Provence & Camargue

Zomervakantie 2011

Route via Google

Zaterdag 16 juli

Traject: Leuven – Morienval, E411/E18 – A2 – A1, 290 km

Onze eerste bestemming is een onooglijk dorpje in het departement Oise – regio Picardië: nauwelijks een levende ziel te bespeuren maar wel een zorgvuldig aangelegde private camperplaats. Vorige zomer hielden we er halt toen we zonder concrete reisplanning richting Périgord vertrokken bij temperaturen ver boven de 30°: te warm en te lui om ons de eerste etappe al dieper naar het zuiden te haasten. Bij de oude kerk – op zoek naar de plaatselijke bakker – kwamen we bij een door de zon verschenen infobord waarop een te bezichtigen kasteel aangegeven stond, enkele kilometers van hier. Op fietsafstand dus te onthouden, we bezoeken immers nogal eens graag een feodaal optrekje.

Cris kijkt regelmatig naar de Britse serie ‘Merlin‘ waarin om de haverklap een beeldovergang gebruikt wordt met het mythische Camelot. Ik herken de scene; die burcht komt me bekend voor, maar kan het niet plaatsen. Een snelle zoektocht op het internet leert dat deze kasteelscènes werden ingeblikt te Pierrefonds, de vesting die ons vorige zomer al probeerde te lokken in Morienval.

De eerste halte van ons groot verlof ligt bij deze vast!

Chateau de Pierrefonds
In de voetsporen van ‘Merlin’

We vertrekken richting zon, thuis is het al de ganse week wisselvallig en de weervrouw van dienst voorspelt de komende tien dagen nog meer zware bewolking en regenbuien over het betere deel van Europa. Een Atlantische storing trekt van west naar oost, ik beklaag de arme drommels die een vakantie aan de Vlaamse kust hebben geboekt. Wanneer we in de vroege voormiddag de Brusselse ring oprijden vallen de eerste druppels al. Er staat de ganse rit een stevige kopwind, maar even na de middag installeren we ons op de vertrouwde camperplaats van Morienval. Na een snelle hap worden de fietsen opgetuigd en begeven we ons richting Pierrefonds.

Dezelfde wind die aan de motorhome schudde, giert op de terugweg genadeloos rond onze oren. De lucht is hier ook aardig grijs geworden en ik moet een tandwieltje lager schakelen om Cris op zijn nieuwe Ibee van Bikkel bij te kunnen houden – en dan nog lukt het nauwelijks. Het ziet er naar uit dat we het beste deel van de dag hebben gehad, tijd voor een aperitiefje en om wat verdere reisplannen te maken. Morgen trekken we verder naar het zuiden, hopelijk met minder file op de Parijse péripherique dan vorig jaar…

Zondag 17 juli

Traject: Morienval – Beaune, A104 – A5 – A19 – A6, 390 km

Een verkwikkende nacht, ondanks het eindeloze tikken van regen op het polyester van de alkoof: oordopjes doen wonderen. Bij het krieken van de dag wip ik uit de alkoof, de regen is weggewaaid en het lijkt er zowaar op dat de zon door het dikke wolkendeken zal breken. Op het afgesproken uur wek ik ook Cris en zelfs TomTom is ons voor één keer goedgunstig gestemd: hij stelt ons – zonder dat we daarom hebben gevraagd – een traject over de Francilliene voor. Na een tankbeurt en enkele tussenstops komen we aan in Beaune – Capitale des Vins de Bourgogne – waar ik het Hôtel Dieu wil bezoeken: het hospice waar Louis de Funès en consoorten zich vermomd als nonnen verschuilen voor de hen op de hielen zittende Duitsers in ‘La Grande Vadrouille‘.

De camperplaats vinden we makkelijk, vanaf de snelweg volgen we een handvol rotondes rechtdoor tot de publieke parking voorbij het Mercure hotel. De vijf voorbehouden plaatsen zijn zoals te verwachten was reeds bezet, maar aan de Flot Bleu wordt er middels een besluit van de gemeenteraad kond gedaan dat de aanpalende parkeervakken ook gebruikt kunnen worden. Deze beslissing is vrij voor interpretatie klaarblijkelijk, want op de autoplaatsen in het vak achter ons – nochtans netjes afgeschermd door hoogtebegrenzers die laten vermoeden dat het niet de bedoeling is er ook campers neer te poten – staan nog eens een twintigtal motorhomes die naast de barelen doorgereden zijn. Il faut le faire…

Hôtel Dieu - Beaune
Een scene uit ‘La Grande Vadrouille’

Het godvruchtige erfgoed bevindt zich op wandelafstand, de fietsen mogen dus op de drager blijven. In het museum kan je over de koppen lopen, maar op het eind van het bezoek krijg je een pareltje van een triptiek door Rogier van der Weyden voorgeschoteld. Verder ligt de hoofdstad van de Bourgondische wijnstreek er wat zomerzondaags verlaten bij. Op een enkel terrasje nippen toeristen van hun glas, wij schuiven aan en proeven een Côte de Beaune.

Bevangen door de helderrode aromaten en op zoek naar iets onbestemds om de resterende uren van deze dooie dag te vullen, duiken we de kelders van de Marché aux Vins in. Het concept bestaat erin zelf wat in de tastevin te schenken die je bij aankomst kreeg en de flessen die u bevallen in een mandje mee naar de uitgang te voeren, de afrekening volgt bij het verlaten van de zaak. Tijdens deze onderaardse tocht verschaffen bereidwillige sommeliers u graag een woordje uitleg over de aangeboden wijnen. Wat lichter in het hoofd, behoorlijk wat euro’s armer, maar wel enkele flesjes rijker komen we terug aan bij de motorhome.

Marché aux Vins - Beaune
Dans le cave où y a du bon vin …

De lucht klaarde tijdens ons avontuur in de ondergrondse krochten helemaal uit. Het is bijna zomers warm; jammer dat we geen stoeltje buiten kunnen zetten. Maar niet getreurd: nog voor de nacht valt, worden we al terug op een frisse bui getrakteerd. Tot laat in de avond komen er nog motorhomes onze bivakplaats opgereden, spiedend naar een vrij parkeervak. Geamuseerd kijk ik vanachter het gordijn toe, terwijl het televisietje op de achtergrond nog wat leutert over de Belgische impasse en het druilerige weer in eigen land…

Maandag 18 juli

Traject: Beaune – Montélimar, A6 – A7, 300 km

Op de Franse snelwegen is cent-sept-sept-fm voor ons een vaste waarde, trouwe steun en toeverlaat voor chauffeurs die door file- en ander leed geplaagd worden onderweg. We naderen Lyon: de stroom ‘sleurhutten’ zwelt aan en het péage-net bereikt zoetjesaan zijn verzadigingspunt. Ik vermoed ergernis bij de Franse camioneurs die de caravans tergend traag proberen in te halen wanneer onze noorderburen weer eens nauwelijks bergop lijken te raken. Onze nochtans zwaar geladen Ducato heeft er gelukkig minder moeite mee.

Bezuiden de tweede lichtstad van het land stokt de stroom vakantiegangers en de minzame dame op de autoradio weet dat er zich in het drukke verkeer enkele ongevallen hebben voorgedaan. Verderop bij Orange zijn er ook al troebelen te melden, maar zover hoeven we vandaag gelukkig nog niet. Morgenochtend zal het wel terug vlotter rijden, troost ik mezelf terwijl we met een slakkengangetje mee aanschuiven in de file.

We volgen het alwetende navigatiedoosje richting Montélimar voorbij de vier reactoren van de Centrale nucléaire de Cruas-Meysse. Nu ben ik niet onmiddellijk een militant ecologist, maar sinds Fukushima bekruipt er mij toch een licht onbehagen wanneer de met fresco’s verfraaide koeltorens op de andere Rhône-oever aan ons voorbijschuiven een 10-tal kilometer voor onze tussenbestemming. Onze speurende blik valt op de achteraf welgekomen pijltjes ‘aire des camping cars‘, we besluiten deze te volgen in plaats van TomTom die ons verder het centrum in stuurt. Voorbij het E.Leclerc-filiaal vinden we bij de Aire du Domaine du Bois de Laud, de betaalautomaat bij de toegang is buiten werking waardoor er zich onverhoopt een gratis overnachting aanbiedt.

Centrale nucléaire de Cruas-Meysse
Nougat - Montélimar
Nougat de Montelimar

Niet goed wetende welke richting we uitmoeten, stappen we terug rond het shoppingcenter en bereiken via een ruime omweg het centrum en het infokantoor. De stad omschrijft zichzelf graag als ‘capitale du nougat, porte de la Provence‘, maar voor ons blijft het een doorgangsplaats die slechts matig kan bekoren: de winkelstraten liggen er verlaten bij, Fermé le Lundi. Langs de kerkhofmuren, tegenover een ambachtelijke nougaterie waar we nog enkele zakjes mierezoet tandbederf gaan kopen, voert een steil wegeltje omhoog naar de camperplaats: beduidend korter dan de heenweg en wellicht wilde TomTom ons vanmiddag hierlangs naar boven sturen. Vrienden berichten ons over guur weer en barre koude aan overkant van het nauw van Calais, it’s raining cats and dogs. Ik stuur een plagerig smsje terug dat we net de BBQ aan het opstellen zijn.

Vrijdag, daags voor ons vertrek, monteerde ik nog een nieuwste aanwinst: een ledstrip van enkele meters die in het front van onze luifel verborgen zit. ’s Avonds laat porren onze overburen elkaar aan, nieuwsgierig als motten aangetrokken door het felle licht. Het was een experiment, een beterkoop Chinees fabricaat bestellen via het internet, maar zelf ben ik ook aangenaam verrast door de prestaties van het kleinood uit Hong Kong.

Dinsdag 19 juli

Traject: Montélimar – Avignon, A7, 82 km

Hoewel het niet onmiddellijk zo gepland was en eerdere reiservaringen me influisterden dat de iets grotere centrumsteden des duivels zijn voor al wie er met een motorhome heen wil, zou Cris – nu we toch in de buurt zijn – toch graag eens onder de Pont de St-Bénézet gaan dansen zoals in het kinderliedje en gelijk ook het Palais des Papes bezoeken waar de kerkvorsten in betere tijden vertoefden als goden in Frankrijk. We stellen de coördinaten van het eilandje tussen de twee Rhône-armen in: op Île de Piot moet een betaalparking zijn waar overnachten volgens campercontact toegelaten wordt en waar je de navette naar het centrum nemen kan. Een hevig onweer barst los wanneer we de oprit van de ‘Autoroute du Soleil’ nemen en een wat norse stem uit de autoradio waarschuwt passanten voor noodweer in Drôme en Ardèche.

Het freel stemmetje uit de GPS kan ons niet onmiddellijk naar de bedoelde ‘park & ride’ gidsen, veel meer dan “nu omkeren” komt er niet meer uit en het regent nog steeds oude wijven. Nauwelijks tien uur ’s ochtends, heeft Cris het zo ongeveer gehad met de Pauselijke stad. Met de handen in het haar staken we onze zoektocht naar de betaalparking die we hoogstwaarschijnlijk ergens voorbij gereden zijn in het voorstedelijke verkeer. Stom toeval of de goddelijke voorzienigheid zorgen er evenwel voor dat we nu pal voor de ingang van Bagatelleauberge de jeunesse et camping, terecht zijn gekomenIk word door mijn wettige wederhelft gesommeerd om me ter stond naar receptiegebouwtje te begeven. Gedwee volg ik zijn niet mis te verstane orders. Nauwelijks gekleed tegen het gutsen van deze orage en veel te licht geschoeid, stort ik me in het tegenweer.

Erger doorweekte toeristen schuiven er ongeduldig aan om af te rekenen en zich naar lieflijker oorden te begeven. De bereidwillige jongeman achter de balie wil mij best een plaats voorbehouden op zijn kampeerterrein, maar als onderpand wil hij dan wel une pièce d’identité van mij. Ikzelf wil vooral mijn identiteitskaart terug en na enig aandringen neemt hij dan toch maar mijn SIS-kaart in ontvangst als persoonsbewijs, we mogen om half twee vanmiddag terugkomen. Vreemde jongens die Fransen!

We draaien met de motorhome de aanpalende parking langs de rivier op, waar zichtbaar enkele onverlaten de nacht hebben doorgebracht in hun camper – dwars over de parkeervakken neergepoot – hoewel er duidelijk aangegeven staat dat zulks niet toegelaten is. Wij parkeren ons bescheiden bezit netjes binnen de lijntjes en terwijl we gulzig het verse stokbrood verorberen, maken enkele Italiaanse gezinnen hun opwachting. Met veel gepol en lawijt parkeren zij hun rijdende villa’s dwars over de gemarkeerde autoplaatsen. Lichtjes gebelgd laten we deze breed gesticulerende beunhazen achter en haasten ons naar het centrum voor een eerste verkenningstocht. In de verte boven de Pont d’Avignon tekenen de contouren van de Mont Ventoux zich af tegen de nog wat onheilspellende lucht.

Pont St-Bénézet - Avignon
On y danse …
Avignon - Palais des Papes, stadsmuren

Zoals ons beloofd door Fance Bleu, klaart de hemel op boven de Vaucluse en al gauw vult een verzengende zon de nauwe straten tussen de hoge gevels van het historische stadsdeel. De sowieso al drukke winkelstraten worden opgevrolijkt met acteurs, muzikanten en theatermakers die publiek proberen te werven voor hun opvoering tijdens het vermaarde Festival d’Avignon; een belevenis op zichzelf. Tot enkele minuten voor het afgesproken uur rusten we even uit met un petit café – van op afstand genietend van de gekke voorbij schrijdende meute.

Op de camping is het betrekkelijk fris gebleven, in de lommerte van het dichte bladerdak zijn de laatste plassen van de onweersbui nog niet opgedroogd. Boven onze hoofden in de plataankruinen schetteren de krekels, ze maken zich vrolijk over de teruggekeerde zonnestralen. Het donker gebladerte mag dan de koelte al bewaren, het betekent ook dat we vanavond geen televisie kunnen kijken. Voor een keer boeit het gebrek aan vrij zicht op de satelliet me zelfs niet, ik heb de gebundelde schelmenstreken van Thyl Ulenspiegel achter de hand. Maar nu eerst naar de Pont d’Avignon waar we ons elk een combiticketje aanschaffen om ook het paapse optrekje binnen te geraken zonder uren voor de kassa aan te schuiven.

Avignon - panorama
Avignon

Het heeft wat voeten in de aarde gehad, maar we gaan vanavond toch uit eten. Op de terugweg van de museabezoeken passeerden we La Fourchette, een gezellig ogend restaurantje met een volgens Cris eerder aantrekkelijke kaart. Mijn teerbeminde slingert me tussendoor enkele voorzichtige verwensingen naar het hoofd omdat ik niet zonder meer wil reserveren en eerst de kaart van tig andere etablissementen in de buurt moet hebben gezien, om tenslotte toch terug bij die eerste uit te komen. De ganse namiddag rondwandelen heeft veel van zijn al een tijdje pijnlijke rug gevraagd en hij is niet zinnens de ganse weg terug af te leggen om te horen te krijgen dat er geen plaats meer is in de herberg. Maar nu de valavond de klamme namiddagzon verdreven heeft, is nog niet alle hoop verloren en voorzichtig wagen we het: une table pour deux s’il vous plaît

Weerom zorgt de providentia ervoor dat wij niet met hongerige buikjes naar bed moeten. Het bezoek aan Avignon wordt bekroond met een kleine gastronomische uitspatting: Escargots de Bourgogne voor mijnheer, Brandade de Nîmes voor mij; respectievelijk gevolgd door Daube de boeuf à l’Avignonnaise en een Souris d’agneau braisée au romarin. “Daube, c’est quoi? Ah oui, zhat is zhe beefstew”, verduidelijkt de behulpzame gastvrouw voor de puberzoon van het onbehouwen Duitse koppel dat ongeveer languit op de bank hangt aan het tafeltje naast ons. De slungelige jongeman volgt Cris in de keuze van het hoofdgerecht, hopelijk kijkt hij niet al te raar op van de bestelde rundswangetjes – een plaatselijke culinaire specialiteit zo blijkt.

Woensdag 20 juli

Traject: Avignon – Remoulin, N100, 22 km

’s Ochtends priemt de zon al weer door het ritselende lover, nog even manoeuvreren boven het servicepunt bij de ingang van de camping daarna zetten we koers richting Pont du Gard: een Romeins bouwwerk dat niet alleen mijn ‘must-have-seen‘-, maar ook het UNESCO-lijstje met beschermd patrimonium heeft gehaald. De bezoekersparkings aan weerszijden van het unieke werelderfgoed zijn met een forfait van € 15 – inclusief de bezichtiging van het aquaduct en de toegang tot het museum – eerder aan de dure kant. Overnachten wordt er trouwens niet toegestaan en wie het wel doet, krijgt er nog eens een cadeautje van € 43 bovenop. Wij zoeken dus een slaapplaats in Remoulin, luttele kilometers verderop.

We laten de motorhome op de oever van de Gardon achter en fietsen naar het aquaduct dat Nîmes van helder bronwater uit de fontaine d’Eure moest voorzien. Het is een aangename route en veel sneller dan verwacht komen we ter plaatse aan, de fietsen gaan op slot voor een wandelingetje naar de andere oever. We laveren tussen de honderden medetoeristen en klimmen naar boven voor het verplichte nummer: zelfontspanner aan en zonder dralen een spontane pose aannemen voor een foto met de Pont du Gard op de achtergrond.

Pont du Gard
Pont du Gard
Pont du Gard - caféterras

Het is nog vroeg op de middag en terwijl we ons verlustigen aan een flauw getapt pilsje bezinnen we ons over een fietstochtje in de omgeving, kwestie van de gewonnen tijd nuttig te besteden. Het bestaan van fietsroutekaarten en knooppunters is nog niet tot bij het juffertje van het infokantoor doorgedrongen, zonder een idee over de te verkiezen richting staan we terug op de stoep. Na een valse start via een veel te drukke départemental – inbegrepen een bijnadoodervaring en het gedonder achteraf – vinden we ten langen leste toch een min of meer veilig befietsbare route. Onderweg verleid door een handwijzer naar het naburige village médiévalCastillon-du-Gard, laten we ons vangen aan een helse klim die gelukkig eindigt in een wijdse blik over de Gardvallei en een prachtig zicht op de Pont waar we eerder over zijn gewandeld.

We vervolgen onze excursie richting Vers-pont-du-Gard wanneer Cris plots gealarmeerd wordt door het display van zijn nieuwe rijwiel, wil hij de laatste kilometers niet zonder trapondersteuning afleggen dan maken we stilaan beter rechtsomkeer. We breken onze uitstap op de linkeroever af en keren over de Pont terug langs het fietspad op rechteroever. De zon staat nog hoog aan het firmament, nu en dan versluierd door een voorbijschuivende wolk en ik neem deze kans te baat om de ons nog onbekende combinatie mobiel zonnepaneel – elektrische fiets uit te testen. Het laden van de fietsbatterij werkt feilloos, zonder de huishoudaccu’s van onze motorhome schaamteloos leeg te slurpen: zondermeer een geruststellende wetenschap. Nog uitpuffend van de stevige rit, worden we weerom geïnformeerd over de perikelen van onze vrienden die het druilerige Britse eiland achter zich hebben gelaten en naar deze contreien onderweg zeggen te zijn.

Op de vooravond van Cris zijn 30ste verjaardag staan ze naast ons op de parkeerplaats die we – vrijpostig als we zijn – voor hen bezet hebben gehouden: een hartelijk weerzien en mooie vooruitzichten voor de komende dagen !

Donderdag 21 juli

Traject: Remoulin – Aix-en-Provence, 108 km

We proberen te reserveren op een camping bij Aix-en-Provence, maar zelfs voor twee motorhomes en twee overnachtingen doen ze dat daar nergens. Kom maar langs tussen twaalf en twee, dan zoeken we wel een plekje voor jullie: een weliswaar berekende gok, maar toch niet mijn geprefereerde reismethode tenzij er ook nog alternatieve overnachtingsplaatsen voor handen zijn. Weldra staan we voor de slagboom van Chantecler.

Zoals aan de telefoon beloofd en tegen mijn stoutste dromen in is er niet alleen nog plaats, maar krijgen we ook nog twee naburige kampeerplaatsen toegewezen: wat wil je nog meer voor je verjaardag grap ik naar Cris. ’s Avonds met zijn vieren uit eten gaan en proeven van de geneugten uit de Provençaalse keuken, om maar iets te noemen…

De sjirpende krekels, hier in de regio beter gekend als cigales, maken me horendul. Verwoed speur ik in het boompje naast onze luifel naar het wanstaltige gedrocht dat zo een kabaal meent te moeten maken. Zo luid het insect, zo onzichtbaar het voor me blijft. Ik onttrek me aan het allesoverheersende gebrom en maak een wandelingetje op de camping. Onwillekeurig leiden de pijltjes ‘piscine’ mij naar een nog luider klinkend zootje ongeregeld dat hier met tenten en KIP-caravannetjes is neergestreken. Met de hen typerende nonchalance hebben ze joelend en spetterend bezit genomen van het azuurblauwe verkoelende water. Ik probeer me te oriënteren en zoek de weg terug, waar het drietal aanstalten maakt om naar de stad af te zakken op zoek naar een restaurant.

Zelf dacht ik dat de streek vlakker was, zo dicht bij de Middellandse Zee gelegen, toch lijkt fietsen van en naar de camping géén optie voor wie op eigen benen aangewezen is. We rekenen dus maar op onze apostelpaarden om enkele kilometers naar de binnenstad af te leggen en er langs de Cours Mirabeau te struinen, waar de andere beau monde zich graag laat zien en graag gezien wordt. Het terras van Les Deux Garçons lonkt met zijn achterliggende 18de eeuws interieur, maar we laten de bar links liggen: het volstaat dat boezemvrienden Paul Cézanne en Emile Zola hier destijds hun centen verbrasten. Er vallen niet veel andere culinaire verwennerijen te bespeuren dan pizzatenten, de Provençalen moeten daar precies dol op zijn. Wij hadden eerder iets uit het terroir local in gedachten, het is al laat wanneer we bij Chez Grand Mère een tafeltje voor vier vinden om onze vermoeide voeten onder te schuiven.

Aix en Provence
Aix en Provence - Saint-Sauveur
Aix-en-Provence

Vrijdag 22 juli

De nacht bracht amper verkoeling maar de campingdouches zijn weldadig. Tussen de Ceders en Platanen op de heuvels rond Aix vind ik zowaar een open wifi-netwerk waar ik gretig gebruik van maak om wat mails te lezen en te beantwoorden, nog wat achter gebleven foto’s van een schoolreisje op het net te zetten en een technische ingreep te lanceren in het woon- en zorgcentrum waar ik naast mijn andere jobs ook nog wel eens werk. Net wanneer ik wat recreatief wil surfen, is het met het draadloze internet gedaan. Merde, bij gebrek aan connectiviteit met de buitenwereld stort ik mijn ochtendlijke ijver eens op iets nieuws: een reisverslagje starten terwijl we nog aan het zwerven zijn; het is eens wat anders.

Vandaag nemen we de bus naar het centrum, die klim van gisterenavond hoeven we niet zo nodig over te doen. Vooraleer we ons verder in de stedelijke drukte onderdompelen, zoeken we een terras voor een glaasje pastis. Het zuiderse en zonovergoten Aix heeft de charmes van een oude grootstad en culturele troeven die andere Franse steden vaak ontbreken.

Gans de maand juli loopt er een klassiek festival op verschillende locaties, in de Saint-Sauveur-kathedraal luisteren we ingetogen naar de repetities van het Nederlandse jeugdsymfonieorkest ‘Vuurvogel’ tijdens hun muzikale tour-de-France. Je zou haast niet meer vermoeden dat het geslacht van Oranje ooit iets goeds heeft voortgebracht, deze jonge telgen bewijzen het nochtans. Hoewel de aanblik van een jonge cellist met warrig krullende haardos in een geruite short tot halverwege de billen gezakt en de voeten gestoken in teenslippers enigszins bevreemdende werkt op iemand die bij het luisteren naar een hedendaags klassiek stuk eerder een virtuoos verwacht getooid in een strak gesteven wit hemd en een afgeborsteld zwart pak.

We wachten de eigenlijke opvoering niet af, maar gaan op zoek naar een lijnbus die ons terug brengt naar de barbecue die op ons staat te wachten. Bij de motorhomes aangekomen gonst het struikgewas nog even monotoon als voor ons vertrek. Albert beproeft zijn geluk bij het speuren naar het lawaaierige ongedierte, met het fototoestel in de aanslag lijkt het zowaar een persoonlijke victorie op het oorverdovend warme zuiden. In het avondlicht, wanneer de cigales uitgezongen zijn, keert de rust eindelijk terug over de camping.

Aix en Provence - cigale
Cigale

Wij concentreren ons op een volgende bestemming: korter bij de kust zal het wellicht te druk zijn om er nog accommodatie te vinden; verder naar het binnenland ligt de Atlantische storing op de loer, een allerminst aantrekkelijke gedachte. De echte zomer is op de weerkaarten nog steeds voorbehouden voor een smalle strook langs de Méditeranée. We zullen morgenochtend even telefoneren naar een camping bij Salon-de-Provence, naar verluid staat daar het huis van Nostradamus.

Zaterdag 23 juli

Traject: Aix-en-Provence – Cornillon-Confoux, D10, 43km

De eerste bleek volzet, overigens uitgebaat door Nederlanders dus wijken we graag uit naar een camping die ze ons aanbevelen: La Pinédeà deux pas de Salon… Die Provençalen moeten dan wel reuzenpassen zetten, want Cornillon-Confoux ligt er zomaar liefst 10 km van verwijderd. Nu goed we zijn geen al te moeilijke gasten en slechts een kniesoor die erom maalt, eventueel kunnen we er met de fiets naartoe. We zijn tenslotte slechts op zoek naar wat zomerse luiheid, het fijne gezelschap brengen we zelf mee. Een beleefd telefoontje bevestigt dat er nog plaats is voor enkele dolende zielen: we kunnen aankomen wanneer we wensen. Adresgegevens nauwkeuriger dan Chemin Départemental 70 – net na de bocht en vóór het binnenrijden van het dorp – kan de al wat ouder klinkende madame aan het andere eind van de lijn ons niet verschaffen, laat staan GPS-coördinaten. Mochten we het niet vinden zullen ze ons telefonisch wel assisteren… Weg met TomTomTommeke daar komt Marie-Louise! Ook zonder hulplijn komen we bij de camping, hier zie je nauwelijks andere autokentekens dan Franse. Vandaag wordt beslist een luie dag, we hebben zelfs terug satellietontvangst tussen de wuivende bomen door en we lachen er hartelijk om dat het hurktoilet waar we ook onze cassette mogen legen hier gewoon le turque genoemd wordt…

De caravan en aangelanden op het perceel naast de ons toegewezen open plek worden bewoond door een potige en goedgeluimde levensgenieter uit de buurt van Rijsel, gepensioneerd militair. Hij spreekt zelfs een mondje Vlaams, woonde zowat overal van Zelzate tot Dinant waar hij op zijn zestigste huwde met een Belgische. Nog voor de motorhomes op de keggen staan, ken ik syllabus met ’s mans levensverhaal bijna uit het hoofd. Zijn dochter die in Brussel woont telefoneerde vandaag nog om te melden dat ze haar wintertrui en anorak terug heeft boven gehaald, het is er 13 graden en het regent. Ik prijs me gelukkig hier in het zuiden te mogen vertoeven.

Brood nodig ? Een bakker is er al lang niet meer in het dorp, maar dat kan boven in de kantine besteld worden voor morgenochtend. Wanneer we vandaag nog enkele baguettes nodig moesten hebben, rijdt onze buur – ik doop hem stiekem tot monsieur le bourgmestre – er zelf wel even om met de wagen. Gelukkig zijn we nog langs een supermarktje gereden onderweg, we willen deze allervriendelijkste man écht niet tot last zijn.

Cris soest nu en dan weg op de tonen van Joe, tussendoor bereiken nieuwsberichten over nog meer neerslag voor de thuisblijvers mijn oor, Albert en Brigitte zijn stilletjes met een boek weggedoken in de schaduw en ik schrijf nog wat aan dit reisdagboek. Het is bijna etenstijd, maar voor we de grill nog eens aansteken rep ik me naar het bescheiden zwembad voor een frisse duik. Hier zijn alvast geen proestende noorderlingen te bespeuren; enkel een campinguitbater die zijn weelderig bloeiende Oleanders water geeft, mij onderwijl onderrichtend over de aantrekkende Mistral.

Cornillon-Confoux

Zondag 24 juli

’s Ochtends ga ik om het brood dat gisteren besteld werd bij de campingbaas. Terwijl ik hier nog wat gedachten herformuleer, wordt de camperluifel van de grond geplukt en onzacht terug neergezet door een forse windvlaag. Om hem voor erger te behoeden draai ik hen beter terug dicht, aan de overkant gaat ook al een rolgordijntje naar beneden en Albert sluipt geruisloos richting afwas. In de vlucht gris ik een handdoek van de haak en zet de achtervolging in. Nog vóór onze beider gezellen de slaap uit de ogen hebben gewreven, staat de vaat van gisterenavond netjes afgewassen terug op een schone tafel.

De zon verdwijnt nu en dan achter witte wolken die door de aanhoudende Mistral in hoog tempo voorbij gedreven worden, met die strakke wind wordt het geen fietsweer vandaag. Na een laat ontbijt maken we een wandelingetje naar het hoger gelegen dorp dat amper een voorschoot groot blijkt, maar wel bulkt van de Provençaalse authenticiteit en fotogenieke hoekjes. We worden aangetrokken door het kerkpleintje waar de horizon zich voort zet in een schitterende ‘trompe l’oeil‘ die er tijdens de voorbije maand april tegen een blinde muur werd aangebracht, vanaf de panoramische rondgang hebben we prachtig vergezicht op l’Étang de Berre – een 155 km² groot lagunemeer dat door bevaarbare kanalen met de Middellandse Zee verbonden is.

Cornillon-Confoux
Cornillon-Confoux
Cornillon-Confoux
Cornillon-Confoux

Ik wil morgen graag naar Arles dat onlosmakelijk verbonden raakte met het werk en leven van Vincent van Gogh. Er is een aire de service en overnachten kan desgevallend op de nabijgelegen parking, de camping in de buurt is volzet. Een mogelijk overvolle camperplaats schrikt ons wat af. Vermits we voor twee motorhomes een overnachtingsplaats zoeken, telefoneert Cris even naar ‘Mas de Rey’ – een France Passion adres op fietsafstand van het historische centrum. Ze verzorgen proeverijen en er kunnen makkelijk een vijftal campers staan, een tweede nacht blijven is geen bezwaar.

Maandag 25 juli

Traject: Cornillon-Confoux – Arles, D113 – N113, 48 km

Van barbecues heeft Brigitte stilletjesaan haar bekomst, vanavond staan kaas en wijn op het menu. De Franse stinkerds kochten we onderweg al, de wijn zullen we bij de degustatie wel uitkiezen. De zware bewolking uit het noorden heeft ons ingehaald en het miezert. Een idyllisch domein ligt verscholen tussen zestig hectare Marsalan-, Caladoc- en Chasan-wijnstokken: behoedzaam draaien onze motorhomes de majestueuze toegangsweg in, omzoomd met Oleanders en overhangende bomen. Het 17e eeuwse ‘Mas de Rey‘ is sinds twee generaties in handen de Mazzoleni-familie. We worden haast lyrisch van de gedachte alleen.

Mas de Rey, Arles
Mas de Rey, Arles
France Passion – Mas Moustique

Onder de bescherming van de gedeeltelijk opgestelde ‘safariroom’ spelen Cris en Brigitte een partijtje Rummikub. De cigales hebben hun valiezen gepakt, maar we krijgen er enkele honderden – zoniet duizenden – muggen bij. Die prikkertjes zullen ons de rest van de avond vergezellen, gezeten rond een voortreffelijke Marsalan van 2005 en een plank vol geurige kazen. Die kleine vampieren komen na elke bui tot leven, zo weet de vrouw des huizes te vertellen. Hier in het zuiden zijn ze dat schijnbaar gewoon, wij zoeken beschutting en proberen vruchteloos allerhande middeltjes uit: citronellakaarsen, preventieve sprays en verzachtende zalfjes die de opgelopen schade zouden moeten beperken. Doch niets mag baten hier op ‘mas des moustiques’.

Dinsdag 26 juli

We fietsen richting Arles en steken de rivier over op de ‘Pont de Trinquetaille’, het weer is ons voorlopig gunstig gezind gebleven en de muggen hebben zich ook even terug getrokken om een volgende aanval voor te bereiden. De fietsen blijven achter op een pleintje, waar we ze later op de dag hopelijk ook nog terug zullen vinden. Onderweg naar het Romeins amfitheater gaan de hemelsluizen nog eens even open, we schuilen op een terras nabij de druk bereden Boulevard des Lices, de waard verontschuldigt zich voor het mindere weer – als of daar iemand wat aan veranderen kan. Rond de arena groeide een gezellige wijk, het antieke bouwwerk vormt nog steeds het decor voor opvoeringen allerhande. Vanavond concerteert er een of andere charmezanger en men is al druk doende met de voorbereidingen, daardoor is ze niet bezoekbaar vandaag. Spijtig, we bewonderen de buitenzijde dan maar in het waterige middagzonnetje en dolen verder langs straatjes en over pleintjes tot we bij de rivier komen. Vanaf de dijk kijken we uit op de parkeerplaats langs de aanlegsteigers waar tientallen campers zijn neergestreken. Afgezien van de ergerlijke muggen prijzen we ons gelukkig dat we daar niet als haringen in een ton moeten overnachten.

Arles - Romeins amphitheater
Arles
Arles

Ik had het me allemaal wat feeërieker en beeldender voorgesteld. Het uitzonderlijke licht en de ziel van de aan depressies ten onder gegane postimpressionist heb ik hier niet meer teruggevonden. Misschien was Van Gogh helemaal niet gek, gewoon suf gestoken door de Camarguemuggen…

We slenteren langs de achterzijde van de Constantijn-thermen: liever dan de resten van het antieke badhuis te bezoeken, gaan we verderop langs de kaai de innerlijke mens versterken bij l’Entrevue, een zuiderse kroeg waar tajines geserveerd worden. Het verrukkelijke maal en de bijpassende deuntjes van een stel straatmuzikanten maken gelukkig veel goed. Van op het terras, aan een tafeltje achter het onze, staan een drietal gelegenheidszangeresjes op die zondermeer een plaats mogen krijgen op het Rencontres Internationales de Luthiers et Maîtres Sonneurs in Saint-Chartier. Ook de andere gasten weten het samenspel van hun engelachtige stemmen met de altklarinet en de accordeon van onze straatmuzikanten te smaken, ze oogsten een welverdiend applaus.

Op zoek naar onze lichtmetalen rossen, die zich gewoon om de hoek bevinden, opper ik het idee om nog een fietstochtje door de omgeving van ‘Mas de Rey’ te maken. Net wanneer we de tocht terug aanvatten, worden we nog eens getrakteerd op een frisse bui. De lust om nog verder te gaan fietsen, is al vlug samen met het fletse zonnetje verdwenen. We beperken ons tot wat gezellig keuvelen onder de luifel en schieten nog wat wolkenfoto’s tegen de ondergaande zon, tot te muggen ons opnieuw genadeloos belagen en we naar binnen vluchten. Albert’s TomTom Live, het intelligentere broertje van ons eigen zwarte doosje, stelt een camping voor in de buurt van Aigues-Mortes – een versterkt stadje hier wat verderop aan de rand van de Camargue . Ik ben meteen verkocht wanneer ik vluchtig de prospectus op de webstek bekijk.

Arles
Arles

Voor ik ’s nachts de alkoof in duik, onderwerp ik mijn getormenteerde lijf aan een grondige inspectie: tientallen muggenbultjes prijken op mijn schouders, onderrug en benen. Gelukkig hebben we een arsenaal heilzame en kalmerende pommades bij de hand, een wondermiddel om het jeuken permanent te onderdrukken ontbreekt me jammer genoeg. Vanachter de verduisterde camperraampjes naast ons, hoor ik ook Brigitte jammeren dat ze eruit ziet als een rozijnenbrood. Ik kan het me levendig voorstellen. Onze doortocht in de Bouches-du-Rhône zal ons nog lang heugen. Natuurlijk was het geen probleem om hier op ‘mas des moustiques’ twee nachten te verblijven. De meeste campingcaristen vertrekken bij het ochtendgloren toch al, ’s nachts opgevreten door de muggen, bedenk ik alvorens ik echt de slaap vat.

Woensdag 27 juli

Traject: Arles – Saint Laurent d’Aigouze, D179 – D58 – D46, 46 km

We volgen Albert langsheen de rijstvelden en de moerassen van de Camargue naar La Fleur de Camargue bij Aigues-Mortes, op de parking bij de receptie staat al een vrolijk gezinnetje te wachten naast wat ze in Nederland een vouwwagen noemen. Achter ons schuift nog een Duits koppel met een caravan aan, zij hebben pech want wij nemen de laatste beschikbare plaatsen in op de camping. We staan de laatste dagen van ons verlof wel niet meer samen, maar schikken ons in dit lot. De fietsen op en we trappen naar de vestingstad die op een boogscheut hier vandaan ligt. De weg voert ons door het natuurgebied dat in de verte lijkt te dansen in de zomerzon, de lucht geurt naar wilde tijm en rozemarijn, reigers strijken neer in poeltjes en de camarguepaarden kijken nieuwsgierig op vanuit de het lager gelegen grasland. Hier kan je foto’s maken die zo uit de Artis-Historia reeks van mijn grootvader zaliger geknipt lijken, beeldig…

Camargue
Camargue
Cou cou c’est moi

Aigues bruist van de toeristen die zich vergapen aan de hoge stadmuren en flaneren langs de broeierige terrassen. Ik stap door een van de oude poorten en loop langs de buitenzijde van de omwalling naar de volgende toren. Bovenaan prijken gargouilles, zeg maar viagragouilles grap ik naar mijn vent – hem een niets aan de verbeelding overlatende foto tonende. Een grapje van de beeldhouwer of werden die fabeldieren vroeger altijd in vol ornaat afgebeeld ? Wie zal het zeggen…

Aigues-Mortes
Aigues-Mortes
Aigues Mortes

Nog grinnikend om het riante geslacht van de waterspuwers grasduinen we verder doorheen de smalle straatjes met souvenirwinkeltjes die allemaal een gamma pluche krekels, stiertjes en flamingo’s – hier Flamant Rose genaamd, niet te verwarren met een Flamand rose – in de aanbieding hebben, ze worden afgewisseld met ijsventers en tavernes: wat kan een toeristenhart nog meer begeren… Het duister valt snel over de open vlakte, we wagen ons aan de campingkeuken deze avond: weinig gastronomisch maar de kwaliteit van de maaltijden valt beter mee dan verhoopt. Na een laatste pousse-café keren we elk naar onze eigen staanplaats terug, morgen fietsen we naar Le Grau du Roi – nog een ingeving van onze vrienden. Zo komen wij ook nog eens ergens.

Donderdag 28 juli

We fietsen via de D46 en de Route de Nîmes opnieuw tot bij de stadspoorten van Aigues-Mortes; daar slaan we rechtsaf naar een mooi aangelegd fietspad, maar dat laat ons ter hoogte van de rotonde op de D62 – een soort expresweg richting Le Grau du Roi – plots wat verweesd achter. Een beetje schuchter begeven we ons dan maar met onze tweewielers in de kantlijnen van deze toch wel drukke steenweg, van rotonde tot rotonde komen we eindelijk bij de Étang du Médard waar net een kolonie flamingo’s aan het pootjebaden is.

Étang du Médard - Le Grau du Roi
Flamants Roses

Blij dat we het zonder kleerscheuren gehaald hebben, parkeren we onze rijwielen bij de havengeul en slenteren verder door deze weliswaar drukke maar op het eerste zicht ook wat gedateerde badstad. De typisch Franse omgang met het immobilière patrimonium vertoont ook hier al wat kwalijke gevolgen. Mij krijgen ze hier niet weg voor ik de Middellandse Zee heb gezien: het zandstrand wordt bevolkt met toeristen, verstokte zonnekloppers en jonge ouders met dartelende kinderen laten zich duidelijk niet afschrikken door zo nu en dan eens een asgrijze wolk die haar schaduw over het strand werpt of de plotse dreiging van een kortstondige bui.

Het is al ruim over de plaatselijke lunchtijd wanneer onze beren beginnen te grollen, toch vinden we nog een overdekt terras waar ze bereid zijn nog wat te serveren. Honger is de beste saus, dus we nemen genoegen met hetgeen de pot nog schaft: mosseltjes overgoten met een vleugje Rocquefort; niet slecht, maar we hebben al beter gegeten. De namiddag is nog jong en we zien wel wat in de zeiltrip waarvoor een zuiders gebronzeerde scheepsmaat luidkeels klanten poogt te werven. We schepen in voor een promenade en mer met ‘Le Providence‘ – daar is de ‘voorzienigheid’ weer, dit keer in de vorm van een luxueus uit de kluiten gewassen catamaran. Het duurt even voor ik mijn zeebenen terug gevonden heb en mijn medereizigers bezweren me dat ik er de eerste zeemijlen écht niet bijster gelukkig heb uitgezien…

Le Grau du Roi
Le Grau du Roi
Zeil je voor het eerst …

Voor de terugweg stel ik een andere route voor, langs een kanaal van Aigues naar Le Grau en omgekeerd. Door een ontspoorde fietsketting vergeet ik evenwel de fietstas met gans mijn hebben en houden – gsm, portefeuille, sleutels, fototoestel, noem maar op – weer aan de bagagedrager te hangen; pas ettelijke kilometers verder dringt het tot me door. In zeven haasten maak ik rechtsomkeer, mezelf al bij de plaatselijke gendarmerie zien zittend om in mijn beste Frans uit te leggen dat ik zo ongeveer alles kwijt ben gespeeld. Cris begrijpt uit enkele haastig toegeworpen en wellicht weinig samenhangende woorden wat er fout liep en spurt achter me aan, nog naar Albert en Brigitte roepend: “rij maar door, wij komen wel achternaaaa !”

Mijn hart bonkt hoog in mijn keel, van de inspanning én door de aanzwellende paniek die zich van mij meester maakt. Als bij wonder waakt de voorzienigheid er ook nu weer over dat mijn kostbare bezit onaangeroerd op dezelfde plek is blijven staan waar ik het stomweg achterliet. Een mens zou voor minder een religieus besef ontwikkelen, dat wordt nondedju een dikke kaars voor Sint-Antonius. Vervuld van groot geluk beginnen we opnieuw aan de terugweg, bij de stadsmuren van Aigues-Mortes hebben we onze vrienden ingehaald. Alles in orde, oef!

De laatste avond samen, morgen klimmen we terug naar het noorden. Albert en Brigitte hebben over Rijsel een traject van iets meer dan 1.000 km voor de boeg en hopen dat in één ruk uit te zingen. Zo een huzarenstuk is aan ons niet meteen besteed en wij willen het einde van onze vakantie nog wat rekken. Daarom zullen we net zoals we gekomen zijn, ook in meerdere etappes terugkeren.

Vrijdag 29 juli

Traject: Saint-Laurent-d’Aigouze – Nuits-Saint-Georges, A7 – A6, 450 km

Voor hun normale doen zijn onze vrienden al vroeg in de weer: wanneer wij voor het eerst de neus buiten steken, hebben ze alles al ingepakt en staan klaar om te vertrekken. We nemen afscheid, maar niet voor lang want binnen enkele weken zullen we mekaar op uitnodiging van nog andere campervrienden al weer treffen ergens aan de Niederrhein. Na een laatste loosbeurt beginnen ook wij aan de terugreis, Cris vindt een camperplaatsje in Bourgogne: Nuits-Saint-Georges, de naam klinkt hem bekend in de oren van toen hij nog als vertegenwoordiger voor een wijnimporteur op de baan was.

Nuits-Saint-Georges
Nuits Saint-Georges

De vakantie-uittocht is al goed aan de gang wanneer we de péage-snelwegen bereiken, in de buurt van Lyon lopen de vertragingen op en het wordt ruim over zessen wanneer we eindelijk bij onze tussenbestemming aankomen. Ook hier hebben we nog een keertje geluk, we nemen een van de laatste motorhomeplaatsen in en gaan de benen strekken. De rest van de avond loopt het storm op deze plaats – niet dat ik er zelf veel van merk want terwijl Cris nog wat televisie kijkt zweef ik al tussen de schaapjes in dromenland – motorhomes rijden af en aan om gebruik te maken van de gratis aangeboden sanitaire faciliteiten of zoeken verwoed naar een plekje om de nacht door te brengen.

Zaterdag 30 juli

Traject: Nuits Saint Georges – Leuven, A31 – E411, 560 km

We hadden gepland om zondagmiddag pas thuis te zijn, maar het lot beschikt er anders over. Gespaard van nog meer fileleed bereiken we via Nancy en Metz de camperplaats in Dudelange, net over de Frans-Luxemburgse grens. Er staan enkele Britse en Nederlandse motorhomes, het is rond drieën en we parkeren ernaast. Met de spoorlijn beneden ons en een skatepark vol graffiti aan de overkant oogt het wat troosteloos, dit gevoel wordt helaas nog versterkt door de buitentemperatuur, gure wind en grauwe wolken die er boven onze hoofden mee dreigen om hun natte lading uit te storten. In een geforceerd marstempo werken we een stukje stokbrood naar binnen; met nog iets meer dan 200 km te gaan is de keuze vlug gemaakt: huiswaarts, het is welletjes geweest.