zomervakantie 2010
De reisroute via Google
Zondag 11 juli
Aangezien we er voor de eerst keer gedurende twee weken op uit trekken, plannen we het rustig aan te doen. Hoewel van plannen of een reisvoorbereiding is er ook dit keer weer niet erg veel sprake geweest. Vast staat enkel dat we vertrekken richting Dordogne, waar we op zijn minst de absolute aanraders uit de groene gids van Michelin willen bezoeken, ergens bij een plaatselijke wijnbouwer enkele flessen kopen en onderweg wat prehistorische artefacten bekijken als het nog even kan. Bovendien willen we rond Cris zijn verjaardag ook een stel vrienden ontmoeten die deze periode ergens in de buurt van Bordeaux rond aan het zwerven zijn. Thuis is het al dagen lang zuiders warm – zeg maar broeierig heet – wanneer we al puffend de motorhome ingeladen hebben, ontbreekt het ons nog steeds aan een concreet reisschema…
Hoewel we al vroeg uit de veren waren, is het al weer middag geworden. Ik stel voor om vandaag geen al te lange rit meer uit te stippelen. Met de jongste editie van de Campergids en een soms wat betweterige uitvoering van TomTom in de hand stelt Cris een camperplaats in Morienval voor als eerste etappe, een eindje boven Parijs. Ik verifieer deze plek nog snel even op Campercontact en het lijkt me wel wat. Nog snel afscheid nemen van onze bevriende buren, die de komende dagen thuis een oogje in het zeil zullen houden en de brievenbus legen, en dan zetten we eindelijk koers naar het zuiden.
Zonder al te veel oponthoud komen we een kleine 300 km later aan op de aire de campingcar. We zijn er de enige gasten en kiezen een charmant plekje uit, redelijk vlak en met vrij zicht voor onze Teleco. De eerste haastige kilometers en de nog nazinderende stress van de laatste werkdagen eisen hun tol, we hebben een restje namiddag en een avondje luieren best wel verdiend.
De aire wordt particulier uitgebaat en de eigenaar – een tuinarchitect of dito aannemer – is zichtbaar in zijn nopjes wanneer we tijdens een amicaal praatje opmerken dat het perceel uitermate netjes werd aangelegd. Fier op zijn werk vertelt de man dat hij nog dit voorjaar alle staanplaatsen voorzien heeft van een stroomaansluiting. Deze moeten zijn gasten in het voor- en najaar, eventueel zelfs tijdens de barre wintermaanden, van het nodige comfort voorzien. Hij vertrouwt ons ook toe dat hij in de nabije toekomst een bescheiden sanitair gebouwtje wenst neer te poten. Aangezien ook wij van het struiser type kampeerders zijn, verwacht hij dat we het comfort van een volwaardige douche als doorslaggevend argument zullen onthouden voor een eventueel volgende visite.
Op tropische dagen als vandaag zou een ruime douche of een verkoelende stortbui inderdaad deugd kunnen doen. Over stortbuien gesproken: voor vannacht voorspelt onze gastheer hevige onweders. Ten afscheid zet de innemende man ons nog op weg voor een wandeling door het ingedommelde Picardische dorpje. Veel meer dan een kerkje, dorpskroeg en plaatselijke bakker is er niet onmiddellijk te vinden; daarmee is het wel een ideale tussenstop richting zuiden maar beslist geen toeristische trekpleister, tenzij voor fervente wandelaars en mensen die er de onmetelijke rust op prijs weten te stellen.
Al vroeg in de morgen word ik gewekt door heftig getik op onze alkoof. Het uit de verte aanzwellend gerommel bevestigt de weersvoorspelling van onze gastheer. Het nachtelijk duister wordt opgelicht door blauwwitte flitsen die doorheen het polyester van onze alkoof priemen en ons slaapvertrek rozig doen schemeren. We hebben geen haast om snel uit bed te komen, onze zomervakantie is nu pas echt begonnen.
Maandag 12 juli
In de France Passion gids valt ons oog op Ferme de la Buisquinerie even onder de Loire in het departement Indre; eens een keertje geen wijn of liquoreuze bedoening maar traditionele bereidingen met gevogelte. Het water komt me al in de mond en mochten we het gehucht Fontenay niet onmiddellijk vinden, dan kunnen we nog steeds uitwijken naar de hoofdgemeente Vatan waar er volgens onze Campergids overnacht kan worden.
Cris volgt zijn TomTom gedwee richting Parijs, geen idee waarom de makers van dergelijke kleinoden niet standaard de périphérique intérieur schrappen in hun trajecten voor doorgaand verkeer… De helse drukte op de hoofdstedelijke binnenring levert ons wat ontluikende verkeersagressie, een nakende echtelijke ruzie en ruim een uur vertraging op. Ik prent me in op de terugweg met een brede boog om de Franse lichtstad te navigeren! Wanneer we eindelijk terug op de rechte baan naar Orléans zijn geraakt, houden we halt voor een snelle hap en een kop koffie om de aan het humeur opgelopen averij weg te spoelen.
Ik neem het stuur over tot Vatan, deze gemeente presenteert zich op de snelweg tussen Vierzon en Chateauroux als village étappe. De overnachtingsplaats aan de Place de la République is zoals verwacht gewoon een parkeerplaats pal in het centrum, voor ons nooit de eerste keuze. De Nederlanders uit de motorhome naast ons hebben er minder moeite mee en installeerden zich zorgeloos met tafel en stoeltjes aan naast hun camper in de weldadige schaduw van de boompjes die het plein omzomen. Cris stelt de gps in volgens de aanwijzingen in de FP gids, wij geven immers de voorkeur aan een eenvoudig boerenerf of de camping municipal hier om de hoek.
Op la Bisquinerie aangekomen worden we door de boer opgewacht: we krijgen vanavond nog gezelschap van een jong koppel met twee dochterjes in een bescheiden Volkswagenbusje op de terugweg van hun groot verlof. Cris positioneert onze motorhome zo dat er nog ruim plaats is voor hen en we mogen gerust onze stoeltjes op het grasperk zetten. Dit zijn geen temperaturen om binnen te zitten.
Na een korte proeverij en de bijhorende aankopen voor het avondmaal, wagen we ons aan een korte wandeling. Zoals wel eens vaker het geval is, komt de hond des huizes ons vrolijk kwispelend vergezellen. Moet men een dolenthousiaste viervoeter als gids engageren voor verdwaalde toeristen, vooraleer je als gastheer bij France Passion kan aansluiten? Het lijkt er alvast op…
De nog steeds verzengende hitte spoort ons ertoe aan terug te keren voor een passend aperitiefje, bij de zuidfranse hoogzomer horen immers gemoedelijke luiheid en ijskoude pastis. Terwijl de tengere landbouwer de schade van de voorbije onweders aan het houtwerk op zijn erf herstelt, genieten wij van een zuiders slaatje vergezeld van rillettes en ambachtelijke terrine met foie gras. We zitten nog tot laat in de avond naast onze mobi en herademen pas in de nachtelijke koelte.
Cris zit onverstoorbaar te lezen in een van de Vlaamse klassiekers die we de voorbije herfst, tijdens een andere campertrip, hebben opgepikt in Redu. Starend in de verte, luisterend naar de geluiden van den nacht, vat ik het plan op om een collega te gaan bezoeken ergens in de buurt van Périgueux. Al een paar jaar op rij nodigt juf Chris van het derde leerjaar me aan het eind van het schooljaar uit om eens langs komen bij de gîte van haar nicht, waar ze tijdens de zomervakantie enkele weken verblijft om een handje te helpen en de capriolen van haar leerlingen een poosje te vergeten. Aangezien we dit jaar ook werkelijk in de buurt zijn, probeer ik per sms het juiste adres aan de weet te komen.
Dinsdag 13 juli
Na een verkwikkende nacht en een verse kop koffie grijp ik naar mijn gsm, hopend dat er ondertussen een wegbeschrijving is binnen gelopen. Jammer, ik wil me helemaal niet opdringen maar stuur toch nog eens een berichtje, wetende dat er soms al eens eentje onopgemerkt wordt afgeleverd. In afwachting van een positief antwoord zetten we via de snelweg vast koers naar Limoges. Horen we onderweg nog steeds niets van mijn openhartige collega, dan rijden we gewoon door naar de camperplaats van Périgueux om er de historische hoofdstad van het voormalige graafschap Périgord te bezoeken.
Nadat we langs de A20 zijn gestopt voor een ovenverse koffiekoek in de relais des mille étangs, komt het bevrijdende antwoord: juf Chris verheugt zich op onze aankomst in La Béchadie, een gehucht van Saint-Mesmin. Terwijl ik onze zwerfwagen over l’Occitane laat denderen, stelt mijn co-piloot de gps opnieuw in. Enkele tientallen kilometers verderop laten we de snelweg achter ons en komen via enkele aangename départementales terecht in een maalstroom van kronkelige wegeltjes waar zelfs de meest onverschrokken chauffeur al snel gaat hopen dat er geen tegenliggers in aantocht zijn. Ik slaak een zucht van opluchting wanneer juf Chris halverwege een zo mogelijk nog smallere rue sans issue naar ons staat te zwaaien. Wat een beeld, we zijn er geraakt !
Het week geworden asfalt kreunt onder de wielen van onze zware Ducato, die ik gezwind naast de weg in het dorre gras manoeuvreer. We worden hartelijk ontvangen en voorgesteld aan Leen, vrouw des huizes. Een fris gekoeld roseetje wordt ontkurkt en wij moeten gelijk mee aanschuiven voor een laat middagmaal en uitstekend gezelschap. Terwijl Leen elders aan het werk gaat, staan juf Chris en ikzelf aan de vaat; dat laatste gebeurt nog al eens. Mijn lieverd houdt zich ondertussen onledig met Lupé, de nog speelse hond van Leen, die er anders een sport van maakt onbewaakte schoenen van gîtards bijeen te halen voor zijn baasje.
Tijd voor een rondleiding op het zich naar onze stadsnormen wijds tot de einder uitstrekkende domein: juf Chris toont me het grindpaadje dat beneden in het donkergroene dal eindigt bij de borrelende Auvézère. De gîtards gaan er op dagen als deze verkoeling zoeken met hun onstuimige kroost en ook ik hunker naar het fris kronkelende water. Binnen dit en een uurtje spreken we opnieuw af bij de gîte voor een uitstapje naar het dorp en een wandelingetje omheen de ancienne forge, een middeleeuwse smederij die met waterkracht aangedreven werd en vandaag volop gerestaureerd wordt – waarlijk een brok industrieel erfgoed en een schitterend decor voor amateurfotografen.
Het is al een uur of vijf in de namiddag en nog steeds ver boven de dertig graden, ik grijp een zwembroek en rep me langs het erf van Leen, voorbij de weiden van de boerderij ernaast en onder de beschutting van de loofbossen door in het lager deel van de valei. Er wacht me een frisse duik in het riviertje: meedrijven en spetteren, geen ander gerucht dan het borrelen van het water, mijn proestende ademhaling en het bonzen van een opgewonden hartslag. Wanneer ik de klim terug naar boven heb afgelegd, baad ik terug in het zweet en is het verfrissende effect natuurwater al lang weer vervlogen. Een douche lijkt aangewezen vooraleer samen met beide naamgenoten en Lupé in de wagen te stappen…
’s Avonds worden we opnieuw meegevoerd naar de inmiddels koele tuin van de gîte waar we samen met Chris, nicht Leen en hun beide neven uit Antwerpen – die er momenteel één van de drie gîtes betrekken – nog een glaasje rosé drinken. Voldaan en best wel onder de indruk van zoveel pracht en ongeziene hospitaliteit, zoeken wij onze alkoof op. Morgenochtend, le quatorze juillet, zullen we vooralsnog naar Périgueux doorreizen.
Woensdag 14 juli
We nemen afscheid van Leen en beloven haar stukje paradijs zeker bij vrienden aan te bevelen, juf Chris volgt ons morgen naar Périgueux waar ze nog even wil gaan shoppen voor dat ze terug richting België vertrekt. Langs onooglijke wegeltjes stuurt mijn gezel onze motorhome stadwaarts, op de valreep wippen we in Excideuil nog binnen bij een warenhuis voor wat inkopen. Ondanks de nationale feestdag houden de winkelketens nog open tot de middag. TomTom volgt nu weer een aanvaardbare départementale tot bij de kaaien van de Isle, waar we volgens onze Campergids gratis en met service kunnen overnachten.
Bij het naderen van het stadscentrum merk ik aanwijzers op naar een nieuwe officiële camperplaats, we verkiezen deze te volgen niet gewoon te vertrouwen op de correctheid van de gids die blijkbaar toch nog door velen gehanteerd wordt. Net voor we de brug oversteken, weg van het historische stadsdeel, ontwaar ik op de kasseien langs het water een tiental campers. Enkele honderden meters verderop aan de andere oever heeft de gemeente een nagelnieuwe plek ingericht waar een veertigtal campers kunnen overnachten met voorzieningen. Op de infozuil bij de inrit lezen we dat er vijf euro gevraagd wordt, die betalen we graag. Maar hoe? We bespeuren nergens een horodateur…
Van zodra we op de keggen en min of meer waterpas staan, worden de fietsen van de drager gehaald en beginnen we aan een verkenningstocht. Terug de brug over en uit curieuziteit even langs de campers op de kaai, onbegrijpend stellen we vast dat er bij de toegang duidelijk verbodsborden werden aangebracht – voertuigen boven de 3,5T en of meer dan 4,90m zijn niet langer toegelaten op deze parkeerzone. Bij het oude servicepunt worden motorhomebezitters vriendelijk doorverwezen naar de nieuwe aire des campingcars. Wat bezielt iemand om dergelijke waarschuwingen naast zich neer te leggen? De agenten die ons vanaf het andere eind van de kade naderen denken vast hetzelfde, desalniettemin kloppen ze vriendelijk aan bij de motorhomes en verzoeken hen te vertrekken. Er worden vandaag precies geen boetes uitgeschreven. Vanaf 18u mag hier trouwens geen enkele wagen meer staan, gemeentearbeiders bereiden er het vuurwerk van deze avond al voor.
Met de groene gids in de hand fietsen we verder tot aan het bureautje van de toeristische dienst, een vriendelijke dame weet Cris te vertellen dat de politie elke ochtend het staangeld komt ontvangen op de camperplaats, ’s avonds komt er een gemeenteambtenaar of placier langs. Gerustgesteld zetten we onze tocht verder richting Cathédrale Saint-Front – een ietwat Byzantijns, Moors zelfs ogend bouwwerk nabij de middeleeuwse stadswijk die we later te voet eens zullen moeten bezoeken want de smalle en steile straatjes met uitgesleten traptreden zijn echt niet toegankelijk voor onze aluminium rossen. Bibendum – het Michelinmannetje van de gelijknamige reisgids – nodigt ons uit voor een bezoek aan de Romeinse grondvesten van de stad: Vésone of Vesunna. Onderweg valt mij een uithangbord op: Hercule Poireau doet ergens een belletje rinkelen. Poireau, Poirot, ja ja ik heb hem denk ik grinnikend bij mezelf.
Na het bezoek aan het gallo-romeinse museum keren we terug naar de motorhome voor een aperitiefje en het avondmaal. France Bleu Périgord verklapt ons over de radio wat het prijskaartje van le feu d’artifices in Périgueux is. Het belooft vanavond wat te worden, ondertussen is ook de vaat gedaan en ik haal mijn laptop vanonder het stof om wat e-mails op te volgen en enkele zaken af te handelen die bij ons vertrek nog aansleepten. Deze camperplaats is nagenoeg perfect: alles is er voorzien, okay geen elektriciteit maar wel gratis wifi – al zal dat laatste eerder toeval zijn.
De nacht valt en we maken ons klaar om naar het vuurwerk te gaan kijken. Duizenden Périgourdins en toeristen verzamelen langs de rivier en op de bruggen erover, wachtend op het schouwspel. Gelukkig zijn we zo slim geweest onze minuscule klapstoeltjes mee te brengen, het lange wachten wordt beloond met een prachtige kleurensymfonie. Elke trommelvliestergende knal laat de nachtelijke hemel oplichten met kleuren die we nooit tevoren zagen. Ruim een half uur later wringen we ons door de massa en keren ook wij terug naar huis, nuja naar ons rijdende huisje. Nog nagenietend van het spektakel en een geutje pastis zitten we bij de motorhome terwijl de rust weer keert op de camperplaats. Net voor we in onze alkoof kruipen besluiten we hier nog een dagje te blijven om ook de rest van Périgueux te ontdekken.
Donderdag 15 juli
Na een licht ontbijt stappen we terug naar het centrum, op de kaai zijn ondanks de richtlijnen opnieuw een handje vol campers neergestreken. Wat mij betreft zwieren ze hen maar op de bon! Een paar passen verder komen we weer voorbij aan het uithangbord dat gisteren al mijn aandacht trok. Jawel hoor Hercule Poireau wordt in onze reisgids bij de restaurants aangeprezen. We werpen een vluchtige blik op de kaart, onze goedkeurende blikken kruisen elkaar en Cris gaat voor vanavond een tafeltje reserveren. De wandeling voert ons doorheen de smalle straatjes met hobbelige plavuizen en langs majestueuze gevels van middeleeuwse panden tot aan de vroegere remparts, waarde architectuur overgaat in renaissance. Daar slaan we af in de richting van het toeristische winkelstraatje om etalages te gaan kijken terwijl we van een ijsje smullen.
Net wanneer we enkele ansichtkaartjes op de bus doen, rinkelt mijn mobieltje: Juf Chris en nicht Leen zitten hier om de hoek op het schaduwrijke terras van de Bambou Bar, vanzelfsprekend zijn we meer dan welkom om hen te vergezellen. Beide dames slaan aan sneltempo aan het shoppen, winkel in en winkel uit. Mijn hoofd duizelt er nog van op het moment dat we nogmaals afscheid nemen van onze vriendinnen die nog voor de avondspits de terugreis naar La Béchadie willen beginnen en ontkomen aan de nochtans gezellige drukte.
Franse mannen hebben kleinen voeten; we passeren nog enkele winkeltjes op zoek naar een stel hippe teenslippers maar een maatje 46 vinden is hier blijkbaar niet zo vanzelfsprekend. Zonder een cent te spenderen, slenteren we helemaal uitgewinkeld mobilhomewaarts. Nog even wat uitblazen en ons opfrissen voor een gastronomisch avondje uit met streekspecialiteiten. De groene gids heeft ons nog nooit in de steek gelaten wanneer het erop aan kwam een fijn maar betaalbaar restaurantje met een lekkere keuken te vinden. Vanavond wacht ons opnieuw een voltreffer !
Vrijdag 16 juli
Na de service wippen we nog even binnen bij een Leclerc shopping om het proviand aan te vullen en onze dorstige Ducato te laven aan een voordeeltarief. We zijn nog niet in de helft van ons verlof maar wel al doorheen meer dan de helft van een aantal vestimentaire onderdelen. Ik deponeer een flesje wasmiddel in het winkelkarretje, mijn wederhelft heeft er weinig vertrouwen in en voor alle zekerheid besluit hij zijn garderobe wat uit te breiden. Aangestoken door het koopvirus laat ik me eveneens verlijden door de zomersoldes…
Het is hoogtijd om TomTom te volgen naar een andere toplocatie dewelke iedereen volgens onze reisgids móet gezien hebben die in de Périgord verblijft: Sarlat-la-Canéda. We hebben een rit van ongeveer 60 km voor de boeg: via Les Eyzies, zijn prehistorische vindplaatsen en grotten waar de Cro-Magnon beschutting hebben gezocht. Je kan er over de koppen lopen, de primitieve mens spreekt blijkbaar tot de verbeelding van velen. De komende dagen wil Cris nog gaan kijken naar La Roque Saint-Christophe, een abri die in De Aardkinderen beschreven wordt, een verhalenreeks van Jean M. Auel. Mij fascineert het allemaal niet zo erg, we maken er dus geen speleologische inleefreis van.
In de nabijheid van onze volgende bestemming toont de aanwezige signalisatie ons feilloos de weg naar de officiële camperplaats, ook zonder automatische navigatie zouden we er vlot zijn geraakt. Het tarief bedraagt ook hier vijf euro per nacht servicemogelijkheden inbegrepen. De plek is ideaal gelegen: bakker bij de deur en op wandelafstand van de oude stad. Na het middagmaal wagen we ons aan de afdaling doorheen straatjes die zo mogelijk nog ouder en smaller ogen dan gisteren.
De zon brandt weer onbarmhartig op onze hoofden en we zijgen neer op het eerste beste terrasje dat we tegenkomen. Overal waar toeristen samenkomen lijkt Interbrew een monopolie te hebben gevestigd op het tappen van een frisse pint. Met een blonde Leffe en een Hoegaarden voor onze neus hebben we het gevoel terug op de Leuvense Oude Markt te vertoeven. Helaas geen pression 1664 vandaag.
De zon geselt nog steeds straten en pleinen en al wie er zich op bevindt, wij moeten opnieuw de schaduw opzoeken. Dit keer vangt de multinationale biergigant ons niet meer: ik bestel een veilige Perrier Menthe, Cris nipt even later van hetzelfde watertje op smaak gebracht met een citroensiroopje. Op de terugweg worden we gelokt door een gezellig uitziend winkeltje met een rijk aanbod produits du terroir in de uitstalramen en een charmante dame achter de toonbank. Ze herkent in Cris meteen een connoisseur en laat ons haar beste lokale wijnen proeven.
Met enkele flesjes en wat geurige sausijsjes uit de omgeving – meer konden we niet dragen – komen we terug aan bij de motorhome die er het gezelschap heeft gekregen van een landgenoot. De klevers op de achterzijde van die camper vertellen me dat zijn eigenaar camperfora frequenteert waar ook ik wel eens te vinden ben. Mevrouw en mijnheer zitten te keuvelen onder de luifel naast hun motorhome, we begroeten elkaar met een beleefde knik.
We eten laat, nog maar eens sla en tomaatjes, de aanhoudende warmte beneemt ons grotendeels de appetijt. Morgenvroeg een stokbrood halen, even langs de sanizuil en dan laten we de Périgord Noir achter ons voor een pelgrimage naar Rocamadour in het naastliggende departement Lot. Cris heeft gisteren al even naar Le Relais du Campeurgetelefoneerd om een staanplaats te bespreken, eenvoudige camping maar je beschikt er wel vrij over een bescheiden zwembad. Pas de problèmes monsieur, réservation n’est pas nécessaire… Mooi, bevalt het ons dan blijven we er gelijk het ganse weekend staan!
Zaterdag 17 juli
Het ochtendritueel voltrekt zich: ik word als eerste wakker, wip uit de alkoof en verdwijn in het kleine badkamertje terwijl de fluitketel op het fornuis begint te zingen. Na het morgentoilet giet ik de koffie op, geheel op grootmoeders wijze, er is niets beters om de dag te beginnen. Tegenwoordig let ik wel wat op het cafeïneverbruik wanneer we nog een rit voor de boeg hebben over onbekend terrein. Doorgaans ben ik een eerder zenuwachtige bijrijder, niet altijd een plezier voor wie achter het stuur zit…
De route naar Rocamadour loopt ongeveer over 50 km kleine kronkelige baantjes voor zover ik de route van TomTom en de wegenkaart kan vergelijken. Ik hou het dus bij één kopje koffie en wek mijn schone slaper zodat ook hij aan zijn kattenwasje kan beginnen. Afvalwater lozen en vuilnis in de container, water inslaan hoeft niet want we overnachten straks op een camping. Betalen doen we hier aan de automaat, gewoon ticket erin gevolgd door de betaalkaart en de slagboom wordt geheven.
Op een of andere manier hadden we de camping beneden aan de voet van het pelgrimsoord verwacht – de heiligdommen van Rocamadour werden tegen de rotswand op een hoogte gebouwd en het dorpje groeide gestaag om de grote toevloed aan bedevaarders te accommoderen. Niets blijkt minder waar, de camping vinden we bovenaan op het plateau in Rocamadour-L’Hospitalet.
We melden ons aan bij de receptie en betalen gelijk voor twee overnachtingen. Plaats is er inderdaad nog voldoende maar het is wel even opletten om met de alkoof niet tegen de overhangende takken te knallen, notenbomen bakenen de ruime perceeltjes af en zorgen voor wat schaduw op het middaguur. Een wakkere fransman veert recht uit zijn stoeltje om ons hiervoor te waarschuwen. Voor het in- en uitrij gemak maar ook om zeker te zijn dat we vanavond wat televisie kunnen kijken, schuiven we een plaatsje op. Het is schier onmogelijk de camper waterpas te zetten, dit deel van de camping helt behoorlijk af. Nuja zolang het hoofdeinde van het bed hoger staat dan de voeten en de kookpotten niet van de gaspitten tuimelen, zijn we best tevreden.
Bij de ingang van Le Relais du Campeurvinden we een winkeltje met specialiteiten uit de streek, onze lunch bestaat uit vers stokbrood en een blokje ganzenlever overgoten met een demi-bouteille moelleux die we in Sarlat op de kop tikten. Voortreffelijk, maar ik heb het vermoeden dat de middeleeuwse pelgrims die ons de weg voorgingen niet van een dergelijk festijn hebben genoten vooraleer ze hun bestemming bereikten. Om enigszins penitentie te doen voor onze overdadigheid begeven we ons naar het bedevaartsoord voor een gepaste offerande.
Onze luchtige stappen worden overstemd door het diep monotone gebrom van cigales en andere sjirpende zespotigen, hoewel het eerder bewolkt lijkt te blijven is het vandaag nog behoorlijk warm – maar wel draaglijk. Halverwege de beklimming van de honderden trappen – echte bedevaarders plegen dit op blote knieën te doen – ploffen we neer op het terras van de laatste kroeg voor le sanctuaire. De Perrier Menthe is me gisteren danig bevallen dat ik er weer eentje bestel, want ook hier heeft Interbrew – InBev of welke benaming die megaholding tegenwoordig ook voert – haar tentakels reeds verankerd.
Voor het bezoek aan de verschillende kapellen en de basiliek die met de bergwand één lijken te worden, kunnen we rekenen op de deskundige uitleg van een enthousiaste vrijwilligster. Met de nodige kwinkslagen en petite histoire weet ze ook de aandacht van meer profane bezoekers – een categorie waartoe ook wij behoren – vast te houden. De vrijwillige bijdrage deponeren we met welgemeende erkentelijkheid in het offerblok, we kopen hiermee geen aflaat maar steunen het onderhoud van deze opmerkelijke plek. Genoeg religie voor vandaag, terug naar het aardse genot vooraleer helemaal door het monastieke relaas bevangen te raken. We moeten trouwens nog langs de veertien statiën van de kruisweg terug omhoog klauteren…
Voor het avondeten wil ik nog het zwembad in, Cris houdt het in tussentijd op een goed boek in afwachting van een weldadige campingdouche net voor het slapengaan.
Zondag 18 juli
We ontbijten met een verse Cavaillon en wandelen naar de Grotte Préhistorique des Merveilles een natuurhistorisch monument in de luwte van het toeristische gewoel in Rocamadour-l’Hospitalet. In tegenstelling tot het wereldvermaarde Lascaux waar je enkel replica’s in een betonnen reconstructie te zien krijgt, kan je hier nog authentieke muurschilderingen bekijken en met een weinig verbeelding kan men er zelfs de dieren in herkennen die de gids ons aanwijst. Cris gaat er helemaal in op, ik concentreer me op het bedwingen van een plots opgekomen buikkramp.
De wolken die ons gisteren nog voor een overdosis zon hebben behoed, zijn opgetrokken en het ziet er naar uit dat het een dagje luieren wordt maar eerst gaan we nog op zoek naar een tafel voor vanavond. Die vinden we op enkele passen van onze camper bij restaurant Au Panorama, opnieuw reserveren we een tafeltje voor twee. Hopelijk liggen mijn ingewanden tegen vanavond niet meer in een pijnlijke knoop, niets beters dan een reispilletje en koele duik in het azuurblauwe bad.
We vernemen per sms dat Albert en Brigitte ondertussen de kust achter zich hebben gelaten en geland zijn op een camping in Montignac. Morgen wilden wij sowieso doorsteken naar La Roque Saint-Christophe slechts een tiental kilometer daarvan verwijderd. Wie met een motorhome reist kan in sneltempo plannen smeden en reisschema’s bijstellen. Morgen zien we onze vrienden en zullen toch maar de nepschilderingen van Lascaux II gaan bewonderen, nadien toeren we enkele dagen samen verder rond en kunnen we een verjaardagsfeestje bouwen.
Maandag 19 juli
Opgewekt door de gedachte onze vrienden te ontmoeten verlaten we de Lot en rijden de Périgord Noir weer binnen. Even voor twaalf komen we aan op Le Moulin du Bleufond net buiten het centrum van Montignac, nog voor we de receptie gepasseerd zijn wordt deze waterrat al aangetrokken door het kleine zwembad aan de ingang van de camping. In geen jaren heb ik nog zoveel gezwommen, maar lag vroeger dagelijks in het ruime sop toen ik nog met mijn ouders op vakantie ging aan de kust. Misschien wordt ik al weer kinds, dat zou wel er vroeg zijn.
Albert heeft onze plaats gisteren al geregeld en wij brengen een verse baguette mee voor Brigitte. Het is een hartelijk weerzien met onze campervrienden die het steevast over ‘hun jongens’ hebben wanneer ze het over ons hebben. Straks wandelen we dus met ‘mamsie en papsie’ naar het bezoekerscentrum van Lascaux, de brochure van Albert en de TomTom van Cris raken het evenwel niet eens over de loopafstand. Onderweg bewonderen we het feestelijk opgetooide stadje, duizenden felkleurig gevouwen bloemen sieren gevels en bedekken de hemel in de straten. Hiernaar informerend maakte de campingbaas bij onze aankomst al een grapje: “ah dit hier c’était bien mon anniversaire et pourtant j’avais demandé de ne faire rien…” De ware reden is me onderhand ontgaan!
De voettocht van amper enkele kilometer naar Lascaux II is zowaar een nieuwe kruisweg op het warmste moment van de dag, hopelijk wordt de inspanning beloond. Mocht men niet in alle boekjes schrijven dat de echte grot met schilderingen reeds jaren afgesloten is voor het publiek en de gids het niet uitdrukkelijk vermelden, dan zou je kunnen geloven dat het écht is. Maar de wetenschap dat je naar een moderne kopij staat te kijken, zet een behoorlijk domper op de vreugde. Toch kan ik me best voorstellen dat het voor archeologen haast orgastisch moet zijn geweest om zeventig jaar geleden de echte grot te betreden.
Morgen willen Cris en Brigitte, beiden lezers van Jean M. Auel, nog een spelonk gaan doorsnuffelen. Maar eerst nog even toegeven aan de lokroep van het plonsbad!
Dinsdag 20 juli
Tijdens de rit naar La Roque Saint-Christophe zet ik een bocht nogal kort in, uit de andere richting komt een tientonner aangestoven. We ontwijken mekaar op het nippertje, de lucht vult zich met de indringende geur van verschroeid rubber. Het hart bonkt me in de keel en in de achteruitkijkspiegel slaat rook uit de banden van de alles dicht gooiende poid lourd. Door het luidsprekertje van de walkie talkie die we van Albert hebben gekregen vernemen we dat zijn buitenspiegel weer eens het slachtoffer werd van een jachtige camioneur. Af te leiden uit de nauwelijks verstaanbare verwensingen betrof het de laatst overlevende holbewoner uit het Cro-magnon-tijdperk die er in zeven haasten vandoor ging. Andere schade is er niet maar de resterende kilometers leggen we toch enigszins behoedzamer af.
De motorhomes laten we achter op de parking, we passeren de kassa waar ik de zoveelste medaille souvenir buit maak – mijn collectie wordt aardig aangedikt deze vakantie – maar veel verder dan het eerste houten brugje en een in de rots uitgehouwen trap die regelrecht in de diepte lijkt uit te kijken, kom ik niet. Mijn hoogtevrees haalt het over mijn interesse voor onderaardse krochten en wanneer ik rechtsomkeer maak, zie ik ook ‘papsie’ al terug richting kassa verdwijnen. Ik laat het fototoestel achter bij mijn dappere echtgenoot en zal wel samen met Albert op hem en Brigitte wachten bij de motorhomes. Wij zullen thuis de foto’s wel eens bewonderen, van beneden uit heb je trouwens ook een heel mooi zicht op de overhangende rots…
Bekomen van deze verschrikkingen gaat de rondreis opnieuw naar het zuiden, bestemming Château Le Tuquet, een FP-adresje net buiten het centrum van Bergerac. Na ongeveer zeventig kilometer houden we halt op de parking van het Leclerc warenhuis, nog wat inkopen doen voor nog eens een barbecue en een klein feestje want vanavond vieren we Cris zijn verjaardag al een beetje!
Wie een riant wijnkasteel had verwacht, komt bedrogen uit: een beetje minzaam grappen we iets over château golfplaat maar de kasteelheer en zijn jonkvrouw ontvangen ons met de grootste gemoedelijkheid in hun charmante hoeve en laten ons hun beste bio-wijnen degusteren. Weer een aanrader uit de France Passion collectie, de avond wordt onder een prieeltje gevuld met een gemoedelijke babbel als onder goede vrienden, dieprode wijnen van verschillende cépages, heerlijk verfrissende rosé en zelfs een schaarse rosette. Enthousiast worden er enkele kratten van ’s meesters werk aangeschaft en ’s nachts koelt het zalig af wanneer een warmteonweer over onze kampplaats trekt.
Woensdag 21 juli
Vanaf Bergerac leidt de N21 omhoog naar de Limousin, waar we in de omgeving van Limoges het dorp Oradour-sur-Glane willen bezoeken omdat enkele bevriende koppels er danig aangegrepen werden door het drama dat het nochtans zo vredige dorpje in 1944 heeft getroffen. Aangezien het vandaag echt Cris zijn verjaardag is, hoort daarbij nog wat uitbundigheid en bij een bezoek aan het oorlogsverleden past enkel deemoed. Bovendien willen we onze vrienden voor de gelegenheid trakteren op een gastronomisch etentje, daarom lassen we een etappe in op de camperplaats van Périgueux waar wij vorige week al enkele dagen mochten verpozen.
Het weer heeft vandaag weinig feestelijks, het miezert maar toch kunnen we onze reisgezellen nog de gezelligheid van deze provinciestad laten ervaren. Het restaurant waar we eerder al hebben genoten is uiteraard gesloten vanavond, we wijken uit naar een andere tip in de groene gids: Le Grain de Sel, voortreffelijke keuken maar wat meer haute cuisine.
Donderdag 22 juli
Na wat onenigheid met TomTom, Cris dreigt ermee hem uit het raam te kieperen, arriveren we kort na de middag op de camperplaats van Ouradour-sur-Glane. Ook het weer heeft zich aangepast aan de sombere geschiedenis, we worden er stil van. Misschien niet alleen door de droefenis die hier is blijven hangen, maar ook omdat onze wegen hier morgen ook scheiden eindigt onze grote vakantie wat in mineur. In een rechte lijn hebben wij van hieruit nog een goede 740 km af te leggen om weer in Leuven te geraken. Na de belevenissen op ringweg van Parijs tijdens de heenreis wil ik liever een ommetje over de N104-la Francilienne maken. Morgen overnachten we 500 km hogerop in de Marne, bij Michel Jacquesson in Beaunay. Zaterdagochtend rijden we dan via de Franse en Waalse Ardennen verder naar het noorden om na een tussenstop in Durbuy op zondagavond terug thuis te komen. Zo zijn de batterijen van motorhome en bestuurders helemaal terug opgeladen en klaar om opnieuw aan de slag te gaan.