Sarrasin et cèpes

Herfstvakantie 2019: boekweit en eekhoorntjesbrood

Route via Google

Vrijdag 25 oktober

Traject: Leuven – Oudenburg, 135 km

Er is voor alles een eerste keer: ’s avonds laat nog vertrekken voor een korte vakantie. Het is ooit anders geweest. De laatste jaren hadden we liever geen stress in de avondspits en vertrokken we pas ’s op zaterdagochtend voor een weekje weg. Nu kom ik na school gewoon naar huis, we eten samen en Cris pakt in terwijl ik naar Sint-Truiden rij om de camper op te halen. Hij gaat nog naar de fanfare voor zijn vaste repetitie op vrijdagavond. Ik kom thuis en pak mijn spullen in, stouw alle bagage en proviand in de motorhome. Als alles ingepakt is, komt die ontspannen weer terug en zetten we rond half elf in het donker zonder filestress koers naar een eerste tussenbestemming. Ik prikte Oudenburg een overnachtingsplaats vlak bij de E40 in het Oostendse hinterland en een eind op weg richting Boulogne-sur-mer, waar we het grootste zee-aquarium van Europa willen bezoeken.

Het is ongeveer middernacht wanneer we de Autoroller ergens langs de baan parkeren. De exacte locatie van de camperplaats is me op het eerste zicht niet zo duidelijk, maar we komen uiteindelijk toch op een lager gelegen parking terecht waar ooit een officieel bord moet hebben gestaan. Decretale rompslomp, lees de wettelijke voorwaarden om een ‘openlucht recreatief verblijf’ in te richten, heeft er allicht toe geleid dat de lokale overheden de signalisatie hebben weggehaald. Dat, of overlast door het succes van de plek, alleszins er staat níet dat het verboden is dus mag het wèl. Ik overtuig vooral mezelf dat we hier gewoon mogen overnachten. ’s Ochtends zullen we zien dat iemand net hetzelfde idee had en zich achter ons parkeerde. Op de randparkings dichter bij het centrum van het stadje hebben mensen in hun motorhome overnacht. Geen probleem dus. We zoeken voor morgen nog een winkel om de laatste inkopen te doen, die ik door het late vertrek gisteren niet heb gedaan. Geen stress.

Oudenburg

Zaterdag 26 oktober

Traject: Oudenburg – Boulogne-sur-mer, 135 km

Het doorgaande verkeer trekt zich weer op gang, vrachtvervoer en landbouwtractoren denderen bij het krieken van de dag over de baan naast onze rijdende bedstee. Geen erg want we willen zelf ook al snel weer op weg, eerst met de camper naar het warenhuis. Google-streetview leerde ons dat er een parking aan de winkel te midden van het dorp is. Iedereen uit bed en alles netjes ingepakt, ramen afgezeemd want het was een koude nacht, dan draaien we de steenweg op en volgen de navigatie over de beklinkerde straatjes door het centrum. Met de inkopen zetten we onze reisweg voort, terug naar de snelweg richting Veurne en voorbij Calais tot op de kliffen van Boulogne aan de Côte d’Opale. Hopelijk is er straks nog een plek vrij op de camperplaats want Cris kwam op het idee om eindelijk eens naar Nausicaà te gaan.

Betalen gaat er tegenwoordig met de kaart en er blijkt plaats zat op het eerste zicht. We kiezen een van de vlakkere plekken uit, een beetje uit de wind die van over zee tegen de hoge krijtrots slaat. Eerst parkeren, dan een late lunch vooraleer we naar het aquarium beneden bij de haven van de badplaats wandelen. De woeste golven van het opkomende tij slaan met bruisend witte waterwolken over de borstwering van een afbrokkelende pier die tot aan een vuurtoren in zee loopt. Een schitterend najaarsschouwspel waarvoor we ooit eens naar Bretagne zijn gereden, maar het onder de grauwe allerheiligenluchten nooit te zien hebben gekregen.

Met de haren in de wind en de iPhone in de aanslag, balancerend op de rand van een afgrond waarvan de laatste haren op mijn wederhelft zijn kale hoofd ten berge rijzen, ik geniet van het moment en stuur een foto naar de snotaap: aangekomen, maar we missen u hier! In de week vooraf hoopte ik nog even dag te zeggen, maar het is er niet meer van gekomen. Mijn eigen agenda overladen, hij een beetje ziek waarin ik me dan ongewild weer zorgen maak. Het is alweer een maand geleden dat we mekaar nog in levende lijve zagen, maar onze jongens weten wat gedaan. Binnen 14 dagen gaan ze opnieuw een paar dagen mee op weekend in de Champagne, samen met de boys het ander stel jonge knapen waar we nu en dan eens zorg voor dragen. Framily.

Ik droom er eigenlijk nu al een beetje van, terwijl ik met de camera in de aanslag hier de omhoog slaande golven afwacht, want straks hebben we alleen nog maar die zoo met troeteldiertjes. De laatste bezoeken aan de mama’s in Sint-Truiden zetten mij zwaarmoedig aan het denken en sta daar mijmerend in het scherpe namiddaglicht met een strakke herfstbries. Woowie, mooi daar! stuurt Lennert en dat we er maar een keertje van moet genieten. Dat gaan Cris en ik hier zeker proberen, maar de snotaap spookt hier toch altijd weer een beetje door mijn gedachten. Tijd om naar het grootste zee-aquarium van Europa te gaan kijken, ik hou van apen en Cris van vissen. Hij staat ongeduldig te trappelen terwijl ik het honderdduizendste plaatje van dezelfde golfslagscene schiet.

Noorderwind

De Côte d’Opale heeft haar naam hier echt niet gestolen en steekt fel af tegen de grijs geworden lucht. Er komt stilaan meer wind opzetten en het mulle opstuivende zand geselt enthousiast onze wangen. Nausicaà ligt pal tegen het parelwitte strand en we lopen om het gebouw heen op zoek naar de ingang. De kassa’s zijn bovenaan een breed waaierende trap, maar we nemen de lift. Mijn dralen onderweg en de stevige afdaling hebben de rug van mijn stoere vent al genoeg geplaagd en we moeten de dag nog door. Wat zeg ik, de rest van de week. Ze afficheren hier de grootste zoutwatertank van het noordelijke halfrond te bezitten en dat zal ook best zo zijn. De aquaria van Biarritz en La Rochelle, die we de voorbije zomers al een keer bezochten, hebben alleszins niet zo een groot bassin. En de reuzenmanta heeft het hier naar zijn zin, de grote duivelsrog voert voor ons een sierlijke haast muzikale beweging uit. Roggevleugeltjes met botersaus, het water loopt me al in de mond. Ik dartel achter Cris aan en vraag: wat eten we vanavond?

Nausicaà
Mantavleugeltjes

De show van de zeeleeuwen hebben we gemist, te lang in de kombuis gezeten of blijven hangen bij de clownvis en de sidderaal. Ergens aan de achtersteven van Jean-Michel Cousteau, of liever een replica van het schip dat hij van zijn vader Jacques erfde, huist een kolonie pinguins uit Antarctica. Erg arctisch riekt het daar niet, maar mijn echtgenoot giert het uit: een van de kleine zuidpoolpinguins heeft argeloos op de poot van een ander exemplaar gescheten. Staart omhoog, buig voorover en pfffft daar ging de drek. Het andere beestje keek even verschrikt, schudde zijn voet en wandelde ontstemd weg. Schijtlijster. Neen, pinguin. Dat tafereel heb ik helaas niet meegekregen, maar Cris blijft er schik in hebben en de tranen rollen nog over zijn gezicht terwijl we op de brug van het namaakschip een oceaanstorm mee beleven. Met projecties en een vloer die wat met de deining mee beweegt wordt Nausicaà een beetje nausea.

Tempête en formation

De lucht is volledig dicht getrokken wanneer we helemaal uitgekeken zijn en langs het souvenirwinkeltje terug buiten stappen. Het miezert nu en liever dan hier beneden nog naar een restaurant met roggevleugeltjes op zoek te gaan, klimmen we terug tot bovenaan de klif waar onze Autoroller in een strakke wind op ons wacht. Het wordt een avondje televisiekijken, zolang de satellietantenne niet overslaat. Een ervaring van onze vrienden aan de Loire indachtig, ben ik erop beducht. Leg de schotel toch maar plat. Cris streamt nog wat afleveringen op Netflix en cast die naar het grote scherm. Ik heb meer oog voor de fles getempereerde Primitivo die mijn oenoloog vanmorgen in het warenhuis uit de rekken griste. Schol.

Na het avondeten en de vaat zoeken we nog uit waarheen morgen. De Franse météo voorspelt alleen nog in het noordoosten een laatste dag met treffelijk weer, dus houden we halt op de camperplaats in Saint-Valery-sur-Somme. De wind wiegt aan mijn beddenbak terwijl mijn vent de 4G data door de Airbox jaagt. Zo heeft het mobiele wifi-routertje eindelijk ook eens dienst gedaan waarvoor het deze zomer aangekocht werd: toch televisie kijken als het met de schotel niet gaat. Ik zeg nog iets thuis tegen de aap en val ondanks de turbulentie buiten met de Primitivo toch als een blok in slaap.

 

Zondag 27 oktober

Traject: Boulogne – Saint-Valery-sur-Somme, 81 km

De stormwind van deze nacht is gaan liggen wanneer we ’s morgens, gewekt door de onderhoudsploeg van de gemeente, door het raam naar buiten piepen. Het is guur en in de camper is het berekoud wanneer ik onder het donsdeken uit en van het bed glijd. De verwarming mag snel een streepje hoger en ik zet koffie terwijl mijn grote beer langzaamaan ontwaakt. Waarheen gaat de reis vandaag? Richting Normandië en Bretagne of nog ergens tussenin. Het weer is ginder overal bar slecht, maar aan de Somme voorspellen ze nog een mooie dag voor de storing vanuit het zuiden noordwaarts trekt. De keuze is dus snel gemaakt en misschien zitten er dit keer wel zeehonden te luieren in de baai bij Saint-Valery. Inpakken en wegwezen hier, maar eerst loop ik nog een eindje om. Een laatste keer kijken naar de zee.

Cris heeft de cabinestoelen al omgedraaid en de GPS is ingesteld wanneer de ijzige koude en wat motregen mij terug naar de Autoroller doen stappen. WC geloosd en afval weggebracht, dan draaien we voorzichtig van het grasveld af, want in dit seizoen en bij regenweer heb ik het niet zo op onverharde grond begrepen. Eén keer te veel vastgezeten, weliswaar in eigen hof. Er rammelt altijd nog wel ergens wat, telkens we vertrekken. De tafel of de TV die niet is vastgezet, een fles die omslaat in de kast. Bij het nemen van de eerste bocht is het zover, keren op de rotonde en terug langs dezelfde weg naar de autostrade als we zijn gekomen. Even nog denk ik eraan te stoppen bij het Terlincthun British Cemetery dat we gisteren in het voorbij rijden hebben gezien. Maar een uitwijkplaats is er niet en met het barre weer hoeft precies ook niet.

Kort na de middag slaan we van de péage snelweg af richting Le Crotoy en rijden in een grote boog om de Baai van de Somme heen naar Saint-Valery. Centreville en Cité Médiévale worden rechtdoor aangegeven, Garmin stuurt ons linksaf op de rotonde langs de bedrijventerreinen naar de grote camperplaats. Dat er een historisch stadsdeel is, herinner ik me precies niet van die ene keer dat we hier met de ganse bende campervrienden hadden afgesproken voor een verlengd weekend van de 11de november. Het enige wat me van dat bezoek nog terug voor de geest komt is striemende regen en straffe rukwinden die de camper, annex clubhuis, van Albert en Brigitte met zeker een man of acht erin wel van de grond leken te zullen tillen.

En modder waar Jos en ik door hebben zitten ploeteren toen we van de kaai naar beneden klauterden tijdens een avondlijke wandeling. En een rommelig magazijn met textiel waar mijn lieftallige een fleece deken kocht dat een motorhome later nog in de koffer onder het bed mee gaat. De middeleeuwse stadswijk dus, die willen we zo wel even gaan bekijken want de hemel is weer wat opgeklaard. Eerst een plekje zoeken voor de nacht, stroom hebben wij niet nodig vrij zicht voor onze schotelantenne wel. Een camper met Engelse kentekens zit om elektriciteit verlegen en staat wanneer wij al hebben gegeten nog altijd te wringen om ergens in de buurt van een schaarse stroompaal te geraken. Lachen met de mensen, hun kabel is nu ook nog te kort.

We zetten de TV maar weer uit, volgens weerman Frank blijft het thuis nog gans de week voortreffelijk herfstweer. Leg de schotel maar weer plat, je weet nooit wat er straks nog aan komt waaien. Wandelschoenen en een warme jas, de deuren dicht en dan wandelen we eens naar de stad. Misschien valt er vanavond wel ergens wat te eten en anders is er nog voldoende proviand. Cris herinnert zich de route nog, min of meer. Altijd rechtdoor en ergens langs een straatje fel naar beneden, het lijkt te kloppen want ook dat weet ik al lang niet meer. Mijn hoofd zit soms veel te vol.

Saint-Valery-sur-Somme

Linksom of rechtsaf? Er was markt, we stappen langs de overdekte terrassen van ongezellige mosselhuizen en drukke brasserieën en volgen de pijltjes. Cité Médiévale tout droit! En omhoog. Een stevige klim vanaf het plein met de oprommelende zondagsmarkt naar de oude stad met haar middeleeuwse kerk en vestingsmuren, verder naar de Abdij van Sint-Walrik tot helemaal bij de point de vue aan de Chapelle des Marins, een aflaatoord voor godvrezende zeebonken. De hemel is nu helemaal opengebroken en de laagstaande najaarszon weegt als lood, ik zweet me bij Cap Hornu te pletter in mijn bruine parkajas. En dorst! Cris wilde alleen maar mee tot halverwege Le Hourdel wandelen als er zeker zeehonden zouden zijn of op zijn minst een caféterras met een frisse pint.

Het zicht is wijds vanaf het uitzichtpunt, helemaal tot aan de rode torentjes van Les Tourelles in Le Crotoy waar we ooit ook eens zijn wezen eten. En dat zonnige terras met die pint hadden we bij de oude stadspoort van Willem de Veroveraar al gezien, hier beneden op een paar honderd meter bij het strand. Daar moeten we dus naartoe, elke hoogtemeter die we naar boven zijn geklommen, dalen we behoedzaam over een wandelpad met rollende keien terug af naar de Somme die hier een estuarium heeft gevormd. Ik wil per sé tot aan de waterkant, om foto’s te gaan maken, huppelend door de slikken en de schorren en mijn liefhebbende echtgenoot volgt me gedwee. Lichtjes mopperend, drassige stukken ontwijkend, dat we er over de weg al zouden zijn. Een geul te veel, te breed en te diep, verplicht mij om ook rechtsomkeer te maken terug naar de verharde weg. Hoogtijd voor een Blonde Ciney, deux et en pinte s’il vous plait!

Point de vue du Cap Hornu

We drinken onze glazen leeg in de laatste zonnestralen, dan wordt het hier ook terug bibberen van de kou. We lopen over de Quai Jeanne d’Arc langs Belle Époque huizen helemaal tot bij de jachthaven aan het andere eind van de uitgerekte stad. Het duister valt snel en het is nog veel te vroeg om al ergens voor het avondeten te gaan zitten wachten dus keren we naar de camperplaats terug voor de apéro, volgens een zekere schoolcollega veruit de belangrijkste maaltijd van de dag. We lachen ermee, maar als het erop aankomt hoeven we na de hapjes zelf ook geen warm eten meer. Morgen zetten we koers naar Le Havre, volgens de prospectus een havenstad, badplaats en universitaire groeipool die na de verwoestende bombardementen van de oorlog met moderne architectuur weer werd opgebouwd. We zijn benieuwd, als het niet bevalt steken we gewoon de Pont de Normandie over en staan nog eens een nachtje in Honfleur.

Maandag 28 oktober

Traject: Saint-Valery – Le Havre, 177 km

De verwarming sprong een paar keer op tijdens de kleinste uurtjes van de nacht en de vrieskou zorgde voor een laagje ijs op het camperdak. Het is echt herfst nu en de komende dagen zal de Truma me nog een paar keer uit mijn slaap wekken. Inpakken en wegwezen met een blik op het weerbericht en dat voorspelt alleen nog sombere dagen voor onze korte vakantie. Maar we houden er voorlopig niet al te veel rekening mee want een echte reisplanning hadden we toch niet. Onderweg kletsen buien af en aan tegen de voorruit van de Transit, maar tegen dat we uiteindelijk bij Le Havre de snelweg verlaten hebben we het ergste wel gehad. De lucht blijft grauw, jammer voor de foto’s, maar echt koud is het uiteindelijk niet.

De gemeentelijke camperplaats ligt helemaal bovenaan een plateau dat uitkijkt op de havenindustrie en de tuibrug over de monding van de Seine. Ik stel me voor dat het straks net zo hard waait als in Boulogne, wanneer we erover moeten rijden en het klamme zweet breekt me al uit. Maar dat is een probleem voor morgen, of net niet, zien we dan wel. Nu is het kwestie van de juiste afslag te vinden op de drukke ringwegen tussen bedrijventerreinen en havendokken, geen evidentie zo blijkt wanneer ik foeterend een verkeerde rijbaan volg en door de GPS netjes weer wordt omgeleid van Harfleur naar de straat van Andrei Sakharov. We zitten eindelijk op het spoor van de Russische kernfysicus en de Transit hijst zich met een jammerend motorgeluid omhoog langs een steile weg tot bij de ingang van de Aire de Campingcar du Havre. Oef aan die klim leek even geen einde te komen en ik maakte me al druk in de ons vertrouwde tuikabelbrug. De locatie oogt weinig feeëriek, een beetje troosteloos zelfs zo onder het vallen van de blaren op het kerkhof ernaast. Cris staat buiten in de motregen instructies te geven, terwijl ik aan het dubben ben over waar we ons het best zouden parkeren. Een tweede dag hier blijven, wat gisteren nog een optie leek als we ook Harfleur eens wilden gaan bekijken, hoeft voor mij niet meer zo nodig. Gezien door de lens van Google-maps op een slimme telefoon lijkt alles dichterbij. Nu eerst een hap eten dan de tram naar het centrum, morgen rijden we gewoon voort.

Plage du Havre

Zelfs met de motregen die nu en dan uit de grijze lucht komt vallen heerst er in de stad een zekere gezelligheid, ruimtelijk en naar het Franse doen heel erg netjes. We stappen af bij de terminus – les plages. Een keienstrand geprangd tussen havenhoofd op de Seine en de Normandische krijtrotsen naar het noorden. De skyline achter ons wordt gedomineerd door de betonnen toren van Église Saint-Joseph du Havre. Daar in de jaren 50 opgetrokken volgens een het modernistische ontwerp van Auguste Perret, van buitenaf een beetje abstract potsierlijk, binnenin een uitzonderlijk visueel effect. Mooi zelfs en het kikkerperspectief doet me duizelen wanneer ik vanaf de begane grond naar het schijnsel door de glasramen tot hoog in de klokkentoren kijk. Genoeg contemplatie voor één dag, tijd om de rest van de stad nog even te ontdekken voor het donker wordt. Ergens iets gaan eten straks, de laatste rit terug naar boven is rond elf uur pas dus we hebben tijd, zit er vandaag blijkbaar ook niet in. De hippe buurt met multiculturele restaurantjes tussen het Bassin du Commerce, het Bassin du Roi en de nieuwe dokken, is op maandagavond zo goed als dood. Net als de winkelstraat met de boutiques sous les galleries trouwens die op ons stadsplannetje aangegeven staat tussen de cultuurtempel Le Volcan en de ferriehaven. Het miezert weeral en er is ook nog dorst, dus schuifelen we naar binnen bij een koffiebar in de buurt van het strak gelijnde stadhuis met postmoderne interpretatie van een belforttoren. Drinken kan, wees gezeten.

In de avondspits stappen we het overvolle rijtuig op naar Pré Fleuri, tot halte Verlaine, bij de hogeschool mogen we er terug af en wandelen verder tot bij de camper. Hij staat er nog en we hebben buren gekregen, bijna alle plekken zijn nu bezet. Cris kookt. Ik zoek ondertussen een geschikte overnachtingsplek voor morgen en kijk uit naar een restaurant voor de dag erna. Exact 15 jaar geleden zijn we dan getrouwd en dat verdient iets beters dan de obligate knabbels bij de apéro. Er weerklinkt aanhoudend gemopper in de krappe camperkeuken. Mijn huwelijksgenoot wil in Bayeux naar een stripverhaal op een 1000 jarig dundoek gaan kijken en blijkbaar is er een kampeerautoterrein naast het museum van de slag om Normandië met een combiticket voor de befaamde tapisserie. Welaan dan waar wachten we nog op? Ah juist, op het avondeten waardoor mijn chef staat te sakkeren. Er komt te veel vocht uit de worsten die bakken niet maar koken en de voorgegaarde patato wedges uit Oudenburg doen het niet in de hoge pot op het onhandige fornuis. Uiteindelijk blijkt het allemaal nog wel mee te vallen en terwijl hij weer naar TV kijkt doe ik voor het slapen gaan de vaat.

 

Dinsdag 29 oktober

Traject: Le Havre – Bayeux, 120 km

Koffie en alles weer inpakken wat vannacht is blijven liggen, cabineruiten zemen en de camper van de keggen af, een vaste ochtendroutine voor elke najaarscampingcarist. Voor we de afdaling inzetten terug naar de snelweg passeren we eerst nog langs het servicepunt, want op de volgende halte of haltes is er misschien niet meer de mogelijkheid om de tanks te legen en het water aan te vullen. Hier was dat sowieso bij het parkeergeld inbegrepen, dus duwen we de Autoroller bij de ingang in achteruit bij het door de stadswerklieden in elkaar geknutselde loos- en tappunt. Er schieten wat koters met hun fiets rond op het asfalt, voor mijn wielen en achter de camper door. Ik foeter op de nonchalante ouders, miljard zeg, hou uw kinderen eens bij voor ze eronder steken.

De vader maant hen aan tot voorzichtigheid en onze bricolage met een Magic Hose trekt zijn aandacht. De landgenoot met andere roots komt naderbij, goeiedag, bonjour. Frans of Nederlands vraagt de man beleefd. Nederlands. Het gemengde gezin komt uit Mechelen, feitelijk zo goed als thuis onze buren dus, en heeft voor de eerste keer een camper gehuurd. Ze zijn gisteren in één trek naar hier gereden, tussenstop onderweg naar Brest. Het uiterste puntje van het Bretoense continent, Fininstère. Wat zouden ze daar in deze tijd van het jaar gaan zoeken, vraag ik me af. De uitlopers van een Atlantische storing houden er trouwens lelijk huis, storm op zee en tegenweer. De Mechelse mama kon vannacht al niet slapen, in een vreemd bed, met de regen op het dak. De jongste koter laat van zich horen: ik wel. Want hij voelt zich al helemaal thuis in hun huurmotorhome.

Zijn vader keuvelt met Cris die de kraan van het tappunt ingedrukt houdt terwijl ik de cassette leeg en de afvalwatertank even open zet. Hun waterkoker ging vanmorgen niet, zegt de mama. Allicht werkt het stopcontact zoals bij de meeste campers alleen als je aan de stroompaal hangt. Ach ja, alles is nog nieuw en ze leren snel. En of wij het Franse water ook voor thee of koffie en om te koken gebruiken? Ja, wij wel, maar bij twijfel gooien we er een paar druppeltjes zilvernitraat in daarmee kan je volgens het flesje zelfs beekwater drinkbaar maken. Uiteraard mogen ze onze slang ook even lenen om hun watertank te vullen. Waarom water tanken vraagt de overenthousiaste kleine en niet gewoon in het tankstation? Zijn papa is geduldig, hij legt het even uit, de kinderen niet zij willen met de fiets naar de stad. Een heel eind, waarschuw ik hen, en een stevige klim om terug te komen. Perfect zegt de man, wat fysieke training is nodig en dan slapen ze straks goed. Juist ja, wij nemen hier de péage en de Pont de Normandie, nog een veilige reis en hou je goed!

Het is een goed uur rijden via de tolweg van Honfleur tot Caen, daar de périphérique op tot bij de afslag naar Cherbourg, opnieuw snelweg tot aan de poorten van Bayeux, één van de weinig plaatsen in de Bessin die de oorlog zonder veel kleerscheuren hebben doorstaan. Gelukkig maar of we hadden vandaag de 70 meter Broderie van Bayeux niet kunnen gaan bekijken. Of toch wel want de Duitsers hadden het waardevolle dundoek elders veilig opgeborgen en in een kasteel voor hun nageslacht bewaard. Het regent af en aan wanneer we ter bestemming komen op de aangewezen parking bij het Musée Mémoriale de la Bataille de Normandie. Er staan twee haast identieke Franse campingcars geparkeerd, de vrouwen hokken samen in de ene terwijl hun mannen zich verdiepen in het oorlogsverleden. Wij wandelen gewapend met een paraplu naar het centrum van de stad om de histoire illustrée van Guillaume le Conquérant te gaan bekijken. En dan misschien ergens van een bolée de cidre fermier slurpen of een crêpe gaan eten. Het gegiste appelsap smaakt, maar liever dan een boekwijtkoek naar binnen te spelen, reserveert mijn wederhelft telefonisch bij Le Pommier een ietwat gastronomischer restaurant op een boogscheut van de kathedraal waar het tapijt eeuwenlang tegen de pilaren van de Normandische gotiek heeft gehangen om het ongeletterde voetvolk in haar eigen cultuur te onderslagen.

Het regent nog altijd en we hebben koude tenen, misschien is een hemd straks aan tafel ook wel aangewezen dus stappen we naar onze bescheiden kampeerauto terug. De twee rijdende villa’s naast ons zijn ondertussen vertrokken, ze maakten plaats voor een stel Britse toeristen die de heldhaftigheden van hun voorvaderen komen bekijken. Drie mannen onder één dak en de oudste ziet eruit of hij de landing zelf nog heeft meegemaakt. Cris warmt zich aan de opstartende Truma terwijl ik voor het eten nog een ommetje tot bij het erepark met de Britse oorlogsgraven maak een paar honderd meter verderop langs de baan. Het anders gemillimeterde gazon ligt er zompig bij en mijn stapschoenen zakken in het spoor van andere bezoekers haast tot aan de enkels in het slijk. Een filmmontage in het museum toonde deze middag een Latijnse spreuk gebeiteld in het fronton van het tegenoverliggende oorlogsmonument: ‘Nos a gulielmo victi victoris patriam liberavimus‘. Een directe verwijzing naar de geschiedenis verteld door de tapisserie. Zij die door Willem overwonnen werden, hebben het vaderland van de veroveraar bevrijd. Humor voor historici zonder land.

Mort pour la patrie, du vainqueur …

Doorweekt en met moddervoeten sta ik in het vallende donker terug bij Cris die zich zoetjesaan al klaar aan het maken is. Tegen het afgesproken uur waaien stevige regenvlagen door de aardedonkere hemel boven de Normandische stad. De tafels worden voor gasten uit alle windstreken gedekt in een doorweekte Appelboom, fruits de mer voor mij en foie gras voor mijn halve trouwboek. Oefenen voor morgen, het echte culinaire werk. Aan de andere kant van de zaal volgen we de gesprekken van een scheepslading Amerikanen die hier in navolging van hun voorzaten in 1944 ook eens neergestreken zijn op hun tour d’Europe, tussen Londen en Parijs.

Tussen zeevruchten en dessert antwoord ik aan Lennert, die nog een keer plichtsgetrouw informeert naar hoe het ons hier vergaat. 15 jaar, proficiat! Ach ventje we zullen het volgende week wel vieren wanneer we samen in de Champagne zijn. De onbehouwen Amerikanen poetsen spreekwoordelijk hun plaat en de rust keert weer rond de haard. Aan tafel naast ons is een Normandisch koppel neergezeten, met hun volwassen dochter die alleen maar een slaatje eet. De man geniet zichtbaar van een portie Tripes à la mode de Caen. Een levendige herinnering aan de landingsstranden, 10 of misschien 15 geleden jaar geleden, doet Cris zijn maag net zoals toen in Ouistreham weer keren. Gekookte pens en koemaag met cider kan volgens hem zelfs met een ganse fles Calvados niet eetbaar worden gemaakt. Een rilling van afschuw loopt ook over de deerne naast ons haar rug, omdat ze het aan heeft gedurfd een hap te proeven van haar vaders bord. Het grimas dat volgt, doet haar ouders en ook mij schaterlachen. Alleen mijn lieverd voelt hier nog met het arme kind mee. Tijd om zelf ook de plaat te poetsen, we hebben nog een fikse wandeling voor de boeg en morgenvroeg voor we vertrekken gaan we het oorlogsmuseum nog even bezoeken.

Woensdag 30 oktober

Traject: Bayeux – Granville, 98 km

Al vroeg onder de ochtend herneemt het gerij op de baan achter de haag waar we tegen geparkeerd staan met ons bed. Het oorlogsmuseum verwacht ons voor een bezoek, het verhaalt niet alleen de landing op de stranden, maar ook gans de slag om Le Cotentin en La Manche. Wie de stranden en al eens wat musea in de streek heeft bezocht, wordt hier vast niet echt enthousiast. En er hangt overal véél te véél tekst om alles tot in het detail gelezen te krijgen. Ik kan me nauwelijks op de opschriften concentreren, afwisselend lezend in het Frans en Engels. Mijn hoofd tolt er bijna van en de laatste zalen lopen we in geforceerde mars door. Zo een halftrack wil ik ook wel, dan kunnen we onze Transit gewoon uit de modder trekken als het weer eens zwaar geregend heeft of samen met de mama en papa van Lennert naar een militaria-treffen. Ik zie het al gebeuren.

Het wordt tijd om naar Granville te vertrekken waar we vanavond een date hebben met Jonathan Datin. Na de ochtendkoffie en voor het museumbezoek hadden we alles al netjes opgeruimd en de Autoroller staat klaar voor een tocht in de voetsporen van de bevrijders, dwars door het Normandische schiereiland tot op het uiterste puntje van Cap Lihou. Ik hoop maar dat er plaats is op de Aire Municipale, want stel je voor dat we onze reservatie in het restaurant zouden mislopen. Nee. Er ís plaats zat. Ginder is het waarschijnlijk pas echt kloteweer en niemand gaat daar met de neus in de wind op die landtong staan, ik sus mijn gemoed onderwijl het rijden. De GPS is vandaag nukkig en ergens in de buurt van La Hogue stuurt die ons na wegenwerken door de verwoeste gewesten. Die halftrack ware nu welgekomen, we hobbelen over wegeltjes waar de laatste buitenlander waarschijnlijk in 40 – 45 een voet heeft gezet. Een zucht van verlichting ontglipt aan mijn lippen wanneer we eindelijk weer echt asfalt onder onze wielen hebben. Nu graag in rechte lijn verder naar onze verste bestemming voor dit korte verlof. Granville, van de fietsen grapt Cris, ge kunt u ginder een elektrische kopen. Bien sûr mon vieux.

Granville

De laatste 20 kilometer of iets daaromtrent gaan van rotonde tot rotonde, over een steenweg met aan weerskanten garages van alle bekende automerken, een Mc Do en een Burger King, brico en meubelzaken en uiteraard ook de E. Lecrlerc. Goed om weten voor morgen bij de start van onze reis terug. We naderen de stad, te midden van de grotere agglomeratie en laveren met ons gevaarte door een rist enkelrichtingsstraten tot bij de vissershaven waar de weg omhoog klimt naar de Pointe du Roc. Route Barrée. Miljard. Een déviation kennen ze hier blijkbaar niet. Noodgedwongen linksaf en naar beneden dan maar. We moeten naar boven, vloek ik onbeholpen. Er zal wel een weg rond zijn, sust Cris. Ik foeter op de klotefransen en stuur de camper langs de kades om de landtong heen tot Garmin met de bevestiging komt. De weg hier omhoog volgen tot bij de rotonde aan de vuurtoren, dan voorbij het aquarium weer naar beneden in de richting vanwaar we kwamen en de eerste links. Route Barrée. Je houdt het niet voor mogelijk. Neem daar de volgende. Eindelijk geraken we ter bestemming helemaal boven op het hoogste punt van de Cap Lihou met zeezicht langs quasi alle kanten. Plaats zat, want het is hier effectief ook kloteweer. Eerst even de benen strekken en rondkijken op de plaats, dan is er tijd voor koffie en een boterham.

We gaan beschermd door onze grote regenboogparaplu op zoek naar L’Edulis, eekhoorntjesbrood in het Latijn. Ergens in de Rue de l’Abreuvoir, bezij de winkelwandelstaat moet het restaurant van Jonathan te vinden zijn. Jongens toch waar komen we het hier zoeken. De keuken scoorde treffelijk bij Gault Millau en kreeg een vermelding van Michelin, net het genre gastronomie dat geschikt is voor een kristallen huwelijksjubilee. De zaak huist in een achterafstraatje, maar het ziet er best keurig uit. Benieuwd wat het vanavond wordt. Het is halfweg de namiddag wanneer we in de smalle straatjes langs de winkels flaneren en bij een café binnenstappen voor een sanitaire stop. Net wanneer we terug buiten staan en naar links aan het wandelen zijn, weerklinkt er van achter ons een knal en het geluid van scherven gaat door merg en been. We schrikken en kijken achterom. Nu is dat groezelige kot zeker nog ingevallen ook, zegt Cris wijzend naar het café. Maar het is verderop in de straat dat mensen toesnellen in paniek. Een wagen in de afdaling richting haven heeft de bocht gemist, twee paaltjes omver gemaaid en is vervolgens een boutique binnen geknald. De bestuurster zit nog in haar voertuig gekneld en de winkelierster wordt net naar buiten geholpen wanneer de gendarmes de straat beginnen ontruimen. We maken ons hier uit de voeten en verdwijnen discreet terug naar boven tot in de versterkte stad vooraleer we een hemd aantrekken om ter tafel te gaan.

Een kristallen huwelijk dat verdient op zijn minst een glaasje champagne. Met de eerste van de twee flessen rosé van Castellane die mijn teddybeer onderweg bij E. Leclerc aan halve prijs kocht, hebben we na de wandeling vanmiddag al geklonken. Misschien moeten we volgende week met de jongens daar toch ook maar eens langs. De jonge dame die de rol vervult van zaalverantwoordelijke bij Edulis beveelt ons het degustatiemenu aan en een glaasje bubbels om te starten. Santé! Cris gaat voor de presser de foie gras de canard, ik voor de bulots, zeeslakken uit de baai van Granville met pompoen en inkt van seiches. De trompette de la mort die de chef erbij verzint past bij het dramatische ongeval waar we eerder op de dag bij toeval aan zijn ontkomen. Stel je voor dat we rechtsom terug naar de haven waren gelopen. Nee, daar moet je niet aan denken.

Mijn chef kiest wijnen van de kaart, passend bij de gerechten die Jonathan ons serveert. Een witte voor bij de Saint-Pierre au jus de tète de homard, een scharminkel van een zonnevis waarvan we hopelijk alleen de filet op ons bord zullen krijgen. En een fles rood voor bij de carré de veau, feuille à feuille de pomme de terre au beurre de cèpe. Het eekhoorntjesbrood en de boekweit vormen een rode draad van amuses tot dessert, de boekweit dan, de zwammetjes zitten gelukkig niet verwerkt in de tubes croustillants au chocolat et caramel, sorbet cacao et graines de sarrasin caramélisées.

Felicitaties van de maître voor de keuze van de accompagnerende wijnen. Souhaitez vous que je vous sers? Een eerste ster zit er allicht nog niet meteen in. Laat de fles maar staan, we bedienen ons zelf wel juffrouw. Met de complimenten van Michelin is hier voor ons geen overladen etiquette nodig, doe maar de ongedwongen sfeer en een (h)eerlijk gerecht uit de verfijnde keuken van mijnheer Datin die voor de service nog even door de zaal liep en iedereen een fijne avond wenste zoals een echter Franse chef. Deze avond was af. Met gelukwensen vanaf het thuisfront, 15 jaar getrouwd en bijna 20 jaar samen dat is gezien de tijdsgeest en in onze sector al een prestatie. Wars van een aap.

Het verstandshuwelijk, een klassiek mopje van Cris (hij heeft verstand en ik ben getrouwd zegt hij dan), is een langer leven beschoren dan de symbolische regenboogparaplu die we bij de ingang hadden achtergelaten. Het giet wanneer we tegen middernacht het restaurant verlaten, met stevige rukwinden op de koop toe van zodra we uit de benedenstad langs de rotswand van de landtong terug naar boven proberen te geraken tegen de felle windstoten in. Mijn grote regenscherm keert plotsklaps binnenste buiten en die zijn liedje is uit, het doek flappert langs alle kanten en kletst me in het gezicht. Geërgerd en kletsnat kom ik uiteindelijk boven aan. Het onding past niet eens in de container, mopperend om dit onfortuinlijke einde van een gastronomische jubilee probeer ik het kadaver dan maar in stukken te breken of verder op te plooien om het in de verdomde afvalschuif te krijgen. Mijn wederhelft ziet de bui hangen en vlucht naar binnen, daar vraagt hij nog wat, maar ik grommel hem ontstemd iets toe terwijl ik de drijfnatte kleren van mijn lijf sleur en verkleumd onder het donsdeken kruip. Gezellig, hoor ik hem nog zeggen wanneer ik mijn licht uit doe.

Donderdag 31 oktober

Traject: Granville – Saint-André-d’Hébertot, 165 km

Het heeft de ganse nacht gestormd, hier buiten op de klif en precies ook binnen. Het is nog donker buiten wanneer ik door monotoon geronk naast mij en woest om ons hen heen slaande regenvlagen word gewekt. Mijn humeur is in tegenstelling tot het weer wel grotendeels opgeklaard, dus wip ik maar uit het bed en probeer zonder veel gerucht koffie te zetten. Met de iPad in de hand stippel ik de route tussen hier en Bertem uit, waar we zaterdagavond worden verwacht. Een schoolcollega geeft er een feestje voor de 65ste verjaardag van haar vriend. Misschien nog een France Passion adres in de Auge, iets met cider en Calvados is in dit seizoen meestal een passend kader. Zure appels in herfstkleuren en een frisse hollewegenwandeling om wat gemoedsweerspiegelende foto’s te maken. We kunnen al een behoorlijk eind naar huis toe rijden, want de météo voorspelt nog weinig droge momenten. Eerst langs de winkel voor de laatste proviand en wat rommel om straks mee terug te nemen.

De snurkende grizzlybeer achter in de camper draait zich om en wrijft zich de ogen uit. Gezellig, zegt hij weer. Geen goede morgen. Waar rijden we naartoe? Ge zijt gisteren gewoon in uw bed gekropen zonder nog iets te zeggen of samen een volgende plaats te bekijken. Touché. Maar ik heb alles deze morgen wel al uitgekiend: Cidrerie Boissel in de Pay d’Auge. Lennert heeft gisteren nog eens gevraagd of we ons wat amuseren. Ik antwoordde de jongen in alle eerlijkheid: we rijden hier wat doelloos rond en houden ons bezig, maar alleen is maar alleen en we zien nu al uit naar volgende week. Dat is op dit eigenste moment de essentie van mijn wedervaren, het eerste waar ik aan denk bij het ontwaken en het laatste wat door mijn lamlendige hoofd gaat voor ik inslaap dat zijn onze jongens, of liever dat is hij. Als stress en kommer mijn dagen domineren, speelt dat soort van beklemmende emoties en onverklaarbare zorgen loeihard bij me op. Het gaat niet de goede kant op in mijn psyche en dat is een ontnuchterend besef. Cris komt uit de badkamer en voor hem is alles goed, calvados zal het zijn en daarna nog eens naar Le Crotoy? Dan reserveert hij alvast bij Les Tourelles, want ooit hebben we daar toch al eens goed gegeten en om zelf nog te staan koken hebben we geen van beiden nog zin.

Bij aankomst meldt mijn vent ons aan terwijl ik met draaiende motor in de camper op verdere instructies wacht. We kunnen er blijven staan en langslopen voor een proeverij. Zo gezegd zo gedaan. We waren niet van plan grote aankopen te doen, maar zoals wel vaker worden we toch weer door de kwaliteit van de appelwijn verrast. Meestal hebben we het voor de cidre fermier, hoe rotter hoe beter zeg maar. Hier schenken ze een bijzondere verfijnde soort, ‘Blanc de Cidre’, gemaakt met één appelvariëteit die een zoet maar citrusfris product oplevert. Emballer s.v.p. Na de aankopen en de traditionele keuvel wandel ik een eindje om, foto’s maken van de Normandische herfst waar ik bijna vrolijk van word. Koeien komen loeiend aangestoven wanneer ik halt hou bij een heg. Het duistert al en begint weer te motregenen wanneer ik in een wijde lus terugkeer naar de boerderij. Er staan twee ezels op het land, gewillig poserend, snuffelend aan mijn uitgestoken hand. Ik zie mezelf daar staan, een koppige langoor verloren in een wei, hoogtijd voor het aperitief…

Vrijdag 1 november

Traject: Saint-André-d’Hébertot – Le Crotoy, 200 km

Het is al een eind in de ochtend wanneer we het erf achter ons laten en de snelweg terug zoeken richting noorden. Ik ben geneigd Rouen aan te houden, om de Pont de Normandie te vermijden omdat er nog een stevige laterale wind zou kunnen zijn. Garmin beslist anders en stuurt ons naar Honfleur. Het valt mee zo op hoogte boven de monding van de Seine en de lucht lijkt op te klaren in het dal van de Somme. Het is bijzonder druk voor het allerheiligenweekend op de grote camperplaats van Le Crotoy. We sluiten aan bij een rij daar neergestreken motorhomes van een Belgische club en nog voor de motor stil ligt en Cris de kans had om naar de horodateur te lopen, wordt hij al aangesproken door een agent van de Police Municipale. Vous avez un ticket? Nee, we zijn hier net toegekomen en ik ben nog onderweg…

Tegen dat het parkeergeld betaald is, vertrekt een van de campers aan de rand. Ik haast me om die vrije plaats in te nemen en parkeer de Autoroller met de neus naar de sluizen en de baai, een prachtig vergezicht op het spiegelende water en het openbrekende wolkendek. We trekken onze wandelschoenen en een warme jas weer aan voor een tochtje over de dijk en de kades van het haventje. Plezierbootjes worden één voor één op het droge getrokken, de eigenaars rijden ze allicht met hun trailers naar een winterberging. De temperatuur valt nog best mee en het blijft droog dus wandelen we maar door naar Les Tourelles. Een stuk verder langs de zandstranden aan de baai plonzen er nog twee vrouwen in bikini in het water. Ijsberen, of liever berinnen. Goed gek, denk ik bij mezelf onderwijl we langs de achterliggende straten terug naar het centrum stappen op zoek naar bier. Dorstig weer vandaag.

We planten onze krenten neer in de laatste zonnestralen op het terras van een bar en bestellen iets. Aan de bistrotafeltjes rondom lijkt alleen Nederlands en Antwerps te worden gesproken, de meesten zijn voor het verlengde weekend waarschijnlijk niet verder dan de Somme geraakt. Het koelt af en ik word rusteloos turend naar het avondlicht en de perfecte schittering van een ondergaande zon. Ga dan, zegt Cris terwijl hij nipt aan zijn glas. Fotograferen met natuurlijk clair-obscur effect. Slopend voor de iPhone-batterij en die is daardoor bijna plat wanneer we naar de motorhome lopen voor de apéro met de tweede fles rosé van Cris zijn koopje Castellane. Even opladen om de sociale connectie met het thuisfront niet te verliezen en dan naar het restaurant voor de afsluiter van onze laatste echte vakantiedag, morgen slapen we op Bertem plage.

Zaterdag 2 november

Traject: Le Crotoy – Bertem, 315 km