Zomervakantie 2017
Route via Google-maps
Zondag 9 juli
Traject: Leuven – Clères, 352 km
Er wordt tot het laatste uur voor het groot verlof nog gewerkt, hoewel we – zeker ik, in mijn hoofd toch alleszins – al een paar dagen helemaal klaar zijn om op vakantie te vertrekken. We zijn dit keer wel in de juiste mindset om er een tijdje tussen uit te trekken, met het min of meer concrete doel ons te laven aan de gulheid van Marianne. Het wordt meteen een uitdaging om alleen met z’n tweeën drie weken door te brengen, op elkaar aangewezen en zonder andere reisgezellen om initiatief te nemen. Andere zomervakanties kwamen we altijd wel ergens ’toevallig’ wat campervrienden tegen die ons dan een paar dagen gezelschap hielden of met een verlicht idee op de proppen kwamen waardoor we gewoon konden volgen zonder zelf onze hoofden te breken over wat te doen. Meer nog, we vertrokken de afgelopen jaren meestal samen in congé. Dit jaar niet. Onze vaste vakantievrienden vertoeven rond deze tijd allemaal ergens over de Oder. Wij niet. Wijn aan de Loire, de Dordogne en de Garonne of grauwe wolken boven de Somme worden onze lakmoesproef.
De grote uittocht naar het zuiden laten we passeren en wanneer de Autoroller klaar staat voor vertrek, begint ons verlof met een vervroegd verjaardagsdinertje. Het is hoogzomer in de stad en we mogen plaats nemen onder het lover op het achterliggende terras. Een stel jonge vrienden, of liever een bevriend jonger stel, schuift mee aan tafel voor Bouchot mosseltjes met venkel en curry, Italiaanse ravioli met ricotta en Vlaamse asperges, duif uit de Anjou met wortel en komijn, Angus beef uit Uruguay, bekroond met een duo van Leuvense rabarber en aardbei met witte chocolade – Zarza streelt je zinnen. Het gezelschap van Wouter en Lennert is minstens even zinnenstrelend, de begeleidende speciaalbieren van de sommelier bijpassend en het gastronomische menu niet alleen een culinaire voorafname op mijn teddybeer zijn 36ste, maar ook op de aard van onze reisbestemmingen. Puur genieten met een guitige collega die op onverklaarbare wijze bij onze zelfgekozen familie begint te horen.
’s Ochtends worden de laatste spullen ingepakt, de fietsen op de drager en we zetten koers naar een ons bekende overnachtingsplaats in Boven-Normandië. Clères was eerder al het begin van een zomervakantie, gewoon een etappe op weg naar elders – één bijzonderheid was ons daarvan bijgebleven, een elektronische piep ritmisch weerklinkend vanuit het struikgewas dat de camperplaats omzoomt. De herkomst en reden bleef toen voor ons een mysterie, vandaag zal Cris dat vraagstuk na al die jaren eindelijk oplossen. Een stroompaal produceert dat geluidje bij het indrukken van de selectietoets. Bij de vorige passage merkten we de stemmigheid van het Normandische plaatsje te laat op. Omdat we het bijna onterecht als gratis overnachting en doorgangsplaats uitgekozen hadden, wil ik nu het naar verluid schitterende park op het oude kasteeldomein en het authentieke dorp ook wel eens even bekijken. We hebben er alvast ruim de tijd voor tijdens deze bewust onthaaste trip.
Eerst bezoeken we de Médiévales die onverwacht de vakwerkhuizen van het voorts natuurstenen dorp in een feeërieke sfeer hullen. Hoofse ridders en jonkvrouwen in lange gewaden schrijden over de kasseien, een kastelein bestelt ons een kruik bier terwijl we ons in de luwte van de middeleeuwse ambachtenmarkt en steekspelen beraden over het verdere verloop van onze reis. Op de achtergrond klinken schalmei en luit, een diepe trom nodigt uit ten dans, maar het is broeierig warm en de tripsen – ‘donderbeestjes’ in de volksmond – waaien ons tegemoet vanuit het platgetreden stro.
De eerste echte bestemming ligt een paar departementen verder aan de Atlantische kust, opnieuw een plek die we ooit al eens vluchtig bezochten – terwijl we door een panne aan de camper minder oog hadden voor de locatie, dan voor de Fiat garage kilometers verderop waar ze een versnellingsbak konden reviseren. We doen eigenlijk gewoon fragmentarisch een paar grote verloven overnieuw, zo ontmijnen we gelijk de eerste vakantiestress. De hitte van de namiddag maakt plaats voor nachtelijke nevels en de avondlucht kleurt vurig. Het kasteelpark houden we maar weer te goed. Alles mag en niets moet – la vie en rose.
Maandag 10 juli
Traject: Clères – Brissac-Quincé, 341 km
Na de zwoele namiddag volgt een frisse nacht en een onweerachtige natte maandagochtend. We zetten koers naar Domaine De La Belle Étoile, een France Passion gastheer in de Anjou. We gaan er niet op zoek naar de succulente duif van zaterdag, wel naar zomerzoete wijn en frisdroge rosé om de eerste warme zomerdagen door te komen. De trip erheen heeft onvoorzien wat voeten in de aarde, zelfs nu de GPS coördinaten in de gids staan afgedrukt. Jezelf missen van instructie of een vergissing bij een cijferreeks blijkt gauw gemaakt, maar niets kan de nog steeds opgewekte sfeer in de stuurcabine drukken. Derde keer goede keer, we bereiken met een weinig vertraging toch de gewenste pleisterplaats – camping à la ferme, hier mag je dus ook echt kamperen. Door het klungelige navigatiewerk en de extra kilometers is het druilerige weer ondertussen opgeklaard, achter de hoeve in een schaduwrijke uithoek van het erf kunnen caravans, campers en tenten staan. Wie wil beschikt er over een eenvoudige keuken en volwaardig sanitair.
Na de voor ons zelden vrijblijvende proeverij keren we met wat flessen van Anjou en de Coteaux de l’Aubance terug naar onze Autoroller, de kartons rood op eik gerijpt, fruitig zoet en bijna sauterneus wit stouw ik samen met een gevarieerd gros rosé onder de tafel. Altijd binnen handbereik, de eerste fles zomerzoet staat al te koelen en de tannineuze rode te chambreren op het aanrecht. Eerst een wandeling naar het château, op aanraden van de jonge deerne uit Bourgondië die hier aan de Loire de liefde voor man en wijn heeft gevonden. Het kasteel zal al gesloten zijn tegen het avonduur, maar de tocht erheen en het park zou stellig de moeite zijn. Haar toerisme-studies in combinatie met de erfelijke belasting uit Bourgogne blijken hier te renderen. Het erf af naar rechts, altijd rechtdoor, de grote baan kruisen en dan zijn we het spoor bijster. Liever dan doelloos rond te kuieren met een zere rug, keren we beiden op onze passen terug.
Net op tijd voor de apéro worden we begroet door de eigenaar van het terroir: messieurs, bonsoir. Ja we zijn al wezen proeven, hij monstert een fles van zijn beste wijn op onze kampeertafel en knikt goedkeurend. Je vois que vous avez déjà rencontré ma mère. Het was nochtans een jongedame die ons heeft ontvangen… Ah la gosse, oui, messieurs bon appetit! De gastheer merkt dat het vlees van de grill zo op tafel komt en zet zijn ronde over het erf verder. De vader voert de schapen in de wei achter ons. Een beetje jammer dat we onze gastheer niet langer konden onderhouden, want hij had zichtbaar zin in een praatje. En net dat vinden wij doorgaans de meerwaarde aan deze formule.
Er komen de volgende dagen nog kansen genoeg om al keuvelend de couleur locale op te snuiven en wat bij te leren over het ambacht en de regio. Na de koffie en de vaat kruipen we zonder zorgen onder de wol, we slapen uit om morgen naar Les Sables d’Olonne te rijden. Ook daar kennen we onze slaapplaats al – sans soucis.
Dinsdag 11 juli
Traject: Brissac-Quincé – Les Sables-d’Olonne, 168 km
De ochtendstond heeft goud in de mond, of dat lijkt de enige andere kampeerder op het erf toch te denken. Een paar struiken verderop logeert een loonwerker in zijn camionette die al bij het ochtendgloren terug naar zijn volgende opdracht vertrekt. De coördinaten in de GPS worden geverifieerd met het adres van de camperplaats, zonder omwegen vandaag. Een grapje na de missers van gisteren kan er wel van af, maar mijn vent deelt niet mijn drukke ochtendhumeur – hij lacht eens groen en de volgende bestemming mag ik zelf invoeren.
Behoedzaam stuur ik de Autoroller het erf af, spiedend naar een levende ziel om nog gedag te zwaaien. Rechtsop, linksaf, de kortste route naar de péage snelweg richting La-Roche-sur-Yon. Die plaats zal nog lang in ons geheugen blijven hangen. De Transit heeft nauwelijks moeite met het glooiende asfalt van de A87, maar in de laatste klim rolt er toch een rilling over onze rug. Hier ging de boîte van de oude Ducato ooit kapot. We komen in de buurt van onze pleisterplaats. Het weer is wat betrokken en winderig hier aan de kust. Echt koud is het niet, maar de strakke zeebries voelt kil aan en laat het rode stof kolken boven de parkeerplaats.
Na een late lunch wandelen we naar de Plage. Beslist geen strandweer vandaag, maar dat deert uitgelaten tieners op het strand blijkbaar niet. De branding bruist tussen pier en rotsen en breekt op het witte zand. We schuifelen naar L’Estacade, het eerste café op de promenade, een koffie om te beginnen en dan een streekbiertje graag. Brasserie La Cabaude brouwt hier ergens in de achterhaven van de zone portuaire een arsenaal gelijknamige streekbieren van fletse witte tot kruidige stout – België is al lang niet meer dé wereldleider van de speciaalbieren. De wandeling mondt uit in een zoektocht naar de brasserie waar we jaren geleden met vrienden op het terras hebben gezeten om onze toenmalige malheuren te vergeten. De bars en bistro’s vandaag lijken in niets meer op het zonnige plaatje uit onze herinneringen, het wordt zoeken, een schelp in een zandkasteel – spelden en hooibergen zijn hier dan ook nergens te bespeuren.
Cris betaalt de veerman die ons met zijn sloep de havengeul overzet. Al kuierend over het staketsel van het rechter havenhoofd beginnen we stilaan wat blauwe lucht tussen de witgrauwe wolken door te zien. Ping. We gingen geen berichten van het werk beantwoorden, maar een knaap aan het andere eind van de slimme telefoon roept een hulplijn in. Neen, dit is niet werken, het is hém helpen. Juist ja, dat scheelt. Een ander had bot gevangen, maar hij mag me om onduidelijke redenen eigenlijk altijd alles vragen. Al die tijd begripvol wachtend, zit mijn onderhand in de doorgebroken zon puffende vent naast mij op de bank terwijl ik foeterend op het hiervoor veel te kleine schermpje van de telefoon thuis wat webservers manipuleer. Klus geklaard en bij de jachthaven stappen we op de passeur – een elektrisch vaartuig brengt voetgangers terug naar de overkant. Handig. We ontdekken er de havenkroegen en de vissershaven. Snel een 51 en een Casanis in het Havanna Café, dan zoeken we een tafel voor vanavond.
Reserveren zal niet nodig zijn, maar toch zoeken we het telefoonnummer even op voor we terug kuieren in de richting van de aire langs nog meer lonkende terrassen. Niets lijkt onze eerste keuze, met voor elk wat wils op het menu, te kunnen evenaren en keren straks voor het eten terug – er rest ons nog de tijd om even de benen te laten rusten en iets passenders aan te trekken vooraleer ter tafel te gaan. We schuiven aan op het overdekte terras van het La Marée voor gepersilleerde escargots en een casserolletje moules de Bouchot met Rocquefort voor mijn echtgenoot, vissoep met rouille en een sloep fruits de mer voor mij. Hier hebben we lang naar uitgekeken, de kleine smaakvolle Franse mosseltjes en de verse zeevruchtenschotels. Het etentje waarmee we onze vakantie zijn begonnen, was een verfijndere en gastronomische aanzet. Bij een zomerse Fiefs-Vendéens, uit het gamma rosé collection van Vignoble Mourat, beginnen wij aan het stevigere werk, laat onze campervrienden maar Poolse worst eten. Dit is echt vakantie!
Woensdag 12 juli
De dag start ook vandaag wisselvallig, niet alleen grauwe lucht er waait ook wat nattigheid in het rond. Tegen de late voormiddag wordt het licht scherper en wandelen we naar de winkelstraten van Les Sables – volg de pijltjes naar de rues piétonnes. Even binnen wippen bij de plaatselijke Jules, elders op zoek naar een nieuwe casquette, schoenwinkels en toeristenkraampjes bij de vleet, maar in tegenstelling tot andere zomers kunnen de Franse espadrilles me dit jaar niet bekoren. Ik wisselde ze voor teenslippers en sleffer ermee achter mijn lieverd aan. Onbewust komen we terug uit aan de kaaien en bij de Cubaanse bar, waar ze behalve pastis ook tapas serveren. Eentje met foie gras en een portie rillettes de maquereaux, kwestie van de dag goed in te zetten. Straks lopen we nog even langs de vismijn en de supermarkt, ik hoop vanavond op seiches van de grill.
Ondertussen hebben we het hier wel gezien, dus morgen rijden we een stukje door tot La Rochelle. De Francofolies zijn er net met alle muzikale geweld los gebarsten, op de camperplek bij het centrum en de oude haven zou het dus wel eens druk kunnen zijn. We waren er ook al eens eerder, maar willen de gezellige drukte ginder nog eens opzoeken en Cris krijgt het water al in de mond bij de gedachte aan zijn farandole de moules. Hier in Les Sables patrouilleerde het Franse Armee vanmiddag al over de dijk, we vragen ons af welke veiligheidsmaatregelen die ze ginder voor de 14 juillet zullen nemen. Dreigingsniveau 3 en khaki op straat, het nieuwe normaal blijft niet beperkt tot België zo blijkt. We kijken ondertussen al eens uit naar een camping om het weekend en wat dagen erna door te brengen ergens in het midden van Île de Ré – het is altijd zomer op de eilanden voor de kust van de Vendée.
’s Avonds miezert het net zolang we buiten aan tafel blijven zitten, de Campingaz BBQ krijgt de worstjes en de balloninktvis maar net gaar. Er zou een avondmarkt zijn bij Olona, de nieuwe jachthaven, altijd wel eens leuk dus stappen we daar nog even heen. Juist. Het is avond en er staan vijf kraampjes. Avondmarkt dus. Met de passeur steken we de dokken terug over en wandelen langs het strand terug. Nog even langs het terras van dat eerste café, maar de wind trekt aan. Guur weer en we kruipen vandaag eens wat vroeger onder de wol. Morgen komt er immers nog een dag.
Donderdag 13 juli
Traject: Les Sables-d’Olonne – La Rochelle, 95 km
Nog even aanschuiven bij het servicepunt en dan rekenen we af aan de automaat van de Indigo-parking. Eigenlijk niet goedkoop, maar je staat er op een steenworp van het strand – met elektriciteit voor enkelen, wij keken er met een fuelcell in de koffer niet naar om. Linksaf op de Rue Printanière gebied Xander, het stemmetje uit de GPS. Ik denk er nog niet aan, rechtsaf en langs de haven en ik volg toutes directions. De Fransman weet het nog altijd beter dan een mathematische kaartinterpretatie, het blijkt een goede gok en we komen ook zo op de snelste route naar onze volgende bestemming. Geen péage vandaag, we worden over D-wegen en eindje nationale geleid tot we op enkele honderden meters van ons volgende reisdoel plots voor wegenwerken staan: route barrée.
Rechtsomkeer dan maar terug naar de ringweg die we net hebben verlaten. Itinéraire conseillé camping-cars, lees ik op een gele handwijzer. Maar het aanbevolen traject lijkt ons eerder verder weg te leiden van onze bestemming, dan dichterbij. Keren op de rotonde, de spanning stijgt. Mijn copiloot merkt de ergernis en zoekt uiteindelijk een alternatieve route op de slimme telefoon. Rij terug dezelfde straat in, gids hij me onderwijl Xander ook nog verder bralt over het geleuter van juffrouw Google door. Halverwege linksaf een kleine zijstraat in, een keer rechtsaf en dan weer links, we laveren door een woonwijk over verkeersdrempels en rond de opgebroken weg. Blijkbaar hebben we de hindernis eindelijk ontweken en ik herken de weg naar de camperplaats waar we een paar zomers eerder al eens hebben overnacht.
Het is zoals verwacht vrij druk tijdens de hoogdagen van de Franse chanson en de uit de kolonies geïmporteerde Noord-Afrikaanse rap-muziek. We nemen een vrije plek in aan het eind van het terrein en de podia schallen hun hoge noten over de haven in onze richting terwijl de bassen door de zware namiddaglucht dreunen. La Rochelle bruist en de bewolking klaart onderwijl weer op, een flink stuk vroeger dan de voorbije dagen. We nemen de Yello-bus naar het centrum, pendeldienst inbegrepen bij de eerste nacht. Luxe. Rond het oude bassin kan je bijna op de koppen lopen, mensen schuifelen richting entree. Wij komen niet voor het festival, wel voor Bouchot mosseltjes op drie wijzen en een nieuwe lading fruits de mer in duister piratenhol – of zo herinner ik mij het toch. We struinen wat rond door de straatjes en langs de terrassen, maar waar in ’s hemelsnaam is die boîte van weleer…
Die piraat is waarschijnlijk al met pensioen en zijn farandole de moules vinden we dus nergens meer, maar het nieuwe restaurant op vermoedelijk dezelfde locatie serveert vandaag wel een trio van mosselen. Zelfde concept, andere naam, Cris is meteen verkocht. Zeevruchtenschotels vind je hier omzeggens overal, alleen de prijs en de grootte van de krab of kreeft verschilt. De namiddag schuift voorbij samen met de rij voor de kassa’s van de Francofolies. Ik begrijp het systeem niet zo goed. Je betaalt er geen dag- of weekendticket maar kiest de groepen uit die je wil gaan kijken en enkel daar betaal je voor. Er zijn optredens op het festivalpodium achter de haventorens en opvoeringen in de grote theaterzaal. Ergens over het water ligt een soortement enclave, een vrijhaven voor tegendradigaards en alternatievelingen op een bouwwerf met gratis concerten – het genre en de toonvastheid zijn ernaar. Dat moeten we gezien hebben, vanavond speelt er de kleinste discobar ter wereld. Bizarre folies.
In het achterliggende dok voor het zeeaquarium ligt een andere publiekstrekker, de Belem te glunderen in het licht van de ondergaande zon. Het patina van de majestueuze driemaster uit de vorige, vorige eeuw contrasteert fel met de schreeuwerige leds van het tegenover opgestelde reuzenrad dat naar een deel van de aandacht en de toeristen lonkt. De stadsdiensten hebben ondanks het late uur nog de handen vol met de opbouw van veiligheidsperimeters voor het Fête Nationale. Betonblokken worden aangevoerd om de boulevards af te sluiten, wij nemen de Yello-navette terug. Morgen komt er nog een dag. Voor het donker zoeken we nog een camping om het weekend en een paar dagen te passeren op Île de Ré, ergens halverwege dan kunnen we het eiland met de fiets verkennen. De beterkope zijn volboekt en de duurdere reserveren niet voor minder dan een week. Na wat telefoontjes worden het drie nachten op l’Océan. Ook dat is weer geregeld – à l’aise.
Vrijdag 14 juli
Frankrijk maakt zich op voor een hoogdag. In tegenstelling tot de voorbije dagen, staat de zon al van ’s morgens hoog aan de hemel. Ideaal voor een wandelingetje door de nauwe straatjes en een ontbijt ergens bij een bakker of in een typisch Franse bar bij de overdekte markt. We lummelen de voormiddag weg in afwachting van het feu d’artifice bij de oude haven vanavond. De drukte neemt zienderogen toe rond het bassin en in de winkelstraatjes. We steken het ‘Canal de Marans’ over naar de minder bezochte straatjes van de oude stad. Ergens op een pleintje bij de Rue Saint-Nicolas wachten de kok en het zaalpersoneel onder een parasol op de eerste klanten voor de lunch. Een pastis kan er altijd nog wel af. We schuiven aan. Een Nederlands gezin met een colaatje haalt zich de toorn van de kok op de hals wanneer ze half het terras naar eigen smaak herinrichten. Geen idee of ze de finesse van zijn snedige commentaren vatten, wij hebben er wel schik in.
The Monkey Bar lees ik aan het andere eind van het zandstenen en travertijnen straatje – boîte de nuit, bar à gin et bières belges. Grinnikend stuur ik een foto door naar een jonge aap thuis – het werk kan ik makkelijker achter me laten, maar digidetoxen lukt me toch niet helemaal. En gelukkig maar, hoe zouden onze vrienden anders weten dat we nog altijd van ze houden op elk uur van de dag? Kaartjes schrijven! Die oude technologie hebben we vorig jaar in Kroatië pas terug ontdekt. Dat moeten we dus ook nog even doen, misschien op Île de Ré. De middag schuift loom voorbij en om de dag ook nog wat nuttig te besteden dompelen we ons onder in het onderwaterleven van de zee en de oceaan. Cris lust het niet zo erg, maar ziet ze wel graag achter het ruitje zwemmen – van clownvissen tot menshaaien. Alleen al het zien van de pijlstaartroggen, langoustines en pladijzen doet mij ter plekke watertanden…
We passeerden het betere deel van de middag in het gedempte licht van het aquarium, de loden zon weegt zwaar wanneer we terug buiten komen. De volkstoeloop voor de quatorze juillet zwelt aan in de richting van de kunstenpodia, even neerzitten op het tegenoverliggende terras. Deux pastis svp. Het anijsdistillaat is hier soms beterkoop dan de koffie, kunnen wij het helpen. Er rest ons nog namiddag genoeg om de luwte van de camperplaats terug op te zoeken en voort te aperitieven tot het avondmaal. Het blauw op straat correleert vandaag met het volume toeristen. Geen militairen in gevechtstenue, wel verveelde agenten omgord met kevlar en automatische geweren. Nemen we de Yello-bus of stappen we terug? Ach de shuttle is er net, dus we schepen in. Ook de drukte op onze bivakplaats is rechtevenredig met die in de stad. Terwijl het vlees op de gril ligt te sissen, worden we in onze eigen spraak begroet. Een vriendelijk echtpaar kwam vanmiddag toe en overweegt een dinertje langs de oude haven. Gezellig. Ja tuurlijk erheen wandelen kan, maar de bus is bij de overnachting inbegrepen. Wij komen er net van terug.
De wijn vloeit rijkelijk, we nemen het laadvermogen van onze Autoroller ter harte en zorgen dat er straks weer plaats vrij komt voor nieuwe aankopen onderweg. Het blijft broeierig warm hier tussen de campers op het gras, wagens rijden af en aan op zoek naar een vrije plaats. De zon staat al laag terwijl we terugwandelen naar de caféterrassen aan de havenkant. Beter het zekere voor het onzekere nemen en die net vrij gekomen bistrotafel bezet houden, want het is nog een eind wachten op de eerste knallen van het Franse vuurwerk. We laten ons gezellig een stevige Chinon ontkurken en de barman serveert er gelijk wat tapas bij, of twee het is feest vandaag en het steekt niet zo nauw. Na het vuurwerk komt het gewoel pas echt los, met improvisatie en straatartiesten. Het loopt tegen middernacht en voor ons komt er morgen nog een dag.
Zaterdag 15 juli
Traject: La Rochelle – La Couarde-sur-Mer, 38 km
De nevels van de sloten Loirewijnen dwalen nog door mijn hoofd na een eerder onrustige nacht. Het bleef binnen warm en buiten rumoerig tot diep in de nacht. Echt gehaast zijn we gelukkig niet, maar de eindtijd op het parkeerbewijs wordt scherp gecontroleerd dus schuiven we maar aan bij de serviceplaats. Geen onverwachte hindernissen of wegomlegging vandaag, we volgen Xander blindelings tot bij de tolpoorten voor de Pont île de Ré. Daar staan we stil, we zijn niet de enigen die het eiland op willen en vanuit de tegenovergestelde richting komt er ook een file. Bouchon. Pas wanneer de brug weer vrij is, gaan de slagbomen open en springt het licht op groen. Het is eindelijk aan ons om met een gezapige tred de oversteek te maken. De GPS-route voert ons langs de zuidas tot ergens halverwege het langgerekte eiland bij La Couarde. Het is hoogzomer en met loeiende airco staat de Ford te draaien op het zinderende asfalt van Camping l’Océan.
Na het noodzakelijke gekissebis, dit ding parkeer of keer je nu eenmaal zomaar niet op één, twee, drie, laten we onze Autoroller voor de ingang achter. In het gewriemel van uitcheckende kampeerders en aankomende wagens was het me niet meteen duidelijk dat ik gans de parking had geblokkeerd. Het baliejuffertje toont ons op een plan de sector met de vrije plaatsen, we mogen zelf gaan kijken waar we willen staan. Een wat vreemd systeem omdat wij natuurlijk wel lege percelen kunnen zien maar niet haar reservaties. De plekken van onze keuze blijken feitelijk al bezet en het door haar voorgestelde nummer is voor mij echt geen optie, op de naastliggende plaats in spiegelbeeld staat ook een Belg. Zijn camper staat diagonaal in het scheve vak geparkeerd, ik zou al achteruit tussen zijn bumper en een boompje door in moeten parkeren om tenslotte ook schuin over de opgegeven kampeerplaats te gaan staan.
We hebben beslist niet de grootste, maar die plaats liever niet. Achter het winkeltje, bij het zwembad zijn er enkele ruimere plaatsen en daar is er wel nog eentje vrij. Mooi die nemen we, neen ik hoef ze niet te zien. De gezellige drukte en de passage, daarvan hebben we geen last. Zo moeten we er ’s avonds ook niet op letten zelf niet te veel rumoer te maken. Ik schrik niet licht van de luxueuze prijs, de tarieven blijken ruimer bemeten dan sommige percelen, maar we blijven sowieso drie nachten staan. Graag gelijk ook vooruitbetalen, geen gedoe wanneer we over een paar dagen weer vertrekken. De jongedame schrijft ons in, maar ze begrijpt die rare Belgen precies toch niet. Messieurs, donc trois nuits, l’électricité, un campingcar et deux adultes? Oui, c’est ça, uniquement nous deux – en ik spel wat onbeholpen ook mijn naam voor haar campingregister. Pas d’animaux? – probeert ze nog. Ni d’enfants, ni de chien – grapt Cris. Ze heeft het stilaan door en grapt terug – ah voilà, c’est la même catégorie…
Vandaag doen we niets actiefs meer, misschien eens kijken wat ze slijten bij het campingkruideniertje en de voorzieningen van de peperdure camping inspecteren. De uitgang zoeken die direct uitgeeft naar de bewegwijzerde pistes cyclables en hooguit nog een duik in het zwembad nemen, maar meer doen we vandaag echt niet. Het is broeierig warm onder de bomen en het witte zand gloeit onder de voeten. De Engelsman met integraal, vrouw en kinderen, heeft zich op de plaats naast ons ruim geïnstalleerd in de schaduw van het lover, de luifel tot tegen de hoge haag. Wij parkeren ons tegen de scheidingslijn en hebben geluk, de schotel kijkt net langs een boompje door. Hoe onze buurman ooit nog weg moet geraken, dat zien we nog wel. We trekken de pees van onze laatste aanwinst, een sunblocker, in de voorkant van de uitgedraaide luifel en luieren de rest van de middag weg met een versgebakken baguette en een fles ijsgekoelde rosé. In de vooravond ben ik uitgeluierd, tijd om ansichtkaartjes te schrijven. Het verwarmde zwembad oogt me nu te druk, maar het strand en het koele water van de oceaan met de laagstaande avondzon lonkt. Morgen gaan we fietsen!
Zondag 16 juli
Brood halen en voor deze avond misschien wat Rosé des Dunes van Île de Ré. Een waardige huiswijn, want onze voorraad slonk. Na de koffie en het ontbijt halen we de fiets eindelijk van de drager. Geen fietskaarten of GPS nodig zolang we niet de brug over fietsen kunnen we niet verloren rijden. We volgen de handwijzers naar Saint-Martin de Ré, een haven- en vestingstadje. De Vauban-architectuur van Sint-Maarten en de gezellige straatjes zijn duidelijk één van de trekpleisters. Het eiland Ré mag met 85 km² dan al het grootste zijn voor de kust van de Vendée, de marais salants bestrijken een aanzienlijk deel en daardoor lijkt het alsof de ganse fietstocht ons langs de grillige kustlijn met kreken, slikken en schorren leidt. En gefietst wordt hier massaal – alle huurfietsen van de camping zijn al uitbesteed en we komen ze onderweg ook tegen. Rijwielen met dikkere banden, handig voor wie het veilige asfalt even verlaat of terug door het mulle zand aan het kleine poortje van de camping naar binnen moet.
De zon brandt ongenadig op ons neer. Bij een salin waar een jonge eilander aan het werk is, houden we even halt. Hij schuimt de fleur de sel van de zilte bekkens af en met een gigantische zwabber trekt hij het uitkristalliserende zeezout op de kant. Een bijzonder fotogeniek moment dat ik wel moet vastleggen terwijl andere fietstoeristen hem om uitleg vragen – niet alleen het ambachtelijke tafereel, ook de in het rozige water weerspiegelende gedaante van de getaande jongeman. Als we op de terugweg hier opnieuw langs komen, vullen we de fietstassen met wat zout en salicornes uit het schapraai. We vervolgen onze weg tussen oesterbanken en wijngaarden tot in Saint-Martin om daar rond de middag aan te komen.
Cyclistes pieds à terre! Bij de stadspoort stallen we de fietsen omdat een bordje ons gebiedt daar af te stappen. Wellicht verkeerdelijk ga ik ervan uit dat het rijverbod voor gans het stadje geldt. Geen erg want te voet zien we meer en fietsen over de kasseien straatjes is beslist geen aanrader tenzij je van die brede bandjes hebt. We struinen langs oude huizen met blauwe luiken, pleintjes met stokrozen en gesloten kerken tot we bij de vissershaven komen. Of ik zin heb om een kleinigheid te eten? Niet onmiddellijk maar het kan. Een verveelde ober komt aan onze tafel en bestelt mij blanche de seiches, maar eerst is er gelukkig nog pastis. Onder een nog altijd loden zon fietsen we een stuk in de namiddag terug naar l’Océan om er vooralsnog in het blauwe bad te duiken. Straks is er op het plein voor de campingbar nog een concert de rock – “The Mighty Brothers”, dat belooft.
Na een de apéro en het avondmaal schuiven we wat dichterbij voor de oude rockers terwijl een bijna apocalyptische sprinkhanenplaag over het publiek neerdaalt. Alleen de tekst van het refrein in de Franse covers van de Amerikaanse rocksongs is min of meer verstaanbaar, maar de melodie en de sfeer zijn goed – een aardige neut geholpen door de 51 en de Casanis. Na een tijdje vraagt de barman alleen nog of er ook al water moet zijn, de rest van de bestelling in hoog debiet kent hij schijnbaar al. Het is ruim over middernacht en het koelt niet af, windstil en door de openstaande ramen van de camper horen we in de verte het opkomende tij. De branding slaat zacht tegen de waterkering op het strand. Eindelijk echt zomer, dit wordt een zwoele nacht.
Maandag 17 juli
De ochtend schemert nog maar net wanneer een hels kabaal me uit een klamme slaap wekt. Ergens achter de bomenrij, aan het eind van de parking bij de straat worden de grote containers van de camping geleegd. Koffie zetten, brood halen, tijd om te gaan douchen want ook de rest van het eiland komt al tot leven. Ondertussen kregen we bericht van een schoolcollega en een lieve vriendin die de voorbije tien jaar alle wel en wee met me deelt – ik zeur, zìj luistert, zij vertelt en ík vraag me af waarom ik mezelf bekloeg. Mieke kende enkele moeilijke jaren, maar staat desondanks positief in het leven. Samen met Willem is ze voor een week en een paar dagen in de buurt van Royan en ik beloofde er eens langs te rijden, mochten we daar toevallig ergens in de buurt zijn. Er is een camperplaats om de hoek van waar ze verblijven en dus sturen we een sms terug met de boodschap dat we morgennamiddag iets laten weten wanneer we er aangekomen zijn. Weer iets om naar uit te kijken, maar nu fietsen we eerst nog eens de andere richting uit hier op het eiland tot bij de Phare des Baleines.
Het wordt vandaag zo mogelijk nog warmer dan gisteren dus pakken we een extra flesje water mee. We volgende pijltjes richting Ars-en-Ré waar het toevallig ook marktdag is. Van heinde en verre komt het volk er naartoe gefietst, blijkbaar zijn we niet de enigen die zich graag op een markt verlustigen aan de kleurrijke en geurige kraampjes. We proeven de tapenade van aubergine en de kaviaar van courgettes, heerlijk op een toastje bij de apéro en dan hebben we de pastis van Île de Ré nog niet geproefd. Die verkopen ze in het campingwinkeltje ook weet mijn echtgenoot, zelfs beterkoop. Onnodig dat gewicht nog kilometers mee te sleuren. Voldaan stappen we terug de aluminium rossen op en volgen de fietspaden voorbij Saint-Clément des baleines tot bij de vuurtoren op het puntje van het eiland.
Het museum en de beklimming van de toren hoeven we niet, maar de fruits de mer en het trio de moules op het schaduwrijke terras van Le Patio hebben geen enkele moeite om me te overtuigen. Na een fietstochtje en met een pichet cider erbij smaken de zeevruchten gewoon verrukkelijk. Het witte zandstrand heeft hier plaats geruimd voor platte keien die iemand als vreemdsoortige getuigen heeft gestapeld tussen de voet van de oude vuurtoren en de vissluis ter nagedachtenis van de vergane schepen en voormalige strandjuttersbuit. We houden het voor bekeken want zelfs bij het water is de hitte nog verzengend. De pijltjes van de piste cyclable brengen ons naar het centrum van Sint-Clemens, daar stort ik me op een ijskoude Badoit. Cris laat er zich niet aan kennen en bestelt gelijk een halve liter bier.
We fietsen op ons dooie gemak naar de camping terug. Het is bloedheet op het zwarte asfalt en ik wil nog een keer gaan zwemmen. Hadden we vanmorgen op de markt toch die inkopen gedaan, dan konden we straks nog een rondje grillen. Of niet, want bij deze temperaturen rij je wellicht beter niet rond met een stevige kippenborst, een half kilootje worst of een malse steak ongekoeld in de fietstassen. De foerage van het winkeltje op l’Océan beperkt zich tot wat verse zuivel, een afgebakken stokbrood of een puntje Brie. En wijn, die slijten ze hier per palet. Vanavond eten we gewoon een pizza van het campingrestaurant, met een slaatje en natuurlijk een pastis vooraf.
Dinsdag 18 juli
Traject: La Couarde-sur-Mer – Saint-Georges-de-Didonne, 108 km
Het werd opnieuw een veel te warme nacht. In de salle polyvalente stegen de temperaturen nog door een opzwepend avondprogramma – burlesque et illusioniste. De giechelende pubers achteraan de zaal en ongemakkelijk op hun stoel schuifelende moeders lieten we, na een poos het spektakel gade te hebben geslagen, maar achter en zochten bij het hoogtij vruchteloos verkoeling op de dijk. Bijna over de dons struikelend, die ergens naast het bed op de vloer is geëindigd, waag ik me aan een kop koffie terwijl de eerste kampeerders voor een sessie Zumba aanschuiven. Deze ochtend kramen we op en rijden verder naar Saint-Georges de Didonne, een badplaats op de Gironde, de voorstad van Royan waar Mieke en Willem ons verwachten.
De laatste afwas wordt gedaan en we ruimen op, alles wat los ligt wordt ergens vast gezet en de camper krijgt binnenin een poetsbeurt voor het vervolg van de reis. De Engelse buren zijn al klaar voor vertrek, dus onze luifel wordt weer ingedraaid om hen vrije doorgang te verschaffen. Hier gaat het allemaal wat meer onthaast, nog een stel baguettes en wat droge witte wijn om mee te nemen als presentje. Nog snel een scheerbeurt en onder de douche om tegen het middaguur fris en monter te beginnen aan de rit naar Miramar – aire de camping-car. De weg erheen voert ons terug over de brug, zonder oponthoud vandaag, weer langs La Rochelle en verder zuidwaarts. We steken de Charente over en laten Oléron, dat andere eiland waar we al eens een paar dagen mocht vertoeven, links liggen – rechts dus eigenlijk. De omgeving heeft daardoor iets vertrouwds, iets geruststellends, bij het zoeken naar de overnachtingsplaats blijven de gebruikelijke stresslevels dan ook opvallend laag – tot het erop aankomt een vrije plaats te kiezen.
Het verwondert me niet weinig dat er niet meer campers staan, aangezien het best een mooie locatie betreft in het groen aan de voet van een vuurtoren boven de jachthaven gelegen, op wandelafstand van het marktplein en de plage. Het zal eraan gelegen zijn dat er verderop quasi aan het water kan worden gestaan en dat er omzeggens geen voorzieningen zijn. We nemen een plek in onder de bomen, wel schaduw, maar geen tv. Het geeft niet, want we komen voor het warme gezelschap dat we ontmoeten op het pleintje bij de kerk. Er is hier altijd wel wat te doen volgens mijn lieve collega die ons met haar Willem allerhartelijkst onthaalt. De namiddag vullen we in volgorde: jeu de boules op het strand, pootje baden in de zilte Gironde, apéro op het terras van onze vrienden, douchen in de camper, voetjes onder tafel bij een Franse Italiaan zo ergens om de hoek en een ijsje likken beneden op de boulevard.
Zalig gewoon. Alles kan en helemaal niets moet! Behalve het op een lopen zetten wanneer een inktzwarte rolwolk met angstwekkende weerlichten van over de zee duizelingwekkend snel over het estuarium trekt. We hebben net ons toetje op wanneer een ware zandstorm onze verschrikte gezichten geselt. In zeven haasten vluchten we de strandbar binnen. Iets drinken kan nog net, maar dan snel, en gesticulerend waarschuwt de ober: c’est la tempête qui vient, vraiement une tempête! Het andere zaalpersoneel is al druk doende ramen af te dekken, tafels en stoelen op het terras met ketens vast te leggen. Matige paniek maakt zich meester in de kleine horecazaak dus laten we de arme waard en zijn zwoegende knechten maar begaan.
Tegen de stormwinden beschermd door de rijen oude villa’s en vissershuizen op de Boulevard de la Corniche, zitten de toeristen nog argeloos onder de parasols op het gezellige pleintje bij de kerk terwijl de hemel aardedonker wordt. Het voorspelde noodweer breekt hier aan de kust niet los, maar ’s nachts komt er wel nog regen. Hevige onweders met hagelbuien teisteren het binnenland. Morgen is er markt en dus blijven we nog een dag. Als het van Mieke mag, niets moet.
Woensdag 19 juli
Het weer is omgeslagen met laaghangende bewolking en zonder de tropische temperaturen van de voorbije dagen. Wat zijn de plannen? Een paraplu kopen op de markt, grap ik in een berichtje naar onze vrienden. We spreken na de middag af en als tegenprestatie voor de Italiaan zorgt Mieke voor het avondmaal. Eerst nog wat lummelen tussen de kleurrijke kraampjes en dan ben ik eigenlijk wel benieuwd naar het veronderstelde tempeest en de schade aan die bar? We lopen dus nog even naar Café des Bains, maar meer dan een wolk stuifzand verspreid over de banken en loungetafels op het terras is er niet meer van te merken. De fameuze orage is er dan ook niet gekomen, wel een grijze regendag.
Deux petits cafés et deux Perriers. Een vriendelijke maar klunzige jobstudent heeft net geleerd om op rechts een plateau te dragen en met links het flesje beet te pakken. Met de kroontjeswipper in de hand en dan in één vlotte beweging dat flesje te ontkurken, maar dat loopt mis. Hij glas knalt tegen de straatstenen, scherven overal en de Perrier spuit alle kanten uit. De slungel loopt rood aan en staat erbij alsof hij net in die geweldige tempête heeft gezeten. Zich verontschuldigend terug naar de bar haastend om een nieuwe fles, proesten wij het uit. Het gaat richting middag dus een amicale pastis kan ook al bijna zonder schaamrood op de wangen. Bijna één uur dus haasten we ons maar beter. Ik wenk de jongen. De rekening graag en hij heeft nog altijd een natte broek. Compassieus als we zijn laten we hem ook maar een fooitje achter. Service et spectacle compris.
Het plan in Royan de bac te nemen om te gaan fietsen in Le Verdon hebben we deze morgen al laten varen. Aan de overkant zijn wij ook al een keertje eerder geweest, dus ik maal er helemaal niet om. Het mooiste dorpje van de regio willen we daarentegen wel eens hebben gezien. Dus Willem rijdt met ons naar Talmont-sur-Gironde, of dat is toch het bijgestelde plan. Terwijl hij de wagen doet keren, maak ik er mij vrolijk in dat niet alleen wij door GPS-perikelen serieuze omwegen maken. Met een haast Britse flegmatiek, volgt onze Nederlandse vriend nu eens de aanwijzingen van zijn TomTommetje en dan weer van zijn dierbare vriendin. De vrouw in het gezelschap lijkt als enige de richting correct aan te kunnen geven. We blijven er stoïcijns bij en lachen met onze eigen malheuren eerder de voorbije dagen, waarover we onderweg dan ook honderduit vertellen.
Het dorp, of toch de oude kerk, is gebouwd op een rotspunt in de Gironde, hier een eind landinwaarts nog altijd zo breed dat er maar weinig verschil is met de Atlantische Oceaan. In de Middeleeuwen controleerde Talmont de toegang tot de rivier en dus ook de doortocht naar de haven van Bordeaux. De stoere vestingmuren en de bewaard gebleven huizen getuigen vandaag nog van dat historische aandeel. Nu vist men de inkomsten uit de zakken van toeristen die ‘het mooiste dorp’ willen zien en die zijn met velen, de betaalparking is dan ook beduidend groter dan de toeristenval. Zelfs op een somber begonnen namiddag kan je er over de koppen lopen, maar dat geeft niet. Wie geduld heeft kan er zelfs dan nog schilderachtige plaatjes schieten en ook wij zijn nog wel eens graag zorgeloze toerist.
Het streepje zon dat even door de lage bewolking brak, maakt even onverwacht als het gekomen was ook weer plaats voor een zomerse bui. We hebben elk straatje ondertussen wel gezien en rijden dus maar terug richting het vakantiehuisje van onze vrienden om er de verdere reisplannen bij een glas en wat te eten door te nemen. Zij blijven nog een week afhankelijk van het weer, wij rijden morgen nog een eind verder tot bij een Cognac-boer in Saint-Bonnet-sur-Gironde. Daarna moeten we zeker nog naar ons vaste adres bij Saint-Emilion en langs bij Le Tertre, al de rest is optioneel. De nacht zet in wanneer we na twee gezellige dagen op het terras van Willem en Mieke afscheid nemen.
Donderdag 20 juli
Traject: Saint-Georges-de-Didonne – Saint-Bonnet-sur-Gironde, 47 km
Het is een klein uur rijden naar Les Groies, een lieu-dit van Saint-Bonnet en we komen tegen de middag aan op het erf van Bossis Pineau Cognac. De zomer is helemaal terug en de zon verblindt me op het witte dolomiet en het zandstenen chateau – de airco loeit weer terwijl de Autoroller een paar minuten stationair naast de cave staat te draaien. Cris meldt zich aan bij de grote schuur waar het bordje visite uitnodigt om het fijne distillaat te komen proeven. Er wordt rond twee een groep verwacht voor een rondleiding in het Engels, we kunnen aansluiten straks en ons alvast met de camper installeren. Aan het verste eind van het erf tegen de wijngaarden is een geprefereerde plek volgens mijnheer Bossis. Wij volgen dus zijn raad maar op: luifel uit, tafel en stoelen buiten, een pot koffie op het vuur en voor we het goed en wel beseffen is het al bijna twee uur.
De resten van de lunch blijven op tafel achter terwijl we ons naar het afgesproken bezoek begeven. In de openstaande poort van de distillerie zien we de patron al staan, hij poogt nog een lading Pineau aan een stel fransen te verkopen die hier al langer klant zijn. De groep is onderweg, ze komen van een camping die de uitstappen organiseert voor gezinnen die er voor de duur van hun vakantie verblijven. Een eigen gids en kinderanimatie, ze brengen omzeggens alles mee. Het zijn Nederlanders weet onze gastheer nog te melden, jullie hebben er niets tegen? Ik schrik, toch geen Hollanders, en grap iets over messen en geweren. Door de band zijn onze noorderburen nogal druk en luidruchtig wanneer we ze hier op vakantie tegenkomen. Ze arriveren in colonne tussen de wijnranken door, achterna gezeten door een stofwolk die onder de wielen van hun auto’s uit over het onverharde wegje waait.
Druk. Wat zei ik? En die kinderen zo luid. Onopvallend vlucht ik om wat verderop een paar foto’s te gaan maken. De meute verzamelt op het erf en verplaatst zich richting nieuwe aanplantingen in de wijngaard achter onze camper. Die staat ondertussen netjes ingeparkeerd tussen de wagens met geel-zwarte nummerplaat. We volgen gedwee en de uitleg die volgt is dus in het Engels, à peu près. De cognac-boer ontpopt zich als Peter Sellers uit The Pink Panter, of zo klinkt hij wel – continue onderbroken weliswaar door een net niet irritant opgewekte tolk die met Hollandse tongval het verhaal van monsieur Bossis nu eens voor de ouders, dan weer overinfantiliserend voor hun kroost, tot de spreekwoordelijke notendop herleidt. Raymond heeft er zichtbaar moeite mee en bij mezelf denk ik, ach vertel toch gewoon in het Frans over je metier want voor die barbaren zijn er sowieso ondertitels bij. Bij de proeverij onderscheiden deze Zuid-Nederlanders zich van hun ooit nog landgenoten en dankzij de XO Cognac spreken we vandaag zelf met twee het vloeiendste frans…
Met evenveel alcoholpercentage in de dozen als de troep Nederlanders stappen we over het witte dolomiet naar de camper terug. Straks kunnen we voor het avondeten nog eens grillen, maar eerst loop ik het domein nog even rond om te bekomen van de drukte en de degustatie. Het wordt een fikse wandeling. ’s Avonds bekijken we nog de opties voor de komende dagen: een France Passion-adres in Sauternes en terug omhoog naar Saint-Emilion. Nog meer zuidelijk Mont-de-Marsan, een eventuele bestemming die al een tijdje mijn aandacht heeft getrokken, laten we dit keer maar voor wat het is.
Maar morgen rijden we eerst naar Saint-Estèphe over Bordeaux tot helemaal in het puntje van de Médoc, volgens oenologen hét Mekka van de rode wijn. Met een gemeentelijke camperplaats als backupplan en een wijnboer met een erf willen op dé dag ook eens wat gastronomischer uit eten gaan om de nu al een paar keer provisorisch ingeroepen verjaardag van mijn wederhelft tenslotte ook gezellig onder ons tweetjes te vieren. Het zal ons raar vallen, voor het eerst in jaren alleen zonder onze campervrienden te zijn die per sé naar het noordoosten wilden reizen.
Vrijdag 21 juli
Traject: Saint-Bonnet-sur-Gironde – Saint-Estèphe, 132 km
Niet voor dag en dauw, maar toch vroeger dan andere dagen zijn we uit de veren om koers te zetten naar Château Haut Coteau. Met een wijde boog, omheen het groene middenplein voor het kasteeltje van Bossis, sturen we de Transit in de richting van de snelweg naar Bordeaux achtereenvolgens hoog over de vaalbruine stromen van de Dordogne en de Garonne die verderop samenvloeien om de Gironde te vormen. De ringwegen rond de Zuidfranse grootstad slibben tussen ochtendspits en middaguur ook op een vrijdagvoormiddag dicht, maar we laten nog voor de luchthaven van Mérignac de drukte achter ons bij de afslag naar de Avenue de Soulac en volgen de ondertussen al even drukke staatbaan verder naar de Route de Verdon om uiteindelijk de wegeltjes op de draaien naar Saint-Estèphe.
Ergens halverwege moeten we nog om brood, ik wacht wel in de auto. Het is al een stuk over de middag aan wanneer we ter bestemming arriveren. Gesloten tussen 12u en 14u leest mijn echtgenoot op het plakkaat bij de ingang terwijl ik enkele honderden meters verderop over een veld van de overburen keer. De coördinaten uit de gids komen niet exact overeen met de gevonden locatie, maar mogelijk bevindt de beloofde overnachtingsplaats zich ergens achterin. Ik stel voor te voet even te gaan kijken maar anders dan een kleine parking achter het boerenhof van het château valt er niets te bespeuren, zeker geen indicatie van France Passion.
Vermits we al gans de tijd op andermans erf met draaiende motor hebben gestaan en ik dringend ergens wil kunnen parkeren – want ik voelde me gisterennamiddag al niet zo goed en kreeg nu een beetje hoofdpijn van de rit – stuurt Cris de gps door naar de officiële camperplaats aan het water een paar kilometer verderop. Geen wijn van Haut Coteau dan, maar restaurant Le Peyrat is er wel tegenover en château’s bij de vleet nog onderweg. Achter het bochtje rond de kerk van Saint-Étienne ligt de baan wijds open met zicht op de Gironde beneden aan de heuvel waarop en waarrond het dorp hier werd gebouwd. Glamoureuzer dan het verlaten boerengat klinken de namen tegen de gevel van het Maison des vins de Saint-Estèphe, de rest van het dorp ligt er wat troosteloos bij.
Al even troosteloos ligt de Aire Municipale erbij, maar anderen hebben vanuit gans Europa schijnbaar de weg hierheen gevonden dus wat zouden wij hier nu kieskeurig over zijn. Na wat dubben en keren vinden we een plek die ons wat lijkt, verwijderd van de witte bestelbusjes met verlopen dagloners of andersoortig getaande mannen, niet vlak bij het voorbij denderende verkeer op de Rue du Littoral, vrij van de hoge bomen om ook nog wat TV te kunnen kijken en met een feeëriek zicht op de kerncentrale van Blaye aan de overkant van de Gironde. Stemmig. De lucht is na een nukkige lunch ook helemaal overtrokken.
Het zit me vandaag niet mee en het liefst van al wil ik gewoon terug onder de wol kruipen. Gelukkige verjaardag schattebol, met een bruistablet toastend op zijn gezondheid hoop ik dat de paracetamol effect zal hebben. Met herwonnen moed wandelen we samen terug naar boven in het dorp. Een handvol luxewagens met rood-witte nummerplaten staat geparkeerd op het pleintje bij de kerk. Gefortuneerde landgenoten net als wij op ontdekkingsreis in het Maison des vins. Er komen hier ook nog andere pelgrims over de vloer, want alle opschriften in de kerk gewijd aan de Heilige Etienne zijn van een Germaanse ondertitel voorzien. Ruhe bitte!
Met enkele magnums onder de arm wandelen we naar onze camper terug. Mijn kaars is uit, nu een uurtje platte rust. De zon staat al laag aan de hemel en priemt voorzichtig door de wolken. Een avondwandeling om het lamlendige hoofd te klaren, genieten van de bronzen gloed over het wassende water en een snelle hap. De piraat is ’s avonds gesloten, morgen komt er weer een dag en de tête à tête voor zijn verjaardag houdt mijn lieverd nog even te goed – dat dinertje bij Le Tertre is vanaf nu geen optie meer, het moet!
Zaterdag 22 juli
Traject: Saint-Estèphe – Bommes, 107 km
Gisteren zijn we een wijnboer mislopen, vandaag proberen we dus een adres in de regio van Sauternes. We keren quasi op onze stappen terug en volgen de weg waarlangs we gekomen zijn terug naar de ringwegen van Bordeaux om er zuidwaarts te rijden op de Autoroute des Deux Mers. We proberen het bij Château De Mauvin in Preignac, maar daar geeft de kasteelheer niet thuis. De buurman weet dat de wijnbouwer pas dinsdag terug komt – jammer want je kan hier met een 2CV de wijngaarden verkennen. Ik had best wel zin om, na jarenlang met die iconische Citroënnetjes te hebben gereden, zelf nog eens achter het stuur te kruipen van een deucheveaux. Gelukkig heeft mijn zoetekauw onmiddellijk een alternatief achter de hand, Domaine de la Gauche in Bommes – luttele kilometers verderop richting het centrum van Sauternes.
De gastheer zit met zijn gezin net aan het aperitief wanneer we het erf oprijden. We zetten de Autoroller even aan de kant en lopen de man tegemoet, hij excuseert zich breed omdat hij ons nu niet onmiddellijk kan ontvangen, maar dat geeft helemaal niet. We moeten zelf trouwens ook nog lunchen en kunnen ons hier gewoon langs de wijnranken parkeren. Installez vous, messieurs. Je vous rejoins dans une heure pour la visite. We hebben nog wel even de tijd dus om zelf nog wat te eten en even de benen te strekken. Merci. Na een dik uur gaan we voorzichtig als eens kijken om de hoek van het woonhuis. Op het terras wordt er nog honderduit gekeuveld bij een laatste glas wijn, maar de wijnboer ziet dat we wat ongemakkelijk staan rond te draaien en komt ons dan toch vergezellen. Een minzaam man. Zijn zoon en dochter trokken ondertussen het huis uit, maar kwamen nog een keertje langs voor de lunch zodoende.
Al gauw blijkt dat we bij toeval bij de interessantere France Passion-locatie zijn beland. Het wijnhuis is één van de bekendste Sauternes die ook nog hofleverancier mag zijn bij de Partie Socialiste – die jarenlang de president van de Franse republiek mocht leveren. Hollande, voorlopig de laatste in rij, presenteerde bij zijn inauguratie nog een fles van dit huis. Met enige fierheid vertelt mijnheer Negrou, de huidige eigenaar van het domein, dat zijn voorganger zelfs het voorrecht verwierf om de PS-roos af te beelden op zijn etiket. Uit respect voor de geschiedenis van het wijnhuis en omdat er allicht een aardige cent te verdienen is bij de sociaaldemocraten, drukken ze deze labels vandaag nog steeds. Waarmee de recent ingezworen president op zijn overwinning klonk, weet de man niet. Emmanuel Macron zal als voormalig bankier wel champagne hebben gedronken bij zijn aanstelling. Wij kopen de klassieke versie van de Sauternes-flessen, zonder symboliek. Les classiques s.v.p., on a pas mal d’amis libéraux – grap ik nog.
De man spaart geen enkel detail tijdens zijn uitleg, hij merkt dat er twee geïnteresseerde jongens voor hem staan en vertelt honderduit over de cépages Sémillon, Muscadelle, Sauvignon Blanc en Gris. We kennen ondertussen wel wat van het vinificatieproces, maar toch weet hij ons weer wat nieuws bij te brengen. Dat de tranen van de wijnraken tot één liter per dag kunnen vloeien en hoe de nevels van de Ciron en de Garonne in de glooiing van het terroir zorgen voor koude nachten en ochtendmist die Botrytis cultiveert. Hij maakt ons deelgenoot in de kunst van het selectieve oogsten en de pourriture noble – de gedeeltelijke rotting door de grauwe schimmel waarbij het druivensap zich concentreert en na persing vergist tot een natuurlijk mierzoete witte wijn. Mijn echtgenoot geniet er zichtbaar van, voor mij is zelfs de minst op vruchtensuikers maar wel op complexere aroma’s geassembleerde wijn nog te zoet. Maar ik herken absoluut de kwaliteit van zijn werk – een glaasje bij wat foie gras of een blauwe kaas zou ik zeker kunnen smaken.
Als we vanmiddag nog wat willen doen, een fietstochtje in de regio, zet hij ons graag op weg richting Sauternes. Tussen de wijngaarden door tot aan het water, linksaf en altijd rechtdoor tot bij de kerk van Bommes. Opnieuw links, altijd omhoog voorbij het domein Tour Blanche, gewoon volgen tot in het centrum. Daar moeten we zeker het Maison du Vigneron bezoeken wanneer we nog meer couleur locale willen proeven. Zo gezegd, zo gedaan. We tuigen de fietsen op en peddelen tussen de wijnranken door tot bij het riviertje waar duchtig wordt gekayakt in de buurt van de base nautique. Het is opnieuw eerder betrokken, maar best wel warm en bootje varen zou ik ook nog wel eens willen doen.
Zorgvuldig volgen we de ingeprente instructies en trappen de heuvel op tot bij de witte toren; maar was het hier nog verder door of dan toch rechtsaf? De proeverij eist haar tol van ons memorie, maar welgezind en blij van zin fietsen we verder tot de volgende kruising – volgens de ter hulp geroepen GPS ligt de bestemming hier toch rechtsaf. Afdalen naar de torenspits van Saint-Pierre-ès-Liens de Sauternes en dan staan we plots voor de wijnhandel waarvoor we door onze gastheer op weg werden gezet. Na een ommetje rond het plein van het ingedommelde dorp stappen we er binnen. Je kan er het vloeibare goud vanuit de ganse appelation degusteren – het juffertje achter de comptoir stelt ook met graagte de streekbieren van de regio voor en prijst de uitzonderlijke kwaliteiten van Moon Harbour aan, een authentieke whiskey uit Bordeaux die hier op vaten van Sauternes werd gerijpt.
Met een Graves-supérieur voor straks, wat ganzenlever en enkele zonevreemde graandistillaten stappen we naar onze rijwielen terug. Familie De Grave wil ook zo wel een fles – nu nog toerend tussen Bretagne en Normandië, ciders en tripes ontdekkend. Hans kan net als ik, behalve een deugdelijke wijn, ook wel eens een stevige whiskey smaken. Nog een tussenstop bij de oude lavoir om de gemeentelijke camperplaats te inspecteren en bij de oude kerk wat plaatjes te schieten, dan fietsen we naar la Gauche terug. Apérotijd, de zon breekt weer in al haar hevigheid door het wolkendek en de lucht klaart helemaal op. Met de avond vallen ook de nevels over het erf – van zodra de zon achter de horizon verdwijnt koelt het snel weer af. Morgen rijden we omhoog naar Gerbaud en mijn voorzienige echtgenoot bestelt alvast een tafel tegen half acht – ook dat verjaardagsdiner willen we niet mislopen. Een goede vriendin beleefde er een paar jaar eerder en ter zelfde gelegenheid al eens een culinair or…, nuja, hoogtepunt dus.
Zondag 23 juli
Traject: Bommes – Saint-Pey-d’Amens, 49 km
De ochtendstond heeft hier inderdaad behoorlijk wat dauw in de mond, monsieur de la Gauche vertelde ons geen fabels. De ramen van de Autoroller zijn beslagen en de laaghangende nevels omhullen de wijnranken. Nog geen beweging op het erf, maar als we voor de middag nog in Saint-Émilion geraken zijn we ginder zeker van een plek. Au revoir et merci! Doorgaans is er altijd nog wel plaats op de hof bij Château Gerbaud, maar het is zondag en we willen vandaag ook meteen nog de aan onze Beverse vrienden beloofde 2014 inslaan. Zo zijn we morgen gerust voor het vertrek en hoeven we naar niets meer om te kijken. De mist uit de Sauternais is overgegaan in laaghangende bewolking boven de Libournais, wanneer we in Saint-Pey-d’Amens arriveren. Het is aanschuiven bij de bakkerij, als we ons haasten hebben we zo ook nog brood. En terwijl mijn echtgenoot zich bij de wijnbalie aanmeldt, rapporteer ik aan Brigitte.
De oude wijnboer heeft nog een voorraadje van 2014, een meer dan behoorlijk jaar voor de Grand Cru Classé. De volgende cépage, 2015 is magerder. Het was een slechte zomer met hagelschade en een povere oogst. De wijn is goed maar de stock is klein, dus de prijs hoog. Voulez vous déguster? Gewoon twee kratten, we kennen het huis – repliceert Cris en voor de middag drinken we trouwens niet. Normaal gezien toch niet. Douze bouteilles, la nuitée est gratuite. Stroom hebben we niet nodig, we vinden wel een plekje op het veld. Dankuwel. Magnums zijn er niet meer een connoisseur heeft net het laatste dozijn opgekocht. Thuis staat er nog een restpartij van 2010 in de kelder, want het is niet de eerste keer dat we hier te gast zijn. Deux mille dix… olala, ça c’était vraiement une bonne année! Het water komt vader Gerbaud zowaar in de mond. Hoogtijd om die flessen te kraken, ze zijn nu helemaal op hun hoogtepunt – beter worden ze nu echt niet meer. Bedankt voor de tip, we beginnen eraan van zodra we thuis komen!
We haasten ons naar de bakker om een stokbrood – plus de classiques, uniquement des traditionelles. De eerste zijn langer, de laatste wat knoestiger. Wie maalt erom? Het moet maar dienen om de eerste honger van het overgeslagen ontbijt te stillen. Straks hebben we een rendez-vous en een tête-à-tête in Le Tertre. Fietsen naar Saint-Émilion is een aardige klim en ’s nachts terug naar beneden laveren met een gastronomisch diner en een halve wijnkaart achter de kiezen, hoeft niet zo nodig. Dat heet: die wijnkaart wel, de fietstocht niet. Cris bestelt dus nu al een chauffeur in Libourne: Château Gerbaud à 17 heures… Sans soucis… A toute à l’heure… We lanterfanten de namiddag weg en de concretere plannen voor de rest van onze reis krijgen stilaan vorm. Ik wil op de terugweg nog wel eens langs die camping in Cognac om daar uiteindelijk toch één van de grotere huizen te bezoeken. Niet gedraald, want online reserveren bij de municipale kan blijkbaar ook voor minder dan één week en met een VISA-kaart is ook de X.O Symbole-tour met proeverij bij Hennessy zo geboekt. Alles is geregeld voor de komende dagen, laat de gastronomische overdaad maar aanvang nemen…
Stipt op tijd helpt de vriendelijke chauffeur ons in de wagen, de tassen gaan achterin en waar willen we afgezet worden? Bovenaan de Rue du Tertre kan, maar beneden aan de stadspoort is ook al goed. Dan kuieren we nog wat door de gezellige straatjes. Gisteren was het er pokkedruk voor de laatste avond van het Jazz-festival, nu valt het mee. Het toeristische seizoen beperkt zich tot de zomermaanden, weet de ons onderhoudende chauffeur. De rest van het jaar zijn de meeste winkels hier ook gesloten en er wonen dan nog maar een handvol mensen. Betalen hoeft nu nog niet, als we straks aan de koffie zitten gewoon even bellen en dan pikt hij ons hier op dezelfde plek ook weer op. Bon appétit! Het stadje ligt er nog net zo bij, zoals we het ons herinneren. De Pétrus is er nog net zo duur en die magnum Bad Boy blijft me de ogen uitsteken. Dat het een ordinaire Bordeaux betreft weliswaar met een bijzonder geestig etiket, maar 95% Merlot en slechts een scheut Cabernet Franc, weerhoudt me er nog altijd van zo een fles te kopen. Goed genoeg voor de gemiddelde Amerikaan, al koopt die thuis gewoon dezelfde wijn onder het label Mauvais Garçon.
Misschien volgend jaar, nu gaan we zoals echte toeristen aan een overprijsd glas wijn zitten nippen beneden bij de oude post. Het ganse plein ligt scheef, maar de wijn streelt hier de zinnen met een gepeperde neus. Een koninklijke afdronk, royaal genieten tot we de steile straatjes omhoog beginnen trippelen naar het restaurant. Ik laat me leiden door mijn gastronoom en Cris bestelt gelijk het Menu Dégustation en dit keer serveren ze er aangepaste wijnen bij. Waarschijnlijk lijkt het alleen maar zo, toch heb ik stellig de indruk dat ze onze tafel met meer égards bedienen dan de uit de ongelikte Poolse beer in Decathlon-shirt, het Duitse gezin met hun éne voorgerechtje en hun demiebouteilletje wijn of de Fransman met Crocs en Thaise eega uit een boekje. Wat ben ik blij dat wij ons hier wat deftiger gekleed uit de naad zitten te zweten. Bon chic, bon genre. We waren er als eersten en we blijven er als laatsten, op onze wenken bediend door de maître en zijn vrolijke gast – een avondje om duimen en vingers bij af te likken. Joyeux anniversaire, mon cher ami.
Maandag 24 juli
Traject: Saint-Pey-d’Amens – Cognac, 131 km
Een vriendelijke jongeman bracht ons op de beats van Tomorrowland-live terug naar ons bed en deze mauvais garçons hebben vannacht uitstekend geslapen. Beter dan de weersverwachtingen voor de komende dagen, die stellen niet erg veel meer voor. De zomer kwakkelt en aan de opklaringen in de late namiddag komt ook stilaan een eind. Zolang het niet regent, klagen we niet. Of toch niet meer dan anders. De ambtenaren tussen de Solençon en de Charente werken blijkbaar ook op zondag – toen wij gisteren de toerist uithingen, werd mij de reservatie op de gemeentelijke camping in Cognac per e-mail bevestigd. Handig permanent online tegenwoordig. We worden er na de middag pas verwacht en het is nog geen twee uur rijden, dus zijn we ook vandaag weer niet erg gehaast – toujours à l’aise. De GPS brengt ons langs de meest romantische wegeltjes tot in Libourne bij de winkel van E. Leclerc – onze vakantiebestemming bij uitstek. Er is op maandagochtend zelfs nog plaats zat voor ons gevaarte, dus doen we hier gelijk de laatste inkopen om aan de eerste rit van de terugtocht te beginnen.
Na een Salade de Gésiers in de koffiebar volgen we de snelweg naar het noorden tot bij Pons en verder langs de D-wegen via Pérignac naar Cognac. Nogal wat -gnac’s hier in Nouvelle-Aquitaine, de recente fusie van het oude Aquitaine, de Poitou-Charentes en nog wat belendende departementen. De vorige Franse regering hervormde de bestuurlijke omschrijvingen, de organisatie van haar départements en régions, tot groot jolijt van wie na jaren oriëntatie eindelijk zijn weg had gevonden in de volgorde van France-Passion en tot ergernis van de naar meer bestuurlijke autonomie strevende Basken, Bretoenen, Elzassers en Zuid-Vlamingen die zich plots in een nieuw keurslijf gewrongen weten.
De juffrouw bij de receptie staat ons vriendelijk te woord: we mogen ons installeren op plaats 81C – passend, geboortejaar en voornaam van mijn lieverd besef ik voor het betonsteentje met de markering staand. Het is klammig onder het gebladerte tussen de beide armen van de rivier, de zon heeft hier geen vrij spel door het dichte lover en de sporen van de laatste regenbui of het waterspel van een stel Antwerpse lagere schooljongens uit de grote tent om de hoek droogt nauwelijks op. De mama roept haar eigen luidruchtige kroost en vriendjes tot de orde, nu staan er andere mensen op de plaats bij het kraantje. Niet met de watergeweertjes in de richting van de camper, een vermanend woord alleen mag niet baten. Pets, een oorvijg en gedaan met spelen. Jammer net nu we dachten zelf de tuinslang aan te sluiten…
De rust keert terug voor ons perceel. We hebben geen andere plannen meer vandaag, een wandelingetje rond de camping, eens kijken naar het sanitair, zoeken naar de containers, wat zitten apéritieven en ik misschien een duik in het ijskoude bad. Morgen stappen we langs het wandelpad bij de rivier voorbij het vrijetijdscentrum tot bij de distillerie van Hennessy. Met het gekopieerde plannetje van de receptioniste komen we er wel. Had je online al een rondleiding geboekt, vroeg ze nog? Ja gisteren nog. Dommage, avec ce coupon tu aurras 10% réduction sur une visite de 18 euro. Ach kijk, we namen sowieso de grand tour van 30. Niets aan verloren. Op de plaats schuin tegenover komt een schoolgroep staan, mopperende juffen en twee meesters. Het schouwspel leidt tot soms hilarische speculaties en zo gaat deze avond ook voorbij.
Dinsdag 25 juli
Het weer oogt beter vandaag en na een laat ontbijt stappen we over de Charente-oever naar het postmoderne bezoekerscentrum van Hennessy – op de kaai voor de deur wordt alles in gereedheid gebracht voor het Fête du Cognac, festivalpodia incluis. Eens we gevonden hebben waar we straks voor de visite worden verwacht, lopen we een eindje om tot in het centrum waar de winkels sluiten op het middaguur. Le Garage Bar verwelkomt twee vreemdelingen met graagte op het ondertussen semi-zonnige terras. Eerlang huisden hier de potige monteurs van Automobiles Drounau, vandaag twee keurige heren met hun gestrikte hond. Even geen pastis of wijn meer, doe ons maar dat streekbiertje met die Jack Russel. Het smaakt ernaar, een eervolle poging – hopelijk is die XO straks beter.
Tegen het afgesproken uur schuiven we aan in de lounge van Hennessy waar de rondleiding start met een verplicht stukje Louis Vuitton en Moët idolatrie. Mensen uit de ruime regio stellen zich voor aan de afgeborstelde dame die ons mee neemt voor de grand tour, wij komen van het verst en neen, de taal is geen probleem. Het heeft er bovendien alle schijn van dat onze kennis van het productieproces na herhaalde studiereizen het meest accuraat is. De vader van twee tiener zonen niet te na gesproken, ze komen van La Rochelle en de oudste mag net een cognac proeven. Hun papa is duidelijk een kenner, de mama eerder een droge tante. We verlaten het riante bezoekerscentrum om aan de kade in te schepen bij de elektrische passeur. Een korte tocht op de Charente tot voorbij de oude stadspoort om te keren net voor de eerste brug, op de andere oever leggen we aan bij de steiger voor de oude opslagplaatsen. Aan de linkerkant werd een loods ingericht om bezoekers te ontvangen en te onderslaan in de geschiedenis van het plaatselijke wijndistillaat en het vakmanschap van de meester assembleurs.
De eerste brandewijn uit de streek van Cognac werd halfweg de 18de eeuw op grotere schaal dan de afzet van de lokale stokerij verhandeld door Richard Hennessy, een Ierse huursoldaat in dienst van de Franse koning. Zijn zoon James startte met het eigen productie- en assemblageproces en legde de basis voor het bedrijf dat vandaag binnen de LVMH-holding een marktleider van luxe-artikelen in Frankrijk is. Aan de locatie, het concept en de realisatie van het bezoekerscentrum kan menig marketeer een stevig puntje zuigen. Alles straalt een soortement grandeur uit, van ontvangst tot proeverij en de boutique, waar je instant vrolijk van wordt. Dat ze er het complexe boeket van hun fijne XO op ijs laten onderkoelen – alsof we naast de al bestaande smakeloze mixers ook echt nog een brandy nodig hadden in cocktail of een veel te koude tumbler – dat nemen we er dan maar bij.
De man uit La Rochelle ergert er zich net als ik mateloos aan dat het smakenpalet bijna respectloos verwoest wordt door de cognac op ijs te gieten en slurpt nog snel het laatste slokje ongeschonden extra oud uit het tweede van de vier proefglazen. De VSOP laat de man maar voor wat het was, omdat zijn vrouw al begint te zeuren. Ik begeef me, daartoe gesommeerd door de bazige gastarbeidster uit Oosteuropa die de experimentele degustatie net heeft aangevoerd, ook naar het volgende vertrek – bonne continuation. Hap, slik, weg, we staan plots terug in het winkeltje – wie wil kan er nog een tijdelijke expo van JonOne bezoeken, de eerste gidse geeft ons nog wat petite histoire mee over de Amerikaanse eigenzinnige artiest en de kunstminnende inborst van het huis. StreetArt, je moet ervan houden om het naar waarde te schatten. Ik weet het werk in kwestie wonder boven wonder wel te pruimen, daarmee vooral mezelf verbazend, postmoderniteit is niet altijd als een cognac op ijs…
Woensdag 26 juli
Traject: Cognac – Saran, 368 km
Het einde van deze reis en van de zomer nadert, of daar heeft het toch alle schijn van. We zijn nog maar net ingepakt of het regent al. Een spurtje van de douche naar de camper, afdrogen was niet echt nodig mopper ik nog terwijl Cris op de GPS de camperplaats van La Chapelle Saint-Mesmin bij Orléans intikt. Een 20-tal campers kunnen er tegen betaling overnachten aan de Loire, op fietsafstand van de grote stad. In geval er geen plaats zou zijn, maar daar gaan we niet van uit, houden we de aire in Saint-Jean-de-Braye achter de hand en in het slechtste geval kunnen we nog uitwijken naar het erf van Javoy in Cléry een paar kilometer meer bezuiden de kathedraal gewijd aan de Maagd van Orléans. Het is hoofdzakelijk de bedoeling flink wat kilometers af te leggen, niet om nog veel monumenten of steden te bezoeken. Zo geraken we morgen nog in de voormiddag Parijs voorbij om ergens in Picardië een laatste nacht op een camping door te brengen vooraleer we wijn gaan leveren bij pa en mamsie, onze camperouders in Beveren.
Het verkeer stremt in de periferie van Orléans en wanneer we een zestal kilometer voor het binnenrijden van de stad afbuigen langs de Loire en onze aire de camping-cars eindelijk bereiken, blijkt die toch volzet. De rivier oogt even troosteloos als de mislopen bivakplaats onder de asgrijze lucht. De plekken die niet bezet lijken, zijn niet noodzakelijk vrij zo wordt er geafficheerd aan de betaalautomaat. Complet – verifieer ik op het scherm. Kribbig wil ik hier dan ook zo snel mogelijk weer weg. Plan B. De route naar de alternatieve overnachtingsplaats leidt ons dwars door de grootstad. De opgegeven locatie bij een recreatiedomein blijkt helaas niet meer dan een grote autoparking, maar onze 7 meter geraken we daar zo meteen niet kwijt. Complet. De aire beperkt zich tot een serviceplaats – overnachten lijkt mij hier sowieso niet aan te bevelen. Cris-is-overleg!
In Saran, nog een tiental kilometer meer naar het noorden en quasi langs de snelweg naar Parijs, vinden we nog een camperplaats. Ter bestemming aangekomen is er nog één plaats vrij, maar dan moeten we achteruit inparkeren en daar begin ik zelfs niet meer aan, het geduld is op en ik zie hét niet. Cris behoudt zijn kalmte en neemt het stuur over, een meter of twintig achteruit tussen de geparkeerde campers door en dan scherp indraaien naast een gepensioneerde fransoos die nogal ruim bemeten geparkeerd staat. Helemaal à l’aise, mijn held, vlotjes op spiegels en camera. Nergens tussen hier en thuis wordt het de komende dagen nog terug hoogzomer. Zodra we de laatste bestemming tussen Parijs en het Waasland hebben geprikt, zak ik behaaglijk weg met een dekentje op de passagierszetel van de Autoroller. De regen slaat striemend tegen de ruiten terwijl – ping – een knaap thuis die naar ons wedervaren informeert. Aan alle mooie liedjes komt een eind, maar wij breien er toch nog een staartje aan…
Donderdag 27 juli
Traject: Saran – Feuillères, 259 km
We kozen veilig voor Château de l’Oseraie, een vaste verblijvers- en doorgangscamping op een steenworp van de snelweg naar Rijsel en Brussel, te midden van de historische relieken – La Grande Guerre is hier net als in de Westhoek nog tastbaar aanwezig. Tijdens het inchecken bij campingreceptie snuister ik in de brochures, tussen de naburige gemeenten Péronne en Albert slingert het Circuit du Souvenir. Hier komen we ooit nog wel eens voor een verlengd weekend naartoe, mijmerend dwalen mijn gedachten af naar herfstige kleuren en de kerkhoven hier achtergebleven in de vette aarde na de Slag bij de Somme. Het weer oogt ook vandaag al somber, maar regen komt er niet. De mevrouw hier ging als kind naar school in Comines – Komen, vul ik aan – waar ze Nederlands leerde. Ze begrijpt de rare Belgen nog steeds niet: indertijd werd je er als franstalige soms zelfs niet bediend!
Ik heb eerlang afgeleerd zomaar aan politieke discussies te beginnen en knik dus wat meewarig, ja het is te zot voor woorden. Maar dat Nederlands komt haar hier nu anders wel handig van pas, want al de nog vrije plaatsen worden één voor één door Nederlanders ingenomen. Net als wij op weg naar huis, of nog vertrekkende naar de Ardeche – moeders luidruchtig gesticulerend hoe ’s mans sleurhut voor één nacht best staat en de jengelende bengels naar de speeltuin dirigerend. Straks opent er zowaar een ‘foodtuck’ met echte Belgische friet – waarschijnlijk gebakken van Hollandse patatten. Fietsen op de oevers van de Somme valt niet aan te raden, volgens de vriendelijke dame zijn de paden overal onverhard, dus stappen we een blokje om. Naar het eind van de namiddag prikt de zon even door de dikke wolkendeken en het zwembad is hier zelfs gewoon verwarmd. De avondlucht kleurt fel en we eindigen de vakantie zoals we ze zijn begonnen – Il me dit des mots d’amour, des mots de tous les jours!
Vrijdag 28 juli
Traject: Feuillères – Beveren, 200 km
Hofleveranciers