Proloog
Dit jaar hebben we ons ‘groot verlof’ in twee delen opgesplitst. Eerst een weekje zonder Wouter, daarna veertien dagen met hem. Onze reisplanning hangt helemaal af van het wisselvallige weer van de afgelopen maanden. In het voorjaar spraken Cris en ik met Marc en Mieke af om een paar dagen Friesland te verkennen. Daarna gaan we naar huis en is de rest van de zomervakantie aan quality time met onze compagnon-de-route. De eerste stop werd een camping in Amiens en een trendy restaurant om Cris zijn 43ste verjaardag te vieren. Voor we aan onze zomervakantie in Bretagne beginnen, willen we ten minste nog één keer in stijl uit eten gaan.
Na de midweek Friesland moet er in zeven haasten nog een nieuwe achteruitrijcamera worden gekocht. Er zit vocht in de oude waardoor we niets meer op het scherm zien. Eigenlijk merkte ik tijdens de laatste paasvakantie al een lichte waas die ik toeschreef aan condens na de laatste vriesnacht. Toen had er al een belletje moeten rinkelen. Dus rijden we op de terugweg nog even langs Schijndel en kampeermarkt De Wit. Onderweg met onze vrienden monteerde ik een nieuwe mengkraan die ik in een Friese bouwmarkt had gekocht. Die kraan had eigenlijk al twee jaar geleden, na de herfstvakantie, vervangen moeten worden. Toen dacht ik het probleem zelf te kunnen oplossen, maar in het voorjaar begon het ding weer te lekken. Door allerlei besognes kwam het er daarna niet meer van. Marc probeerde onze keukenkraan nog te redden, maar uiteindelijk leek het me veiliger om een compleet nieuwe te kopen.
Naar onze thuis nog werkende derde helft stuurde ik vanuit Friesland: “Dit jaar wordt het een vakantie zonder malheuren, we hebben alle ellende deze week al gehad!”
Service coupé
Op vrijdag een eind over de middag komen we aan in Bertem met een camera en wat andere spullen. Cris haalt uit de Autoroller wat niet mee hoeft naar Frankrijk, terwijl ik de defecte camera demonteer. Mijn ervaring met een kapot dakraam in het najaar leerde me dat zo’n klus makkelijker gezegd is dan gedaan. Toch hoopte ik stiekem het in een halfuurtje te klaren, noem me maar optimistisch of naïef. Terwijl het aan het begin van onze improvisatietour in Sneek regende, klaarde het weer op in Lemmer bij het IJsselmeer. De zon brandt ongenadig en verblindend op het witte camperdak terwijl ik op een trapladder tegen de achterwand sta. Badend in het zweet heb ik na een dik uur eindelijk de roestige rotzooi losgewrikt.
In mijn hoofd was er nog genoeg tijd om de lakens te wassen, de camper schoon te maken en in te richten voor de vakantie met het triumviraat. Onze reisgenoot is onverwacht een dagje thuis en tegen de middag al zo goed als ingepakt om morgen samen met ons te vertrekken. Stress. Cris kent zijn man en maakt zich diplomatisch uit de voeten. Hij rijdt met Wouter mee naar de Zweedse meubelgigant om de middag nuttig te besteden. Oude kit verwijderen, achterwand ontvetten, voedingskabel van de nieuwe camera erdoor, afkitten met Tec7 en straks nog vastzetten nadat ik alles provisorisch heb aangesloten. Niet weinig trots op mijn bijna bovenmenselijke prestatie stuur ik mijn twee kompanen een WhatsApp: “Het werkt!” Dat alles nog los hangt, vertel ik er in mijn enthousiasme niet bij.
Merde alors!
Het lijkt wel een sauna in de Autoroller die al de hele middag in de volle zon staat. De mannen zijn al terug en Wouter komt even kijken terwijl ik onhandig met mijn hoofd in de kleerkast zit. Foeterend op een stel in de kabel prikkende klemmen die maar geen verbinding willen maken, vraagt hij voorzichtig: “Lukt het, Stijntje?” “Nee, die klotenest werkt niet,” mompel ik, rood aanlopend van de hitte en ergernis. Hij sluipt op zijn kousenvoeten naar binnen en wacht geduldig bij de puffende grizzlybeer, want ze wilden eigenlijk gewoon weten of we vanavond samen frietjes eten. Een klassieke lusterklem lost mijn onhandigheid met die meegeleverde koppelingen op. Waarom ben ik dat verdomme ook koppig blijven proberen? Het is eindelijk gelukt. “Kom eens kijken!”
Het is een groothoekcamera met hulplijnen om de afstand in te schatten. “Amai, dat is wel veel scherper,” zegt Wouter, opgelucht dat niet alleen het beeld van de achteruitrijcamera, maar ook mijn humeur is opgeklaard. “Waar zetten we het nieuwe scherm?” Het oude display hangt wiebelend voor de achteruitkijkspiegel, die zo eigenlijk nergens toe diende. “Ik zou het met de bijgeleverde zuignap gewoon tegen de voorruit plakken.” “Goed idee, dan kunnen we onderweg in de spiegel zien of Cris al slaapt.” Wouter gniffelt, omdat hij zelf vaak indut als hij naast me in de auto zit. Zelfs een grapje kan eraf en die frietjes zijn helemaal OK.
Poids lourds
De slaapinrichting van de camper wordt aangepast voor onze tijdelijke ménage-à-trois. Een volwaardige matras, want vorig jaar kreeg onze kameraad een zere rug van het opblaasbed. Om gewicht te besparen, wil ik achteraan het originele bedframe weer monteren in plaats van de beukenhouten lattenbodems die ik er ooit in heb gezet. Dat idee had ik maanden geleden al, maar het kwam er nooit van. Vandaag moet alles op het allerlaatste moment gebeuren, dus sleur ik dat onding in zeven haasten uit de kelder. “Wouter, voel eens wat het zwaarste is? Die aluminium kader of die twee aparte lattoflexen?” De grote en de kleine beer zijn sterker dan hun nukkige aap en tillen ze één voor één op. “Die wegen samen meer volgens mij,” zegt onze potige jongen resoluut.
Cris neemt de proef op de som en haalt de weegschaal. Het scheelt amper 3 kg, ik had op meer gehoopt want we flirten met de maximale tonnage. Drie volwassen mannen, hun bagage, de e-bikes op de drager, een tweede koelkast in de koffer en het extra bed souperen alle laadvermogen op. Poetsen en inladen is voor morgenochtend: “Ga al maar naar huis, ik ga mijn rap wassen, binnen een half uur zijn we bij u.” “Billy meenemen is toch echt geen optie,” zeg ik ’s avonds met een Duvel in de hand tegen onze reisgenoot. Hij bevestigt met een grapje: “Nee want gij waart daarstraks al een gezooien tomaat.” “Ahwel ja, merci Wouter. Ik zàg u graag!” Met de nadruk op zag, lachend, want we weten alle drie dat ik onze vriend-aan-huis voor eeuwig en één dag graag zal blijven zien.
Carte blanche
De laatste update van Météo France geeft de doorslag: zomervakantie in Bretagne! Hoe die reis zal gaan, weten we eigenlijk nog altijd niet. Na de laatste grote voyage met Marc en Mieke heb ik wel een vage route en wat plaatsen in gedachten. Tussen de frieten en het bier overlopen we dat en vertellen we niet alleen over vuurtorens in roze graniet en campings om te overnachten, ook aperitieven met pastis en verse zeevruchten ontbreken niet. Zomaar uit de baai van de Mont-Saint-Michel geplukt, vente directe, zalig bij zacht zomerweer. Het water komt hem al in de mond. Maandag moeten we bag-in-box wijn kopen, meer wijn en minder glas. Normandië en Bretagne kennen geen wijngaarden, wel boerderijen met cider en calvados. “Appeltjes ook lekker”, glundert onze compagn’eau-de-vie onderwijl hij van zijn Duvel nipt.
Na de zalige zomer van vorig jaar, wilde ik eigenlijk nog eens naar Biarritz met ons drieën. Daar was het pas wàrm, zeker 40 graden! Maar mijn mannen zijn niet zo happig op die hoge temperaturen. We kunnen eens naar Quiberon, voor alle drie een onontgonnen stuk Bretagne. Daar wilden Cris en ik in de paasvakantie al naartoe en voor hem appeltjes gaan kopen op een France Passion-adres: La Ferme de Billy. Alleen al om de naam van zijn hond. Alles tussen Bertem en Bretagne, Bordeaux of zelfs de Bourgogne blijft een optie. Evenveel onzekerheden als doorgaans in het hoofd van onze metgezel die op reis meestal gedwee volgt. Zijn teddyberenoogjes vallen van de veel te lange dagen werken bijna toe. “Slaapwel lieve schat, we zien u morgenvroeg!”
Zaterdag 20 juli
Traject: Bertem – Wichelen – Amiens, 296 km
Rond 11 uur willen we graag vertrekken om Billy naar zijn gastgezin te brengen. Wouters broer zal voor de kleine duivel zorgen terwijl wij het baasje nog eens mogen soigneren. Langs Gent en Rijsel naar de Franse péage tot de afslag Amiens-Longpré. Vanaf de rotonde is het nog anderhalve kilometer naar Camping Parc de Sygnes, daar zijn Cris en ik al eens vaker voor een nacht geweest aan het begin of het einde van een vakantie. Aanmelden, motorhome installeren, fietsen eraf en dan onder het lover via de Quai de la Somme naar de stad. Om 19u30 worden we daar voor een verjaardagdiner verwacht. Gisteren kwam er al voor de tweede keer een mail van Ail des Ours om onze aanwezigheid te bevestigen. Ze willen precies echt wel dat we komen.
Onze timing is erop berekend dat we zijn windhondje niet gewoon droppen en verder rijden. Wouter zijn ouders komen toevallig ook bij hun oudste zoon op bezoek, reden te meer om even te blijven plakken. Zonder een glas mee te drinken met onze geadopteerde ‘schoonfamilie’, mogen we echt niet vertrekken. Nancy wil straks toch wel weten of we veilig aangekomen zijn. Snel een foto: “Nog maar net Gent voorbij en ze snurken al!”
Vervuld met simpel vakantiegeluk breng ik mijn twee schone slapers naar de eerste bestemming. Het rijden begint vanaf Douaai ook op hun chauffeur te wegen, want het werd gisteren toch een korte nacht omdat er na de frieten en het bier nog wasmachines en droogkasten draaiden. Quasi uitgeslapen arriveren zij bij de ingang van de camping. Geen moment te vroeg, want mijn concentratie is nu echt wel weg. “Allez Cris, vooruit ga ons inchecken. De reservatiebevestiging? Kijk in uwe mail en haast u!”
Congé payé
“Zijt ge nog blij, Wouter?” vraag ik. “Ja, Stijn,” antwoordt hij enigszins verveeld, terwijl hij door 1001 gemiste berichtjes scrolt. Andere aanbidders of gewoon vrienden die ook naar zijn aandacht hengelen. “Kom eens hier…” Eindelijk legt hij zijn telefoon weg en kijkt scheef naar zijn oude vent en manusje-van-alles. “Maar ik ben toch hier,” reageert hij plagend. Tevreden dat hij twee weken mee kan en wil, fluister ik iets in zijn oor waarvan hij op slag verlegen wordt. Het gevoel dat dit wel eens de laatste zomervakantie samen zou kunnen zijn, speelt me al langer parten. Het besef groeit dat hij niet eeuwig de happy single blijft waar wij voor mogen zorgen. Het vakantiegeluk van een paar uur eerder slaat om in acute en irrationele verlatingsangst.
Het wachten voor de slagboom duurt me te lang en met een kus op zijn wang wip ik de cabine uit. De zomerse hitte trilt boven het asfalt en ik nog feller van vermoeidheid en emotie. Wanneer ik tegen de zon in naar de hoog opbollende wolken kijk, prevel ik: “Daar komt geheid gedonder van…” Niet van mijn onverbloemde liefde voor onze kameraad, of toch niet vandaag, wel van de plotse warmte over het uitgeregende land. “Gelukkig hebben we lang vooraf geboekt,” zeg ik wanneer hij naast de Autoroller ook even de benen strekt. Bij de ingang van het kantoor staat een bord: camping complet. Dat was de rode draad tijdens de laatste zomervakantie in Bretagne.
Eindelijk komt Cris terug buiten en duidt het ons toegewezen perceel aan op een gestencilde plattegrond. Dicht bij het sanitair, dat is handig. Zoals voorzien is er nog ruim een uur tijd vooraleer de fiets naar het centrum te nemen. Tenzij iemand eerst nog in Amiens wil gaan kijken? Zij hebben geen nood aan slenteren door broeierige straten, ik evenmin. Dus luieren we wat onder de luifel en spieden naar andere kampeerders die arriveren. Het stadsbezoek houdt onze compagnon-de-route te goed voor een volgende keer, hoop doet leven. Het is stilaan tijd en met de iPhone op zijn guidon volgen we Cris naar Ail des Ours ergens achter de kathedraal.
Maître Restaurateur
Chef Stéphane Bruyer staat monsterend voor het open deurgat met een laatste sigaret voor zijn avondservice begint. De fietsen worden, bedacht op een gestolen rijwiel of fietsbatterij, op de hoek van de straat en in het zicht gestald. Drie venten met nette hemden, dat is geen tenue voor een hamburger- of pizzatent. Tien minuten voor het afgesproken uur dralen we op de stoep waar Stéphane ons naar binnen wenkt. “Messieurs bonsoir, avez-vous réservé? Oui, au nom de Pa-e-me-laere. Très bien, installez vous! Ce soir je vous propose une cuisine inspirée par la nature, des saveurs de saison et les produits du territoire.” En of we bekend zijn met zijn concept? Neen, het is onze eerst keer.
Zijn restaurant non-étoilé wordt ons aanbevolen door zowel Michelin, Gault et Millau, Petit Fûté als Routard. Dat was ook het overtuigende argument en natuurlijk is het principe van een menu in een sterrenzaak ons allendrie bekend. En passant legt die ons nog even uit dat we voor de plat kunnen kiezen tussen poisson du jour of viande du marché. Dan verdwijnt de man naar zijn kombuis en de maître neemt het over. “Le chef et son équipe composent un menu en 4 ou 6 temps: entrée, plat, fromage et dessert ou deux entrées, plat, fromage et deux desserts.” De jongeman dreunt het ingestudeerde lesje piekfijn af en stelt ons op een drafje alle gerechten voor, net als de keuzes bij het hoofdgerecht. “Est-ce que je peux vous servir un apéritif?” Graag, want we hebben grote dorst!
Expérience monumentale
Wanneer de gin-tonic du région voor de jarige en zijn beste vriend samen met mijn anisé van Henri Bardouin op tafel verschijnen vraagt de tafelheer: “Avez vous fait votre choix?” “Trois fois le menu escapade”, zegt Cris enthousiast, avec un accord mets et vin. Zomaar iets van de wijnkaart kiezen, passend bij al die gerechten waarvan ze de compositie nauwelijks konden verstaan, kunnen mijn wederhelft en onze geschoolde oenoloog zo voor de vuist weg niet. Aan mij hoeven ze het helemaal niet te vragen. Hun oude vent weet wel hoe ze het maken, maar heeft van wijn verder geen verstand. “Excellent choix monsieur, ça marche!”
De chef en zijn commis schilderen een kleurrijk diner met overheerlijke combinaties, telkens begeleid door een bijpassende wijn. En voor ons normale doen ook verrassend veel flessen water. De avond valt en het donker komt, maar het blijft drukkend warm. Aan het open raam komt nauwelijks koelte binnen. De eerstvolgende passage samen in Amiens, komen we zeker en vast naar Ail des Ours terug, want ook Wouter en Cris zijn enthousiast. De naam van de zaak kon het al verraden, sinds we hem coöpteerden in ons huwelijksverbond heb ik iets met troetel- en andere beren. Grand Ours et Petit Nounours, het zou de titel van een mooi sprookje kunnen zijn. Daslook, hetzelfde onkruid in het Vlaams, associeer ik dan weer niet met mijn schaamteloze romantiek.
Superbe ‘Escapade’
Na de excellente gastronomie schuiven we op Place Notre-Dame aan voor Chroma dat de geschiedenis van de gotische kathedraal elke avond met magisch licht vertelt. Wij hebben het al gezien, maar onze reisgezel wil wel even blijven kijken. Hij steunt er van het ene been een beetje op het andere, dus vraag ik of hij last heeft van zijn rug? “Nee hoor Stijntje”, onze troetelbeer wuift mijn overbezorgdheid nonchalant weg. Misschien verveelt hij zich? Het spektakel begint en onze wiebelaar valt stil om nu en dan een foto te maken van de door lasers en projectoren gebrandschilderde scenes op de blanke gevels en kanten torens in majestueuze gotiek. Dus hij amuseert zich blijkbaar toch.
Geleid door Cris zijn iPhone fietsen we terug naar de camping, maar ik geloof niet dat het ding ons de kortste weg heeft gewezen. Mopperend komen we uiteindelijk weer bij de Somme uit, waarlangs de logische route loopt. In de verte rommelt het al en bliksems lichten de horizon op. “Daar komt nattigheid van, wat had ik u gezegd? Allez, vitesse!” Zonder nat pak knijpen we de remmen toe bij de gesloten poort van de camping. “Oei, was er een code om binnen te geraken?” vraagt de rest van het gezin. Ik rij 100 meter verder naar de openstaande poort van de camperplaats, terwijl mijn gezelschap nog altijd voor de uitrit staat. “Haast u maar, het is langs hier!”
De eerste dikke druppels plenzen op het stoffige asfalt wanneer we de fietsen naast de Autoroller vastleggen onder een boom. Maar het begin van twee weken levensgenieten met z’n drieën kan na deze avond al niet meer stuk. Instant geluk. Zelfs het onweer dat dreigend overtrekt verstoort de stemming niet. Nog maar net in bed vraagt het reservatiesysteem mij al om een recensie na ons restaurantbezoek: “Accueil très chaleureux et une superbe ‘escapade’ entre amis de coeur. Bonne cuisine, service excellent avec des très bon vins. Top!”
Zondag 21 juli
Traject: Amiens – Honfleur, 183 km
De mogelijke etappes kwamen vrijdag tussen de frieten en het bier al ter sprake. Honfleur heeft Wouter nog nooit bezocht. Wij wel, net als Kristof en Marianne die er steevast overnachten wanneer ze door Normandië rijden. Behalve een toeristisch dorp aan de Seine is het ook de geboorteplaats van Erik Satie. Die naam zegt onze kameraad niets, mij ook niet tot Cris mij op een blauwe maandag meevoerde naar het huis van die componist. Ware het een gerenommeerde kok geweest of een filmacteur dan had onze privéchef het waarschijnlijk geweten en ik nog altijd niet. Ondertussen is zijn mij bekendste werk Gymnopédies, want dat was destijds het leitmotiv in Maisons Satie.
De muziek gidst je daar doorheen het leven, de oeuvres en de ideeënwereld van Satie. Die was in zijn tijd een bohémien en een kunstzinnig provocateur. Sindsdien koester ik een zekere verbondenheid met de kolderieke zonderling. Einzelgänger, dwarsligger en bij wijlen komediant, op het lijf geschreven van deze oude aap. Het gezellige oord heeft zelfs een Aire de Camping-Car en daar navigeren we vandaag naartoe. Eigenlijk verjaart Cris nu pas dus vieren we het straks misschien een tweede keer. Kristof vertelde ons over l’Absinthe waar ze formidabele fruits de mer serveren ook al is dat mijn verlokking en niet die van mijn jarige echtgenoot.
En route
Reserveren kan niet op de camperplaats aan de voet van de Pont de Normandie, maar indien nodig heb ik een plan-B achter de hand. CampingcarPark baat een locatie uit in La Rivière-Saint-Sauveur op 3,5 km van Honfleur, dan nemen we straks gewoon de fiets. We zien wel wat het wordt, eerst de uitgeregende rijwielen er weer achterop en inpakken. Na de broeierige onweersnacht ademt de lucht zwaar dus duiken we klam bezweet snel nog in de douche. Het badkamertje van een camper biedt niet het campingcomfort. Als er plaats is op de twee volgende etappes, zijn we aangewezen op ons eigen sanitair. Iedereen klaar? Ja Stijn, antwoorden de teddy en de grizzly in koor, we staan heir al een kwartier op u te wachten…
Ik manoeuvreer de zware Transit behoedzaam over het natte gras en terug naar de péage. Een uur of twee later doemt het viaduct van Le Grand Canal du Havre voor ons op met daarachter de tuikabelbrug die de Seine overspant. Ze blijven keer op keer indruk maken op mij. Mijn passagiers slapen uiteraard weer dus por ik Wouter die naast mij weg is gedut: kijk die bruggen waarvan ik sprak! Zelf breekt mij het koude zweet al uit, maar onze macho geeft geen krimp. Dat hij geen hoogtevrees kent, leerde ik in de TV-toren van Berlijn. Ik schaam me bijna omdat hij nauwelijks onder de indruk naar de wassende rivier in de diepte kijkt en naar de vlakke zee aan de horizon terwijl mijn kneukels wit van schrik om het stuurwiel zijn geklemd.
La fée verte
Na de onweersbuien bleef het ochtendgrijs hangen en joeg de vacanciers naar zuidelijkere oorden, daardoor is er plaats zat bij de vissershaven. We claimen een plek met stroom en mijn mannen zoeken het laatste werkende stopcontact terwijl ik ga kijken naar de horodateur. Hier overnachten we voor een prikje en water innemen of lozen kan ook. Perfect als we morgen naar La Ferme de Billy zouden rijden. Daar heb ik gisterennamiddag nog naar gemaild. Eerst een boterham? Graag, want Wouter zijn buikje wordt al een beetje boos. Daarna wandelen we naar de centre ville om het hotel-restaurant van Kristof te zoeken. Cris stapt binnen en vraagt meteen een tafel voor vanavond. Bon, dat is geregeld. “Gaat ge mee naar de winkelstraat?” “Shoppen!”, gibbert onze vrolijke kameraad.
Gewone winkels zijn op zondag niet open, maar als er toeristen verlokt moeten worden tellen zon- en feestdagen niet. Het eerste uitstalraam trekt al meteen onze aandacht met een fles die Wouter in zijn Colruyt-rekken al eens tegenkwam. Le Gin de Christian Drouin, blijkbaar een distillateur uit de regio die behalve graanalcohol ook Calvados affineert. We stappen nieuwsgierig naar binnen bij Les calvados de Sophie, gewoon om eens te gaan kijken. De winkeldame, misschien was het wel Sophie, spreekt ons direct aan en of we een woordje uitleg willen. Proeven kan zelfs. Het is nog wat vroeg om al aan de straffe alcohol te beginnen, reageert mijn anderhalve trouwboek in zijn beste Frans. Het mijne betert daar net van, of dat maak ik mezelf toch graag wijs.
Pommes d’Amour
Een schapraai met Calvados Hors d’Age en millésimes vult er een ganse muur. Ik heb nog geen verjaardagscadeau voor mijn jarige wederhelft en laat daar nu net een fles van 1981 staan. ‘Vintage Calvados’, afkomstig van cider uit één oogstjaar, draagt met fierheid het jaartal op het etiket. “Voulez-vous gôuter?” vraagt de vriendelijke mevrouw nog een keer. Zelfs van die oudste appelsapjes hebben ze blijkbaar een open fles. Prijzig wel en 43 is nu niet direct een memorabele leeftijd, hij wordt het anderzijds ook maar één keer. Ik twijfel nog een moment. Als het niet om de jongste gaat, zit ik op mijn centen. La dernière bouteille, blijkt een overtuigend argument. “C’est son anniversère aujourd’hui”, gebaar ik naar Cris, “tu peux l’emballer comme cadeau?”
Zelf word ik 50 in december en onze kapoen 40 volgend jaar. Wouter, kijk daar staat er eentje van 1985, twee zelfs: een Pay d’Auge én een AOC. “La différence c’est la double et la simple distillation”, legt de dame uit die voelt dat er nog wat uit de bus kan komen. En of we die ook niet willen proeven? Ik heb in gedachten al een fles voor hem gekocht. “Oui bien sûr, comme c’est son année de naissance”, met mijn hoofd duidend op onze compagnon-de-route. De enkel gestookte en beterkope variant ‘Calvados du Mesnil’ geniet zijn voorkeur, maar hij is toch verlegen om de prijs. Dat is veel te duur dat gaat ge toch ni kopen Stijn! Te laat, lieverd, uw fles staat al op de comptoir…
Sois belle et tais-toi
Zijn kraaloogjes fonkelen, maar zijn beschroomdheid wint. “Dan betaal ik ze wel”, verzet hij zich, ook al zou hij dat voor zichzelf nooit kopen. Niemand bij zijn volle verstand, maar als het over hem gaat spreekt alleen mijn hart. “Woutèr, zijt braaf en steek uw centen weg! Ge krijgt die ’85 van mij dan hebben we elk onze eigen fles! Kijk 1974 staat er ook.” Geen open fles, wel eentje van 4 jaar jonger. Waren de millésimes van de jaren tachtig al kostelijk dan swingen de prijzen voor de meest exclusieve edities van mijn geboortejaar pas echt de pan uit. Niet dat je er aan die prijs een crêpe Normand mee wil flamberen. De mannen zijn het er gloeiend over eens: die één keer gedistilleerde appeltjes van bijna 50 jaar smaken waarschijnlijk het zachtst. “Bon, ils ont décidé entre eux: donne-moi donc l’AOC…”
De juffrouw slaat haar slag en stopt de drie overprijsde flessen behoedzaam in hun doos. Het perfecte souvenir voor weekhartige toeristen en echtgenoten zonder verjaardagscadeau voor hun vent. Een prijs die ik na die paar neuten Calvados argeloos betaal voor de man die mij al 20 jaar verdraagt en de overjaarse puber die al 2 jaar kind is aan huis. We krijgen er nog een jutte boodschappentas op toe met de halve kilo boterkaramellen die de jarige gretig mee op de toonbank heeft gezwierd. Mijn oogappeltje mag zijn eigen doos en de mijne in zijn rugzak stoppen. Nu ergens een Normandische koffie, hopelijk gaat de gêne om een met liefde gegeven fles door die hartversterker snel voorbij.
Na nog meer etalages en winkels vol Calvados en boterbabbelaars hebben we het wel gezien, “tenzij iemand nog naar dat museum wil?” Dat hoeft niet zo nodig dus stappen we door en misschien ook wat in de wind terug naar de camperplaats waar we buren hebben gekregen. Uit een buscamper met Deense nummerplaten stapt een man vruchteloos speurend naar elektriciteit. Terwijl wij nog een fles ‘josé’ liquideren uit de extra frigo in de koffer, maak ik hem erop attent dat wij vanmiddag het laatste werkende stopcontact ingenomen hebben. Morgenvroeg kan hij zijn kabel insteken want wij vertrekken. Als drie bijkomende flessen onder het bed verdwijnen, moeten er drie weer uit. “Drink op jongens”, tijd om ons klaar te maken voor het surplus diner bij l’Absinthe.
Grand Ours en Petit Nounours verlustigen zich aan gegratineerde buchot mosseltjes en gravlax. Dat voorgerecht sla ik over omdat er een overdaad oesters, wulken, langoustines, roze en grijze garnalen, amandes en een halve krab op mij wacht. Zij hebben hun hoofdschotel al achter de kiezen wanneer deze weekdierenslurpende oude vent zijn laatste krabbenpoot heeft opgepeuzeld. Un petit dessert? Gewoon een verwenkoffie voor Cris, ik ben geen zoetekauw maar hou wel van Normandische kaasjes en een baba-au-rhum voor de jongste snoeper. Normaal antwoordt Wouter: seulement liquide, wanneer de garçon om nagerechten informeert. De zoete verleiding is dit keer nog groter dan het loodzware gebak. Om zijn ‘rumbaba’ te verteren, hebben we koffie nodig én een poes. Appeltjes voor iedereen!
Kristof had gelijk de zeevruchten waren om duimen en vingers van af te likken. Alle buikjes blij, dat van de teddybeer zelfs iets te blij na dat enorme dessert. Dus maken we nog een ommetje langs de verlichte vakwerkhuizen tot aan het houten kerkje van Sainte-Cathérine. De nachtelijke kilte waait rond half elf met een zeebries over de Seine en heeft alle toeristen weggejaagd op de terrassen rond de Vieux Bassin. Aan de overkant langs Bassin de l’Est fonkelen de lichtjes van een reuzenrad dat een laatste rondje draait. Tijd voor het vaste avondritueel: logeerbed opmaken en naar dromenland. Morgen telefoneer ik naar Billy – de ciderboerderij niet zijn hond – om ons bezoek te verifiëren. Kunnen we er niet overnachten, dan rij ik gewoon door naar de camping in Saint-Benoît. On verra!
Maandag 22 juli
Traject: Honfleur – Rots, 75 km
De laatste koffie ging deze ochtend in de filter en zonder overleven Wouter en ik het morgen niet. Hij waarschijnlijk nog net, zijn oude mopperkont niet. Ontbijten is na dat dessert nog lang niet nodig. La Ferme de Billy, op minder dan een uur rijden, blijft tot nader order onze eerstvolgende bestemming. Nog alle tijd om boodschappen te doen en ergens langs de dokken wordt het zeilschip van Willem de Veroveraar nagebouwd met materialen en technieken van indertijd. “Daar eens gaan kijken”, vraagt Cris? Ik hou sowieso wel van een wandeling, maar helaas blijft La Mora deze ochtend gesloten. We keren op onze passen terug om koffie te zoeken en vers Frans brood, want op onze nuchtere maag beginnen we rond een uur of drie beter niet aan de verhoopte proeverij.
De jongens kijken al rond in de Casino-superette terwijl ik buiten de calvadosboer probeer te bellen. France Passion doen ze niet meer, er kwamen te veel campers waardoor hun klanten op de duur niet meer konden parkeren. Wij mogen op eenvoudig verzoek wel een nachtje blijven staan, want morgen is er in hun feestzaal geen event. Opgelucht stap ik ook de winkel binnen om het goede nieuws te vertellen. “Lavazza koffie is ook wel lekker”, zegt Wouter. Hij mag kiezen, dit is vooral zijn congé payé. Het eeuwige gevecht bij de kassa begint. De vertroetelbeer probeert te betalen, maar Cris of ik duwen hem aan de kant terwijl de ander een bankkaart door de betaalterminal haalt.
Bij het servicepunt van de Aire de Camping-Car staat al een rij vertrekkenden te drummen. Wij hebben tijd en ik wil het chemische toilet lozen om nog één nacht vrij te kunnen staan. Daarna blijven we volgens de haastig in elkaar gestoken planning een paar nachten op de camping in Saint-Benoît. Die moeten we straks misschien nog proberen reserveren, want met ons drie ben ik graag zeker van een plaats. Alleen met Cris steekt het mij niet zo nauw, dan trekken we vaker rond à l’improviste. Onze keukenpiet zorgde ook dit jaar voor een paar côte à l’osssen van een kilootje of drie. Zijn kooktalent, zelfs op een ordinaire Campingaz Party Grill, is ongezien.
Amphiprion ocellaris
Rond half twee komen we tussen Caen en Bayeux op de N13 snelweg bij de afrit Rots. Uit te spreken als ROO, niet ROTS, leer ik later tijdens het bezoek. Amper een kilometer van onze bestemming is er een Cora megastore. Hier komen we morgen winkelen voor we doorrijden naar onze volgende pleisterplaats. Het domein van Billy situeert zich achter Église de Saint-Ouen en de poort staat wagenwijd open. Cris stapt uit de Autoroller en naar de boutique waar straks de rondleiding start. Hij vind Nemo achter de toonbank van de slijterij en die verzekert ons dat we de grindparking achteraan mogen parkeren voor de nacht.
Er is nog een uurtje tijd vooraleer de rondleiding door de kelders en de appelgaarden begint dus warmen we soep op die nog mee naar Friesland is geweest. Zo een brik soep weegt ook wel wat, alweer twee kilo minder! IJdele hoop, want dat wordt straks in veelvoud met calvados en cider gecompenseerd. Na die lichte lunch melden we ons opnieuw bij Nemo en de jongste kornuit van het familiebedrijf rekent meteen drie bezoeken af. Gids van dienst is vandaag de keldermeester en aan zijn uitleg te horen een krak in zijn métier. Nemo blijkt niet gespeend van valse bescheidenheid en toont ons de weg naar de schuur: “Je vous en pris d’attendre votre guide, malheureusement pour vous c’est pas moi.”
L’Esprit de Billy
Wouter kwam ooit eens op studiereis naar Père Magloire in Pont l’Évêque en ook wij kennen het productieproces. Maar zo uitgebreid als vandaag werden we zelden ontvangen, van boomgaard tot assemblage van het goud in de kostbare fles. Geen wonder dat ze iedereen laten betalen voor een visite. Uiteindelijk is er geen garantie dat iemand na de proeverij daadwerkelijk iets koopt. Nemo en de keldermeester laten ons één na één alle vergiste appelsappen en distillaten proeven. Daarbij gaat de praatgrage jongen uitvoerig met ons in gesprek, want hij weet dat we om de naam van de hond speciaal hier zijn en calvados van Billy komen kopen. Na de degustatie sleuren we twee dozen cider, één Brut en één Fraîcheur, mee en nog wat likeuren en distillaten voor thuis. Zelfs een gekoelde fles cider voor het aperitief!
De grauwe lucht breekt open samen met het zegel van onze eerste Billy-fles en de zon brandt zelfs bij het openen van de eerste fles ‘josé’. De luifel biedt soelaas. Het is drukkend warm en de donderbeestjes vallen al uit de lucht. Niet alleen schaduw onder de luifel, ook beschutting wanneer de hemelsluizen open gaan. Het startschot om de grill aan te steken, eer er gedonder volgt. Wouter bakt zijn gigantische zesrib tot perfectie en versnijdt het malse vlees vakkundig voor zijn hongerige vriendjes. De poezen van de ciderboerderij schooien zelfs zo hard dat onze dierenvriend het afgekloven been aan de rosse kater geeft. De onverschrokken leeuw ligt een paar tellen later als een dikke Garfield naast de Autoroller languit op het houten terras.
Na de vaat vluchten we naar binnen want het wordt weer koud en kil, de natte luifel mag morgen terug open om te drogen in de zeebries en de zon. Terwijl het logeerbed wordt opgemaakt, stouw ik tafel en stoelen snel nog in de koffer. Opgeruimd staat netjes en het is hier tenslotte geen camping, zo zijn we alleen maar aan het parkeren en verder niemand nog tot last. Bedtijd zelfs al is het nog niet zo heel erg laat, iedereen is voldaan na de koffie met poes. Appeltjes wel te verstaan, niet de rosse huiskat en morgenvroeg hopelijk ook geen kater. Over het voeteinde van zijn matras duik ik als laatste naar binnen.
Dinsdag 23 juli
Traject: Rots – Saint-Benoît-des-Ondes, 152 km
Het geluid van een tractor wekt mij vroeg in de ochtend. Ik schrik op en Wouter wordt even later wakker van mijn gestommel met fluitketel en koffiepot. Zo gauw de grollende grizzly uit zijn bedstee komt, verhuist de matras van het logeerbed weer naar achter en rijden we de grote poort uit. Niet zonder een visitekaartje met een grand merci voor de warme ontvangst in de brievenbus te droppen. Liever dan te bellen om te horen of er plaats was voor twee nachten, heb ik gisterennamiddag de municipale gemaild en ’s avonds voor het slapen gaan nog antwoord ontvangen uit Saint-Benoît-des-ondes. Inchecken kan vanaf 15u en onze plaats blijft tot sluiting van de receptie gereserveerd.
Eerste stop het grote Cora-magazijn: onze kapoen heeft een fascinatie voor grote worsten en dat viel mij vorig jaar in de Super U al op. We zijn nog niet goed binnen of hij heeft al een Grand Fuet in zijn handen en pretlichtjes in zijn ogen. Wouter! “Pour un apéro géant”, probeert hij nog. “Allez, het is goed pakt uwe saucisse maar mee als ge graag eens ne grote hebt.” “Stijn, die geraakt zelfs niet in uw kast en per kilo kost die meer dan twee kleintjes”, merkt hij prijsbewust op. “Neem dan die kleine he, dat formaat zijt ge gewoon”, plaag ik hem. Lachend om mijn puberale praat zoeken we de boodschappen waarvoor we eigenlijk zijn gekomen. Kippenhaasjes, chipolata’s en merguez voor op de grill, verse groenten ook en nog wat meer lekkere hapjes dan alleen zijn droge worst.
Coteaux Varois
De fles van onze favoriete ‘Studio’, een Côte de Provence van bij Wouter in de winkel, is zwaar en door de speciale vorm vooral onhandig in de koelkast. De laatste maken we straks soldaat. Bij de superette in Honfleur nam ik een paar goedkope rosés mee, alleen maar voor de lichte schroefdopfles. Die wijn trekt zoals verwacht op niks, maar we kopen een tapvaatje ‘Coteaux Varois en Provence’ om ze te hervullen. Met de inkopen voor de komende dagen gaat het in één trek tot ‘Le Mont Saint-Michel’, vanaf daar zet de route zich voort langs kleine en hobbelige wegen. Een beproeving voor de zwaar beladen Autoroller die zich weerbarstig door de bochten wringt.
In andere omstandigheden zou ik het stuur met plezier aan mijn co-piloot geven, maar ik voel dat de Transit aan zijn limieten zit. Zo goed als volgens planning arriveren we bij de camping en Cris meldt ons bij de receptie aan. Iedereen heeft zo zijn eigen taak, hij krijgt een plaats op het middenplein. Zo gauw we geïnstalleerd zijn, toon ik onze tochtgenoot waar hij straks kan douchen en ’tiktokken’. Het is zijn codewoord voor een grote boodschap en dat wordt dringend. Alles oogt een beetje gedateerd, maar grotere luxe hebben we niet nodig. Er staat vandaag niets meer op het programma anders dan eens langs de kustweg te wandelen tot aan de viviers van La Perle des Grèves.
Farniente
“Ineens bestellen voor morgen?”, vraagt Cris zich nu al verlekkerend op zijn moules-de-bouchot. Het ganse triumviraat stapt naar binnen om een plateau fruits de mer uit te kiezen. Dat kost hier echt géén geld, vorige keer haalden Mieke en ik een Édulis af want iets anders ging zonder te bestellen niet. “Wat denkt gij, Wouter? Als ge graag een kreeft wilt dan nemen we Le Vénus.” “Gij zijt niet goed zeker, Stijntje, 40 euro voor een halve homard!” “Gij zijt mij veel meer waard dan een halve kreeft”, probeer ik nog. Hij weet dat, maar houdt voet bij stuk: “Neem die La Perle met een krab”. Hij krijgt van mij alles wat zijn hartje begeert, maar heeft gelijk. De meerprijs is té zot en de beste krab heeft veel meer smaak dan een middelmatige kreeft weet onze ervaren kok.
Eer we terug wandelen naar ons rijdende hotel, passeren we bij Le Panier Bénédictin, de plaatselijke kruidenier. Cœur de bœuf tomaten en een kropsla want die vonden we deze ochtend in de Cora niet. “Kijk daar”, stoot ik Wouter aan terwijl Cris al druk doende is met groenten uit te kiezen, “hier verkopen ze ook Studio.” Maar we moeten cider van Billy drinken! Of bier dat brouwen ze in Bretagne ook en tegenover de ingang van de camping is net een tafeltje vrij op het terras van Le Vendôme. Hoogtijd voor een fris getapte Sant Erwann of een Picon Bière zalig in de zon die langzaam door de wolken is gebroken. Heerlijk zomerweer, behalve flessen ‘josé’ afvullen en de volgende camping reserveren in Perros-Guirec luieren we de namiddag weg. Congé payé!
Woensdag 24 juli
Terwijl zijn twee overjaarse pubers de fietsen van de drager halen en gaan douchen, loopt Cris al om verse baguettes bij de bakker. Met een gevoel van chauvinisme dat alleen Fransen kennen, durven de Cancalais wel eens beweren dat ze uit een oester zijn geboren zoals Venus uit haar schelp. Grootsprakerig of niet, het is een historisch feit dat de oude Romeinen hier lang geleden al aan de oesters zaten. Wij ondertussen aan het ontbijt en het weer zit vast tussen ‘betrokken’ en ‘wisselvallig’, maar tegen 11 uur springen we toch op de fiets. Het enige plan voor vandaag is een uitstap naar het Mekka van de ostréiculture in Bregtagne: Cancale, perle de la Côte d’Emeraude. De naam die historicus Eugène Herpin aan dit deel van de grillige kust verleende, verwijst naar de smaragdgroene kleur die de zee hier net vandaag ook weer heeft.
We volgen het wandel- en fietspad langs de baai tot waar dat in een onberijdbare hikingtrack overgaat. Een oudere dame uit de buurt raadt mij aan om eerst wat kleinere en dan de grote weg te nemen naar de corniche. Die ken ik nog, we stonden er in 2016 een keertje in de file op een onverwacht zonnige herfstdag. Beter weer toen dan vandaag. De grillige kustlijn volgend bollen we uit tot helemaal beneden waar Quai John Kennedy begint. Daar flaneren we langs de bistro’s en boutiques naar de Marché aux Huîtres. Ik herken mij nauwelijks op die kaai en vraag me gaandeweg af waar we hier jaren geleden ergens gingen eten. En hoe geraakten we toen boven op die camperplaats waar we als haringen in een ton hebben overnacht?
Reminiscentie
Confiserie Saint Antoine herken ik wel want tussen de produits régioneaux pronkt zelfs de cider van Le Manoir du Kinkiz nog van indertijd. Rond een uur of half één voelen we een druppel op onze kop dus reppen we ons naar het overdekt terras van La Voile Bleue. “C’est pour déjeuner?”, lispelt een gay garçonnetje. “Peut-être, oui, avez vous une carte?”, respondeert mijn even vrolijke vent. “Nu al eten”, schrikt de teddy na het stevige ontbijt!? Zijn buikje is daarvoor nog véél te blij. Cris zijn beer grolt wel al en kan gerust een crêpe salée op met een bolée Célestine erbij. Een hartige pannenkoek gaat er bij mij ook wel in want deze morgen heb ik net maar koffie gehad. Om bij de cider toch iets voor zijn neus te hebben staan, bestelt Wouter een half dozijn oesters. Ik heb bij het zien ervan al spijt van die gallette.
De zaak wordt precies door een schare nichten en een potige pot gerund. Nieuwsgierige blikken in onze richting verraden dat hun gaydar overuren draait. Aan Cris zullen ze het niet zien, waarschijnlijk loens ik te begeerlijke naar Wouter die van zijn oesters slurpt. Het is gestopt met regenen, we betalen met de zangerige complimenten van de zwierige patron: “Merci messieurs, je vous souhaites encore une très jolie journée.” Langs de oesterkramen bij de pier en over een klauterpad bereikt onze gespierde atleet als eerste en daarna ook ik een point-de-vue. Uitkijkend vanaf die rotspunt over de oesterbanken, met daarachter in de verte zicht op de Mont Saint-Michel, wachten we op Cris. We laten het stipje aan de einder voor wat het is en wandelen op zijn tempo verder tot in de bovenstad.
Dernière démarquage
Rond een uur of twee staan we opnieuw op de kustboulevard. Het tij trekt weg en het wordt merkelijk warmer. “Fietsen we al terug of gaan we nog iets drinken?” Niemand heeft dorst, een wonder. Maar een pancarte bloklettert: Soldes – 30, – 50 même – 70%. “Shoppen!”, gniffelt er eentje bij een etalage die met matrozenpakjes naar hem lonkt. Pas dit eens en kijk daar hangt hetzelfde in een andere kleur, Cris zoekt gretig mee tussen de koopjes van Wouters nieuwe favoriete merk. Ze informeren nog naar een korte broek in de juiste maat terwijl ik aan de kassa mijn witte zomerregenjas betaal, samen met alles wat ik hem uit handen nam en al stiekem op de toonbank had gelegd. Uiteraard protesteert onze verlegen kameraad. “Wouter, lieve schat we zijn al vijf dagen op congé en ge hebt dit jaar nog niets van mij gekregen!”
De fles van ’85 is hij hopelijk vergeten of hij houdt wijselijk zijn mond. Met een tas vol polo’s en bermuda’s in kleurtjes die hij vorige zomervakantie nog niet gevonden had, staan we terug op de stoep. Samen met de extra flessen, en op aanraden van een gewiekste commerçant ook nog een ambachtelijke Kouign Amann, is dat allemaal niet goed voor het gewicht. Het botergebak niet voor dat van ons en de rest niet voor onze overladen motorhome. “We zullen deze avond Billy moeten drinken bij onze fruits de mer want die ciderflessen zijn ook heel zwaar.” Niemand protesteert. “Bij de zoete koek smaakt dat ook,” zegt de grizzlybeer. Eerst volgen winkels met schreeuwerige souvenirs en torens porseleinen bowls met voornamen erop. Stijnen of Wouters kennen ze hier niet, wel Billy’s: eetkommetjes voor de kleine schavuit!
Abondance
Onderweg naar onze rijwielen valt Cris zijn oog op een tweede Hublot-boetiek, een popup waar ooit een Blanc du Nil franchise was. “Misschien heeft die mijnheer uw donkere bermuda wel? Allez ga binnen”, gebaart Cris naar zijn shopgrage kompaan. Een kwartier later staan we terug op de stoep met zijn ontbrekende short en twee nieuwe longsleeves die hij voor mij mocht kopen omdat het hier ’s avonds te koud wordt. “Maar zo is de rekening nog niet effen”, moppert hij. “Schattebol het eerste tourneetje is van u”, zo is iedereen content op het terras van Le Gailon. Het licht wordt scherper wanneer we weer op onze elektrische fietsen kruipen. Wouter doet het zo goed als zonder, ik op de fel stijgende Route Panoramique met mijn kleine wieltjes niet. Cris komt zelfs helemaal buiten adem boven toe.
Die heeft een stuk Bretoense suikertaart verdiend bij de fles Billy die ik gisteren voor het slapen gaan nog koud heb gezet. Een uur later is de hemel helemaal uitgeklaard. Gaan we nog eens kijken op de avondmarkt? Er valt niks te shoppen bij de resem eetkramen dus wandelen we verder naar l’ancien moulin de la Croix. Bovenop die belvédère ontdekken we La Cave de la Baie in het lage huis ernaast: cave à vins, épicerie fine, dégustation sur place, assiettes de charcuterie, fromage et tapas. Een blik op ons horloge zegt: nog net tijd genoeg voor een fles ‘josé’ van Sainte Marguérite.
Cris rekent een paar liquoreuze souvenirs af en neemt de flessen mee naar de camping om zijn mosselgroenten al te versnijden. Ik huppel weer gelukkig als een kind achter Wouter na om de commande op te halen bij La Perle des Grèves. Onze zeevruchtenschotel staat klaar en de twee kilo bouchots wordt afgewogen terwijl onze chef de cuisine een fles droge witte wijn uit de koeltoog kiest. Die moet volgens hem mee in de casserole. “Het hoeft niet veel te zijn, een scheutje is genoeg en de rest kunnen we opdrinken”, grijnst onze kok. Eer ik mijn bankkaart uit mijn portefeuille heb gevist, presenteert hij zijn iPhone al aan de mosselvrouw: “sans contact, s’il vous plait.”
Au cœur de la Baie
“Gij moet dat toch niet betalen”, protesteer ik geveinsd. Maar de triomf in ons dagelijkse gevecht om de rekening is hem gegund. We stappen terug, ik met de fruits de mer balancerende op één hand om een foto te maken, hij met grote passen voorop met in één hand het zakje moules de bouchot en in de andere zijn fles. Een paar minuten op het campingaz vuurtje en de eerste mosselpot wordt al opgeschud. Een uurtje later is scheepslading zeevruchten door Cris zijn smulpapen verorberd. De tweede pot mosselen met wijn gaan er ook nog achteraan. De buikjes zijn blij maar misschien is er nog plaats voor een dessert. “Zin in een ijsje?” Waarom niet! Gedrieën wandelen we nog één keer naar de foodtrucks op de avondmarkt tot groot jolijt van een meisje met haar nog net niet sluitend roomijskraam.
De afwas is voor morgenvroeg, ook al moeten we rond 11 uur al van de camping af. Zelfs met koffie en een poes wordt het ook hier weer snel te koud om zonder fleece dekentje buiten te blijven zitten. Net als elke avond gaan we vroeg met een knuffel en een zoen naar bed. Morgen rijden we eerst langs Dinan om de vakwerkhuizen hoog boven de Rance te bekijken. Ooit stonden we daar gewoon geparkeerd op de markt, wordt dat niets dan proberen we de camperplaats beneden bij de haven. Wanneer we ergens rond vier uur arriveren bij de camping in Perros-Guirec is het goed, want we blijven er meteen drie nachten staan.
Dat is de laatste etappe waar we onze compagnon-de-route zeker mee naartoe wilden nemen. De tweede week blijft vooralsnog onbestemd en afhankelijk van het weer: Île Grande, Presqu’île de Quiberon, … Alles kan en niets moet. Alleen een tussenstop in Rennes heb ik mijn wederhelft beloofd want daar is een shopping center met een winkel waar ze zijn maat wel in de rekken hebben.
Donderdag 25 juli
Traject: Saint-Benoît-des-Ondes – Perros-Guirec, 167 km
Na de ochtendkoffie en het optuigen van de fietsen, volgen de vaat, het inpakken en nog snel een warme douche. Het was best wel koud vannacht en de vooruitzichten zien er aan de noordkust van Bretagne nog altijd niet bijster zomers uit. Straks beproeven we ons geluk bij Domaine Trestraou om tot zondagochtend de Côte de granit rose of Aod ar Vein Ruz te verkennen in het Brezhoneg. Nu gaat de reis naar de parking in Dinan waar Place du Marché al een belletje had moeten doen rinkelen. Net vandaag staat er de wekelijkse markt en rond het centrum staan we vast in een monsterfile. Zelfs de officiële aire campingcar onderaan de vestingmuren bij La Rance staat vol personenwagens die elders geen parking hebben gevonden.
Het allerlaatste vrije vak pal tegen een pijler van het viaduct geraak ik achterwaarts zelfs met de nieuwe camera niet opgedraaid. Dat ligt aan mijn gebrekkig ruimtelijk inzicht dus had ik beter mijn co-piloot laten parkeren die kon dat vorig jaar ook perfect. Nu erger ik mij mateloos aan de oninterpreteerbare instructies van mijn vechtgenoot die buiten staat te gesticuleren. In mijn ooghoek merk ik Wouter zijn schuchtere blik na de zoveelste krakende vervloeking. “Lieverd, u zie ik wèl nog graag he. Trek het u niet aan, dat is zo al 20 jaar hetzelfde liedje!” Hij weet met een iets te vaak gebroken hart als de beste dat sprookjeshuwelijken alleen bestaan in de boekjes.
Plus est en vous
Soms lacht Cris er wel eens mee, dan zegt mijn wederhelft: “Wij hebben een verstandshuwelijk, ik heb verstand en Stijn is getrouwd.” Eerder een verstandhouding waarin we Wouter opnamen als deel van het gezin en tochtgenoot in de jaren die ons nog resten. Een maand eerder verwierf onze compagnon-de-route zijn titel officieel, lasthebber per notariële akte. Een ander voor u laten zorgen veronderstelt het grootste vertrouwen en al een paar jaar doen wij datvoor hem waar het kan of nodig is en wanneer het van hem mag. Zo een engagement, noem het maar broederliefde, is mogelijk duurzamer dan elk huwelijk gesloten op een roze wolk – une chanson d’amour a bercé mon cœur pour la vie.
Als het verstand uit die verhouding is, leg ik zonder twijfelen mijn leven in zijn handen. Onze eeuwige twijfelaar moet dan over letterlijk àlles beslissen, hopend dat hij dat kan. Zonder pardon of schuldgevoel daarbij geholpen door twee van onze naaste vrienden. Gezwind als een zorgeloze gazelle huppelt Wouter tijdens mijn overpeinzen naar boven met zijn wankelmoedige vriend op automatische piloot. Die duffe gedachten horen hier niet thuis op een onverharde wandelpad dat tegen de rotswand omhoog kruipt. Maar mijn muizenissen vervliegen pas wanneer we voor de middeleeuwse stadspoorten staan. Samen met Cris zijn beproeving van de laatste hoogtemeters spoelen ze met een Bretoense cider, een triple Duchesse Anne en een ijskoude pastis weg op het eerste beste caféterras tussen de stoffige vakwerkhuizen.
Cité médiévale
Richtingloos lopen we door straten en over pleinen op zoek naar god weet wat. Een winkeltje hier, een handgemaakt Billy-kommetje daar, tot we rechts op Place des Cordeliers voor het uitstalraam van Mousqueton staan. Marque de vêtements marin depuis 2003 prijkt er op de gevel. Wouter heeft dit jaar niet alleen iets met grote worsten, ook met matrozenwinkels. Zij gaan eens kijken en ik wacht op de stoep want na dat diepzinnige gepieker heb ik helemaal geen zin meer om mijzelf te bedwingen dan betaal ik zijn rekening weer en is zijn trots gekrenkt. Zin in de haarspeldbocht die we een dik uur geleden naar beneden zijn gereden, heb ik al evenmin. Opluchting: we volgen straks rivier naar de D2 en dan is het via de E401 nog een kleine twee uur rijden. Hij heeft toch weer iets gevonden, een knalgele oliejekker. Schip ahoi!
Rond een uur of drie schepen we in voor Perroz-Gireg. Des te westelijker we op de route komen, des te meer Bretoens er in het straatbeeld verschijnt. Een keer vanaf Sant-Brieg zijn quasi alle borden tweetalig en soms is het Frans zelfs overschilderd. Dan is de juiste afslag nemen niet altijd zo evident met een Garmin die alleen Saint-Brieuc of wat verderop Guingamp en niet Gwengamp kent. Gelukkig valt er aan de meeste plaatsnamen in het Brezhoneg nog iets vast te knopen. Maar als ze er nog een Saint-Berieu bijflansen is het helemaal mooi. Hoe toeristen zonder ervaring van Kreiz-Kêr in de Centre Ville geraken, is mij trouwens ook een raadsel. Onze bestemming ligt aan het anderhalve kilometer brede zandstrand van de baai tussen Beg ar Storloc’h en Pors Névez.
Ya d’ar brezhoneg
Met wat file en buien onderweg komen we dik twee uur later aan bij de receptie van Domaine de Trestraou, genoemd naar dat witte strand. Voor ons wachten nog een drietal campers die één na één met een golfkarretje weg worden geleid. Dan is de beurt aan ons. Als een pijl uit een boog schiet het ding voor de Autoroller uit, ter nauwer nood kan ik haar over de snelheidsremmers volgen. Terwijl de racepilote alweer in haar racemachine kruipt, mompelt ze nog iets waarvan ik alleen “ça vous convient?” kan maken. Hier stonden we al eens dus voor mij is het goed, maar eender welk antwoord wacht ze niet af. Zoef en ze is alweer weg om de volgende kampeerders op te halen.
Dicht bij de petit portail die uitgeeft op het wandelpad naar de boulevard, perfect. Het miezert af en aan dus zetten we gelijk de voortent op om nog wat flessen te liquideren want de apéro is de belangrijkste maaltijd van een vakantiedag. Grillen is bij dit weer niet de fijnste optie dus lopen we onder moeders paraplu naar de zeedijk op zoek naar een tafel voor drie. Kwart over zeven staan we bij het restaurant van het casino-hotel en de kaart ziet er wel netjes uit. “Hier eens proberen?” Van de 25 tafels in de grote zaal van Le Jo’Ker zijn er twee bezet en niemand sputtert tegen, alleen een livrei strak in het pak: “Désolé messieurs, ce soir c’est complet.” Ik geloof er geen snars van, maar hier ze zullen aan ons dan ook niets verdienen.
Wat verder komen we bij La Paillote, toevallig een brasserie waar we bij onze laatste passage op het terras hebben gezeten voor mosselen en fruits de mer. Hier zitten doodgewone toeristen te genieten van hun avondmaal of nog maar net aan het aperitief. We krijgen onmiddellijk en met de glimlach een tafel met zeezicht, weliswaar uitkijkend over de uitgeregende boulevard en haastige mensen die net als wij ergens naar binnen willen. Cris en Wouter kiezen de gegratineerde palourdes van de voorgerechtenkaart. Ik volg. “Et comme plat?” Witte vis met zomerse groenten voor mij en mijn medeplichtige in het triumviraat, onze hongerige vennoot bestelt de tataki van tonijn.
La vie en Roz!
Halverwege ons diner spurt de bediening met slakommen en keukenhanddoeken door de zaal. Aan een tafeltje in het midden schoof een koppel jongeheren van onze obediëntie geschrokken een halve meter op. Naast de grote lichtkoepel in het plafond plenst regenwater op de grond. De baas van ‘de hut’ jammert dat het nog geen jaar geleden allemaal werd vernieuwd en stukken van mensen heeft gekost.“We zullen u wat sponsoren,” zegt Cris, “breng nog maar een fles rosé.” Boven de baai en het strand van Trestraou kleurt vanaf het westen de avondlucht rozerood: La vie en Roz! Et en suite: seulement liquide! Geen risico’s meer voor onze compagnon na zijn baba-au-rhum. “Deux Irish et un café gourmand.”
Morgen houden ze in de bovenstad hun wekelijkse markt. Kunnen we ’s morgens eens doen als het droog blijft en na de middag met de fiets naar de Phare de Ploumanac’h. Boeken we voor zaterdag ineens die excusion en mer bij Armor Navigation waarvoor we feitelijk gekomen zijn? De boottocht naar de Archipel des Sept-îles belooft ons un spectacle grandeur nature en een wandeling over het Île aux Moines. Enez ar Breur in de Keltische oudheid ook Talvern geheten, kreeg zijn naam nadat Franciscaner monniken er in de 14e en 15e eeuw waren neergestreken. De eilandengroep werd eind jaren ’70 integraal als natuurreservaat en broedplek voor Europa’s grootste kolonie Jan van Genten geklasseerd. Tijd om onder de wol te kruipen want het is na de plensbui veel te kil om buiten te blijven zitten.
Vrijdag 26 juli
Wouter wordt langzaam wakker van het binnenvallend ochtendlicht. Ik lig al een half uur uitgeslapen te luisteren naar zijn zachte ademhaling en het hemeltergende gesnurk van de andere helft in ons verstandshuwelijk. Kwart voor acht nog maar, rusteloze gedachten en de nood om mijn knuffelbeer eens vast te pakken jagen mij de camper uit. “Gaan we samen naar de bakker om brood of ergens ontbijten onderweg naar de markt”, wil Cris weten? Ik zocht gisterenavond al op of er een petit déjeuner te versieren valt. “Gaan ontbijten is goed”, zegt onze ondertussen gewassen maar nog niet gestreken kameraad. Tegen een uur of tien passeren we het omhooggevallen casino-restaurant, in hun koffiebar kan je ook ontbijten. “We zullen boven in het dorp wel eens gaan zien, absjaars nondeju” – plus est en nous.
Over de straat van Maréchal Foch klimmen we omhoog tot in de centre ville. Statige belle époque villa’s kijken vanaf de kliffen uit over de baai, daar zouden we met z’n drieën ook wel willen wonen. “Hier is een Carrefour, ge kunt daar gaan werken in plaats van bij de Colruyt.” Hij lacht eens vaag en weet helaas als de beste dat het leven niet zo simpel. Mochten we hier een job hebben, zou de charme ook vervlogen zijn. “Hoe is het nog met onze Billy?” “Straks eens sturen naar mijn broer,” zegt Wouter. Benieuwd naar wat zijn vrolijke viervoeter nu weer van de keukentafel heeft geschooid. Die gaat ons niet missen, maar toch uitgelaten kwispelen bij het weerzien met het baasje.
Petit déjeuner
We hebben ondertussen een ontbijt gevonden in het Salon de Thé van La Chaumière, een riante chocolatier. Genoeg om de opkomende honger te stillen bij mijn protégé voor we op goedvallen uit verder stappen richting vrijdagmarkt. Iets doet vermoeden dat die ergens in de buurt van de kerk zal zijn. Ik herinner mij vaag dat er een plein was bij de middeleeuwse Sint-Jacobus-kerk of een parking waar ze hun kramen kunnen zetten. Die vinden we inderdaad op de Place des Halles, maar behalve randonneur riemen voor Cris is die markt precies toch niet veel soeps.
“Wel raar dat ze hier geen groenten en fruit of vis verkopen”, verwondert Wouter zich. Hij heeft gelijk, alleen maar rommelkramen hebben we eigenlijk tot hiertoe gezien. Misschien staat er verderop nog iets? Parking Place du Marché 180 places – 300m, sauf vendredi matin, schreeuwt een fluo roze wegwijzer. Euh, de echte markt zal daar staan zeker? Kom we gaan eens zien. 200 meter verder in de Rue Jean Jaurès staat er weer zo plaat. Nog altijd 300 meter en naar rechts. Die signalisatie hebben ze hier ‘voor de goeiekoop’ in het groot gekocht! Lachend komen we dan toch uit bij die echte markt, van beneden achter de kerk kon je er geraken met een trap. Die hebben we tussen de rommelkramen met centuren blijkbaar gemist.
Ambiance conviviale
De lucht oogt zomers en bij het eerste marktkraam lonken bermuda’s in kleuren die hij nog mankeert. “Si vous voulez essayer, il-y-a une cabine dans la camoinnette”, gebaart de standwerker die Wouters interesse heeft opgemerkt. “Ge kunt ze passen he, vanachter in zijn marktwagen.” Hij twijfelt, wie had iets anders verwacht. Het is een Portugees merk en de maten zijn helemaal anders. “Maar ze zijn wel mooi afgewerkt he?” “Ja en niet te duur”, de grote beer vindt hier toch niets in zijn buitenmaat maar shopt wel graag mee voor zijn beste kameraad. “Allez schattebol denk er nog eens over na, we komen terug langs hier als we de ganse markt hebben gezien.” Eerst groenten kopen want deze avond smijten we zijn tweede côte à l’os op het vuur en dan broeken passen…
“Je disais un vingt huit,” zegt de gebronzeerde verkoper. Wouter past een maatje dertig terwijl ik de dubbele achterdeur van de bestelwagen afscherm wanneer onze timide knaap zijn broek laat zakken. “Zit die niet te los?” “Achteraan hebt ge wat overschot ja.” Bevestigend wrijf ik over het oppoffende textiel dat zijn strakke derrière omhult. De verkoper kent zijn kleren en de geschikte taille voor zijn klanten. De man overhandigt mij het maatje kleiner en dat zit onze stijlpoes als gegoten. Ondertussen etaleert de gewiekste zakenman alle beschikbare tinten in de juiste maat. Met een fikse korting op een stapel korte broeken die in de winkeltas verdwijnt is de jongste weeral gesteld. Content ook want hij mocht gewoon betalen. We hebben er zowaar dorst van gekregen en schuiven bij L’Apéro’z Café aan voor een regionaal biertje op het terras tegenover Saint-Jacques.
Chef, on a soif
Gelaafd aan een Philomenn keren we over Rue Général de Gaule terug, maar niet zonder binnen te stappen bij Galeries de Ker Iliz. Gewoon omdat ik daar een paar t-shirts met geestige opdruk kocht. Dit keer vind ik er niets, maar een opvallende reistas van Guy Cotten trekt de aandacht van onze kameraad. Knalgeel als een zuidwester en naar het schijnt ook waterdicht. Dit jaar heeft Cris geen valies gekocht dus is er eigenlijk niets om alle nieuwe kleren in te stoppen. “Vindt ge ze mooi?” Natuurlijk vindt hij ze mooi, maar twijfelt weer over de prijs. “Gaat dat geel niet snel afgesleten zijn? Misschien beter in het donker.” Maar daarvan hebben ze de 80 liter versie niet. “Dat is wel veel geld.” Als ik hem vertwijfeld zijn zuurverdiende euro’s zie tellen in zijn hoofd, breekt mijn hart: “Ach lieve schat, kom hier ge krijgt ze van mij…”
Cris heeft al een paar petten vast en keurt ondertussen een bij Wouters gele tas passend kleiner exemplaar. Navenant is die beautycase wel te duur en eigenlijk ook onhandig in dat stugge materiaal. De winkeldame haalt het laatste exemplaar van de TRI+SEC sportzak uit haar magazijn. Ik pak die gretig aan eer hij zich bedenkt en ik reken af bij een blozende knaap aan de kassa. In het buitengaan volgt de jongen ons haastig met een pak Bretoense koekjes in de hand. “Voici messieurs, notre magasin vous remercie pour votre achat!” Die zijn voor Wouter, hij krijgt er van dat jonkie nog een cadeau op toe. “Steekt ze maar bij in uwe zak.”
Un petit creux
Het is al een eind over de middag en onze koopjes hebben de appetijt aangescherpt. Aan het einde van de winkelstraat bij Le Celtic zijn er nog net twee bistrotafeltjes en vier stoelen vrij op het terras. De garçon schuift ze tegen elkaar en brengt ons drie gourmetburgers met een fles josé, zorgeloos genieten. Er staan zelfs Espresso Martini’s op de kaart, de perfecte afsluiter van een late lunch.
Het is ondertussen zomers warm en al ver drie uur wanneer we terug op de camping aankomen. Genoeg inspanning voor vandaag, denkt Cris. Hij neemt een namiddag rust terwijl ik met Wouter langs de Sentier des Douaniers naar de vuurtoren stap. Dat was toen met Marc op de fiets ook al een helse klim en daarin heeft mijn echtgenoot niet meteen zin. Eer hij zijn baard gaat afdoen wuift hij ons uit. Blij als een kind dat mee naar het pretpark mag, huppel ik achter onze sportman aan naar het roze graniet. De wandeltrack begint achter de Base Nautique en ik moet al mijn best doen om hem te kunnen volgen. De hoogstaande zon heeft redelijk wat volk op de been gebracht. Doorstappen op zijn tempo lukt niet altijd, maar hij laveert vinnig als zijn Italiaanse windhond tussen de trage wandelaars door. “Lief, wacht es!”
Course à pieds
Google zei dat het 4 km was en een uur wandelen, maar na drie kwartier staan we al bij de Phare de Ploumanac’h. “Goed doorgestapt”, antwoordt Cris wanneer we hem een selfie sturen. Ik herinner mij horecaterrassen op een plein waar de sentier stopt bij Plage de Saint-Guirec. “Een tafeltje voor twee, alstublieft?” Een fles cider op het terras van Le Coste Mor en dan met een variatie op de route over het douanierspad terug. Na een dik uur staan we terug bij de glad geschoren grizzlybeer die met een fles Billy op zijn dorstige wandelaars wacht.
Tijd om de campingaz grill nog eens uit te pakken en het tweede halve koebeest te prepareren. Onze privéchef doet weer zijn best met een paar kilogram côte à l’os. Die wordt zorgvuldig met een marinade ingestreken en mag na het aankorsten nog wat rusten, terwijl wij slurpen van de eerste fles Coteaux Varois, l’Âme du Terroir. Luilekkerland, maar opnieuw met een sweater aan en beschut onder de luifel. Morgen voorspellen ze eindelijk eens een echte zomerdag. “Waar rijden we zondag eigenlijk naartoe?” Het weerbericht voor Île Grande toont wolken afgewisseld met zon, maar echt boven de 25 graden geraken we aan de Côte d’Armor nog altijd niet. Wij zitten hier nu in de kou terwijl het in Quiberon nog 27 graden is. Wouter en ik beslissen, hij verkleumt al een week en ik wil zo rood zien van de zon als de verfstrepen vol hartzeer getattoeerd op mij borst!
Zaterdag 27 juli
De dag komt loom op gang want er is geen haast en de zon schijnt zelfs al een beetje over Trestraou wanneer we uit bed komen. “Koffie kleine?” “Graag”, zegt Wouter die zijn spullen bij elkaar zoekt en richting douche verdwijnt. Daarna wandelt hij samen met Cris naar de bakker terwijl ik buiten de tafel en stoelen aan het afdrogen ben. De nacht heeft alles bedauwd en zelfs de onderkant van de luifel is mestnat. “Breng een paar pakken van die koffie mee met de Bretoense vlag, iets anders hoeft voor mij niet.” Ik ben de naam kwijt van het merk, maar het betekent ‘wit en zwart’ in het Brezhoneg. “Als ze die nog hebben he!”
De koffie was er blijkbaar nog en de twee pakken Gwenn Ha Du mogen in de koffer onder het bed. Wouter heeft maar een half woord nodig en zet ineens de moor op het fornuis. Het trage branden van de Arabica bonen bij L’Hermine Gourmande zorgt voor een uitgesproken mild karakter, de koffie en niet het mijne. Morgen zetten we een pot goed humeur van François Le Hénaff om de dag te beginnen. Vandaag gieten we de rest van een blik Lavaza nog op. Zalig zomerweer en na het late ontbijt gooien we de rugleuning van onze kampeerstoelen achteruit. Lekker lui wegsoezen en na de koude ochtend opwarmen in de weldadige zon. Eindelijk zomervakantie in Bretagne, zoals we het ons hadden voorgesteld!
Embarquez s.v.p.
Een eind over de middag sommeert Cris zijn twee zonnekloppers om zich klaar te maken en mee naar de Base Nautique te wandelen. Een half uur voor het inschepen moeten we er aangemeld zijn voor de boottocht naar ar Jentilez. We staan ruim op tijd bij de aanlegsteiger en netjes in de rij wanneer een terugkerende toeristenboot aanlegt om haar passagiers te lossen. De boot voor de lange rondvaart ligt met draaiende motoren in de baai voor anker en wacht tot de aangemeerde boot vertrekt om binnen te varen. Door speakers op de kade klinkt herhaaldelijk de naam van een reiziger die zich dringend bij de purser moet melden.
Onder luid applaus van de wachtende menigte voor de volgende rondvaart begeeft de laatkomer zich met het schaamrood op de wangen naar de dansende treeplank tussen wal en schip. Die deint vervaarlijk op de baren van binnenlopende onze boot, want onze kapitein vindt blijkbaar dat het welletjes is geweest met de vertraging op het afvaartplan. Wanneer we de baai uitvaren neemt die het woord: “Mesdames et messieurs, soyez les bienvennues. Dans un instant vous découvrez le spectacle incroyable de la colonie de fous de bassan aux 7 îles, réserve naturelle ornithologique la plus grande de France. Longez la Côte de Granit Rose et laissez place à votre imagination grâce aux rochers roses !”
Fou de bassan
Ik had gehoopt op een bar aan boord, helaas, maar de uitzichten compenseren dat gemis. De schipper zet dwars op de golven koers naar Île Rouzic, een scheve rots die aan de einder opdoemt en het lijkt bijna of de flank wit besneeuwd is. Door het snel varende schip voelt de zeebries ijzig aan ondanks de fel brandende zon. Microklimaat of ondergescheten van de meeuwen… Geen van beide zo blijkt wanneer we het eiland naderen. De broedende kolonie Jan van Genten, bij een laatste telling meer dan 22.000 vogelparen, kleuren het zwartbruine gesteente luidkeels krijsend wit. “Die koppels blijven elkaar levenslang trouw”, vat ik de omstandige Franstalige uitleg van een ornitholoog samen voor Wouter die dromend naast mij aan de reling zit. “Ik ben al gene Jan van Gent”, mompel ik terwijl hij eens bedenkelijk omkijkt naar zijn bereidwillige tolk.
De dobberende boot zet zich aan de noordkant van Riouzig terug in beweging en vaart linksom Île Malban. In het Bretoens Melbann waar soms wel eens een zeehond lui ligt te zonnen. We hebben geluk want uitzonderlijk zien we er een paar, ten minste als je goede ogen hebt en door je dichtgeknepen wimpers kijkt. Het geluid van de dieselmotoren schrikt de zwemmende exemplaren op. Die jagen op vis, de zonnende robben hun buikje is al blij. We bereiken het belangrijkste eiland voorbij Île Bono – Enez Bonno en ontschepen op de slipway van Île aux Moines om over een apenbrug naar boven te klimmen omdat de oude patersweg door een storm gedeeltelijk weggeslagen is. Niet mijn favoriete sport en die van Cris nog minder dus laten we onze compagnon-de-route boven bij de vuurtoren achter en keren al terug voor de meute weer over het schommelende gevaarte davert.
De rest van de rondvaart gaat langs de kustlijn waar Wouter en ik gisteren wandelden. Hier verklapt de gids welke namen middeleeuwse vissers en koopvaarders de grillige rotsformaties gaven, van schildpad tot zatlap en duivelskasteel. Aan het einde van de boottocht zijn we uitgedorst en het is ruim half vijf dus al ver apérotijd dus stappen we voor het avondeten nog even binnen bij La Suite, of liever naar hun lege terras. De ardoise van het restaurant annex lounge en cocktailbar lokt mij met de boodschap dat ze oesters serveren. De keuken is helaas uitzonderlijk gesloten, weet de ober. “Dat is toch gewoon een schelp open doen”, bedenkt Wouter zich. Tja, eigenlijk kan een barman dat ook…
Niks gekort, maar bij onze Marie Galantes, behalve huismerk-Gin bij de Colruyt ook hun signature cocktail, kunnen ze ons wel wat cacaouettes aanbieden. Dat blijken dan weer noisettes salé te zijn. Misschien hebben verwende zeebonken zoals wij gewoon te veel noten op hun zang… “Drink op, we gaan de grill aansteken.”
Zondag 28 juli
Traject: Perros-Guirec – Quiberon, 205 km
Het ontbijt we nemen bij Le Ty’Time, het salon-de-thé van het Grand-Hotel, zo verdienen de snoodaards toch nog iets aan ons. De strandboulevard wordt ingenomen voor één of andere strandloop met luide muziek en omroepers die door de speakers brallen vlak voor het terras van het koffiehuis. Service au comptoir, plakt er op de tafels, die casino-medewerkers zijn echt te lui om te werken. Na de josé en zonder ochtendkoffie speelt mijn tremor op, iets wat ik van mij opa heb geërfd. Een dienblad dragen met een kop koffie en een glas fruitsap erop lukt mij sowieso al niet dus draagt Cris eerst het zijne naar buiten, dan vertrekt Wouter en komt mijn echtgenoot het mijne halen nadat hij afgerekend heeft. Samenwerkende vennootschap P. Arkinson.
De jongste mag ook mijn ontbijtbroodjes en beleg hebben, zo vroeg krijg ik niet veel meer dan koffie met een droge croissant binnen. Buikje blij! We ruimen de plateau’s af en gaan inpakken om naar de hoogzomer in de baai van Quiberon te vertrekken. Dwars door het midden van het Bretoense schiereiland is er geen snelweg te vinden dus liggen er ons een paar uur route départementale voor de boeg. Na een tankbeurt volgen we de D767 die vanuit Guingamp naar Pontivy kronkelt en verder tot Vannes. Normaal verkeer scheurt er tegen 80 km per uur over het hobbelige asfalt. Ons rijdende hotel haalt met moeite 50 waardoor het geschatte aankomstuur zienderogen opschuift op het Garmin-scherm. Aan de kruising met de N164 bij Guerlédan staan we tot overmaat van ramp plots voor een route barrée.
In een oogopslag beslis ik de route nationale linksaf te nemen richting Rennes. Vier rijvakken, twee op en twee af aan 110 km per uur, geven die brede steenweg de allures van een echte autobaan. Een sporadische rotonde niet te na gesproken, kunnen we eindelijk wat snelheid maken in plaats van tussen vierde en derde te schakelen of terug naar tweede in de bochten. Cris navigeert mee met zijn iPhone, want de koppige Garmin wil ons zelfs via veldwegen alsmaar terug naar het oorspronkelijke traject sturen. De omleiding voor poids lourds die we nu over de D700 lijken te volgen gaat binnendoor terug naar Pontivy. Daar hoeven wij feitelijk niet te zijn. “Als ge rechtdoor rijdt, zijn het meer kilometers snelweg, maar zijn we rapper in Quiberon”, zegt onze navigator op de achterbank.
Déviation in het kwadraat
Rond de middag hebben de het snelle asfalt verlaten en tuffen via de D1 naar de N24 die ons terug richting D767 en uiteindelijk ook ter bestemming brengt. We zijn ondertussen al bijna een uur in retard en ik moet dringend de benen strekken. Mijn twee venten hebben dorst en al een klein hongertje. “Buikje al een beetje boos?”, vraag ik aan Wouter die naast mij zit. “Nee, nog niet echt”, reageert hij verlegen, maar een stuk Kouign Amann gaat er wel in. Net voorbij het centrum van Mohon, een van god vergeten gat, stoten we onverwacht op de gemeentelijke camperplaats. Heerlijk zomerweer op een oase van groen en rust waar ik gerust zou durven blijven staan! Maar we moeten voort met een dikke 100 km naar Camping Municipal du Goviro op de punt van Presqu’Île de Quiberon.
Geen détours meer onderweg, wel schuiven we aan in een file vanaf Plouharnel tot op de landengte die Quiberon en de Côte Sauvage met Morbihan verbindt. Een flink stuk in de namiddag is het er drukkend warm, wat een verschil met het weer de voorbije dagen. Ergens in het centrum waar de boulevards Anatole France en Bonne Fontaine elkaar dwarsen, mis ik een verhoogd kruispunt. Met geweld botst de Autoroller over die bult. Pas wanneer we op boulevard du Goviro voor de camping staan, merk ik op de achteruitrijcamera dat de fietsen wat meer achterover lijken te leunen.
Zo gauw we rond een uur of vier eindelijk op onze kampeerplaats staan, controleer ik samen met Wouter wat er gaande is. De spanriemen van de beugels zijn een een paar clicks losgeschoten door die ferme slag. Had er geen fietsslot rond de kaders en de drager gezeten, lagen ze misschien gewoon op straat… Geluk bij een ongeluk. Eerst even bekomen van de veel te lange rit en van de schrik met een pastis…
De luifel en zelfs de sunblocker worden opgesteld, want het is hier 10 graden warmer dan de voorbije dagen. Beneden onze plaats ligt het sanitair, dat is handig en ernaast is een speelplein waar koters lopen te joelen. “Ssst! Nondeju het is zondag voor iedereen…” Eindelijk is het warm, zelfs een beetje te voor Cris die er totaal geen erg in heeft dat ik daarstraks de fietsen er bijna af heb gereden. Ik geniet, nu is het pas echt vakantie, alleen het gesjirp van cigales ontbreekt hier nog. De teddybeer soest weg na zijn tweede pastis. De grote beer zijn buik grolt: “Wandelen we eens naar de standboulevard en de Grand Plage? Dan zien we ginder om ergens te gaan eten…” En dat lijkt ons alledrie een uitstekend idee.
Het eerste waar we voorbijkomen met een tafel in de schaduw op een terras is Café – Brasserie Le Colibri. Waarschijnlijk een toeristenval, maar dat deert ons vandaag niet. Ze serveren er Américano, oesters, tartare de thon en bij de plat een fles josé. Niks verfijnds, gewoon een pizza en een op vel gebakken zeebaars voor de overjaarse pubers. “Un petit dessert?” “Bien sûr,” zegt Cris, hij kan na die lichte hap nog een coupe caramel au beurre salé op. Wouter en zijn oude zot houden op een “Irish”, seulement liquide. “Sebiet nog koffie met een poes,” vraagt onze anderhalve trouwboek. Dat is dubbel koffie, denkt Wouter en vraagt zich af of een Américano als digestief wel toelaatbaar is. “Lieverd, het is vakantie hier mag àlles!” Zelfs nog eentje als afzakker in de bar van het Kasino, ook al huppelt onze derde helft dan iets te vrolijk terug naar huis.
Maandag 29 juli
’s Ochtends om 9u komt de bakker, hadden ze bij het inchecken gisteren gezegd. Ergens beneden waar de wegels over de terrascamping samenkomen en vertrekken. Terwijl Wouter de koffie zet loop ik om brood, want bestellen was geen optie dus vertrek ik op tijd of dat dacht ik toch. “Er staan al zeventien man voor mij”, stuur ik naar mijn reisgezellen, met een gepensioneerde madam aan de kop van de file stokstijf leunend op een wandelstok. “Volgens mij wacht die daar al van 7u.” De bakker heeft ruim voldoende baguettes, traditions en koffiekoeken voor de rij gegadigden bij. Gelukkig want wanneer het eindelijk mijn beurt is, staat er al meer dan 20 man achter mij. Na het ontbijt nemen we de fiets naar de Super U om eten en josé te kopen voor de komende dagen.
Na een lunch met rauwe ham en Charentais wagen we ons aan La Boucle de Quiberon, een circuit cyclo van 15 km met als eerste stop de Pointe de Conguel of de bijna een kilometer lange landtong van Beg Kongell. Het is kort over de middag tropisch warm. De zon brandt te fel op het witte korrelige zand om blootsvoets helemaal tot aan de dolmen op de pointe te stappen. Ooit was Kongell een eiland op een richel voor de kust waar in de loop der eeuwen zand is tegen afgezet. Hetzelfde kan dus eigenlijk ook nog gebeuren met Îlot de Toul-Bihan en Îlot de Toul-Bras twee eilandjes in het verlengde van Conguel richting de rots met Phare de la Teignouse.
Langs dezelfde as kilometers verderop in zee ligt Île de Houat, rechts ervan het veel grotere Belle-Île-en-Mer dat haar naam leent aan de sardines of de rillettes de thon van La Belle-iloise. Die conserverie is eigenlijk als La Quiberonnaise begonnen, achter de hoek van Port Maria op het einde van de fietslus. Na een selfie houden stijlpoes, brombeer en mopperkont het voor bekeken. We fietsen verder naar Port-Haliguen om aan de jachthaven verfrissing te zoeken bij Café du Midi. Stilstaand op het plein bij de jachthaven om de fietsen te stallen, breekt het zweet mij over het ganse lijf uit. De zwarte inktvegen in mijn vel branden er bijna letterlijk uit in de felle zon. “Wie kan er wat zonnecrème smeren op mijn rug?”
Températures estivales
Gelaafd aan een karaf Bretoense cider volgen we opnieuw de bewegwijzering tot Saint-Julien. Dan gaat het in een brede lus helemaal rond Quiberon-ville naar de Côte Sauvage. Dat de Boucle ons over berg en dal zou loodsen, met onverharde wegen en nauwelijks befietsbare paden hadden we niet verwacht. Cris is beducht om in het mulle zand niet onderuit te gaan. Ik op de kleine wieltjes van mijn gele fiets die hulpeloos over keien en in alle putten botsen. Daardoor durf ik nauwelijks de ondersteuning van de e-bike op te zetten. Wouter en zelfs mijn huisband lopen alsmaar verder uit. Zonder valpartijen, maar wel met een grote dorst eindigen we het parcours bij de haven van het vakantieoord.
Daar stallen we de fietsen om bij Comptoir de la Mer te gaan kijken, want er hangen matrozenstreepjes van Hublot die onze kameraad weer verlokken. Een mooie gele pull van Royal Mer x Guy Cotton wil hij wel voor als het ooit nog eens wat frisser wordt. Zijn maat is er spijtig genoeg niet, alleen tailles voor kinderen en forse zeemannen niks ertussenin. Bij de prêt-à-porter hangen ook rugzakken van dezelfde Guy, iets voor bij zijn grote gele tas en die is hier zelfs een habbekrats goedkoper. Hij wordt er op slag weer verlegen van: “Oh nee, ge hebt te veel betaald Stijn.” “Och jongske, trek u dat toch niet aan. Ik lig er niet wakker van en gij hebt er ondertussen al gemak van gehad.”
“Morgen komen we shoppen Wouter, kom nu maar mee. We gaan hiernaast iets drinken want ik ben uitgedroogd.” Licorne Black, en pinte s.v.p. en voor de winkelbeer met zijn dikke vriend elk een badkuip Long Island icetea op het terras van La Tempête. Eéntje is geentje dus bestellen we nog een tournée. Rond apérotijd fietsen we over de boulevard terug richting de camping, vanavond gooien we zelf nog eens iets op de grill. Morgen gaan we een laatste keer uit eten voor we aan de terugreis beginnen. Cris boekt alvast een tafel bij Le Corsaire. De veertien dagen vakantie met ons nieuw samengestelde gezin korten in sneltempo af. De volgende camping in Rennes is besproken, welke etappes daarna volgen zien we wel.
Dinsdag 30 juli
Amper acht uur ‘smorgens en ik sta al op. Deze keer wil ik vooraan in de rij staan voor de bakker. Wouter is ook wakker geworden omdat ik over zijn voeten heen naar buiten ben gestapt. Hij sluipt naar beneden met de afwas terwijl ik op het gaspitje koffie zet. “Dat moet gij toch niet doen!” “Ik vind dat toch niet erg, Stijntje.” “Nee, dat weet ik wel.” Pas de moyen, zelfs helpen afdrogen mag niet dus ga ik maar om brood. De eerste ben ik ook vandaag niet want de gepensioneerden zijn alweer op post. Onder het wachten waait er zelfs wat motregen door de lucht. De donkere wolken uit het noorden hebben ons ingehaald en het mindere weer versterkt mijn fin des vacances stemming. Nog een paar dagen samen genieten van het moment, daarna zijn we weer thuis en iedereen terug in zijn eigen kot.
Ik wacht al sinds begin juli vruchteloos op een erfopvolgingsattest. Dagelijks bij het ontwaken meld ik me aan op het portaal van de federale overheid voor een stand van zaken. Die zijn precies ook op congé terwijl de wettelijke voorziene termijn voor de aangifte van mijn oma haar nalatenschap aan het verstrijken is. Dit soort administratieve rompslomp wil ik onze compagnon-de-route later koste wat kost besparen. Cris en ik zullen ervoor zorgen dat alles vooraf geregeld is, ongeacht hoe de verhouding op dat moment ligt. Muizenissen drukken de vakantiesfeer en ook Wouter is een beetje stil alsof hij aanvoelt wat er weegt op het gemoed van zijn zorgelijke oude kameraad. “Er zal voor u gezorgd zal worden, lieverd laat ons dat gewoon doen.”
We hebben al een sloot koffie gedronken wanneer mijn getrouwde vent eindelijk naar buiten komt. “Oei, het is maar grijs vandaag,” stelt Cris vast. “Het blijft nog tot een uur of elf wisselvallig,” zegt Wouter met zijn buienradar in de hand. Net dan waait er nog wat nattigheid door de lucht. “Wachten we nog effe of pakken we de fiets?” Eerst ontbijten en dan zien we wel. Uiteindelijk vertrekken we toch naar de stad en er is ook nog avondmarkt voor we bij Le Corsaire uit eten gaan. “Pak maar een jas mee,” zeg ik nog tegen de teddybeer terwijl ik mijn nieuwe witte regenjekker in de fietstas steek. Eer we bij het centrum geraken, halen we al een nat pak. De allerlaatste regenbui, want over zee klaart de hemel al uit en deze namiddag wordt het opnieuw drukkend warm.
Accident de parcours
Na alle winkels met halverwege een pint staan we terug bij de fietsen die we aan elkaar hebben vastgemaakt. Met een rugzak vol souvenirs en ook iets voor Marianne en Kristof die thuis op de boel passen, staan we een beetje perplex omdat een set sleutels ergens uit een broekzak is gevallen. Zo is het altijd iets met die fietsen, passeert er geen dief, dan zijn we zelf onze sleutels kwijt. Wouter is in alle staten, want hij is die onderweg verloren. “Oh nee, die zijn waarschijnlijk aan dat magnetische hoesje van mijn gsm blijven hangen.” Voor één keer maak ik me niet druk in een malheur. Mijn hart slaat daarentegen een paar tellen over omdat ik hem zo compleet ontredderd zie.
Zichtbaar in paniek keert onze teddybeer op zijn stappen terug om ze te gaan zoeken. Maar het baat niets. Zelfs niet wanneer Cris alle winkels waar ze zijn geweest nog eens binnenstapt om te vragen of er toevallig geen sleutels werden gevonden. Aan de overkant van het marktplein is een fietsenwinkel daar loop ik heen om ons verhaal te doen. Dat van de verdwenen plooifiets in Bordeaux vorige zomer en de gepikte fietsbatterij laatst in de paasvakantie. “C’était bien 1000 euro! Heureusement cette fois on était assuré…” In mijn beste Frans leg ik onze nieuwe penibele situatie uit en vraag of er soms iemand mee kan gaan. Hopend dat ze het spiraalslot door kunnen knippen én het ringslot dat vast zit op het kader.
Ze kunnen het in hun werkplaats doorslijpen. En een nieuw Axa-slot erop monteren kan ook als we de fiets even daar kunnen laten. Want hun mecanicien is gaan lunchen, maar de juffrouw is gedienstig. Ik krijg een gigantische betonschaar mee. Wanneer ik uitleg dat we morgenochtend al naar huis vertrekken, belt ze haar collega op om te vragen of die de klus er deze namiddag tussendoor kan nemen. Wouter staat terug bij de fietsen op wacht en hij mag proberen de staaldraad van het eerste slot door te knippen waarmee alle fietsen bijeen hangen. Het voelt best raar, maar zelfs een patrouillerende agent kijkt niet eens op wanneer hij ons ziet prutsen met die grote tang. Met wat gesukkel krijgt onze sterke vent het slot eraf en ik bel naar Cris: “Kom maar terug, het is in orde we gaan de fiets binnenbrengen.”
Amour et chagrin
In afwachting dat we de fiets mogen ophalen, gaan we terug naar Comptoir de la Mer waar Wouter misschien nog eens naar een rugzak wilde kijken. Om te bekomen van zijn smartelijke moment, gaan we eerst naar La Tempête waar we al eens zaten. “Pak u maar een Long Island. We zijn niet kwaad he schattebol. Het had iedereen kunnen gebeuren. Vorig jaar deed ik die plooifiets niet goed vast, nu is het maar een sleutel. Dat is gewoon pech, lig er niet van wakker. Dat doen wij ook niet.” Het brengt geen zoden aan de dijk, dus bestelt Cris een tweede rondje. De straffe Ice-Tea helpt meer dan liefdevol preken. Terwijl ik de rekening probeer te vragen, stuur ik Cris mee met hem: “Gaat hem die rugzak kopen, dan weet hij ten minste dat we hem nog altijd graag zien.”
Eer ze goed en wel van tafel zijn, rinkelt mijn gsm: “Monsieur Stien? Excusez-moi de vous déranger, c’est juste pour vous prévenir que votre vélo est prêt.” Na een tijdje komen de jongens vrolijk terug met de rugzak die hij graag wilde. De fiets is al klaar! Gewoon de prijs van het nieuwe slot, werkuren rekenen ze ons zelfs niet aan. “En nee Wouter, gij moogt dat niet betalen!” We keren opgelucht terug naar de camping. De fietsen mogen ineens achterop de Autoroller dan hoeven we dat morgenochtend niet meer te doen. Dat het gewicht van één accu nu mee op de fietsdrager moet, omdat ook de batterijsleutel weg is, baart me wel matig zorgen. Straks uit eten en daar is genoeg ‘josé’ om alle zorgen te vergeten. Een laatste keer fruits de mer deze congé.
De nachtelijke hemel staat al vol sterren en straatartiesten zorgen voor amusement op de boulevard. Morgen wordt het bijna 40 graden in het binnenland, dat is zelfs voor mij van het goede te veel. Als het echt zo warm is, blijven we gewoon gans de namiddag in de airco zitten van het Alma shoppingcenter. Het oude Rennes bezoeken we wel eens een andere keer, hopelijk wil onze kameraad ooit nog eens mee op vakantie. Zelfs met een lichte beneveling maak ik mij zorgen dat dit de laatste zomer samen is. We gaan met een amicale zoen naar bed en het duurt niet lang vooraleer het zachte ademen van onze knuffelbeer mij ook in slaap wiegt. Weliswaar nadat ik onze voorlaatste etappe nog heb geboekt: Camping du Lac in Pont l’Évêque. Of dat denk ik toch terwijl Cris met Netflix op zijn iPad naast mij ook al begint te ronken…
Woensdag 31 juli
Traject: Quiberon – Rennes, 164 km
Het is nog vroeg wanneer we weer uit de veren zijn, maar ook al broeierig warm hier aan de kust. Deze nacht koelde het nauwelijks af met ramen en zelfs de deur open. Na de ochtendkoffie kramen we loom en weinig uitgeslapen op. Naar Quiberon komen we zeker terug, het was hier zalig vertoeven en we hebben nog maar een stukje van het schiereiland gezien. Als het god belieft, zou mijn oma zaliger zeggen, doen we dat ooit nog eens samen met onze compagnon-de-route. Alvorens Camping Gayeulles in te stellen, zoek ik het adres op van Alma aan de andere kant van Rennes. Google leert dat de parking groot genoeg is om de Autoroller kwijt te raken terwijl wij vluchten voor de hitte.
Canicule expecté
Rond het middaguur komen we aan, de fietsdrager heeft het netjes uitgehouden onderweg en parkeren met zeven meter camper is er geen probleem. De airco van de Transit draaide op volle toeren, waardoor de warmte als een loden deken op onze hoofden valt wanneer we de deur uitstappen. Gelukkig ligt de camping te midden van het lover bij een waterplas en kunnen we nu in het geklimatiseerde winkelcentrum gaan schuilen. In het beste geval heeft Kiabi wel iets naar zijn maat en zijn gading, een Franse keten die Cris vorig jaar in La Rochelle heeft ontdekt. “Eten we eerst een broodje?”, mijn buikje wordt uitzonderlijk al een beetje boos want we hebben vanmorgen niet ontbeten.
“Best dat hij iets eet voor hij weer hangry wordt”, jammert Cris tegen zijn opponent in het tijdelijke driemanschap. Een gezond slaatje en een yaourt aux fruits rouges, terwijl de samenspanners een broodje nemen met een moelleux au chocolat. Gewoon omdat de jongen achter de toonbank, precies ook eentje ‘van de familie’, voorstelt een menu te nemen. Beterkoop dan een broodje en een drankje apart, als je ook nog wat zoets wil achteraf. Daarmee kunnen we er weer tegen want we moeten elke etalage van de mega-shopping hebben gezien. Wouter belooft plechtig géén bermuda’s meer te kopen wanneer we de eerste zaak met merkkleding binnenlopen. Schoenen heeft hij deze vakantie nog niet gekocht, maar hij twijfelt weer, dus moedigen we hem wat aan en krijgt hij ze toch weer van ons.
Une manière d’aimer
“Beter dat ge er later geen successierechten op moet betalen nadat ge onze stekker hebt uitgetrokken als ge te veel miserie met ons begint te krijgen.” Een dooddoener, letterlijk ook, waar hij net zo min verhaal tegen heeft als ikzelf toen mijn grootouders of ouders nog dingen voor mij of Cris betaalden die we perfect zelf kon kopen. Aan het einde van de strooptocht voor het uitstalraam van Rituals krijg ik dorst van het wachten op mijn winkelende venten. “Nee, die Jules hoef ik niet meer binnen te gaan, ik heb toch niks nodig. Broeken koop ik in Berlijn wel.” De mijne en wat ik van Cris zijn te klein geworden exemplaren afdraag, zijn onderhand een paar maten te groot. Door stress en zorgen verloor ik het voorbije half jaar dik 10 kilo en daar ben ik helemaal niet rouwig om. Wel om de oorzaak, niet het gunstige effect.
“Dit jaar mag ik geen jassen meer kopen,” gniffelt de jongste “tenzij ik daar nog iets moois vind he.” Ik zou in mijn zorgelijke hoofd bijna vergeten dat hij de herfstvakantie ook samen met ons heeft vastgelegd. Voor we naar de grote maten-winkel naast het shoppingcenter gaan, lessen we onze dorst tegenover mijn favoriete kledingwinkel waar ik niet meer naar binnen wil. Val de Rance, onze laatste karaf Bretoense cider want straks maken we de laatste flessen Normandische Billy soltaat. Alleen de calvados was aangekocht voor thuis en zoveel mogelijk extra gewicht moet eruit omdat er ook nu weer bijkomende bagage in de koffer en de gele reistas verdwijnt.
En avant marche
Ik begin wat ambetant te worden en ook bij Kiabi wil ik niet mee naar binnen. Wouter is voorkomend, hij geeft Cris in mijn plaats wel stijladvies. We moeten hier in mijn hoofd nu eindelijk vertrekken want het uiterste aankomstuur op de camping komt alsmaar dichterbij. Het is ver half vijf wanneer we gepakt en gezakt terug bij de camper arriveren. Dat is weer een sauna. “Straks zijt gij ook een gezooien tomaat”, lach ik wanneer Wouter puffend zoekt naar een zuchtje koelte uit de ventilatie die voorlopig alleen maar warme lucht blaast. De airco doet zijn werk pas wanneer we op de périphérique van Rennes in de file staan. Midden de werkweek en op het spitsuur, daarmee hebben we in onze timing geen rekening gehouden.
Gelukkig zijn we er nog mooi op tijd en de camping is door de hoge hagen en bomen omzoomd. Zoals de routine het wil, stapt Cris uit om in te checken terwijl Wouter en ik wachten voor de slagboom. Koel gaat het hier vandaag waarschijnlijk niet meer worden. De hoge bewolking die op komt zetten, maakt de zware lucht nog drukkender. Ik verwacht alle momenten weer een hitteonweer zoals die avond in Amiens. “Gaan we sebiet eens kijken naar de guingette achter het kampeerterrein bij het water? Naar het schijnt kunt ge daar ook iets eten.” Niemand heeft zin om te grillen bij deze tropische temperaturen, maar het terras en alle bankjes in park zitten overvol.
Laissez-vous surprendre
“Apéro met Billy?” stelt Wouter bedeesd voor want gewoon iets drinken is zelfs geen optie en de teleurstelling staat te lezen op mijn gezicht. “Er komt seffens een foodtruck met Bretoense pannenkoeken”, weet Cris. “Ook lekker”, zegt Wouter die zijn best doet om mijn ergernis te verdrijven, maar geen idee heeft waarom of hoe. Na een paar flessen Billy wandelen we maar eens rond het water, hopend dat er nu wel plaats is bij de cafetaria. Plaats is er ondertussen wel onder de parasols op het terras. Maar hoe de inboorlingen hier aan eten geraken, achterhalen we niet. Dat wil zeggen er staan overal tappas en borden op de tafels, maar er is nergens een kaart.
Met een paar ambrées van de tap, een Breizh cola en een paar droge worsten die aangeprezen worden op de toog nemen we de laatste vrije tafel en drie stoelen in. Uiteindelijk schuiven we toch maar aan voor die galette Bretonne al heeft een deftige vent daarmee niet gegeten. Laat staan twee beren van een kerels en hun ambetante aap. Eigenlijk is het ons sowieso te warm en te laat om nog veel te eten. Honger is de beste saus zei ons bomma altijd en voor het slapen gaan, hebben we altijd nog koffie met een poes.
Demi tour
“Morgen in Pont l’Évêque zullen we iets gaan eten of gewoon op de camping, in de frigo steekt nog meer dan genoeg.” De laatste etappe beslist Cris: een municipal in Péronne omdat we niet nog een keer naar Feuillères willen waar we vorige zomer de eerste nacht met Wouter al hebben geslapen. Met 260 km voor de boeg is dat nog drie, eerder vier uur rijden en sowieso alleen maar een tussenstop. We willen zaterdag niet te laat en niet steendood bij Wouters broer en schoonzus arriveren. Andere opties zijn er op de as Parijs – Brussel eigenlijk niet tenzij we de laatste nacht op een camperplaats willen staan. Maar dan weet je nooit van te voren dat er plaats is en bij aankomst naar alternatieven beginnen zoeken is na een lange rit niet mijn favoriete sport.
De donderkoppen boven Parc des Gayeulles trekken noordwaarts. Niet beseffend wat Bertem morgen in alle vroegte te wachten staat, voltrekt zich het avondritueel. De verhuis van het logeerbed gaat over in onze quasi vaste inslaaproutine. Wouter legt zich neer, doet zijn ogen toe en slaapt. Ik ben er stikjaloers op, maar mijn lamlendige hoofd krijg ik zo rap nooit uitgezet. Cris moet eerst nog Netflix kijken tot ik hem geïrriteerd por en zeg: “Leg uwe iPad weg, ge snurkt al godverdomme.” Wat hij dan steevast ontkent om mij nog wat langer van nachtrust te depriveren. Alleen met genoeg poes of te veel slapeloze nachten op een rij, val ik als tweede in slaap. In het ergste geval houden dan twee snurkpotten Wouter nu en dan uit zijn slaap. Er is géén huis te houden in deze ménage à trois, maar onze compagnon-de-nuit klaagt niet.
Ook vannacht blijft het veel te warm in het rijdende vakantiehuis waardoor iedereen redelijk onrustig slaapt. Dat wordt weer zweten en morgen douchen, alleen al daarom willen we de laatste tussenstops liever op een camping staan. Wie had gedacht dat het in Bretagne hoogzomer zou worden terwijl het nu ’s nachts in Biarritz lekker fris slapen is…
Donderdag 1 augustus
Traject: Rennes – Le Mesnil-sous-Jumièges, 164 km
Wouter slaapt nog wanneer ik rond zeven uur door een bericht van zijn buurvrouw word gewekt. “Dit beeld wil ik u niet onthouden,” stuurt ze, samen met een filmpje van de straat die bijna tot aan de voordeur van onze kameraad onder water staat. De onweerswolken die gisteren boven Frankrijk gevormd werden, zijn daar uitgevallen. Het riviertje voor hun deur, de Voer, dat normaal gezien maar een deftige beek is, is over zijn volledige lengte overstroomd. Stortbuien hebben modder van hoger gelegen velden mee naar beneden gebracht, en die smurrie staat bij andere huizen tot op het gelijkvloers en in de kelders. “Oh nee, ik ga hem wakker maken!” Waarom stuurt Chloé trouwens naar mij en niet naar hem? “We staan nog in Rennes, moeten we naar huis komen?” Niet dus, want het is daar gelukkig al opgehouden met regenen en het water trekt langzaam weg.
“Veel meer dan kuisen zouden we toch niet kunnen doen, hè, Stijntje.” Hij blijft er net zo gelaten onder als vorig jaar in Berlijn, toen een brokkenpiloot Wouters auto total loss reed. Die kalmte is mij op zo’n moment helaas niet gegeven. Samen speuren we de sociale media en de nieuwsberichten af over de hoosbui die niet alleen Bertem trof. Wanneer we na het ontbijt inpakken en de gps instellen, toont het adres uit de bevestigingsmail me op de kaart een meer langs de Seine. Bizar, ik speur vruchteloos naar de Camping du Lac en de snelweg naast Pont l’Évêque. Blijkbaar reserveerde ik een gelijknamige kampeerplaats in Le Mesnil-sous-Jumièges “Stijn, dat is 65 km uit de richting,” berekent Cris, die het adres in de mail zelf al opzoekt voordat ik er iets van heb gezegd. “Désolé, je me suis trompé!”
Destination inconnue
Een geluk bij een ongeluk, het is 65 km dichter bij huis! “Al een chance, voor het zelfde geld had ik ergens een Camping du Lac in de Provence gereserveerd,” lach ik een beetje groen. ’s Nachts nog een booking vastleggen is dus niet altijd het slimste idee. “Google gaf mij die online reservatiepagina en ik dacht dat het de juiste was, want er stonden foto’s op van zo’n tente bivouac waar we in Pont l’Évêque eens naast hebben gestaan.” Niks gekort, dus overleggen we met z’n drie even: annuleren of toch gewoon daar naartoe. “We zijn daar op een grijze herfstdag in 2011 eens geweest, in Jumièges. Daar was een abdijruïne, die toen gesloten was net als de horecazaken eromheen.”
Ik herinner mij ginder naar een bac te staan kijken waar TomTom ons indertijd al naartoe wilde sturen. Met onze alkoofmotorhome waren we er toen al niet scheutig op en Cris navigeerde toen via een ‘kunstwerk over de Seine’. Ik ben nu ook niet happig op die kleine veren en Garmin waarschuwt dat er een overzet in de voorgestelde route zit. De maximale hoogte van de brug op zo’n veerpont zal nu geen probleem zijn, maar de overbouw van de Autoroller bij het op- en afrijden misschien wel. “Cris, gij weet hoe dat marcheert. Voeg eens een extra punt toe op de route dan nemen we opnieuw de Pont de Brotonne.”
Zonder ongelukken geraken we op onze onbekende bestemming, over de brug en langs de abdij van Jumiéges. Onderweg heeft onze grote beer al eens proberen bellen naar een spijshuis dat ik eerder vanmorgen heb gevonden: La Petite Auberge. Deze avond kan je er enkel het menu du moment bestellen. Het wordt in de tuin op een Ofyr bereid en dat lijkt iedereen wel iets. Onbereikbaar tijdens de middagservice, dus stoppen we daar rond een uur of drie even zodat Cris kan vragen of er nog plaats is voor drie verloren zonen. “Huit heure? Sans soucis, à ce soir!”
Dat heeft hij weer mooi geregeld, nu de camping zoeken bij de base des loisirs in het volgende dorp. De rest van de namiddag brengen we door met wat hapjes en een fles koele ‘josé’. De plek tegenover ons wordt ingenomen door drie Nederlandse meiden die ergens tot op de draad van hun hemd zijn uitgeregend. Rond een uur of zes nemen we de fiets voor een ommetje langs de Seine en de hoogstam ciderboomgaarden. Een schilderachtig landschap strekt zich onverwacht uit tussen de meanderende rivier en de abdijtoren die van ver schittert in de laagstaande zomerzon. Je waant jezelf in een ander tijdperk tussen knoestige bomen en goudgele kleuren op de scheefgezakte vakwerkhuizen.
Cuisine traditionnelle et accessible
Ik wilde nog even de kloosterruïnes bekijken, maar daar sloot 5 minuten geleden het hek. Iets te vroeg kloppen we dan maar bij de kleine herberg aan en dat vindt niemand erg. Hier geen casino-hotel met personeel dat tegen zijn zin werkt. Lise Bruneau legt er haar hart en ziel in een eerlijke en seizoensgebonden keuken met duurzame producten uit de streek. Haar zakenpartner of misschien zelfs haar man, Loïc Patin, kweekt op zijn ‘Chèvrerie du Courtil’ in het ‘Parc Naturel des Boucles de la Seine Normande’ geiten en runderen op een ecologisch verantwoorde manier. Hij staat vanavond zelf aan het open vuur om zijn châteaubriand eigenhandig bleu chaud te bakken. Wouter zou hier ongetwijfeld direct als souschef mogen aantreden, maar zo snel geven we onze compagnon préféré niet af.
Met een menu van amper 20 euro kan je weinig misdoen. De salade verte, moules de buchot, châteaubriand of een vers gevangen vis en nadien nog een dessert zijn beter dan goed, maar afgemeten zodat iedereen toch waar krijgt voor zijn geld. Nadien een pousse café en dan terug op de fiets, dit keer langs de kortste weg en door het donker tot we plots weer voor een gesloten campingpoort staan. Bij het inchecken hadden ze gezegd dat we na het sluitingsuur te voet of met de fiets nog altijd binnen konden. Het kleine deurtje langs de straat hebben we in de snelle afdaling gemist. Het is al muisstil in de Hollandse tent wanneer we de e-bikes weer op de drager hijsen. Slaaptijd want voor morgenochtend om 8u30 is er brood besteld dus kruipen we met de obligate zoen voldaan in bed.
Vrijdag 2 augustus
Traject: Le Mesnil-sous-Jumièges – Péronne, 199 km
Al vroeg komt de kampeerplaats terug tot leven, luidruchtige tieners wandelen voorbij onze camper naar het poortje dat uitgeeft naar de waterplas. Zelfs de Nederlandse meiden zijn al ingepakt en klaar om te vertrekken wanneer Wouter naar het sanitairblok loopt waar het ook een drukte van jewelste is. Ondertussen haal ik croissants, traditions en een gewoon stokbrood en de koffie wordt gezet terwijl onze stijlpoes zijn coiffure in model blaast. “Waar zijt gij gaan douchen Wouter, dat zit daar nog altijd stampvol?” Blijkbaar is het rustiger in het tweede blok juist voor die tentes bivouac die mij bij het boeken op het verkeerde been hebben gezet.
Cris is ondertussen ook opgestaan dus kunnen we ontbijten en straks nog even de afwas doen. Best geen beoordeling geven op TripAdvisor, anders stond er vast te lezen: veel te weinig voorzieningen volgens de grootte van de camping. La Petite Auberge kan na de topavond en cullinaire ervaring wel rekenen op een pluim: “Merveilleuse expérience avec le menu Ofyr. Produits frais, moules, viandes et poissons. Du bon vin et un beau décor avec le soleil couchant au tour d’abbaye. Accueil très chaleureux, merci!” Nog even langs het servicepunt buiten, bij de ingang van de camping, daarna gaat de reis met één oog op de achteruitrijcamera en één oog op de gps verder naar de Camping du Port de Plaisance in Péronne. Laatste etappe voor we Billy morgen kwispelend terugzien bij Jeroen en Nancy.
De fietsen op de verwrongen drager geven zelfs met het extra gewicht van de accu gelukkig géén krimp. Als we thuis zijn ga ik gewoon een nieuwe beugel van Fiamma bestellen of een gans nieuw systeem. Misschien zijn er ondertussen modellen die uitgevoerd zijn om meer gewicht te kunnen torsen. De eerste keer dat de Autoroller nog eens met fietsen achterop van de hof af rijdt, zal waarschijnlijk pas in de paasvakantie van 2025 zijn. Dat er volgende zomer opnieuw drie e-bikes meegaan is nog geen verworvenheid. Als het van Cris afhangt gaan we dan weer drie weken op vadrouille met onze compagnon-de-route, dat heeft hij al een paar keer laten vallen de voorbije dagen. Wouter zei niet neen, wel iets over de provence waarschijnlijk omdat ze daar zijn ‘josé’ fabriceren. Si Dieu le veut…
Chasse au trésor
Ergens kort over de middag komen we aan in Péronne waar de receptie blijkbaar gesloten blijft tot 16u dat stond zo niet in Cris zijn bevestigingsmail. Ergens of een briefje aan het raam staat vermeld dat je een plaats kan uitkiezen en nadien komen inschrijven. Maar wat als je al reserveerde? Links en rechts staan bordjes op de vrije percelen met een naam, familie zus, mijnheer zo. Dus beginnen we met z’n drieën de ganse camping af te lopen op zoek naar een plaatje ‘Tits’. Niet te vinden, tot we terug bij het kantoortje staan en merken dat er een lijst met plaatsnummers en reservaties op een bord buiten staat. “Ah godverdomme!” En géén van ons drieën die het had gezien. Cris loopt vooruit, voor bij het servicepunt en het sanitair vinden we onze voorbehouden plek.
Ergens in de stad staat een feodale burcht uit de 13de eeuw die nu het museum herbergt dat aan de Slag aan de Somme is gewijd. Maar het is te mooi weer om in een stoffige geschiedenisles te duiken die ik al wel honderd keren heb gestudeerd en mijn mannen eigenlijk totaal niet echt interesseert. Dus nemen we de fiets met een grote détour naar het centrum, want Cris vond in Rennes zo goed als niets in zijn grote maten-winkel. Het toeval wil dat er op de Z.I. Nord van Péronne ook een filiaal van de Kiabi-keten is. Grote en kleine beer stappen naar binnen, terwijl ik buiten bij de fietsen wacht. Liever dan nog meer kleren te gaan shoppen wou ik gaan kijken in de stad. Iets zoeken om vanavond te gaan eten of god weet wat maar alles behalve dit.
Patrimoine et curiosités
Een paar tellen later komen ze alweer buiten, het was blijkbaar toch de omweg waard. Het impressionant fort met het Historial de la Grande Guerre ook, al was het gewoon voor een foto van de eeuwenoude vestingmuren in de zomerzon. Zelfs de grauwe Église Saint-Jean-Baptiste en het fleurige Hôtel de Ville uit de jaren vijftienhonderd zijn een kiekje waard. Maar zodra we het plein voor het Château en de horeca voor de toeristen verlaten, liggen de straten er troosteloos en soms verloederd bij. Le Nord was al generaties een vergeten departement voor Parijs, sinds Picardië erbij werd gevoegd, is het erfgoed van Péronne in de verwoeste gewesten van Hauts-de-France hetzelfde lot beschoren. Ach ja, we hebben het hier dan ten minste toch eens gezien.
Le Louis XI is op het eerste zicht het enige naar onze verwende norm aanvaardbare restaurant. Dat is voor vanavond volzet. Bij gebrek aan alternatief of goesting om zelf nog te koken, wijken we uit naar Le Bistro d’Antoine. Daar zijn er nog tafels genoeg en veel gastronomischer was de kaart van Lodewijk de elfde nu ook weer niet. Je kon daar zelfs een hamburger bestellen. Eer we terugfietsen naar de camping om formeel in te checken, zwieren ons neer op het terras van Le Pub voor een La Bête en een Paix Dieu. Toepasselijke keuze aan bieren voor een oude ambetanterik en een jongeling die de vrede tussen zijn vriendjes al een paar jaar nauwgezet bewaart.
Brood bestellen hoeft niet, want we nemen het laatste ontbijt morgenvroeg gewoon in de kantine. Straks fietsen we langs de kortste weg terug naar het eethuis van Antoine voor een Picardisch avondmaal. Maar eerst liquideren we in de schaduw van een boon naast de camper nog wat overtollig gewicht uit de koffer. En voor we nog eens een net hemd aantrekken om uit eten te gaan, spoelen we de warmte van de namiddag van ons lijf. Dat de verdomde gps rond een uur of zeven in de al laag staande zon boven de Somme weer een grap uithaalt, deert ons vrolijke triumviraat zelfs niet. Cris zucht en duwt zijn logge rijwiel moeizaam omhoog door Rue de la Montagne du Brusle.
Wouter kijkt nog even om naar zijn achterblijvende kompaan. Dan spurt hij als een echte Flandrien, rechtstaand op de pedalen, naast de trappen van het steile steegje over de kasseien naar boven. Ik hobbel met genoeg doping en in veldvitesse achter hem aan op mijn kleine gele fiets. De gps had gelijk, het was de kortste weg terug naar de oude burcht, maar niet de makkelijkste. De eindmeet halen we net voor ook Cris buiten adem boven staat: “Om terug te gaan, pakken we die weg niet meer he!” We parkeren de fietsen voor de deur van de Bistro en stappen naar binnen voor, hoe kan het ook anders twee Américano’s en een Gin Tonic.
De kaart biedt toch wat regionale gerechten aan, dus kiezen Wouter en ik een Ficelle Picarde. Cris houdt het bij een vertrouwde Foie gras de canard maison. Ik twijfel voor het hoofdgerecht nog aan de Andouillette grillée pur porc AAAAA*, sauce moutarde à l’ancienne. Of toch maar de Filet mignon de porc au Maroilles, endive braisée à l’orange. Onze privéchef speelt helemaal op veilig met een Entrecôte Haut de France en de Baba au rhum DON PAPA slaan we wijselijk over. Cris waagt zich nog aan een ijsje terwijl zijn overjaarse pubers liever ineens beginnen aan de Irish Coffee. Het laatste avondmaal mag Wouter eens trakteren, hij moet zelfs niet vechten om de rekening te kunnen vragen. Morgen zien we eindelijk ons hondje terug!
Zaterdag 3 augustus
Traject: Péronne – Wichelen – Bertem, 240 km