes onderuit te gaan, kiezen we ervoor een ijscoupe te gaan smullen, want zelfs op het late vooravonduur blijft het hier broeierig warm.

Vaison-la-Romaine
Vaison-la-Romaine

Door stad struinend, klimmend en naar beneden schuifelend rommelde er al wat, maar aan het tafeltje van het ijssalon gezeten was dat opkomende gevoel al gauw vergeten. Ik had beter moeten weten, want bij de rotonde aan het oude theater in de laatste démarage daagt het me de camping niet te zullen halen. Lichte paniek treedt in, wanneer mijn leedvermaakte macho sussend met een pakje Kleenex uit zijn buidel wuift. Geen grotere gelukzaligheid dan tussen hemel en aarde te balanceren boven een welgekomen publieke Franse WC waarbij zelfs de kleurrijkste termen van MyOrphéo en Ovidius ruim te kort schieten om die ervaring voor u te schetsen…

Maandag 13 juli

Traject: Vaison-la-Romaine – Carpentras – Fontaine-de-Vaucluse, 50 km

Bonjour, les derniers pains. Merci à vous. Weinig kilometers voor de boeg, niet gehaast checken we uit om de GPS naar een warenhuis hier dichtbij te volgen. Leclerc, InterMarché, Lidl, allemaal netjes op een rij; maar geen parkeerplaats voor ons gevaarte. Op de vooravond van de quatorze juillet wil iedereen blijkbaar nog langs de winkel, aan de overkant bij Brico vinden we plaats – weinig volk precies dat morgen in der haast op een vrije dag nog wat wil verbouwen. De provisiekast is aangevuld en de airco draait al weer een tijdje wanneer ik onderweg de route meevolg met de atlas routier van Michelin op mijn zwetende dijen. Scherpe bocht naar links, gonst het tussen dashboard en voorruit: vooraleer het gele streepje te verlaten en naar het kronkelende witte lijntje af te slaan, kijkt mijn chauffeur vragend mijn richting uit. Ik zou Carpentras aanhouden, nuja het is met de kaart of op GPS dus volg de Garmin maar. Een kilometer en drie draaien later staan we langs de kant van de weg te vloeken op een gepensioneerde fransoos die meent te weten dat onze camper breder is dan een ruim bemeten truck.

Knal, het glas van onze buitenspiegel hang in gruizelementen te bengelen aan een koperen draadje; op het zinderende asfalt liggen zwarte plastic stukken en de bejaarde Fransman zakt gesticulerend uit zijn Fiatcabine terwijl ik ziedend op hem toe loop. Bien merci, j’espère que t’as des papiers d’assurance… bijt ik de verschrikte man toe. Ah wij hadden nog 30 cm om opzij te gaan? Vas l’expliquer à l’autre, c’était pas moi au volant! Daarmee keer ik me op mijn hielen om en loop terug naar Cris die ontzet uit onze Transit springt. Wel? Hij zegt dat wij in fout zijn. Wat?? De plastic kap in mijn hand blijkt niet onze eigendom en de ontmoeting met mijn poezelige schatje zal de grijsaard nog lang heugen, maar een uurtje en wat aanrijdingsformulieren later zijn ze eruit. De waarheid, net als de scherven van onze retroviseur, ligt in het midden: een smalle weg, twee camping cars en langs weerszijde een greppel waar je niet in wil belanden. Een kwestie voor de omniums, de aanstormende fransoos heeft zijn zijspiegel er blijkbaar al tig keer afgereden.

Spiegel
Accident de parcours …

De onze duw ik terug in elkaar en in positie, het gebroken spiegelglaasje weer op zijn plaats. Maar zien wat er achterop komt is er niet meer bij en zo kunnen we niet verder. In afwachting van witte rook boven de Franse camper die als treinwagon bij Compiegne dient, informeer ik even verderop achter de geallieerde linies alvast bij een Ford-garage in de buurt of ze toevallig een dergelijk kleinood op stock hebben. Nuja dat is toch het plan, want gezien het middaguur kom ik gelijk op een bandje dat me de openingsuren van het atelier vertelt. Geërgerd blijf ik het nummer herhalen, tot mijn echtgenoot terug bij me staat met een carbonnetje in de hand. Hij heeft meer geluk en we worden doorverwezen naar een speciaalzaak in Carpentras, voor 25 euro en wat grijze haren erbij zijn we terug gesteld. Thuis moeten we dan nog wel eens een bestek laten opmaken om de geschonden behuizing en het voorlopige spiegelglas door een versie met anti-vorst-verwarming te laten vervangen. De anti-vries zullen we de komende weken nog wel niet nodig hebben en na alle opwinding mag ik het stuur overnemen om tot overmaat van ramp nog de aandacht van een flitscamera te trekken: 57 waar ik 50 mag, teruggebracht naar 52, vous avez gagné, eerste prijs 90 euro mijnheer.

Wie dacht dat het vandaag niet meer erger kon, vergiste zich. Bij het camping-car park aangekomen blijkt het een hels karwei om het parkeergeld te betalen, met visakaart of maestro en registratie van je mobiele nummer of emailadres. Server error, désolé! Veuillez contacter ce numéro. Merci pour votre appel, vous vous trouvez où? A Fontaine-de-Vaucluse, oui on a déjà payé mais pas reçu une code pour ouvrir la barrière… Allez rap neem uw gsm, tik in, ze gaan mij de code geven… Oui chef! Na wat gedoe komen we erin, de niet gekregen code zat al in de mailbox via het opgegeven adres, maar dat weet geen kat wanneer je de foutmeldingen op het display volgt. Anderen ondergingen hetzelfde lot, nu goed, we zijn er en dat telt. Het witte verblindend witte dolomiet strekt zich uit tot aan de Sorgue en we parkeren ons netjes in de rij onder de bomen. Kunnen we dan nu naar de mystieke gouffre gaan kijken? De grot waaruit de bron opborrelt wel, maar het bruisende azuurblauwe tafereel beperkt zich tot een tientallen meters lager gelegen poel in deze warmste en regenvrije periode van het jaar. Ik verdrink mijn teleurstelling in een kuip Affligem om U tegen te zeggen, rare mannen die Fransen en hun Belgische bieren.

Fontaine-de-Vaucluse
Dit hadden ze ons beloofd
Fontaine-de-Vaucluse
Dat hebben we gekregen

Op de terugweg van het povere fonteintje waarvan een gepensioneerde Franse onverlaat waarschijnlijk uit onhandigheid ergens de hoofdkraan heeft dicht gedraaid, mogen we ter compensatie wel nog een papiermolen bezoeken – entrée gratuite. Mooi een begin van Wiedergutmachung. Het is ten minste iets. Met een waterrad aangedreven hamers vermalen lompen in grote stenen kuipen, de verkregen pulp wordt door een geduldig ambachtsman tot handgeschept papier gezeefd. Ieder zijn hobby, je kan er een kopij van La Marseillaise kopen gedrukt op zo een vel. Mooi niet, zelfs het bevlogen lied van Hippoliet komt er thuis op zo een lor niet in, wij stappen verder door de gallerie en laten ons naar binnen wenken in een tafelkledenwinkel. Dat wil zeggen, gelokt door een fles rosé met pomelo voor drie euro en een half kan je niet bedrogen zijn. Zoals dat dan gaat valt het oog van de winkelende vent op een klassekleed met anti-tâche en dat van zijn morrende man op een regenboogkleurige pieds-de-poule, het humoristische winkeldametje haalt de onderste nap boven uit haar comptoir om ons toch maar niet niet met lege handen naar buiten te laten gaan.

Door zich een paar punten en komma’s te mistikken op haar kassa die, alle solden en kortingen incluis, een vlotte 33.000 euro op het ticket laat verschijnen. Het is warm voor iedereen en de cigales doen hun best om de mensen te verstrooien. Met een kwinkslag wordt dat factuurtje even snel weer rechtgezet en vanwaar we komen? Ah ze heeft nog Belgische klanten die hier al jaren komen en op een blauwe maandag een huisje kochten in het dorp hiernaast. Maar de man kon het constante gesjirp niet gewoon worden en het echtpaar heeft hun droom van armoe weer van de hand gedaan, ratelt het spraakwatervalletje terwijl ze het raam achter zich sluit omdat het gebrom van die beesten nu ook ons gemoedelijke gesprek dreigt te overstemmen. Ils sont nombreux cette année…

Fontaine-de-Vaucluse
Fontaine-de-Vaucluse
Azuurblauw water en roze lucht

Het heeft wat voeten in de aarde en heel wat gepalaver nodig gehad, maar we zijn buiten geraakt mét de fles wijn waarvoor we kwamen én ten minste één nieuw kleed waar die gearomatiseerde rosé geen vlekken op maakt. Een waterval hebben we dan wel niet gezien, maar zoëven wel aanhoord en op die manier toch nog wat leuks aan onze dag gehad. We klinken erop met een glaasje pastis terwijl de gasgrill op het einde van een busje zit te puffen om de laatste worstjes doorgaar te krijgen, morgen zien we Marc & Mieke op de camping in Salon. De verdere planning van onze zomervakantie laten we afhangen van hetgeen er al dan niet nog samen wordt gedaan, de meeste must-have-seens die op ons to-do-lijstje stonden hebben we deze week eigenlijk al afgewerkt. Alles kan, niets moet…

Dinsdag 14 juli

Traject: Fontaine-de-Vaucluse – Salon-de-Provence, 40 km

Na de zoveelste broeierige nacht met alles groot open, maar geen zuchtje wind, schepen we in voor de tocht naar camping Nostradamus. Ontbijt hoeft vandaag niet zo nodig. Een kop koffie om de laatste anijsresten van tegen ons verhemelte weg te spoelen en dan kunnen we op weg. Ik mag weer achter het stuur, je weet immers nooit welk onheil er verder nog op de loer zal liggen onderweg. Maar dat valt vandaag gelukkig reuze mee, de smalle communalletjes – waar we angstvallig naar aanstormende tegenliggers speuren – gaan gelukkig al vlug over in een départementale mèt geruststellende middenlijn om ons ter hoogte van Cavaillon terug naar de A7 – l’Autoroute du Soleil – te brengen. We volgen het vertrouwde asfalt van de péage tot de eerste afslag voor Salon-de-Provence om langs het bijna onaardsblauwe Canal EDF de la Durance tot bij onze bestemming te komen, of dat was toch Garmins plan. Gedurig aan probeert het drammerige stemmetje ons nauwe veldwegeltjes met overgroeiende bosjes in te doen slaan, maar daar hebben Cris of ik na het onfortuinlijke wedervaren gisteren nu écht even geen zin in. Het onding zucht haast opgelucht wanneer we eindelijk aanstalten maken om bij het naderen van Salon-centrum de “nu rechts afslaan”-instructie niet langer te negeren bij een steenweg die ons wel aanstaat in de richting van Eyguières, waarlangs onze kampplaats halverwege ligt.

Kijk! Morgen – zoals wekelijks op woensdag – is de weg naar het centrum afgesloten, deelt mijn immer opmerkzame gelegenheidsshopper me mee. Euh ja? Ahwel, dat wil zeggen dat er ’s ochtends markt is… Ik weet gelijk wat er morgenvroeg op het programma staat, de kilometeraanduiding van de GPS becijfert dat er ons nog een kilometertje of vier rest. Er ligt bovendien een fietspad over het betere deel van het traject, mooi en het is zo goed als vlak wat een aangename afwisseling in het landschap is ten opzicht van hetgeen waarover we tot hiertoe hadden kunnen fietsen. Bij het Ancien canal de Boigeslin slaan we de laatste meters naar de camping in, het bijna melkachtig tuquoise water stuwt met een enorm gebulder door een barrage bij het smalle stenen brugje naar Nostradamus en onder het geladerte van de platanen die de camping omzomen houden we halt.

We melden ons aan in het kantoortje en informeren net naar de aanwezigheid van onze vrienden wanneer Marc op zijn stalen ros komt aangereden, terugkerend van de supermarkt in het dorp verderop. Goedlachs komt hij ons tegemoet en begroet ons als een echt vent op zijn Frans, we zijn niet anders gewoon van onze kameraard. Zij staan een paar plaatsen verderop en verwachten straks na de middag voor het aperitief, we kunnen niet snel genoeg ingecheckt zijn. Er valt heel wat bij te praten en na een week met ons tweetjes te zwerven in den vreemde tussen de fransozen, zijn we blij een bekend gezicht tegen te komen. We manoevreren de Autoroller in de schaduw van een boompje dat ons plekje op de camping markeert en sleuren tafel en stoelen uit de koffer om een snelle lunch op het nieuwe tafelkleed te toveren. Er staat verder niet veel meer op het programma, het stof van de voorbije dagen afspoelen onder de ruim bemeten campingdouche en misschien nog een duik in het koele bad.

Fris en uitgelaten schuiven we bij onze vrienden rond de tafel, zelfs in de schaduw is het hier broeierig heet en de pastis in felle zomerse tinten smaakt best met de grote afgehouwen brokken ijs uit Miekes geïmproviseerde ijsblokjeszak. De namiddagzon beschrijft een wijdse boog boven onze hoofden en de steeds vrolijkere babbel en gezellige knabbel vloeit over in een warme avond rond de BBQ. Morgenvroeg fietsen we samen naar de vroegmarkt en gaan we de stad ontdekken in het voetspoor van Michel de Nostredame, de vermeend visionaire apotheker.

Salon de Provence
Bulderend en bruisend

Woensdag 15 juli

Tot ver voorbij middernacht keuvelden we de avond weg en voldaan doken we in het veel te warme bed, het Nederlandse echtpaar zit al fris gewassen voor het tentje wanneer wij ’s morgens een eerste keer voorzichtig door het slaapkamerraampje naar buiten kijken. De zwoelte van de nacht zit nog op mijn klamme vel, dus haast ik me met nauwelijks meer verhullends om het lijf dan dat waarmee ik uit bed kwam gekropen langs de buitentrap van het tegenoverliggende sanitairgebouwtje omhoog terwijl Marc onder het raam van de douchezaal de vaat van zijn vroege ontbijt al staat te doen. Hé wat moet dat daar? Ik schrik me een hoedje. Gelukkig zijn wij geen regelmatige ontbijters, dus kunnen we na Cris zijn ochtendcigaret gelijk mee op de fiets en naar de stad. Zelden zo een uitgestrekte markt gezien: fruit- en groentekramen vullen de pleinen, vers aangevoerde vis en grote pruttelende paëllapannen staan zij aan zij in de verbindende lanen, rekken met zomerse kleren in schreeuwerige prints en dito kleuren puilen uit in de dwarsende straatjes. Aan snuisterijen en gadgets geen gebrek, maar behalve wat prularia is er aan ons niet erg veel verdiend wanneer we alle standjes langs zijn gelopen en terug bij de fietsen staan die we bij de stadspoort hadden achter gelaten.

Salon de Provence
Salon de Provence
Graftombe van Nostradamus

Het loopt al aardig over het middaguur en we melden ons in de luwte van de merkwaardige fontein aan voor een lichte lunch: steak voor Marc en seiches à la plancha au chorizo voor deze lekkerbek, frisse salades voor onze nog uitpuffende wederhelften en doe alvast maar een tournée pastis in afwachting. Het anijs- en zoethoutdistilaat stroomt met hetzelfde debiet als de vreemdsoortige waterspuwer die het middenhoud tussen een raar geconcipieerd artefact uit de oudheid en een kunstmatig aangelegde tuin vol stalactieten. Niet moeilijk dat Nostradamus hier in Salon de meest bizarre visoenen kreeg! Na de koffie en het gevecht om de rekening volgen we de pijltjes in de richting van zijn tombeau, schijnbaar ligt de man begraven in het “collégiale Saint-Laurent” – een kapittelkerk waarvan zoals wel vaker in Frankrijk de deuren gesloten zijn. Waarom zetten die generaties lang aan de pastis en absynth gelaafde fransozen er dan in godsnaam pijltjes heen?!

Salon de Provence
Nostradamus
Salon de Provence
Salon de Provence
Stalactuinen

We slenteren onverrichter zake terug naar de binnenstad met zijn oude burcht, gezellige pleintjes en steegjes tot bij het huis van Nostradamus, een belevingsmuseum waar men de hoogtepunten van ’s mans leven evoqueert – voor toeristen zoals wijzelf aangeraden te volgen in het Engels. Als zou het haast Shakespeariaans gewouwel dat de scènes nu eens schallend, dan weer fluisterend begeleidt voor de gemiddelde bezoeker uit de lage landen beter verstaanbaar zijn dan het blasé Moyen Français, doorspekt met het Occitaanse idioom, waarvan de oude pillendraaier en hobbyastroloog zich indertijd zou hebben bediend. Het is er ten minste koel, maar nauwelijks kan ik mijn aandacht focussen op het wellicht uitermate boeiende verhaal.

Sluierwolken drijven voor de zon, maar buiten weegt nog steeds een drukkende warmte op de passanten in de smalle straten tussen de zandstenen batimenten en mijn gedachten dwalen voortdurend af naar het fonkelende zwembad van de camping. Moegeslenterd trappen we terug, het spoor van de savonnerie – die het tafelkledendametje ons eergisteren nog aan had geraden te bezoeken – ben ik helaas bijster. Op de heenreis meende ik daarvan een handwijzer te ontwaren, we hadden anders best wel een stuk fijn geparfumeerde Marseille-zeep kunnen gebruiken om de warmte van de dag straks weer eens weg te wassen. Het campingbad ís héél verfrissend en zelfs mijn compaan laat zich verleiden tot een duik, waarbij de koude van de wassende Vliet uit 1976 in het niets moet zijn verzonken.

Deze avond geen braai of spit, op woensdag bakken ze hier verse pizza’s in het oude Saviem bestelbusje dat een vaste stek kreeg bij de ingang van de camping. Na de apéro op het terras van de campingbar wenkt de pizzaboy en in mijn levendige fantasie hoor ik hem roepen: aaaan taaafel! Met vier dampende dozen en evenveel grollende beren keren we terug naar onze plek. Goed te doen, het bakkertje en de pizza’s. Smakelijk en een rood wijntje uit de Mâconnais erbij! Eigenlijk hebben we bij deze temperaturen best wel zin een ijsgekoelde rosé, maar geen druppel voor handen, dus prikken we voor morgen een bestemming bij een boer – nuja boer, noem hem liever een producteur récoltant want boer heeft zelfs hier al een pejoratieve bijklank nu de landbouwers en veehouders weer eens op straat komen en snelwegen blokkeren omdat ze het in hun semi-industriële bedrijven zelfs met Europese steun niet meer kunnen berooien…

De zon zakt eindelijk weg achter de bomen en wanneer de kraaien landen in de dichte kruinen, verstomt eindelijk het onophoudelijke gebrom van de cigales. Telkens weer hetzelfde scenario, volgens onze reisgezellen kan je er je klok op gelijk zetten. Maar vanavond blijft het drukkend warm, warmer nog dan gisteren rond deze tijd. De bewolking houdt de hitte vast als een warme deken en zo nu en dan lijken de geluiden van de nachtkrekels ook die overijverige cigales terug te wekken. Nog voor het slapen gaan, stouwen we onze ganse uitzet weer in de koffer en ik draai alvast de luifel in. Er steekt een wind op en die doet ook de laatste sjirpers zwijgen. Rust.

Donderdag 16 juli

Traject: Salon-de-Provence – Saint-Chamas, 20 km

We wisselen het comfort van de camping voor het avontuur en de amicaliteit van een France Passion erf, dus worden eerst nog alle tanks geleegd en water aangevuld. Onderweg nog wat noodzakelijkheden inkopen, Cris navigeert langs een E. Leclerc net buiten Salon en onze vrienden proberen te volgen: TomTom en Garmin zijn niet altijd de beste vriendjes, daarom geef toch die coördinaten nog maar even door. Alle fransen uit de buurt zijn er klaarblijkelijk hun wekelijkse boodschappen aan het doen. Als mieren draaien en keren ze op de parking waar er nauwelijks nog plaats is voor een deuxcheveaux, laat staan voor een campingcar van 7m. Na wat zenuwachtig rondjes draaien, kiezen we het hazenpad en hopen dat onze vrienden volgen naar de Lidl hiernaast, daar is plaats zat. Wel ja, als er wat klanten met hun wagen zijn vertrokken dan parkeer ik me ook ordentelijk en loop het warenhuis binnen. Wil je dit, heb je nog dat? Een ganse shoppinglijst komt op me af, euh nee en laat maar zo. Schuif al aan bij de kassa, ik ga wel om stokbrood bij de bakker.

Bonjour madamme, deux baguettes s.v.p.? Voici, un euro quatre-vingt dix monsieur. Ik mag de muntstukken in een trechter deponeren van het automatische kassasysteem, dat ook onmiddellijk 10 cent wisselgeld voor me in een bakje spuwt. Bizarre machinerie hebben ze hier! Verrast door de automatiseringsgraad van de winkeldochtersstiel vergeet ik bijna de broden, maar dat weet het achterdochtige teldingetje gelukkig niet. De juffrouw is daarentegen wel zo opmerkzaam. Ah pardon, merci! Oui, vraiement c’est la chaleur…

Patrouille de France
Patrouille de France

Alle koopwaar opgeborgen en de baguettes knapperig in de sac-à-pains, nog een blik achterom naar de achtervolgers en we kunnen de baan op, Garmin heeft het helemaal uitgekiend: een eindje terug richting Salon, over de brug, dan rechtsom en onderdoor richting “Avenue de la Patrouille de France” – Xander struikelt weer over zijn digitale tong en we gieren het uit. Ik herinner me tijdens de reisvoorbereiding ergens gelezen te hebben dat het stuntteam van de Franse luchtmacht hier zijn thuisbasis heeft. Niet zelden kwamen zij indertijd naar Koksijde voor de jaarlijkse Air Show, die zowat het hoogtepunt moet zijn geweest van al mijn jeugdvakanties aan zee. Vandaag is het plezier er grotendeels af, maar toen mochten gewaagde formaties en het overvliegen van de toeschouwers nog omdat Omar Bilal van de Royal Jordanian Falcons nog niet met zijn vliegtuigje in het publiek crashte zoals hij in ware Al Qaeda-stijl deed tijdens de luchtvaartshow van 1997 in Oostende. De geld en kerosine verkwistende evenementen werden al lang gearchiveerd in Vlaanderen en hier zomaar op het onverwacht voorbij te komen aan de hangars van mijn jeugdhelden maakt me onwillekeurig enthousiast en ik beleef hun capriolen en mijn jeugdherinneringen weer alsof het gisteren was. Een trigger voor pure reminiscentie!

Piloot ben ik gelukkig nooit geworden, maar de emotie van een jongensdroom is gebleven en gekke capriolen kent ook onze navigator. In het zicht van de Étang de Bèrre gekomen, stelt Xander me voor om rechts af te slaan naar onze bestemming. Op mijn hoede voor niet te nemen hindernissen, te mijden puttenbanen en stijle afgronden, mis ik het wegeltje achter het reclamebord van Domaine de Suriane. Onze reisgenoten volgen me gedwee naar het spiegelende asfalt van Château Calissanne een gedistingeerd wijndomein een goede drie kilometer verderop. Straat gemist? Euh bijlange niet… Gewoon een erg mooi uitzicht hier, gesticulerend naar de wijdse nagenoeg kale granieten heuvels met rare torentjes er bovenop gebouwd. Dat wilde ik jullie gewoon niet onthouden! Hilariteit aan de overkant en of we hier niet kunnen blijven staan? Ahum, nee dat denk ik niet. We maken rechtsomkeer en draaien het private wegje op, wiegend en hobbelend komen we tussen de wijngaarden door aan bij de voorbehouden plaats waar een Franse motorhome het beste plekje al bezet. We parkeren ons in volle zon overlangs achter elkaar, op de keggen en gelijk de luifel uit om de koelkast te vrijwaren. Beeld op de satelliet heb ik hier vast en zeker wel, onze vrienden niet er staat een boom in de weg.

Domaine de Suriane (Saint-Chamas)
Cigales concurreren met Alpha Jets

Wanneer we geïnstalleerd zijn en met de parasols wat schaduw over de tafel mikken, vertrekt de fransman. We verplaatsen haastig onze campers, onder en tussen de bomen netjes naast elkaar. Gezellig, een broodje eten met het hypnotiserende gebrom van enkele tientallen zoniet duizenden cigales die hier zelfs schaamteloos over de boomstammen en elkaar lijken te kruipen, achterwaarts en opzij, sierlijk als de formatievluchten van de Patrouille en zeker even luid als de straalmotoren van hun blauwe Alpha Jets. In afwachting van de proeverij stappen Marc en ik het erf af tot aan de oevers van het lagunemeer – de perfecte locatie om plaatjes te schieten voor het vakantiealbum, als waren het postmoderne prentbriefkaartjes. In de verte ontwaren we hier al de industrie rond Marseille, voorzichtig waag ik het pootje te baden in het van algen zwangere water. Afgeboord met puin en bouwafval, wankelend op de aan het oog onttrokken en pijnlijk aanvoelende stenen onder de waterlijn, slaat de zachte door de bries opgestuwde golfslag mij tegen de dijen wanneer ik behoedzaam terug naar het droge waad. Een eindje verderop treurt de ruïne van l’ancien moulin de Mauran om een surrealistische interpretatie van de begrippen patrimonium en erfgoed. We wandelen er omheen en blijven nog wat weg van de vervloekte cigales, genietend van de verkoelende bries die over het water vanaf de Middellandse Zee zilte lucht door onze haren jaagt. Tijd om terug te keren naar gemaal en gamalin die zich onderhouden bij de motorhomes, wachtend op hun koene ridders én de degustatie.

Domaine de Suriane (Saint-Chamas)
Etang de Berre, lagune van de Middellandse Zee
Domaine de Suriane (Saint-Chamas)

Ze telen hier olijven, de laatste oogst ging verloren aan een klimatologische akkefietje dus moeten we wel wijn kopen als we de lokale ambachtslui willen ondersteunen. De druivenranken staan op twee verschillende terroirs, de aanplantingen links en rechts van de hoeve vallen binnen het prestigieuze AOC Coteaux d’Aix-en-Provence, tussen de plek waar onze campers staan en de Étang de Bèrre liggen de schijnbaar meer ordinaire wijngaarden waarvan de opbrengst nochtans ook resulteert in een bekoorlijk fruitige Vins de Pays des Bouches-du-Rhône. Fijn zo, dezelfde druiven op een paar tientallen meters van elkaar geplukt worden door een stel bureaucraten getrieerd in een duurder vermarktbare en een beterkope categorie. Na de theorieles aardrijkskunde en economie volgt het practicum waar we naar uit hebben gekeken: het ganse gamma passeert de revue. Met een paar kratten lichtvoetige fruité, wat zwaardere coteaux, enkele uitzonderlijke varrianten zoals een vin cuit en nog wat obsure liqueuren uit grootvaders kelder komen we beladen als muilezels terug aan bij onze rijdende smokkeltuigen. We krijgen zelfs een paar gekoelde flessen mee voor bij de BBQ straks, wat een service. Als ze nu ook nog de afstandsbediening van de cigales zouden meegeven…

Domaine de Suriane (Saint-Chamas)
Domaine de Suriane
Domaine de Suriane (Saint-Chamas)

Wanneer de wijn is in de man, bekijkt hij de opties voor de resterende vakantiedagen. Nîmes met het antieke theater ligt als reisbestemming nog steeds binnen handbereik, maar er plaats vinden voor een camper – of twee – lijkt niet zo evident. Morgen rijden we gewoon naar de andere kant van de étang en blijven daar opnieuw een paar nachten op een camping staan om ook eens wat te kunnen fietsen in de omgeving en dan kijken we samen wel waarnaartoe en wanneer we volgende week ergens een verjaardagsetentje kunnen boeken.

Tegen bedtijd snijdt er een barmhartige kreet door merg en been, een ongeklede gedaante stuift woest door de motorhome. Mijn kloeke rekel voelde zich in de badkamer belaagd door een niets vermoedende cigale die ook wel eens mee op vakantie wilde. Baaah, doe dat weg! Och kijk… Eikes, nee zet hem buiten… Nee Stijn, ik meen het. Nu! Ik bescheur het bijna en zet het gevaarlijke monster met zachte dwang weer uit het openstaande raampje. Het enige in gans de Autoroller waar geen hor voor zit, dus sluit ik het voor alle zekerheid maar. Eindelijk nog eens een wat kwaliteitsvolle onderbroekenhumor en een sappige anecdote voor mijn reisverslag…

’s Ochtends bij het ontbijt zullen we er nog wel eens om lachen samen. Onze reisgezellen hebben van het plotse tumult wonderwel niet het minste gehoord, en ik die dacht dat die noodroep tot halverwege Marseille was doorgedrongen.

Vrijdag 17 juli

Traject: Saint-Chamas – Istres, 15 km

We hobbelen en schommelen een paar kilo zwaarder van het erf af en volgen de départementale via Saint-Chamas richting Istres, tot bij de ingang van Le Vallon des Cigales. Dat heet Marc volgt die weg tot bij de camping, wij iets verder omdat Garmin in een eigenzinnige lezing van nochtans dezelfde coördinaten besliste dat hij ons langs een niet bestaande achterpoort ter plaatse wil begeleiden. Onding. Na een paar honderd meter kan ik gelukkig rechtsomkeer maken door me op een uitwijkplaats tussen een horde tuningfreaks te wringen die daar net met blitse bakken zijn neergestreken en met draaiende motoren staan te ronken en te pronken als kleuters die hun speeltje vergelijken. Enkele tientallen meters onder het straatniveau ligt een stukje Bèrre-strand, niet het riante plage de la Romaniquette waar de camping mee uitpakt op twee minuten rijden. De bochtig steigende en afdalende weg is hier druk bereden en fietsen lijkt ons voorbehouden aan de dragers van een ernstige deadwish, toch even bij de receptie informeren hoe we van hieruit in de stad geraken.

Langs het in de hoogstaande zon badende zwembad en de uitnodigende buitenbar dalen we tot helemaal beneden op de camping af, om er naar believen een plekje uit te gaan kiezen. Volzet zijn ze hier lang niet, ik hou mijn hart vast om als enige échte fietser die ganse klim naar boven terug af te leggen om nog maar tot bij de uitgang te geraken! Zelfs mijn compagnie twijfelt eraan of vrouwlief het wel zal trekken om morgen naar de markt te gaan. Met het plannetje in de hand, dat het campingjuffertje ons gaf om een veilige route aan te duiden, vertrekken we op verkenning. Kilometers klimmen om dan gewoon op onze stappen terug te keren, hoeft voor Mieke niet zo nodig. Marc en Cris lopen nog een eindje mee, maar zien al gauw dat de aangegeven route eindeloos tussen eenzame hacienda’s en bospartijen door lijkt te weven. Ze keren terug om Mieke op het terras te vergezellen, ik volhard en slof onvermoeibaar verder op mijn uitrafelende espadrilles. Aan het einde van het smalle wegeltje gekomen strekt de Étang de l’Olivier zich voor me uit. Diep in de glooiing van de heuvel die Istres hier van het veel grotere Bèrre-meer scheidt, graait een waterstraal tientallen meters hoog naar de hemel. Mooi, dat weten we dan ook weer: tot zover lijkt het mij best befietsbaar en vanaf hier kan het alleen maar naar bedenden gaan. De terugweg daarentegen…

Istres

Ik maak rechtsomkeer en stap in geforceerde mars terug, want ik stel me plots voor dat mijn lieftallige echtgenoot zoetjes aan wel ongerust moet worden en ik heb geen eens mijn telefoon bij. Niets daarvan, het drietal hangt bij mijn aankomst gewoon leuk te wezen aan de bar bij de fles pastis. Nee ik hoef niet zonodig en loop gewoon naar de mobi terug. Er moet weer eens wat uitgewassen worden en het is er nu nog het weer naar om het nog snel droog te krijgen. Marc springt op zijn stalen ros en gaat nog voor het avondmaal mijn theorie omtrent de haalbaarheid van een fietstocht naar het centrum van Istres toetsen. Helemaal zeker is hij er niet van, de terugweg evenaart volgens hem al een stevige bergrit uit de Tour; maar we zullen het erop wagen morgen. Lukt het niet, dan stappen we maar af en duwen ons rijwiel een stukje voort.

’s Avonds valt de warmte pijlsnel weg, maar tussen de twee waterplassen slaat ook al het vocht neer over de camping. In vergelijking met de vorige dagen is het zelfs wat kil en er komt een fleece vestje aan te pas! Wie had dat ooit nog gedacht…

Zaterdag 18 juli

’s Ochtends kunnen we eens een keertje dauw gaan trappen, dikke druppels rollen van de openstaande raampjes en over onze motorkap: ideaal moment om even de doodgereden insekten van de neus te poetsen. Nog vóór mijn schattebol uit bed is, om zijn bestelde brood op te gaan halen bij de receptie, warmt de hoog aan de hemel staande zon de ochtend al weer op om de beproeving straks nog net iets inspannender te maken. Maar we halen het bijna moeiteloos, zonder elektrische ondersteuning is het buitenrijden van de camping het schrikwekkendste stuk. De fietsen worden gestald voor het toerismebureautje aan de porte d’Arles – of wat daar aan oude rommel van overblijft. Met de vroegmarkt van Salon nog in gedachten, stelt het aantal kraampjes hier niet zo veel voor. Maar dat geeft niet want eigelijk hebben niet onmiddellijk veel meer nodig dan een paar worstjes, een courgette en een aubergine die we straks op de grill kunnen zwieren.

Istres
Église Notre Dame de Beauvoir
Istres

Alles wat we nodig hebben, vinden we gelukkig bij de compacte U-superette om de hoek. Maar alvorens de aankopen voor het avondmaal in onze fietstassen te proppen, verliezen we ons verder in de oude binnenstad. Boven de typisch mediterane daken torent een intrigerend smeedijzeren koepeltje uit, de Église Notre Dame de Beauvoir domineert de skyline. Cris en Mieke wachten geduldig op de kasseien terwijl Marc en ik een weg naar boven zoeken. Je komt enkel bij de oude kerk langs smalle ogenschijnlijk doodlopende straatjes en via een reeks trappen die uitgeven op het panoramische Place de l’Église en tot de verbeelding sprekende voetgangerswegen als Rue sous les Cloches en Rue du Curé. Alles wat er rondom en onder ons te zien valt zijn pasteltinten van terracotta dakpannen zo ver het oog reikt, het groen van huizenhoge oléanders met felkleurige bloemen en een prachtig vergezicht over de beide meren die zich links en rechts van de stad uitstrekken tot aan de einder.

Istres

Om vanuit de binnenstad helemaal tot aan water te geraken, nemen we best de fiets, oppert onze kopman. Wij daarheen dus op de fiets en in de hoop dat er zich daar wat hippe horeca heeft ontwikkeld waar de ondertussen erg dorstigen zich kunnen laven. In andere contreien zou men er niet alleen pedalo’s en motorboten te huur aanbieden, maar gelijk ook eens rist tearooms en ijssalons hebben neergepoot om de verkoeling zoekende toeristen nog een extra euro uit hun zak te slaan. Niets van dat alles hier, wel een steigertje met een handvol elektrische sloepjes, maar nauwelijks een levende ziel te bespeuren.

Istres
Istres
Étang de l’Olivier – Istres

Rare jongens die provençalen, terug op het moderne plein bij het Office du Tourisme vinden kirrende kinderen verkoeling tussen dansende fonteinen die schalks van tussen de straattegels springen. Wij vinden er gelukkig ook wat we elders zochten en maken er na de pastis – hoe kon het ook anders – gelijk een lichte lunch van op het schaduwrijke terras van brasserie “Le Serac”: een paar uit de kluiten gewassen hamburgers voor de stevige mannen, een geslaagde Nicoise-salade voor ‘ons Mie’ en de absolute winnaar, mijn succulente seiches en een vergezellende ratatouille. Kleine en grote kinderen troepen samen en dartelen door het opspattende water, kwajongens halen streken uit onder elkaar terwijl een klein ukje van een aanpalend terras zijn sponsbroekje en watersandaaltjes dreigt te verliezen. Hoogtijd om die inkopen te gaan doen, dan kunnen we de tocht omhoog aanvatten. Met het vlees uit de koeling en nog wat verse groenten in de fietstas sta ik al stevig op de trappers wanneer ik mijn geëlektrificeerde vent halverwege de beklimming heb ingehaald, ik rij alvast door naar de camping. Hij wacht op het aankomende peleton en ik zit nog met de tong op de kniën uit te puffen voor de camper wanneer de bezemwagen arriveert. Het viel wel mee en ik ben best tevreden over mijn sportieve prestaties. Deze jongen kan nog best mee op zijn gewone fiets.

De rest van de dag wordt er naar gele rotsen gezocht, dichterbij het kostbare oker dan het dorpje Roussillon komen we niet. We komen er hoegenaamd niet overigens, want bij telefonische navraag aan het adres van een camping die Marc had genoteerd, krijgen we zelfs geen éénduidig antwoord. Reserveren kan niet, zelfs niet voor twee campingcars en twee tot drie nachten – wat voor de kassa van een campingboekhouder feitelijk gelijk staat aan een weekverhuur aan een stel Nederlanders dat te krenterig is om ook elektriciteit te betalen en dus de gsm aan het stopcontact in het sanitair zit op te laden. Maar er is vast wel plaats, dat wil zeggen er zal vast wel plaats zijn als we tijdig aankomen. Tenzij de kampeerders die er nu nog met hun sleurhut staan een nacht bij boeken, maar zelfs dan kunnen we de eerste nacht gewoon op de parking voor de camping staan. Mooi niet, zegt mijn kordate telefonist. Nîmes komt nog eens op tafel, maar ook bij de enige camping die we daar in de buurt vinden, zijn de opties onzeker. Er worden knopen doorgehakt: morgen naar Avignon.

Wij waren eerder al eens in de pausenstad, ondergedompeld in de sfeervolle drukte tijdens het Festival d’Avignon, restaurants bij de vleet en kampeermogelijkheden in overvloed op wandel- en fietsafstand van de ommuurde binnenstad. Bij jeugdcamping Bagatelle zal het weer een overompeling zijn, de sterrencamping tegenover de Pont d’Avignon is zoals verwacht ook volzet, maar in Villeneuve-lès-Avignon op de andere Rhône oever zijn we meer dan welgekomen bij de municipale en ze hebben er wifi!

Zondag 19 juli

Traject: Istres – Villeneuve-lès-Avignon, 80 km

Na een behoorlijk stuk over de péage snelweg te hebben gereden, volgen we de handwijzers Avignon en de Rhône tot bij de vestingsmuren, onder de beroemde brug door tot bij de nieuwe overspanning van de beide rivierarmen en dan rechtsaf naar ook voor ons nog onbekend terrein. Aangenaam verrast door de aanblik van de imposante vesting – die Philips de Schone liet optrekken op de “Puy Andaon” om de grens met het Heilig Roomse Rijk te bewaken en de Duitse keizer te couilloneren die hier aan de overkant van het water in het Palais des Pâpes een stevige voet aan de grond had – komen we aan bij VivaCamp La Laune, de gemeentelijke camping te midden van het groen en de cigales.

Villeneuve-lès-Avignon
Villeneuve lès Avignon

De gemeentebeambte maakt geen bijzondere haast, we mogen gewoon voor het kantoortje op de toegangsweg blijven staan terwijl de man onze campers monstert. Binnen een half uurtje komt de vriendelijke kerel terug, maar eerst loopt hij nog even rond de camping om te kijken of iedereen die vertrokken moet zijn ook wel weg is en de plaatsen die vrij horen te zijn ook geschikt lijken voor onze hoogte en lengte. Het is warm, heel warm hier op het middaguur en in afwachting van twee toegewezen plaatsen poten we ons neer op het terras met vier onverwacht stevige Troussepinettes en een litertje Perrier. Zoals afgesproken staat de campingbaas er terug en wijst ons twee vrije kampeerplaatsen aan, netjes naast elkaar en tegen de felle zon beschut onder het dichte gebladerte. We parkeren overlangs met ruim plaats voor tafels en stoelen, televisie zullen we hier wel niet moeten kijken de komende dagen. In het winkeltje vooraan zijn nog wat stokbroden voor handen, een meevaller voor de lunch!

We lummelen wat rond op de camping, inspecteren het sanitaire blok, testen de wifi en overleggen wat we de komende dagen zoal kunnen doen. Eén zaak staat vast: de 21ste gaan we ergens lekker uit eten om in een nieuwe bezetting Cris zijn verjaardag te vieren. De voorbije jaren konden we altijd rekenen op onze ‘camperma’ en ‘camperpa’, dit jaar wordt het een feestje met ’tante Mie’ en ‘nonkel Marc’. Morgen rijden we dus met de fiets naar Avignon om de stad te bezoeken, ik kijk er al naar uit om hen op sleeptouw te nemen en het voelt alsof we hier vorige maand nog maar zijn geweest. De oude pausenstad met haar jeugdige gewoel wekt een geweldig thuisgevoel bij me op, iets dat ik jaren geleden ook in Dublin en Copenhagen heb gekend. Hier zou ik ooit nog kunnen wonen, mochten die verdomde sjirpers er niet huizen.

Villeneuve-lès-Avignon
Villeneuve-lès-Avignon

Iemand oppert het idee om alvast de weg, of liever het fietspad naar de stad, van hieruit tot bij de brug over de Rhône al eens te verkennen en een kijkje te nemen in Villeneuve met zijn majestueuze burcht daarboven. Dat laatste veronderstelt een fameuze klim en tot overmaat van ramp rest er niet eens meer genoeg tijd om vandaag nog iets te bezoeken hierboven. Een blikje fris kunnen we wel nog kopen bij de kassa in de abtswoning, met wat goede wil en nadat we op ons communiezieltje beloven braafjes vooraan in de tuin te blijven, mogen we op de klapstoeltjes bij één van de felgekleurde bistrotafeltjes gaan zitten uitblazen met ons koude drankje. Ik voel de drang opkomen om toch net één voetje verder te zetten en buiten de lijntjes te kleuren om wat plaatjes te kunnen schieten, dus snel weg van hier. Eén van de volgende dagen bestijgen we de Andaon-heuvel wel eens wat vroeger, dan hebben we tijd voor een bezoek aan de stoere feodale vesting en de voormalige abdij van Sint-André.

Maandag 20 juli

Na een laat ontbijt fietsen we naar Avignon, over het hagelwitte fietspad naar Les Angels en met wat verwaarloosbare verkeersovertredingen steken we vandaar niet alleen de beide Rhône-armen en het île de la Barthelasse, maar gelijk ook de departementsgrens over. Rechteroever ligt in de Gard en de pausenstad op linkeroever ligt in de Vaucluse, de historische scheiding tussen de landerijen van de Franse koning en de Rooms-Duitse keizer hebben tot op vandaag hun sporen nagelaten. Hoewel Villeneuve-lès-Avignon het tegendeel laat vermoeden, hoort de gemeente niet bij de bestuurlijke omschrijving vernoemd naar gelijknamige stad, maar wel tot het arrondissement Nîmes en zo zijn we daar dan tenslotte toch nog een klein beetje geweest. Nah!

Bij de stadspoort die uitgeeft op het levendige Place Crillon stallen we onze fietsen tegen de rempart. Mooi we hebben de overtocht gehaald en zoals beloofd troon ik onze vrienden mee naar de toeristische must-have-seens, onderweg wat geschiedkundige petite histoire, architectonische wetenswaardigheden of kunstzinnige kwisweetjes spuiend – met een onvolprezen korrel zout worden mijn getater aanhoord, want weten zij veel of ik niet gewoon wat uit mijn nek loop te lullen. Bij de Pont d’Avignon – eigenlijk de brug van Saint-Bénézet, bisschop van Avignon in de 11de eeuw – staan een stuk of wat toeristen aan te schuiven voor een kiekje. Ik hoef niet zo nodig nog eens en mijn volgelingen beseffen onmiddellijk dat je de beste foto’s van een bouwsel niet maakt terwijl je er zelf bovenop staat. De uitleg van de audioguide geef ik hen in een notedop en we lopen een eindje om langs winkeltjes met lavendelijs en provençaals tafellinen.

Avignon
Pont d’Avignon
Avignon
Palais des P^pes

Op het plein voor het Palais gonst het van de toeristische bedrijvigheid en de eerste straatartiesten. Net als de Pont oogt ook het paleis vooral langs buitenaf heel impressionant, maar het effect van aan te schuiven in een rij bezoekers doorheen een aaneenschakeling van lege vertrekken is beslist minder spectaculair. Wie geen zin heeft om een paar uur duur een kille gang te schuifelen terwijl buiten de zomerse drukte volop heerst, of zijn les nog kan opzeggen van de vorige keer, geniet beter hier van alle fraais. Onder de staalblauwe hemel schittert het bladgoud haast verblindend in de felle zon, we vergapen ons aan alle praal van weleer, de muzikale en acrobatische acts waarmee jongelui hun brood proberen te verdienen. Tijd voor een burger of een slaatje bij La Boucherie op ‘Place de l’Horloge’, het absolute kruispunt voor alle festivalgangers, acteurs, straatartiesten en gewone bezoekers zoals wij. De massa volk zwelt aan naarmate de middag vordert en mensen hun weg zoeken naar een van de tientallen zoniet honderden gelegenheidstheaters die voor de duur van het festival worden ingericht in parochiezalen, cafés en garageboxen. Aan het eind van de centrale laan maken we rechtsomkeer en dwalen wat door de smalle straatjes, de mensenstroom voert ons terug in de richting van de stadspoort waar onze fietsen vanmorgen zijn blijven staan.

Avignon
Avignon

Helemaal uitgezweet en vergedorst ploffen we neer op een van de terassen van het Crillon-plein, voor een prikkelende Perrier of een bitterzoete Picon-bièrre; bijtaken vooraleer we terugfietsen naar Villeneuve. Het gastronomische restaurant van het prestigieuze Hotel d’Europe hier op de hoek was helaas complet, Cris reserveert voor het dineetje morgen dan toch maar bij La Fourchette, waar we jaren geleden ook al eens best wel fijne en innovatieve interpretaties van traditionele gerechten voorgeschoteld kregen. Het water staat ons al in de mond bij de levendige herinneringen aan de brandade en de daube de boeuf: bistronomie van de bovenste plank en deze specialiteiten staan er nog steeds op het menu!

Dinsdag 21 juli

De nacht was nauwelijks verkoelend, de lokroep van de dreunende cigales klonk al veel te vroeg en begint op tinitus te gelijken – ik leur met een verpakking oordopjes die de opgebouwde druk op de trommelvliezen ten minste wat verlichten. Het wordt een vermoeiend lui dagje, een taxi is besteld om ons straks naar het restaurant te brengen en dat geeft ons ruim de tijd om de burcht van Villeneuve te verkennen. Slechts twee gegadigden, maar echte archeofielen laten zich niet afschrikken door een verschroeiende zomerzon of een uitputtende démarage. In het wiel van Marc sta ik al recht op de trappers om over de stijle kant van de Andaon tot hij de ophaalpoort van de donjon te geraken, met de tong tussen de ketting komen we er aan. Nuja de mijne, want ìk heb geen stiekeme turbofiets en nog niet helemaal bekomen sta ik rood aanlopend te hijgen voor de kassa in het geclimatiseerde bureautje.

Villeneuve-lès-Avignon
Villeneuve-lès-Avignon

Je vous en pris monsieur, prenez votre temps… klinkt het vol mededogen van aan de overkant van de comptoir. Deux, adultes, s.v.p. Pardon? De quel département, monsieur. Euh… Et bien de la Belgique, mais c’est pas encore un département! Met de RFID-tickets in de hand – die verder nergens enig nu bewijzen, want je loopt hier gewoon binnen en buiten door het manueel te openen en te sluiten hekje – mogen we ons naar boven begeven, sens de la visite langs de pallissade en over de hoogste torens en omwallingen waarvan ik al snel begin te duizelen. Ik leer gaandeweg bij over allerhande voetnoten in de geschiedenis en ken nu ook de oorsprong van Villeneuve, mijn encyclopedische kennis wordt hier weer een gans eind bijgespijkerd; reizen om te leren.

Het loopt al tegen een uur of vier wanneer we onder het zwaar beslagen valluik weer op de kasseien staan, nog even langs de winkel en dan terug naar onze ega’s moederziel alleen daar beneden op de camping. Met zijn vieren en opgefrist wachten we op de taxi die ons ter tafel brengt, straks na de pousse-café gewoon een belletje geven van eerder waar in de stad en we worden dan terug opgepikt. Makkelijk, of dat lijkt het toch. Het zaalpersoneel bij La Fourchette heeft zichtbaar te lijden van de warmte, net als de meeste tafelgasten die zichzelf nu en dan wat koelte toewuiven met hun serviettes. Maar het fruitige roseetje en de keurig geserveerde gerechtjes maken alles goed, het is er nog net zoals we het ons kunnen herinneren en het spijt ons allerminst dat de l’Europe helemaal volzet was. De frisse garnituur van de brandade de morue, een traditionele mousse van stokvis en aardappelen, doet me de spreekwoordelijke duimen en vingers aflikken. De zuiderse stoverij van rundswangetjes met olijven is nog steeds een cullinaire voltreffer. Na het dessert en de borrel begint het buiten eindelijk wat te verkoelen, op het Horlogeplein krioelt het van jewelste rond een bevallig straatacrobaat en de kunstige werken van een paletschilder die gehuld in nevelen van autolak gestyleerde taferelen op het doek tovert charemeren geen klein beetje. Komop, we wandelen alvast een eindje terug naar de Crillonplaats voor een laatste glas en nemen vanaf daar de taxi, dat scheelt.

Avignon

Enkele minuten later stopt er een exemplaar van Avignon-Taxi bij de bus- taxihaven: Bonsoir, entrez messieurs… De deur is op slot. Venez! Cris gebaart dat het portier niet opent. Wij stappen achteraan in, of dat proberen we toch. Een derde volwassene moet er zijn maatje 46 in handschoenvakje wringen, want plaats tussen de bank en de middenconsole is er helemaal niet. Het gaat duidelijk niet snel genoeg voor de gebronzeerde brillantine fransoos die de fragile knoppen van zijn dure airco in bescherming neemt en me grofweg sommeert: Attention, mettez votre pied à côté… à gauche! Potverdorie, dit is mijn avond; denkt mijn verfijnde vent onderwijl die in impecable Frans uitvaart tegen het onbeleefde stuk espèce de connard. Uitstappen. Pardoes staan we daar terug op straat, ons nog steeds af te vragen wat er feitelijke precies gebeurde terwijl er al een andere wagen van dezelfde firma halt houdt met een ietwat exotische jongeman die uitstapt en vriendelijk vraagt: Villeneuve? Oui, au camping, antwoorden we in koor. S’il vous plait, madamme, messieurs. Geen gesofisticeerde clime hier achteraan, wel plaats voor zwaar vermoeide voeten. Het blijft stil tijdens de korte rit en wanneer de auto voor de poort van de camping stil staat, draait de jongenman zich om met een schalkse blik: Attention pour les boutons! We gieren het uit, alle vijf en 13 euro zegt de taximeter. Sans soucis, zegt mijn gulle echtgenoot die gezwind met een aardige fooi afrekent aan de goedlachse chauffeur. Hopelijk doet dat even snel de ronde…

Woensdag 22 juli

Traject: Villeneuve-lès-Avignon – Charnay-lès-Mâcon, 295 km

Stillaan verzadigd door de zuiderse zon en de sloten pastis, hebben we het eigenlijk wel helemaal gehad met het gebrom van die vervloekte cigales. Gisteren kwamen ze zelfs doodleuk tot bij onze deur gekropen met hun zeurende lied, van nu af aan staat er waarschijnlijk iemand bij die boomluizen bekend als de “Slachter van Avignon”. We mikken erop vrijdag of ten laatste zaterdagvoormiddag terug in de heimat te zijn. Er wacht ons nog een laat verjaardagsfeestje bij vrienden en voor we maandag terug aan het werk gaan moet er nog wel eens wat gewassen geraken en gepoetst worden. Daarom prikten we gisteren na het culinaire genot en het taxi-avontuur nog een etappe ergens op één derde van de te voorziene terugreis. Mâcon leek ons nog het bezoeken waard en met een vroege afreis ontlopen we vandaag de voor morgen aangekondigde boerenbetogingen op de snelwegen rond Lyon. Met de France Passion-gids in de hand komen we uit bij de coöperatieve cave van Charnay-lès-Mâcon.

Charnay-lès-MÂcon

We vertrekken samen, maar ergens na een gare de péage valt het konvooi uiteen. De files voor de Fourvière ontlopend volgen wij de suggestie van onze gastvrouw in Serrières en slaan een eind voor Lyon af naar de Rocade Est om in noordoostelijke richting langs de structurele verkeersknoop heen te rijden. Pas ter bestemming vinden we onze vrienden terug die er al zijn aangekomen omdat het stilstaande verkeer voor de tunnel nog scheen mee te vallen en wij onderweg even halt hielden om bij te tanken en een kleinigheid te eten op het middaguur. Gelukkig zijn we dankzij kaartenboeken en navigatie niet langer op elkaar aangewezen om de juiste weg te vinden, in het andere geval zouden er nu al wat krakende vloeken en verwensingen weerklonken hebben omdat ik onze achterliggers uit het oog ben verloren in het gewoel op de drukke autostrade. De parkeerplaats van de coöperatie kijkt uit over een voie verte, een wandel en fietspad op een oude spoorbedding die naar Mâcon voert. We dubben bij een pilsje op het terras van het café-restaurant om de hoek over de idee om toch nog even de fiets te nemen naar de stad, maar de resterende tijd lijkt deze namiddag te kort om ginder ook nog wat te kunnen bekijken én om dan nadien tijdig terug te zijn voor een proeverij in de geklimatiseerde vertrekken van de wijnbouwers hier in Charnay. Wanneer er even later een onaangekondigde bui overtrekt, bergen we de fietskaartjes die we bij het infobureautje meegristen toch maar op voor een volgende reis of toevallige doortocht hier in de buurt. De plotse regen, maar net genoeg om het stof op het asfalt te breken, is een aangename afwisseling met de warmte van de voorbije weken en neemt gelijk het drukkende van de zomeravond weg.

Van de Fruité die we vorige week bij Domaine de Suriane kochten, blijven enkel nog de twee voor ‘onze jongens’ gereserveerde flessen over: een bijna fluoroze en een luidkeels ‘Holland’ schreeuwend oranje kurk waren door de inspiratie van het moment aanleiding genoeg om een Nederlands collegaatje en zijn dito vriendje een exemplaar van beide stopselvarianten te beloven. In de koffer staat nog een schamele Pinot en een overschotje Gamay van Domaine de Monterrain, bij gebrek aan wijnkelder in onze Autoroller staat er onder de keukentafel ook nog een aangebroken krat Coteaux d’Aix. Eigenlijk hebben we dus helemaal niet zo veel souveniertjes om mee naar huis te nemen of aan vrienden uit te delen. Onze France Passion-aankopen waren dit jaar duidelijk beter gedoseerd en tot hier hoofdzakelijk bedoeld voor onmiddellijke consumptie, goed nieuws voor mijn autodidacte oenoloog die in de luxueuze cave nog een laatste keertje helemaal losgehen kan.

De dame achter haar hypermoderne toog, met verzonken koelinstallaties voor de uitgestalde flessen en fonkelende edelstalen kwispedoren, overloopt het aanbod van droog en wit over fruitige roséwijnen tot gefonceerde en tannineuze Bourgognes. Het is schijnbaar nodig goed te overdenken wat we willen degusteren, want ’s mans smakenpalet is een uitermate gevoelig zintuig en de volgorde van de wijnen is daarom van het allergrootste belang. Zelfs wie het helemaal geen zonde vindt het spuugbakje te gebruiken, om er ‘nuchter’ onder te blijven en zichzelf niet te verliezen in een zomers enthousiasme dat tot een lichtelijk onbezonnen aankoop leiden kan, mag eigenlijk geen ijle Chardonnay meer proeven nadat er al een stevige rode met houterige toetsen over de tong is gegaan. Wikken en wegen is dus de boodschap en daarbij helpt het vriendelijke verkoopstertje ons maar al te graag; om van start te gaan doet ze ons in nauwgezette volgorde de wijnen uit het Tradition-gamma proeven. De meeste zijn best wel te doen, maar neus en afdronk overtuigen mij niet. Ik ga resoluut voor de Pouilly-Fuissé – een droge witte Bourgogne met een stevig bouquet die we op restaurant al eens durven bestellen bij vis of schaaldieren, niet te verwarren met de eveneens voortreffelijke Pouilly-Fumé uit de wijngaarden langs de Loire. Mijn lieftallige echtgenoot weet ook perfect wat hij wil: een nieuwe voorraad Bourgogne Rouge Pinot Noir om mee naar huis te sleuren, want de meeste van zijn flessen Pinot uit Serrières maakten we ondertussen al soldaat. Het begint op te vallen dat onze voorkeur zelfs in een ‘blinde’ proeverij – dat heet zonder eerst naar de prijs te kijken – steevast binnen het hogere gamma valt, misschien moeten weer eens gewoon wat water beginnen drinken…

Donderdag 24 juli

Traject: Charnay-lès-Mâcon – Pont-à-Mousson, 360 km

Pont-à-Mousson

De laatste etappe van onze zomervakantie wordt de camperplaats bij de jachthaven van Pont-à-Mousson, wij waren er eerder al eens toen we van de Elzas terug naar huis reden na een hefstvakantie. Onder het druilerige allerheiligenweer zagen de cité impériale en de Moezel er twee jaar geleden weinig aanlokkelijk uit, maar vandaag schittert de rimpelende rivier en geeft de hoogstaande zomerzon de keizerlijke panden op de markt en de oude abdij een haast gouden glans. We hebben geluk en nemen twee plaatsen in bij het water, bij de capitainerie melden we ons aan en betalen voor de nacht. Het wordt de laatste avond samen en daarom koken we maar niet; aan de andere kant van de monumentale brug, op de markt onder de gallerijen, vinden we niet meteen een gelegenheid om uit eten te gaan. Er is wel een ijssalon waar we gretig op het terras neerstrijken voor een goblet met zoute caramel of gewoon een Edelweiss, gedaan met die zomerzoete pastis en provençaalse rosé. Veel verder dan de lengte van de winkelstraat lopen we liever niet het stadscentrum uit, voor je het weet staan we hier ergens in een verloederde arbeiderswijk of voor de poorten van de fonderie die overal ter wereld deksels voor rioolputten en mangaten levert.

Pont-à-Mousson
Pont-à-Mousson

We lopen terug tot op de andere oever en voorbij de abdij, want van ons vorige bezoek herinner ik me dat daar wel nog wat restaurantjes zijn. Behalve de typische aziaat of pizzeria is er ook de meer tradionneel Franse keuken met specialiteiten uit Lotharingen die ons mogelijk interesseert, maar het is nog vroeg en telefonisch reserveren kan. We beproeven dus eerst ons geluk in de brasserie van de jachthaven: de deur was er daarstraks nog gesloten, maar Cris belt even naar het nummer van La Capitainerie: Une table pour quatre, vers sept heures… Bien sur, terrasse ou intérieur? Ah oui, on vera tout à l’heure… Dat zit snor, we stappen terug naar de campers en nemen er alvast een aperitief – toch nog een laatste roseetje in de al laag staande zon. We wandelen tegen het afgesproken uur tot bij het terras, waar de chef net zijn parasols dicht vouwt voor de opkomende wind. Wij wagen het erop, want zonder dat beetje wind is het nog altijd warm en binnen zitten hoeft vandaag echt nog niet. Op het eerste zicht kan het menu zelfs een beetje concureren met het bescheiden dineetje in Avignon. Het gevecht voor de rekening van het laatste avondmaal, met alles erop en eraan, is al beslecht voor het begonnen is. Geen discussie mogelijk, tegenprestatie voor La Fourchette en neem het maar aan als verjaardagscadeau!

Na de koffie en plichtplegingen zakken we terug af naar de camperplaats waar zich een onwaarschijnlijk plot vol mysterie en intriges ontvouwt. In het midden van het plein staan een paar potige gendarmes te praten met geagiteerde omstaanders, de uniformen vertrekken al weer vooraleer wij weten wat er gaande is. De buitentemperatuur is nog even verhit als de gesprekken die de avond verder zullen vullen, dus nemen we nog een afzakkertje bij de motorhome. Op de achtergrond loopt een discussie hoog op, tussen een man in een rolstoel en omstaanders die ervan beticht worden zijn stroom te hebben gepikt: een banaal dispuut en het klinkt als zattemansklap. Eerder geamuseerd luister ik naar het Zwitserse koppel naast ons, dat legt uit hoe de man boven zijn theewater een pan spekvet naar de hem vergezellende vrouw gooide die ondertussen door de politie werd ontzet en voor verzorging werd meegenomen. Achzo dat was het dus, denk ik bij mezelf terwijl de rust lijkt weer te keren tussen de wagens achter ons. Tot plots de tierende rolstoel terug op het toneel verschijnt en het aanhoudende en steeds dichterbij komende en harder klinkende geleuter mijn echtgenoot zoetjesaan te veel wordt. Immer subtiel als hij is, gaat mijn schatje zich even moeien in het oeverloze gezeur van de vervelende vent…

Zielepoot, de mensen komen hier voor de rust. Wij hebben met uwe elentriek niks te maken, wij hebben zelfs gene elentriek ga op een ander staan zagen. Ah? Ik ben een sukkelaar… Gij zijt godverdomme de sukkelaar, heel de camping staat hier naar u te gapen. Och, bol het toch af man! Ik grijp al lachend een rafter van de luifel uit de koffer, kwestie van de vieze vent te lijf te kunnen gaan, mocht het op een handgemeen uitdraaien. Een dame, die het eerder deze avond ook aan de stok had met de onverlaat, schakelt nog een versnelling hoger en rood aanlopend zegt zij wat iedereen ervan lijkt te denken. Ondertussen is het al ver over elf en worden de koters van een Nederlands echtpaar door het aanhoudende geroep gewekt. Mooi niet, nou is het genoeg, dacht de vader en stoof met zijn vrouw de wagen uit. Onze Duitse buren links verplaatsen in allerijl hun Wohnwagen naar de parking bij de capitainerie omdat het marginaal figuur ermee dreigde hun camper in brand te steken. De gendarmes worden nog maar eens gebeld, maar die komen niet omdat het scenario zich op privaat terrein afspeelt. Is dat zo? Nou, daar passen die Nederlanders wel even een mouw aan: de rolstoel wordt in een helse vaart tot op de straat gerold, laat de politie maar komen! Ze hadden hem beter in de Moezel geduwd grapt een Genkse Italiaan die het bizarre verhaal hier schijnbaar al enkele dagen volgt.

Nu mijn vermetele vent ook terug bij me is komen zitten, kan ik er weer mee lachen en aanschouw de sublieme vaudeville die zich voor de poorten van camperplaats afspeelt. Maar net als de Belgische pakkemannen, zie je ook de Franse flikken niet als je ze nodig hebt. Een paar uur later loopt het goedkope spectakel af met een anticlimax omdat de wellicht ontnuchterende idioot dan toch maar de aftocht blaast en zich opsluit in zijn blauwe busje. Met dat weinig verkwikkende tafereel komt er dan toch een eind aan de nachtelijke hilariteit en de rest van de kleine uurtjes blijft het doodstil op de camperplaats. Ik luister nog een tijdje naar de rimpelende rivier, in het vale schijnsel van de maan en de glinsterende lichtjes onder de pont van Mousson. Straks rijden we zoals gepland naar huis, van 35° met zomerzon naar 15° en miezerend regenweer…

Pont-à-Mousson
Fin.